Voorgesteld 2 december 2015
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de nieuwe rekenrente (UFR) voor pensioenfondsen leidt tot een daling van de dekkingsgraad met gemiddeld 5% en pensioenfondsen dwingt met 60 miljard Euro hogere toekomstige pensioenverplichtingen rekening te houden;
overwegende dat de lage marktrente, gecombineerd met het UFR-besluit op termijn leidt tot een opwaartse druk op pensioenpremies van circa 4,3 miljard;
overwegende dat de lage marktrente, gecombineerd met het UFR-besluit ten koste gaan van pensioenopbouw, de kans op pensioenkorting vergroten, en de kans op indexatie van pensioenen verder verkleinen;
voorts overwegende dat de nieuwe lagere rekenrente het negatieve effect van de al zeer lage marktrente versterkt, en dat de gekozen UFR rentegevoeligheid in het pensioencontract terugbrengt;
verzoekt de regering, zo veel mogelijk te bevorderen dat de Nederlandsche Bank (DNB) bij haar rekenrentebeleid de negatieve gevolgen van de uitzonderlijke lage marktrente meeweegt,
verzoekt de regering voorts, nadelige gevolgen voor pensioenfondsen en hun deelnemers tot het uiterste te beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Krol