Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2015
Tijdens het Wetgevingsoverleg Jeugd van 16 november 2015 hebben wij uw Kamer toegezegd schriftelijk te reageren op een aantal moties. Met deze brief informeren wij uw Kamer tevens over een aantal toezeggingen, zoals over de hoogte van de extra middelen die wij beschikbaar stellen voor de borging van het aanbod van de Centra voor Seksueel Geweld.
Motie van de leden Bergkamp en Voortman over een concreet plan voor zorg aan vluchtelingkinderen (Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 115)
Via het zorgmodel voor asielzoekers is sprake van een goede en laagdrempelige toegang tot de zorg. De zorg voor asielkinderen is zoveel mogelijk conform de reguliere gezondheidszorg geregeld. Voor personen die in een opvangcentrum van het COA verblijven zijn de volgende zaken geregeld:
A. Om de toegang tot de eerstelijnszorg zo laagdrempelig mogelijk te maken, kunnen asielzoekers voor deze eerstelijnszorg:
– gebruik maken van het spreekuur op het asielzoekerscentrum, vanwaar zo nodig wordt doorverwezen naar de huisarts, of;
– via de praktijklijn van het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) (7 dagen in de week, 24 uur per dag) een afspraak maken, of;
– zelfstandig een afspraak maken met de huisarts van het centrum en;
– een GGZ-consulent consulteren.
De huisarts is verantwoordelijk, maar kan via taakdelegatie de praktijkondersteuner inzetten. Door het medisch personeel in de eerstelijn kunnen asielzoekers worden doorverwezen naar de tweede lijn (o.a. specialistische zorg, ziekenhuiszorg, geestelijke gezondheidszorg). Via het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (TVcN) kunnen professionele tolken worden ingeschakeld. In nood- of spoedeisende gevallen kan gebruik worden gemaakt van 112.
B. Daarnaast heeft het COA met Menzis een contract afgesloten voor AWBZ-vervangende zorg.
C. Voor de publieke gezondheidszorg wordt gebruik gemaakt van de diensten van GGD-GHOR Nederland (voorheen bekend als GGD-Nederland) en de lokale GGD-en. Ook voor de publieke gezondheidszorg geldt dat deze vergelijkbaar is met de publieke gezondheidszorg voor Nederlands ingezetenen op grond van de Wet publieke gezondheid.
D. De jeugdgezondheidszorg verloopt via de reguliere organisaties voor jeugdgezondheidszorg voor nul tot negentien jarigen. Het betreft onder andere het Nederlandse vaccinatieprogramma en consultatiebureaus. Ook voor de jeugdhulp maakt COA gebruik van reguliere jeugdhulpinstellingen. Afgesproken is dat het COA deze zorg zelfstandig inkoopt. Verder zijn de medewerkers van het COA er op getraind om signalen van onder andere kindermishandeling of huiselijk geweld te herkennen en vervolgens te handelen. Hierbij kan contact worden gelegd met Veilig Thuis en kunnen jeugdzorginstellingen worden ingeschakeld.
E. De jeugdgezondheidszorg verloopt via de reguliere organisaties voor jeugdgezondheidszorg voor nul tot negentien jarigen. Het betreft onder andere het Nederlandse vaccinatieprogramma en consultatiebureaus.
Tijdens het algemeen overleg van 12 november jl. heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie toegezegd contact op te nemen met de Vereniging EMDR over hun aanbod om traumaverwerking in een vroeg stadium aan te bieden aan vluchtelingenkinderen en hun ouders. Gezien het voorgaande zijn wij van oordeel dat in Nederland de zorg voor asielzoekers, inclusief de zorg voor asielkinderen, adequaat is geregeld. Derhalve ontraden wij deze motie.
Motie van de leden Voordewind en Voortman over prioriteit voor gezinnen met kinderen en alleenstaande kinderen bij de plaatsing in de noodopvang (Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 116)
Wij zijn met de indieners van de motie van mening dat binnen de bestaande opvangmogelijkheden het aantal verhuisbewegingen van gezinnen met kinderen en alleenstaande kinderen zo beperkt mogelijk moet blijven. Zo doorlopen alleenstaande minderjarigen zoveel mogelijk in Ter Apel het identificatieproces in plaats van op andere plaatsen in het land. Gezien de huidige instroom en de weinig vrije en beschikbare opvangplekken, zijn verplaatsingen niet geheel te voorkomen. Hierdoor komt het voor dat ook kinderen in gezinnen, en in sommige gevallen alleenstaande minderjarige vreemdelingen, in de crisisnoodopvang en de noodopvang terechtkomen in plaats van direct in reguliere opvang. Het COA werkt aan een plan van aanpak dat op korte termijn ertoe moet leiden dat het niet nodig is dat alleenstaande kinderen in de (crisis)noodopvang terechtkomen. Wij onderkennen de situatie die geschetst wordt en constateren dat het COA er alles aan doet om die te voorkomen.
We zullen het COA vragen om gezinnen met kinderen en alleenstaande minderjarigen prioriteit te geven bij de plaatsing in de noodopvang in plaats van in de crisisopvang, dat zien wij als ondersteuning van het beleid. Ook zullen wij het COA vragen om dit in het plan van aanpak mee te nemen, maar in het licht van de huidige realiteit is het echter niet mogelijk om hier 100% garantie voor te geven.
Om die reden laten we het oordeel over de motie aan de Kamer.
Motie van het lid Voortman c.s over inventariseren hoeveel asielkinderen en ongedocumenteerde kinderen nu gebruikmaken van jeugdzorg (34 300-XVI-117)
Artikel 1.2, vierde lid, Besluit Jeugdwet stelt dat onrechtmatig in Nederland verblijvende minderjarige vreemdelingen recht hebben op jeugdhulp. Deze jeugdhulp wordt voor de duur van een half jaar beschikt. Dit betekent niet dat na een half jaar de minderjarige geen jeugdhulp meer krijgt, maar dat na een half jaar een nieuwe beoordeling plaatsvindt welke hulp voor het kind nodig is. Dit vanuit de gedachte dat de situatie van een niet-rechtmatig verblijvende jongere, snel kan wisselen. Zo kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd vervallen of kan adequate opvang in het land van herkomst worden gerealiseerd. Als blijkt dat jeugdhulp nog aangewezen is, zal deze uiteraard verleend worden. Een inventarisatie van hoeveel onrechtmatig in Nederland verblijvende kinderen jeugdhulp ontvangen achten wij niet opportuun. Gecertificeerde instellingen en gemeenten voeren namelijk geen specifieke registratie uit op dit onderdeel. Dit gegeven maakt ook geen onderdeel uit van de reguliere beleidsinformatie zoals verzameld door het CBS.
Gezien het voorgaande ontraden wij deze motie.
Motie van het lid Voortman over een vertrouwenspersoon voor minderjarige asielzoekers bij elke opvanglocatie (Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 120)
Iedere medewerker van het COA op een locatie kan gezien worden als een vertrouwenspersoon. Dit behoort tot de professionaliteit van een COA-medewerker. Specifiek voor alleenstaande minderjarigen geldt dat een band van vertrouwen onderdeel is van de relatie tussen de alleenstaande minderjarige en de COA- mentor. Daarmee hebben kinderen een aanspreekpunt binnen de opvang waar zij terecht kunnen met vragen en voor het bespreken van persoonlijke problematiek. Bovendien hebben kinderen die onder voogdij van Nidos staan sinds 1 januari jl. toegang tot een vertrouwenspersoon. Dit is onafhankelijk van de locatie waar een kind zich bevindt. Wij zien dan ook geen noodzaak voor het aanstellen van een vertrouwenspersoon voor minderjarigen op de opvanglocaties.
De motie is overbodig, derhalve ontraden wij deze motie.
Gewijzigde motie van de leden Bergkamp en Keijzer (t.v.v. Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 112) over niet overgaan tot het introduceren van een meldplicht (Kamerstuk 34 300 XVI, nr.121)
Het kabinet is, zoals besproken in het wetgevingsoverleg, niet voor invoering van een meldplicht. Wel wil het kabinet in samenwerking met betrokken partijen stappen ondernemen om de werking van de meldcode te verbeteren door deze minder vrijblijvend te maken In het overleg is een breed gedeelde behoefte geconstateerd om meer kinderen op de radar te krijgen en te houden. Door mevrouw Van der Burg is een actieplan ingediend dat hier goede handvatten voor biedt. Ik geef in de eerstvolgende voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties aan hoe dit praktisch uit te werken. Ik zal daar ook de vragen en voorstellen, waaronder het voorstel over een combinatiepakket, bij betrekken.
Gezien het voorgaande laat ik het oordeel over de motie aan uw Kamer.
Bij brief van 13 november 2015 hebben wij u geïnformeerd over de wijze waarop wij de toekomst van het aanbod van de CSG’s willen borgen (Kamerstuk 31 839, nr. 495). De departementen van VWS en VenJ zullen hiervoor over de jaren 2016 en 2017 in totaal € 4,2 miljoen extra beschikbaar stellen.
In antwoord op de vraag van mevrouw Keijzer hoe de compensatie van gemeenten voor het afschaffen van de ouderbijdrage is gedekt, kan worden opgemerkt dat dekking op de begroting van VWS deels is gevonden in de niet-verplichte middelen van het beleidsartikel Jeugd en voor een ander deel worden financiële middelen vrijgespeeld door een ramingsbijstelling Wlz als gevolg van een minder groot beroep op de middelen. Zie ter toelichting onderstaande tabel.
Dekking |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
---|---|---|---|---|---|
Jeugd, minder subsidies en opdrachten |
0,0 |
3,0 |
6,6 |
9,6 |
9,6 |
Transitie Autoriteit Jeugd |
9,6 |
6,6 |
3,0 |
0,0 |
0,0 |
Ramingsbijstelling Wlz |
17,0 |
17,0 |
17,0 |
17,0 |
17,0 |
totaal |
26,6 |
26,6 |
26,6 |
26,6 |
26,6 |
bedragen * € mln |
Naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Kooiman om een reactie op het rapport van de kinderombudsman verwijzen wij kortshalve naar de paragrafen 1 en 3 van onze voortgangsrapportage gedecentraliseerd jeugdstelsel van 10 november 20151. Over de aandachtspunten in het rapport van de Kinderombudsman – zoals dat de toegang nog in ontwikkeling is, de communicatie naar cliënten beter kan, de wachttijden beperkt moeten zijn en dat de administratieve lasten omlaag moeten – hebben wij de afgelopen maanden overleg gevoerd met gemeenten en aanbieders. In onze brief van 21 september 2015 aan de wethouders hebben wij expliciet aandacht gevraagd voor de communicatie aan burgers, het omgaan met budgetplafonds en wachttijden en terugdringen administratieve lasten (onder andere door vermindering van het aantal productcodes). Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft in reactie op het rapport aan de aanbevelingen te herkennen en dat deze hoog op de agenda van de gemeenten staan.
Tot slot
Wij verwachten met het voorgaande uw Kamer afdoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur