Vastgesteld 11 december 2015
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 3 december 2015 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij brief van 10 december 2015 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De waarnemend griffier van de commissie, Van den Eeden
Vraag 1
Waarom verwacht u een grotere schade-uitkering in 2015 voor exportkredietverzekeringen?
Antwoord op vraag 1
Er is een schadedreiging ontstaan ten aanzien van een verzekeringspolis die is gerelateerd aan de olie- en gassector. De schade wordt naar verwachting dit jaar uitgekeerd. Dit is de eerste omvangrijke schade na de recente prijsdaling op de oliemarkt. Zie verder het antwoord op vraag 8.
Vraag 2
Kunt u aangeven wat bedoeld wordt met «de aanpassing van het IDA-betaalschema» bij begrotingsartikel 4? Hoe wordt dit betaalschema aangepast?
Antwoord op vraag 2
Het bedrag dat Nederland periodiek aan de International Development Agency (IDA) van de Wereldbank toezegt wordt niet in een keer overgemaakt, maar in overleg met IDA wordt een bepaald betaalschema afgesproken. Het is mogelijk dit betalingschema tussentijds aan te passen en te schuiven tussen de begrotingsjaren. Dit zorgt voor enige flexibiliteit binnen het ODA-budget. De totale netto contante waarde van de Nederlandse bijdrage aan IDA na een dergelijke aanpassing blijft gelijk. In overeenstemming met het Ministerie van Buitenlandse zaken en IDA is gekozen om dit jaar het betaalschema aan te passen. Het verzoek hiertoe is door IDA goedgekeurd.
Vraag 3
Kunt u toelichten wat er bedoeld wordt met de «technische mutaties» en de overhevelingen bij het btw-compensatiefonds die tot mutatie van 38 miljoen euro leidt?
Antwoord op vraag 3
Bij overhevelingen van middelen van departementale begrotingen naar het gemeentefonds of provinciefonds moet het btw-deel dat gemeenten uit het btw-compensatiefonds gecompenseerd kunnen krijgen worden gestort in het btw-compensatiefonds. De mutatie van 38,7 miljoen euro betreft het totaal van dergelijke overhevelingen.
Vraag 4
Wat is de oorzaak van onderuitputting op personeel? Zijn er minder mensen in dienst getreden?
Antwoord op vraag 4
De oorzaak van de onderuitputting op personele uitgaven is het gevolg van met name later in het jaar op gang gekomen noodzakelijke werving van personeel en een hoger dan verwachte uitstroom. Het benodigde personeel zal alsnog worden geworven en/of instromen.
Vraag 5
De ontvangsten uit boetes en schikkingen zijn gestegen door hogere boetetarieven. Zijn er ook meer boetes opgelegd?
Antwoord op vraag 5
Nee, dat is niet het geval. Het aantal boetes dat is opgelegd is niet gestegen.
Vraag 6
Onder materieel kerndepartement zijn er door verschillende oorzaken vertragingen. Kan dit verder worden toegelicht?
Antwoord op vraag 6
Reden voor vertraging is een te ambitieuze planning (Domeinen Roerende Zaken en ICT-projecten) en niet voorziene werkzaamheden (Landelijke Voorziening WOZ).
Door reorganisatie is de uitbreiding van verkoopactiviteiten van Domeinen Roerende Zaken voor het CJIB en de Belastingsdienst vertraagd. Bij ICT-projecten is de oorzaak een in de praktijk gebleken te strakke planning. Bij de LV WOZ is sprake van niet voorziene werkzaamheden met als gevolg aanpassingen in de applicaties van de software leveranciers.
Vraag 7
Zijn de resterende schulden van Nederlandse crediteuren bij de Icesave zaak nu ook opgelost? Hoe groot is nog de claim op Icesave en welke groepen Nederlandse spaarders betreft dit?
Antwoord op vraag 7
De enige groep Nederlandse preferente crediteuren die nog een claim heeft op de boedel van Landsbanki is de 100.000+-spaarders. Deze groep heeft op dit moment ongeveer 84% van de erkende vordering ontvangen. De vooruitzichten zijn dat ook de 100.000+-spaarders, evenals de Nederlandse staat en de Nederlandse medeoverheden, het oorspronkelijke bedrag volledig zullen recupereren. Het akkoord dat hierin voorziet is eind november door de crediteuren goedgekeurd en dat akkoord ligt momenteel ter bekrachtiging voor bij de rechtbank van Reykjavik.
Zowel de medeoverheden als de 100.000+-spaarders hebben vanwege de eerste boedeluitkering nog een bedrag in IJslandse kronen op een geblokkeerde rekening in IJsland staan. Dit bedrag is al wel door de curator uitgekeerd en is daarmee geen claim meer op de boedel. De omvang van dit bedrag ligt onder de 1% van de oorspronkelijke vordering.
Vraag 8
Kunt u toelichten wat de oorzaak is van de grote verwachte schade-uitkering bij de exportkredietverzekering waardoor 25,1 miljoen euro extra budget in de tweede suppletoire begroting is gereserveerd? Welke partij of partijen hebben een grote verwachte schade-uitkering? Welke activiteiten in welke landen leiden tot een grotere schade-uitkering?
Antwoord op vraag 8
Door de aanhoudend lage olieprijs is het verdienmodel van sommige bedrijven onder druk komen te staan. In dit geval gaat het om een charterbedrijf die met een hoogwaardig schip pijpen legt ten behoeve van diepzee olieprojecten waarbij er geen lange termijn afnamecontracten waren afgesloten. De vraag naar de diensten van dit bedrijf viel door de lage olieprijs weg en daardoor heeft het bedrijf uiteindelijk een faillissementsaanvraag moeten indienen. De schade is dus niet een gevolg van bepaalde activiteiten in een land, maar van de sector waarbinnen het bedrijf actief was. Overigens is er een hypotheek gevestigd op de geleverde kapitaalgoederen onder de exporttransactie waardoor de definitieve netto schade lager kan uitvallen.
Vraag 9
Wat zijn de risico’s van exportkredietverzekeringen in deze landen voor 2016? Verwacht u ook in 2016 extra schade-uitkeringen?
Antwoord op vraag 9
Als de olieprijs ook de komende tijd nog relatief laag blijft, staat zowel het verdienmodel van sommige bedrijven in de olie- en gassector als de begroting van netto olieproducerende landen onder druk. Een deel van de bedrijven in de olie- en gassector in de ekv-portefeuille werkt met lange termijn afnamecontracten waardoor deze minder snel lijdt onder een lagere olieprijs. Er is momenteel, behoudens de polis waarover bij vraag 1 en 8 wordt gesproken, geen sprake van concrete reële schadedreigingen als gevolg van de aanhoudend lage olieprijs.
Vraag 10
Kunt u toelichten waarom er dit jaar voor 55 miljoen euro meer aan premies exportkredietverzekering zullen worden geïnd? Is er een verband met de ook in de tweede suppletoire begroting verwachte grote schade-uitkering van 25,1 miljoen euro?
Antwoord op vraag 10
De hogere premie-inkomsten worden veroorzaakt doordat er een aantal grote verzekeringen is afgesloten waar grote premies tegenover staan. De vraag naar omvangrijke verzekeringen was daarmee hoger dan verwacht waardoor dit jaar sprake is van een flinke meevaller op de premie-inkomsten. Er is geen verband tussen de hogere premie-inkomsten en de verwachte schade-uitkering. De polis die tot schade dreigt te leiden, zie de antwoorden op vragen 1 en 8, is niet dit jaar afgegeven maar eerder.
Vraag 11
Is het, gezien de gestegen beurskoers van de certificaten na introductie, logisch om te veronderstellen dat de «greenshoe» optie volledig benut zal worden en dat dus de opbrengst van verkoop van de eerste tranche hoger zal uitvallen dan de door u geschetste 3,3275 miljard euro?
Antwoord op vraag 11
In mijn brief van 4 december heb ik de Kamer geïnformeerd dat de begeleidende zakenbanken hebben besloten om de greenshoe optie volledig uit te oefenen. Dit leidt tot een extra opbrengst van circa 500 miljoen euro.
Vraag 12
Kunt u aangeven in hoeverre de genoemde kosten van verkoop van 9,5 mln miljoen euro, die in mindering zijn gebracht op de verkoopopbrengst, zich verhouden tot de verhoogde post uitvoeringskosten staatdeelnemingen van 13,4 miljoen euro? Gaat het om dezelfde kosten en zo ja, is het correct om die kosten op te voeren als uitgaven en tegelijkertijd in mindering te brengen op de verkoopopbrengst?
Antwoord op vraag 12
In de begroting van Financiën wordt de gehele verkoopopbrengst bruto onder de ontvangsten verantwoord (€ 3.337 mln.). Dat gebeurt op basis van de Regeling niet-geldelijke betalingen en ontvangsten. De verkoopkosten van € 9,5 mln. zijn daarom niet in mindering gebracht op de bruto ontvangst van de verkoopopbrengst, maar opgenomen aan de uitgavenkant onder de post uitvoeringskosten staatsdeelnemingen en zijn dus onderdeel van de mutatie van € 13,4 mln. Per saldo leidt dit tot een netto-opbrengst van 3.327,5 mln.
Vraag 13
Wat is de oorzaak van de lagere grondslag waar de belasting- en invorderingsrente over wordt berekend? Zijn er achterstanden weggewerkt?
Antwoord op vraag 13
Het lagere niveau van de rente-uitgaven is met name verklaarbaar door de geleidelijke overgang van het heffingsrente naar het belastingrente stelsel. Onder het belastingrente stelsel (ingevoerd vanaf belastingjaar 2012) vergoedt de Belastingdienst in veel minder gevallen rente dan voorheen.
Voor de rente-uitgaven in 2015 zijn met name de belastingjaren ouder dan 2012 relevant. Over de teruggaven op deze belastingjaren wordt nog heffingsrente vergoed. Versnellingen in de aanslagoplegging (werken in de actualiteit) hebben ertoe geleid dat de omvang van de belastingteruggaven voor deze oude belastingjaren gedaald is.
Vraag 14
Wat is de onderbouwing dat de afdrachten aan provincie- en gemeentefonds, btw-compensatiefonds en BES-fonds worden geboekt als negatieve belastinginkomsten?
Antwoord op vraag 14
De belastinginkomsten worden netto op de begroting van het Ministerie van Financiën gepresenteerd, omdat de aandelen in die belastinginkomsten voor de genoemde fondsen als ontvangsten in de begrotingen van die fondsen worden opgenomen. Om dubbeltellingen in de (totale) Rijksbegroting te voorkomen worden de totale bruto belastingontvangsten op IXB gecorrigeerd voor de afdrachten aan (aandelen voor) provincie-en gemeentefonds, btw-compensatiefonds en BES-fonds.
Vraag 15
Kunt u een nader toelichten hoe het verband ligt tussen het bedrag van de schikking van 48 miljoen euro, en dat de staat dan 61 miljoen euro. toekomt en dat het uiteindelijk neer komt op 58 miljoen euro?
Antwoord op vraag 15
De schikking houdt in dat een bedrag van 20 miljard IJslandse kronen als lumpsum ter beschikking wordt gesteld aan Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Omgerekend bedraagt het aandeel van Nederland € 48,6 miljoen. Tevens is een onderdeel van de schikking dat de kronen die op de geblokkeerde rekening staan kunnen worden geconverteerd en overgeboekt naar een rekening buiten IJsland. Het totaalbedrag dat deze schikking oplevert voor de Nederlandse staat is ongeveer € 61 miljoen. Op deze opbrengst worden de juridische en proceskosten die vanaf 2011 zijn gemaakt in mindering gebracht. Het nettoresultaat bedraagt € 58 miljoen.
Voor een uitgebreidere toelichting op deze bedragen wordt verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer over de schikking (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 31 371, nr. 382).
Vraag 16
Kunt u de stand van zaken schetsen rond de resterende Nederlandse crediteuren van Icesave?
Antwoord op vraag 16
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 17
Kunt u, in het licht van uw toezegging om de afwikkeling van Icesave nauwlettend te blijven volgen en indien nodig op te komen voor overige, bredere Nederlandse belangen, verduidelijken hoe u het dossier Icesave als gesloten kunt beschouwen, terwijl een groep Nederlandse spaarders, waaronder provincies en gemeentes, mogelijk nog claims hebben op Icesave?
Antwoord op vraag 17
De Nederlandse staat en De Nederlandsche Bank hebben conform de toezegging de medeoverheden actief bijgestaan bij de verkoop van hun vorderingen in 2014. Deze verkoop heeft geleid tot de volledige recuperatie van het oorspronkelijke bedrag dat de medeoverheden in 2008 bij Icesave hadden uitstaan. Bovendien wijst de stand van de afwikkeling van de boedel erop dat ook de 100.000+-spaarders deze volledige recuperatie binnen afzienbare tijd zullen bereiken. De Nederlandse staat blijft de verdere afwikkeling van de boedel op de voet volgen. Dat de Nederlandse staat zelf niets meer uit hoofde van Icesave te ontvangen heeft doet daar uiteraard niets aan af.
Zowel de medeoverheden als de 100.000+-spaarders hebben daarboven nog een bedrag in IJslandse kronen op een geblokkeerde rekening in IJsland staan. Dit bedrag bedraagt minder dan 1% van de oorspronkelijke totale vordering en is geen claim op de boedel van Landsbanki. Wegens de geldende kapitaalrestricties in IJsland kan dit bedrag echter niet zomaar worden geconverteerd in euro’s. IJsland neemt momenteel maatregelen die moeten leiden tot het opheffen van de kapitaalrestricties.
Vraag 18
Zou u in de toekomst de tabellen van artikel 11 en 12 in eenheden van € 1.000 kunnen geven, zoals dat ook bij de tabellen bij de overige artikelen het geval is? Overigens zij opgemerkt dat de begrotingsstaat op grond van artikel 3 wordt vastgesteld in duizenden euro’s.
Antwoord op vraag 18
De budgettaire gevolgen van beleid tabellen van artikel 11 en 12 dienen als toelichting en worden bewust in eenheden van € 1.000.000 gepresenteerd aangezien deze begrotingen over miljarden gaan. Een overgang naar eenheden van € 1.000 zou de leesbaarheid niet ten goede komen.
Vraag 19
Kunt u toelichten welke budgettaire gevolgen de komende jaren voortvloeien uit de beëindiging van de rentederivaten die in 2015 tot een bate van 1,782 miljard euro leiden?
Antwoord op vraag 19
Bij het beëindigen van rentederivaten met een positieve marktwaarde ontvangt de staat de op basis van de op het moment van beëindiging geldende rentestanden de contante waarde van de netto rentebaten. Het betreft hier receiverswaps; derivaten waarop een vaste rente wordt ontvangen (bijv. de 30-jaars rente) en een variabele rente (veelal de 6-maands rente) wordt betaald. Omdat rentes in de afgelopen jaren zijn gedaald, is de contante waarde van de te ontvangen vaste rentes hoger dan de contante waarde van de te betalen rentes.
De verwachte rentestromen van de beëindigde derivaten vallen de komende jaren dus weg uit de ramingen. Voor de hier bedoelde derivaten geldt dat de rentebaten sterker zullen afnemen dan de rentelasten. De hoogte van de toekomstige rentelasten is echter onzeker omdat de variabele rente halfjaarlijks opnieuw wordt vastgesteld. Als rentes bijvoorbeeld zouden stijgen betekent een beëindigde swap dat de begroting in mindere mate last heeft van de variabele rente die zonder beëindiging betaald had moeten worden. Daar staat tegenover dat de ontvangst van € 1,8 mld. de staatsschuld onmiddellijk verlaagt. Hierdoor hoeft de staat minder geld te lenen waardoor ook de raming voor de rentelasten lager wordt.
Vraag 20
Kunt u schetsen welke gevolgen het beëindigen van de rentederivaten heeft voor het overgebleven rente-risicoprofiel van de staat, afgezien van de verlenging van de gemiddelde looptijd van de schuld?
Antwoord op vraag 20
In 2015 is gestart met het beëindigen van rentederivaten om de gemiddelde looptijd van de schuld te verlengen.
Het risicobeleid is sinds 2008 gericht op het benaderen van een 7-jaars gecentreerde portefeuille. Rentederivaten worden ingezet om het renterisico egaal te spreiden over de eerste 7 jaar. Het renterisico wordt gedefinieerd als het totale bedrag aan leningen en derivaten waarvoor in een bepaald jaar de rente opnieuw moet worden vastgesteld. Het doel van de 7-jaars gecentreerde portefeuille is om ieder jaar voor een 1/7de van de portefeuille de rente opnieuw vast te stellen.
Door het beëindigen van langlopende rentederivaten zal voor een deel van de portefeuille niet meer binnen 7 jaar de rente opnieuw worden vastgesteld, maar pas op het moment dat de betreffende lening afloopt. Het renterisico wordt daarmee verplaatst naar het jaar van aflossing. Het algehele risicoprofiel van de staatsschuld verandert derhalve door het beëindigen van deze derivaten. Het risico in de eerste 7 jaar wordt lager, het risico in de jaren daarna iets hoger. In het jaarverslag wordt dat steeds grafisch geïllustreerd.
Voorbeeld:
Een 30-jaars lening uit 2010 moet afgelost worden in 2042. Onder het risicobeleid dat was gericht op het benaderen van de 7-jaars benchmark werden in 2010 bij deze lening renteswaps afgesloten die het renterisico verplaatsten van 2042 naar 2017. Door het beëindigen van het langlopende deel van de renteswap is het renterisico weer teruggezet naar 2042. Oftewel, het renterisico behorende bij deze lening is vastgezet tot 2042.