Kamerstuk 34323-22

Reactie op het verzoek van het lid Edgar Mulder, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 21 februari 2018, over een uitspraak van het Europese Hof van Justitie die het Nederlandse bedrijfsleven hard zal raken

Dossier: Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid)

Gepubliceerd: 22 februari 2018
Indiener(s): Menno Snel (staatssecretaris financiƫn) (D66)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34323-22.html
ID: 34323-22

Nr. 22 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2018

Gisteren heeft uw Kamer tijdens de regeling van werkzaamheden gevraagd om zo snel mogelijk na het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) op 22 februari 2018 uw Kamer te informeren (Handelingen II 2017/18, nr. 55, Regeling van Werkzaamheden). Vandaag heeft het HvJ EU in twee zaken uitspraak gedaan over de verenigbaarheid van het Nederlandse fiscale-eenheidsregime in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) met de uit het EU-recht voortvloeiende vrijheid van vestiging. Het kabinet is verheugd dat het HvJ EU in de zaak betreffende de weigering van de aftrek van een valutaverlies1 een voor Nederland positieve uitspraak heeft gedaan, waarbij de Nederlandse regeling dienaangaande niet in strijd komt met het EU-recht. Het kabinet betreurt het dat in de zaak betreffende de weigering van de aftrek van rente vanwege de toepassing van de renteaftrekbeperking van artikel 10a Wet Vpb 19692 het HvJ EU heeft geoordeeld dat de Nederlandse regeling wel in strijd is met het EU-recht. Op 25 oktober 2017 heeft de advocaat-generaal (A-G) van het HvJ EU in zijn conclusie eveneens geoordeeld dat de Nederlandse regeling alleen in de laatstgenoemde zaak in strijd komt met het EU-recht.3 De Eerste4 en de Tweede Kamer5 zijn op 25 oktober 2017 geïnformeerd over de inhoud van de conclusie van de A-G en het vorige kabinet achtte het geboden direct aan te kondigen op welke wijze in spoedreparatiemaatregelen zou worden voorzien als het HvJ EU de voor Nederland negatieve conclusie in deze zaak zou volgen. Het streven is dat de op 25 oktober 2017 aangekondigde spoedreparatiemaatregelen – gezien de uitspraak van het HvJ EU van 22 februari 2018 – in het tweede kwartaal van 2018 als wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ter behandeling worden aangeboden.

In dat wetsvoorstel zal worden geregeld dat de op 25 oktober 2017 aangekondigde spoedreparatiemaatregelen zullen ingaan met terugwerkende kracht tot en met het moment van publicatie van de brief en het persbericht daarover, te weten woensdag 25 oktober 2017, 11.00 uur.

De spoedreparatiemaatregelen voorkomen op dit moment voor de toekomst de meest acute budgettaire problemen en zien op de waarschijnlijk meest kwetsbare elementen van de fiscale-eenheidsregeling. Het Europeesrechtelijke risico voor de overige elementen wordt daarmee niet volledig weggenomen. Binnen afzienbare termijn zullen de spoedreparatiemaatregelen moeten worden opgevolgd door een concernregeling die – uitvoeringstechnisch en juridisch – toekomstbestendig is. Het kabinet betreurt het dat met de aanvaarding van de per-elementbenadering door het HvJ EU een einde komt aan het unieke element van de Nederlandse fiscale eenheid, de consolidatiegedachte. Bij een toekomstige concernregeling lijkt dat unieke consolidatie-element dan ook niet terug te kunnen komen. Over de vormgeving en het moment van invoering van die definitieve oplossing zal, mede met het oog op een goed fiscaal ondernemingsklimaat, ook overleg met het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap plaatsvinden. Dat neemt niet weg dat ontwikkelingen in de praktijk ertoe zouden kunnen leiden dat voortijdig nadere (reparatie)maatregelen moeten worden getroffen.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel