Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2016
Graag informeer ik uw Kamer over mijn werkbezoek van 25 tot en met 29 januari 2016 aan Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Sinds mijn vorige bezoek aan de eilanden in 2013 (Kamerstuk 33 750 XV, nr. 57) heb ik een aantal concrete verbeteringen aangebracht, zoals de verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen, en de invoering van de kinderbijslag per 1 januari 2016. Doel van het bezoek van januari jl. was om inzicht te krijgen in wat die verbeteringen tot nu toe hebben opgeleverd voor de mensen op de eilanden en voor welke uitdagingen we nog staan.
In dit verslag geef ik u een samenvatting van mijn ervaringen tijdens het werkbezoek en de daarbij betrokken gesprekspartners. Ik zal mijn bevindingen benutten voor de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie evaluatie uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland. U ontvangt deze kabinetsreactie mede namens mij van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter bespreking met uw Kamer voor het zomerreces. In dit kabinetsstandpunt zal op verzoek van uw Kamer ook het vaststellen van een ijkpunt voor de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland een plaats krijgen. Hierbij zal worden ingegaan op het ijkpunt en de relatie tussen het wettelijk minimumloon en de uitkeringen (onderstand, AOV en AWW).
Om meer inzicht te krijgen in de ontwikkelingen sinds mijn vorige werkbezoek heb ik op alle drie de eilanden met veel verschillende organisaties en individuen gesproken.
Zo heb ik diepgaand met de Bestuurscolleges en de eilandsraden van gedachten gewisseld over de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen. De Commissie evaluatie uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland heeft geconcludeerd dat de armoedeproblematiek is toegenomen sinds 10 oktober 2010. De levensstandaard is volgens de commissie voor veel mensen, ook die met een baan, sinds de transitie gedaald. De afspraak is dat de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon – en daarmee ook de uitkeringen – in Caribisch Nederland wordt gebaseerd op de ontwikkeling van de inkomens zoals blijkt uit de inkomensstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op Saba heb ik het wettelijk minimumloon (na een eerdere verhoging van 6,1%) per 1 januari 2016 bovenop de reguliere indexering met 6,5% verhoogd. Voor Sint Eustatius was die verhoging 4% en voor Bonaire 0,9%.
Het gegeven dat het inkomensbeeld (zoals telkens blijkend uit de inkomensstatistiek) de basis is voor verdere groei van de niveaus, bevestigt de noodzaak om te werken aan de randvoorwaarde van loonontwikkeling: economische groei. Ook daarover heb ik uitgebreid gesproken met de Bestuurscolleges en sociale partners op de drie eilanden. Ik heb met de eilanden gedeeld dat ik dit des te meer van belang vind, omdat het vaststellen van een ijkpunt voor de bestaanszekerheid waar ik momenteel aan werk samenhangt met het niveau van het wettelijk minimumloon.
Het viel mij op dat in de totstandkoming van het tripartiete overleg sinds mijn bezoek in 2013 nog slechts bescheiden stappen zijn gezet. Op Saba en Sint Eustatius bestaat (nog) geen vast overleg van het openbaar lichaam met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, op Bonaire is de Dialogo Sentral opgezet. Ik ben me ervan bewust dat, zeker voor Saba en Sint Eustatius, de kleine schaal van de eilanden een rol speelt. Toch ben ik ervan overtuigd dat een sociale dialoog buitengewoon waardevol is en kan bijdragen aan het bespreekbaar maken en gezamenlijk oplossen van problemen van sociaaleconomische aard. Ik heb veel goede wil aangetroffen van de betrokken partijen om hiervoor vaker bij elkaar te gaan zitten. Ik heb de drie partijen van de sociale dialoog op alle drie de eilanden dan ook aangespoord om hier concrete stappen in te zetten en aangegeven dat ik mij graag wil inzetten om hierbij te ondersteunen als de eilanden dat wensen.
Daarnaast heb ik intensief met verschillende partijen gesproken over het verbeteren van de kansen voor lokale arbeidskrachten. De evaluatiecommissie constateerde al dat het Rijk veel tewerkstellingsvergunningen afgeeft. Het mag echter niet zo zijn dat dit ten koste gaat van werkgelegenheid voor de mensen op de eilanden. Dit vraagt een integrale aanpak; vanuit de overheid, werkgevers en het onderwijs. Vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid liggen er nog veel uitdagingen, zoals het beter bij elkaar brengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Dat geldt ook voor het beter op elkaar laten aansluiten van onderwijs en arbeidsmarkt. Om de kansen voor lokale arbeidskrachten te verbeteren, is het nodig om het proces van het afgeven van tewerkstellingsvergunningen onder de loep te nemen.
Tijdens mijn werkbezoek heb ik diverse projecten bezocht met een integrale aanpak. Deze projecten worden uitgevoerd door de eilanden en gefinancierd uit een ontschot budget dat door betrokken departementen ter beschikking wordt gesteld, zoals de vanuit SZW beschikbaar gestelde armoedemiddelen. Net als de evaluatiecommissie heb ik met eigen ogen kunnen aanschouwen dat deze kleinschalige projecten goede resultaten opleveren. Zo heb ik op Saba gesproken met twee deelnemers aan een jobprogram en hun docent. In dit jobprogram worden jongeren getraind en op de werkvloer begeleid; dankzij het programma hebben deze twee deelnemers nu allebei een baan. Op Sint Eustatius heb ik de naschoolse opvang bezocht van Daughters of the King; hier krijgen meisjes huiswerkbegeleiding, een gezonde lunch en nemen ze deel aan activiteiten die bijdragen aan hun empowerment. Dit is helaas hard nodig, de situatie van deze meisjes is kwetsbaar. Op Bonaire heb ik met diverse professionals gesproken die met elkaar samenwerken in de integrale wijkaanpak; met wijk- en woonteams wordt via de «Achter de voordeur methode» per gezin gekeken wat er nodig is om de zelfredzaamheid te verbeteren. Sinds de start van deze integrale wijkaanpak is de situatie van gezinnen in aandachtswijken verbeterd: zij hebben schuldhulpverleningstrajecten en budgetteringscursussen gevolgd, hun woning is opgeknapt (waar dan weer een mooi jobprogram voor jongeren in de bouw van is gemaakt) en zij zijn begeleid naar opleiding en werk, indien nodig met het aanbieden van gesubsidieerde kinderopvang.
Ik was net als in 2013 onder de indruk van de inzet en betrokkenheid van de medewerkers van maatschappelijke organisaties en vrijwilligers in Caribisch Nederland, die zich elke dag inzetten om de situatie van de bevolking op de eilanden te verbeteren. Naast de hiervoor al genoemde organisaties, heb ik onder meer gesproken met medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin, de naschoolse opvang van Elke Charles, de Mega D Youth Foundation, de New Challenges Foundation, de organisatie voor opvang en begeleiding van kwetsbare groepen zoals verslaafden en gedetineerden Krusada, de organisaties voor dagbesteding voor ouderen Flor di Orkidia Alejandro Saleh en Ka’i Minima en de kinderopvanginstellingen Buzzy Bees Day Care en Arco Iris. Deze laatstgenoemde instellingen doen enorm goed werk; ze vangen kinderen op, niet zelden met een achterstand, zodat hun ouders kunnen werken of een opleiding gaan volgen. Hier moet nog wel veel gebeuren. Lang niet alle kinderopvanginstellingen voldoen al aan de kwaliteitseisen. Ook kunnen niet alle ouders de ouderbijdrage betalen en schiet het aantal gesubsidieerde kinderopvangplaatsen te kort.
In bijna alle gesprekken die ik heb gevoerd op de eilanden kwam de kinderbijslag aan de orde. Per 1 januari jl. is de fiscale kinderkorting in Caribisch Nederland vervangen door de kinderbijslag. Dat betekent concreet dat nu ook mensen met een kleine portemonnee gebruik kunnen maken van deze voorziening. Daarnaast was de fiscale kinderkorting beperkt tot maximaal twee kinderen, de nieuwe kinderbijslag daarentegen is bestemd voor alle kinderen. Met andere woorden, met de nieuwe regeling kunnen in plaats van 2.000 kinderen nu alle 5.000 kinderen onder de 18 jaar staat maken op extra maandelijkse middelen. Nog niet alle ouders hebben de kinderbijslag aangevraagd. Ik heb dit werkbezoek met beide handen aangegrepen om iedereen op te roepen om gebruik te maken van dit recht op kinderbijslag. Ik heb in het bijzonder de bestuurders en maatschappelijk organisaties gevraagd om ouders te helpen begrijpen wat de nieuwe kinderbijslag inhoudt en hun kinderen hiervoor op te geven. Overigens niet alleen op het gebied van kinderbijslag, maar ook van andere voorzieningen, zoals de (bijzondere) onderstand, wordt nog niet door iedereen die daar mogelijk recht op heeft, gebruik gemaakt. De hiervoor door mijn gesprekspartners aangedragen redenen waren divers; helder is dat we ook hier nog voor een uitdaging staan, het Rijk in samenwerking met de openbare lichamen.
Een aantal bewoners van de eilanden heeft mij gastvrij willen ontvangen in de privacy van hun huis. Ik heb gezien in welke moeilijke omstandigheden bewoners op de eilanden soms leven. Er zijn mogelijkheden om met praktische oplossingen de woonsituatie van een aantal mensen te verbeteren. Daar wordt aan gewerkt, maar ik heb ook geconstateerd dat de kosten van het bestaan hoog zijn, in het bijzonder de woonlasten en kosten voor levensonderhoud. Ook hier is een integrale aanpak, onder meer vanuit de eerder genoemde kabinetsreactie, nodig om de problematiek het hoofd te kunnen bieden.
Samenwerking van het Rijk met bestuurders, professionals én vrijwilligers is essentieel. Ik wil dan ook graag inzetten op het versterken van die samenwerking, zoals in de vorm van een twinning op verschillende onderwerpen vanuit Europees Nederland met de openbare lichamen en maatschappelijke organisaties op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Ik stuur een afschrift van deze brief naar de Bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma