Gepubliceerd: 18 augustus 2016
Indiener(s): Eric Wiebes (staatssecretaris financiƫn) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34323-11.html
ID: 34323-11
Origineel: 34323-2

Nr. 11 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 augustus 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel H, onder 1, komt te luiden:

1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor zover verliezen van de schuldenaar, via een voorafgaande waardedaling van de prijsgegeven rechten, bij een andere maatschappij hebben geleid tot een bedrag aan negatieve voordelen op een schuldvordering, of een soortgelijk vermogensbestanddeel, dat op grond van het achtste lid niet in aanmerking is genomen, wordt het bedrag aan voordelen dat op grond van artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet tot de winst behoort, na toepassing van de eerste volzin, verhoogd met het hiervoor bedoelde bedrag aan negatieve voordelen, doch ten hoogste tot het bedrag van de voordelen uit het prijsgeven van de rechten.

b. Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

In artikel 15ad, eerste lid, eerste volzin, wordt «maatschappij» vervangen door: maatschappij, of door een topmaatschappij als bedoeld in artikel 15, zesde lid,.

Toelichting

I. Algemeen

Onlangs is gebleken dat het onderhavige wetsvoorstel nog op een tweetal onderdelen moet worden aangepast om een onbedoelde uitwerking te voorkomen. Deze nota van wijziging bevat daarom twee aanvullende wijzigingen.

Het betreft in de eerste plaats een aanpassing van de in de tweede nota van wijziging opgenomen bepaling die ziet op de volgtijdige samenloop van de voorgestelde regeling tegen dubbele verliesneming bij vorderingen op een tussen- of topmaatschappij met de regeling voor vrijstelling van kwijtscheldingswinst. Met de aanpassing wordt in overeenstemming met het doel van die bepaling bereikt dat de volgtijdige samenloop van de genoemde twee regelingen hetzelfde uitwerkt als de samenloop van die regelingen binnen een boekjaar.

Daarnaast is een wijziging opgenomen van de overnameholdingbepaling. Die bepaling zorgt ervoor dat de rente over een overnameschuld niet de facto onbeperkt in aftrek kan komen op de winst van de overgenomen vennootschap. Met de wijziging wordt voorkomen dat de overnameholdingbepaling onder omstandigheden onbedoeld niet van toepassing zou zijn ingeval sprake is van een zuster-fiscale eenheid.

Budgettaire aspecten

Deze nota van wijziging heeft geen budgettaire gevolgen.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel a

Artikel I, onderdeel H (artikel 15ac van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Ingevolge artikel I, onderdeel H, onder 1, zoals dat na de tweede nota van wijziging op onderhavig wetsvoorstel is komen te luiden, wordt aan artikel 15ac, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) een volzin toegevoegd die ziet op de volgtijdige samenloop van het voorgestelde achtste lid van dat artikel met de regeling voor vrijstelling van kwijtscheldingswinst die is opgenomen in artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).1 Voor de achtergrond van die volzin wordt verwezen naar de toelichting bij die nota van wijziging. Met de aangepaste redactie van de toe te voegen volzin wordt tot uitdrukking gebracht dat deze bepaling zowel toepassing vindt bij het beoordelen van de vraag voor welk bedrag de vrijstelling voor kwijtscheldingswinst geldt op het niveau van de fiscale eenheid ingevolge artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 en artikel 8, eerste lid, van de Wet Vpb 1969, als bij het beoordelen van de vraag voor welk bedrag ingevolge (de eerste volzin van) artikel 15ac, tweede lid, van de Wet Vpb 1969 de vrijstelling voor kwijtscheldingswinst zou gelden indien de schuldenaar (KD in het voorbeeld in de toelichting bij de tweede nota van wijziging) geen deel zou hebben uitgemaakt van de fiscale eenheid. Hierbij wordt het in aanmerking te nemen bedrag van de vrijstelling voor kwijtscheldingswinst verhoogd met het bedrag van de negatieve voordelen op een schuldvordering (of op een soortgelijk vermogensbestanddeel) bij een tot de fiscale eenheid behorende maatschappij (in genoemd voorbeeld M) dat ingevolge artikel 15ac, achtste lid, van de Wet Vpb 1969 niet in aanmerking is genomen bij het bepalen van de winst, doch ten hoogste tot het bedrag van de voordelen uit het prijsgeven van de rechten. De verhoging van het in aanmerking te nemen bedrag van de vrijstelling voor kwijtscheldingswinst geldt slechts voor zover verliezen van de schuldenaar, via de voorafgaande waardedaling van de prijsgegeven rechten (eventueel over meerdere schakels), hebben geleid tot dat bedrag van de negatieve voordelen dat ingevolge artikel 15ac, achtste lid, van de Wet Vpb 1969 niet in aanmerking is genomen. Met deze werkwijze wordt bereikt dat de volgtijdige samenloop van het voorgestelde artikel 15ac, achtste lid, van de Wet Vpb 1969 en de regeling voor vrijstelling van kwijtscheldingswinst hetzelfde uitwerkt als de samenloop van deze twee regelingen binnen een boekjaar.

Onderdeel b

Artikel I, onderdeel Ha (artikel 15ad van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969)

Artikel 15ad van de Wet Vpb 1969 richt zich tegen bovenmatige renteaftrek bij overnameholdingconstructies. Het gaat dan om overnames, bijvoorbeeld door een buitenlandse groep, van een Nederlands bedrijf via een met vreemd vermogen gefinancierde overnameholding, gevolgd door voeging van die holding en de overgenomen vennootschap(pen). De door de overnameholding betaalde rente kan dan binnen de fiscale eenheid worden verrekend met de winst van de overgenomen vennootschap(pen). Daarmee verdwijnt de winst van die vennootschap(pen) (voor een groot deel) uit de Nederlandse heffingsgrondslag. Genoemd artikel 15ad zorgt ervoor dat de rente over de overnameschuld niet de facto onbeperkt in aftrek kan komen op de winst van de overgenomen vennootschap.

Onlangs is gebleken dat artikel 15ad van de Wet Vpb 1969 onder omstandigheden onbedoeld niet van toepassing zou kunnen zijn in de situatie van een zuster-fiscale eenheid. Gedacht kan worden aan de situatie dat een buitenlandse vennootschap (T) een Nederlands dochtervennootschap (A) gebruikt in haar overnamestructuur en deze een financiering laat aantrekken. Vervolgens keert A de aangetrokken middelen als dividend uit aan T. T, die kwalificeert als topmaatschappij, gebruikt de middelen vervolgens om een Nederlandse vennootschap (B) te verwerven. Daarna worden A (die de rentelasten over de overnameschuld is verschuldigd) en B gevoegd in een zuster-fiscale eenheid. Artikel 15ad van de Wet Vpb 1969 is in zijn huidige vorm naar de letter niet van toepassing op deze situatie met het risico dat de rente over de overnameschuld onbeperkt in aftrek zou kunnen komen op de winst van de overgenomen vennootschap B. Met de aanpassing van artikel 15ad van de Wet Vpb 1969 wordt dat artikel eveneens van toepassing in de situatie dat – in het voorbeeld – het belang in B is verworven of uitgebreid door een topmaatschappij (als bedoeld in artikel 15, zesde lid, van de Wet Vpb 1969).

Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat de bepaling ook ziet op de situatie waarin de in het eerste lid bedoelde verwerving of uitbreiding door een maatschappij, of door een topmaatschappij, van een belang in een of meer andere maatschappijen plaatsvindt via een of meer tussenmaatschappijen.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes