Vastgesteld 17 maart 2016
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 14 december 2015 inzake de voorziening AOW-gat (Kamerstuk 34 300 X, nr. 71).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 maart 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De adjunct-griffier van de commissie, Van Eck
1.
Wordt de leeftijd voor het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) ook opgehoogd als gevolg van de ophoging van de AOW-leeftijd?
Ja, in het deelakkoord arbeidsvoorwaarden Defensie van 16 april 2015 zijn onder andere afspraken gemaakt over een nieuwe diensteinderegeling voor het militair personeel. Een van de overeengekomen uitgangspunten heeft betrekking op het verplichte leeftijdsontslag voor militairen. Afgesproken is dat de ontslagleeftijd wordt opgehoogd.
2.
Klopt het dat binnen de gemaakte afspraken het diensttijdpensioen, in tegenstelling tot het AOW-deel, wel vanaf het 65e levensjaar volledig tot uitkering komt? Graag een toelichting.
Ja, de «Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomensderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd» gaat uit van het ingaan van het ouderdomspensioen op 65-jarige leeftijd. Voor oud-militairen ontstaat op grond van de huidige militaire pensioenregeling recht op ouderdomspensioen op de dag dat de deelnemer 65 jaar wordt. Oud-burgermedewerkers kunnen er voor kiezen om het ABP-Keuzepensioen bij 65 jaar te laten ingaan.
3.
Gaan nadere (nieuwe) afspraken ten koste van de budgettaire ruimte die ter beschikking staat voor actief dienende militairen? Meer specifiek, wordt de compensatie voor het AOW-gat, zoals afgesproken binnen de onderhandelingen, bekostigd uit het arbeidsvoorwaardenbudget van Defensie, dat bedoeld is voor de gehele Defensiepopulatie, dus zowel actief als postactief personeel? Zo ja, wat zijn de consequenties van deze oplossing voor actief dienend personeel die gezien hun leeftijd geen aanspraak maken op de regeling? Graag een toelichting.
35.
Was hier al budget voor gereserveerd en was dit toereikend?
49.
Hoe wordt de – door u met Centrales voor Overheidspersoneel overeengekomen – voorlopige voorziening ter compensatie van het AOW gat bij gewezen militair personeel gefinancierd?
50.
Wat zijn – in de tijd gezien – de consequenties van deze financiering voor aanvankelijke plannen en raakt dit de begroting in algemene zin of ziet de financiering toe op de beschikbare arbeidsvoorwaardelijke ruimte? Werkt deze maatregel door in de ruimte benodigd voor de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden voor actief dienend personeel?
In de nota «In het belang van Nederland» zijn kosten voorzien voor de AOW-gat problematiek (Kamerstuk 33 763, nr. 1). Deze voorziening was echter onvoldoende om samen met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming te bereiken over een voor alle partijen acceptabel voorzieningenniveau. De substantiële kosten voor de overeengekomen AOW-gat voorziening komen ten laste van de arbeidsvoorwaardenruimte. Het gevolg daarvan is dat minder arbeidsvoorwaarderuimte resteert voor het actief dienend personeel.
4.
Staat het netto bedrag dat gedupeerden maandelijks krijgen uitgekeerd als tegemoetkoming om hun AOW-gat te dichten gelijk aan 85–90% van hun oorspronkelijke netto AOW-uitkering? Zo nee, wat is het juiste percentage? Hoe groot is dit verschil (gemiddeld) in euro’s per maand? Graag met inzichtelijke berekening in beeld brengen.
5.
Herkent u de berekening door de beroepsverenigingen dat het AOW-gat dat resteert na de gemaakte afspraken zo’n 400 euro netto zou bedragen? Herkent u dit bedrag? Is dit juist? Zo nee, kunt u het resterende AOW-gat nader specificeren?
6.
Waarom wordt de maandelijkse tegemoetkoming die gedupeerden ontvangen om hun AOW-gat te compenseren aangemerkt als regulier inkomen waarover AOW-premie moet worden afgedragen, aangezien het hier gaat om een gat in inkomsten die in de oude constructie vrij zouden zijn geweest van AOW-premie? Graag een uitgebreide toelichting.
7.
Is er voor deze groep personen geen mogelijkheid om een verlaagd, bijzonder tarief te hanteren? Zo nee, waarom niet?
36.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat, ondanks de tegemoetkoming vanuit het Ministerie van Defensie, de gewezen militairen in de periode waarin het AOW-gat voor hen van toepassing is, nog steeds worden geconfronteerd met aanzienlijke negatieve inkomenseffecten en waar deze negatieve netto effecten het gevolg van zijn?
54.
Kunt u aangeven waarom het niet mogelijk is om een uitzondering te maken in de toepassing van de fiscale regels?
Met de centrales van overheidspersoneel is overeenstemming bereikt over een tegemoetkoming waarbij het brutobedrag van de ontbrekende AOW volledig wordt gecompenseerd in de periode tussen 65 jaar en de AOW-leeftijd. Hierdoor zijn de bruto-maandinkomsten van de oud-defensiemedewerker in de periode tussen 65 jaar en de AOW-leeftijd gelijk aan de bruto-maandinkomsten na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. In bijlage 1 is de inkomenspositie van een aantal zogeheten «maatmensen» weergegeven1. In de tabellen wordt zichtbaar gemaakt hoe het maandinkomen van de betreffende maatmensen zich ontwikkelt in de opeenvolgende fasen:
1. werkzame periode;
2. UGM- of wachtgeldperiode;
3. pensioen plus tegemoetkoming na het stoppen van de UGM of wachtgelduitkering;
4. pensioen plus AOW vanaf het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Hierbij worden zowel de bruto- als nettobedragen vermeld.
Door de verhoging van de AOW-leeftijd loopt de verplichting om AOW-premie te betalen ook langer door. De tegemoetkoming voor het AOW-gat is regulier belast als inkomen uit vroegere dienstbetrekking. Over dit belaste inkomen vindt, op basis van de zogeheten groene tabel, loonheffing plaats en worden premies volksverzekeringen ingehouden. De premie voor de volksverzekering Algemene Ouderdomswet (AOW) bedraagt in 2016 17,9 procent over ten hoogste 33.715 euro. Dit geldt voor iedere (oud-)werknemer in Nederland. Door deze systematiek is het niet mogelijk een lager belastingtarief toe te passen zolang de gewezen defensiemedewerker niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Hierdoor ontvangt hij/zij tot de AOW-gerechtigde leeftijd een lager nettobedrag dan de reguliere AOW-uitkering vanaf het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
8.
Bestaan er aanwijzingen bij Defensie dat de hele kwestie rondom het AOW-gat van Defensiepersoneel afbreuk heeft gedaan aan de reputatie van Defensie als betrouwbare werkgever? Zo ja, om welke aanwijzingen gaat het? Is er bijvoorbeeld sprake van een sterkere uitstroom van personeel of een verminderde instroom die gerelateerd kan worden aan deze kwestie? Op welke wijze denkt u deze imagoschade te kunnen herstellen?
Defensie heeft met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming bereikt over de inhoud en het niveau van de AOW-gat voorziening. Er is geen sterkere uitstroom of verminderde instroom als gevolg van deze kwestie geconstateerd.
9.
Bent u, in samenspraak met de Minister van Financiën, alsnog bereid om te zoeken naar een oplossing waarbij het volledige AOW-gat – dus inclusief de nu misgelopen AOW-premies – gedicht kan worden, zonder dat dit negatieve consequenties heeft voor actief dienend personeel die gezien hun leeftijd geen aanspraak maken op de regeling? Zo ja, wilt u de Kamer daar dan blijvend over informeren? Zo nee, waarom niet?
43.
Ziet u de reparatie van het AOW-gat als een verantwoordelijkheid van het kabinet als geheel? Zo nee, waarom niet?
48.
Is het kabinet bereid te zoeken naar een (fiscale) overgangsregeling die het effect van de inkomensgevolgen voor ieder bij wie de pensioenleeftijd niet in de pas loopt met de AOW-leeftijd te niet doet?
Van belang is dat iedereen die in Nederland woont, verzekerd is voor de AOW. De verzekering impliceert dat AOW-rechten worden opgebouwd en AOW-premie is verschuldigd over het inkomen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Uitzonderingsposities of overgangsregelingen ondermijnen dit AOW-stelsel, inclusief de betaalbaarheid daarvan.
10.
Behoort het bijzonder tarief, de groene loonbelastingtabel, tot de mogelijkheden voor een compensatieregeling voor het AOW-gat?
Nee. De tegemoetkoming voor het AOW-gat wordt regulier via de groene loonbelastingtabel in de loonheffing betrokken, aangezien het hier gaat om loon uit vroegere dienstbetrekking. In de groene tabel wordt voor iedereen onderscheid gemaakt in het tarief voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd (zie ook het antwoord op vraag 4).
11.
Kan voor diverse inkomensgroepen (van laag tot hoog) in een tabel worden aangegeven wat de netto-inkomensgevolgen kunnen zijn van het gegeven dat geen fiscale oplossing wordt geboden voor de AOW-gat voorziening, aangezien er belasting en AOW-premie over moet worden afgedragen en een netto-bedrag zal overblijven dat lager is dan de AOW?
Zie bijlage 12.
12.
Hoe rechtvaardigt het kabinet, dat de AOW-gat-voorziening gedeeltelijk wordt gerepareerd vanuit arbeidsvoorwaardelijk geld voor Defensie? Hoe is het te rechtvaardigen dat de gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd – die bij Defensie duidelijk groter zijn dan in veel andere sectoren – voor een deel ten laste komen van (gewezen) defensiepersoneel en niet geheel bekostigd worden uit de toegenomen revenuen van de Staat als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd?
De verhoging van de AOW-leeftijd en de koppeling van de AOW-leeftijd aan de ontwikkeling van de levensverwachting zijn gelet op het demografische proces van ontgroening en vergrijzing nodig om het Nederlandse stelsel van oudedagsvoorzieningen ook voor de toekomst betaalbaar te houden. De verhoging van de AOW-leeftijd heeft gevolgen voor iedereen die de AOW-leeftijd nog niet bereikt heeft, niet alleen voor (gewezen) defensiepersoneel of andere personen die gebruik maken van een VUT- of prepensioenregeling.
Het brutobedrag van de ontbrekende AOW wordt door Defensie volledig gecompenseerd in de periode tussen 65 jaar en de AOW-leeftijd. Dit AOW-gat wordt gefinancierd met arbeidsvoorwaardelijk geld omdat de kosten voor postactief personeel ook tot het arbeidsvoorwaardendomein van Defensie behoren. De gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd zijn voor defensiemedewerkers in essentie niet anders dan bij andere sectoren. Wel geldt voor Defensie dat, op basis van de bijzondere positie van de militair, sprake is van een verplicht leeftijdsontslag voor militairen. Over het niveau van deze voorziening is overeenstemming bereikt met de centrales van overheidspersoneel. Defensie acht het hierbij van belang dat er een balans is tussen de belangen van het actief dienend personeel en het postactief personeel.
13.
Onderschrijft u artikel 1 van de Grondwet en de Richtlijn 2000/78/EG?
Ja.
14.
Heeft u kennisgenomen van de zaak C-546/11 (Dansk Jurist- og økonomforbund tegen Indenrigs- og Sundhedsministeriet) waarin het Europese Hof van Justitie oordeelt dat artikel 2 en 6 lid 1 van Richtlijn 2000/78/EG zich verzetten tegen nationale regelingen op grond waarvan ambtenaren die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, op die enkele grond niet in aanmerking kunnen komen voor wachtgeld dat is bestemd voor ambtenaren die zijn ontslagen wegens het vervallen van hun functie?
Ja.
15.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de rechtbanken van de Rechtbank Overijssel d.d. 24 februari 2015 en 26 november 2015 (ECLI:NL:RBOVE:2015:974 en ECLI:NL:RBOVE:2015:5235), Rechtbank Gelderland d.d. 4 november 2014 en 14 april 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2015:6535 en ECLI:NL:RBGEL:2015:2495), Rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 10 september 2015 (FCLI:NL:RBZWB:2015:5066), Rechtbank Den Haag d.d. 14 juli 2015 en 10 juli 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:5939 en ECLI:NL:RBDHA:2015:5947) en Rechtbank Noord-Holland d.d. 10 april 2015 (ECLI:NL:RBNHO:2015:2878), die allen van oordeel zijn dat door stopzetting van de uitkering op de leeftijd van 65 jaar er een verboden onderscheid op grond van leeftijd wordt gemaakt?
Ja.
16.
Erkent u, indachtig de uitspraken van de rechtbanken en de uitspraak van het Europese Hof van Justitie, dat het stopzetten van de UKW-uitkering/BW-uitkering op de leeftijd van 65 jaar nog steeds leeftijd discriminerend is?
17.
Erkent u dat u los van het overleg met de centrales ook een eigen verantwoordelijkheid heeft waar het gaat om het tegengaan van elke vorm van discriminatie binnen Defensie? Vindt u dat u deze discriminatie in stand houdt, gelet op het wettelijk verbod op leeftijdsdiscriminatie, het akkoord met de centrales en meerdere rechtbanken die gevonnist hebben dat er sprake is van leeftijdsdiscriminatie?
18.
Is het u bekend dat de «Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomensderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd» door de rechtbanken nog steeds als discriminerend wordt ervaren omdat er nog steeds een inkomstenterugval is? Bent u bereid om opnieuw in overleg met de bonden te bezien in hoeverre alsnog deze discriminatie kan worden teniet gedaan? Zo ja, bent u bereid om met een nieuw voorstel richting de bonden te komen om alsnog dat leeftijd discriminerend karakter weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Defensie is van mening dat er geen sprake is van een verboden onderscheid zoals bedoeld in de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (Wgbl) en daarmee evenmin van een schending van artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) of van schending van artikel 1 van de Grondwet. Gelet daarop heeft Defensie hoger beroep ingesteld tegen (onder andere) de in vraag 15 genoemde uitspraken. Op 11 februari jl. was er bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een zitting waarbij deze zaken zijn behandeld. Defensie wacht de uitspraak van de CRvB in deze zaken af.
19.
Kunt u aangeven wanneer de «Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomensderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd» een definitief karakter krijgt?
In het eerste deelakkoord arbeidsvoorwaarden Defensie is ten aanzien van het AOW-gat afgesproken dat voor de medewerkers die met de negatieve gevolgen van het ontbreken van AOW worden geconfronteerd vóór 1 oktober 2015 een voorziening zal worden getroffen. Op 9 juli 2015 is overeenstemming bereikt over de inhoud en het niveau van de voorziening. Omdat de voorziening op 1 oktober 2015 moest ingaan, heeft deze een voorlopig karakter, aangezien de definitieve regeling tot stand zal komen in het kader van een volledig arbeidsvoorwaardenakkoord. Alle deelakkoorden vormen straks samen het arbeidsvoorwaardenakkoord.
20.
Klopt het dat het ABP het pensioenreglement heeft aangepast zodat de pensioengerechtigde leeftijd aansluit op de AOW-leeftijd van de ABP-deelnemer? Geldt dit voor alle deelnemers die werkzaam (geweest) zijn bij het Ministerie van Defensie? Indien nee, kunt u aangeven welke verschillen er zijn?
Voor burgerambtenaren van Defensie geldt de ABP-middelloonregeling. In deze regeling is per 1 januari 2015 het moment waarop recht bestaat op ouderdomspensioen verschoven van 65 jaar naar de dag waarop de deelnemer de AOW-leeftijd bereikt. Deelnemers aan de middelloonregeling kunnen er regulier voor kiezen om hun ABP-Keuzepensioen bij 65 jaar te laten ingaan. Voor militairen geldt een eigen pensioenregeling waarbij het recht op ouderdomspensioen ontstaat op de dag waarop de deelnemer 65 jaar wordt.
21.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van 11 september 2014 (Stb. 2014, nr. 345) waarin het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en het Rijkswachtgeldbesluit 1959 alle zijn aangepast, in die zin dat de uitkeringsduur op basis van deze regelingen is verlengd tot de dag waarop de betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in de AOW heeft bereikt? Kunt u in dat kader aangeven welke rechtvaardiging is te vinden om de leeftijdsdiscriminatie binnen Defensie te handhaven terwijl de andere sectoren de leeftijdsdiscriminatie hebben opgeheven?
58.
Klopt het dat elders binnen de overheid in ambtenarenreglementen de ontslagleeftijden voor ambtenaren zijn aangepast van 65 jaar naar de AOW-leeftijd, waarbij de aanpassing dan ook geldt voor de einddatum van de ontslaguitkeringen, en dat Defensie weigert het reglement voor burgerambtenaren aan te passen? Zo ja, waarom?
De arbeidsvoorwaarden van de sectoren Rijk, Politie en Defensie zijn vastgelegd in eigen sectorale rechtspositieregelingen. Verschillen in rechtspositie komen voort uit de per sector tussen sociale partners gevoerde onderhandelingen en op grond daarvan gemaakte afspraken. Bij de sectoren Rijk en Politie is besloten om de uitkeringen inzake werkloosheid, voor zover die uitkeringen in ieder geval tot de leeftijd van 65 jaar zouden doorlopen, door te laten lopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor deze sectoren gaat het echter om een veel kleinere doelgroep. Bij de politie betreft het 15 oud-medewerkers met een bovenwettelijke WW-uitkering of wachtgeld (tot en met 2016). Bij Defensie betreft het 4.488 burgers en 11.541 gewezen militairen. Bij de sector Defensie is in overleg met de centrales van overheidspersoneel gekozen voor een oplossing die past bij de aard en de omvang van het probleem, waarbij de belangen van het actief dienend personeel en het postactief personeel in balans zijn.
22.
Wanneer verwacht u dat, indachtig de andere sectoren, artikel 122 BARD is aangepast aan de ophoging van de AOW-leeftijd?
Defensie en de centrales van overheidspersoneel zijn momenteel in overleg over aanpassing van artikel 122 BARD. De onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden kennen een eigen dynamiek en hebben tijd nodig.
23.
Hoeveel is er sinds 2006 tot en met 2015 per jaar minder betaald aan UKW-uitkeringen doordat de ontslagleeftijd geleidelijk is opgehoogd naar 60 jaar en de UKW-uitkering op een later tijdstip ingaat? Is dit geld specifiek gealloceerd en in overleg met de centrales voor overheidspersoneel ten behoeve de arbeidsvoorwaarden aangewend?
Raming besparingen Uitkeringswet gewezen militairen (UGM) a.g.v. ophoging leeftijdsontslag militairen in miljoenen euro’s:
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
13 |
19 |
24 |
35 |
52 |
48 |
53 |
70 |
84 |
93 |
Deze besparingen zijn aangewend ter financiering van de arbeidsvoorwaardenakkoorden 2001–2002 respectievelijk 2004–2006.
24.
Hoeveel heeft Defensie over de periode van 2006 tot en met 2015 per jaar aan uitkeringen aan oud-militairen die gebruik hebben gemaakt van FLO, betaald?
Uitgaven UGM voor militairen met verplicht leeftijdsontslag in miljoenen euro’s (inclusief Regeling Vervroegde Uittreding (RVU)-eindheffing):
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
481,3 |
477,3 |
486,2 |
495,6 |
483,0 |
573,5 |
554,8 |
570,4 |
574,7 |
573,8 |
25.
Hoeveel verwacht Defensie over de periode van 2016 tot en met 2024 per jaar aan uitkeringen aan oud-militairen te moeten begroten?
Verwachte uitgaven UGM in miljoenen euro’s (inclusief RVU-eindheffing):
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
562,8 |
549,9 |
543,4 |
530,3 |
515,3 |
498,5 |
461,7 |
433,2 |
431,8 |
26.
Hoeveel heeft Defensie aan «strafheffing» over de UKW-uitkering op basis van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (VPL) per jaar over de periode van 2005 tot en met 2015 betaald?
RVU-eindheffing over UGM in miljoenen euro’s:
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
5,9 |
12,8 |
21,5 |
30,8 |
40,9 |
94,1 |
116,5 |
136,2 |
165,6 |
171,9 |
27.
Hoeveel verwacht Defensie aan «strafheffing» over de UKW-uitkering op basis van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (VPL) per jaar over de periode van 2016 tot en met 2024 te moeten betalen?
Verwachte RVU-eindheffing over UGM in miljoenen euro’s:
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
174,8 |
174,9 |
175,9 |
174,4 |
172,1 |
168,0 |
155,7 |
150,0 |
153,2 |
28.
Klopt het dat u in december 2015 o.a. aan de vakbond VBM te kennen heeft gegeven dat u niet akkoord gaat met het voorstel om de verzoeken of bezwaren te laten aanhouden. Wat is daarvan de reden? Bent u ook van mening dat door dit besluit een onevenredige aanslag op de beschikbare juridische capaciteit van diverse overheidsorganen wordt gedaan? Bent u alsnog bereid om op dit standpunt terug te komen?
29.
Kunt u een overzicht geven van het aantal bezwaarschriften en beroepszaken dat momenteel over het zogenaamde AOW-gat wordt gevoerd?
De reden is dat de vakbond VBM niet de enige gemachtigde is. Belanghebbenden kunnen ook op individuele basis een verzoek of bezwaar indienen. Mij hebben geen signalen bereikt van een onevenredige aanslag op de beschikbare juridische capaciteit van diverse overheidsorganen.
Momenteel worden 594 bezwaarzaken en 310 beroepszaken over het AOW-gat gevoerd.
30.
Kunt u een overzicht geven van het aantal bezwaarzaken waarbij de rechtbank het bezwaar gegrond heeft verklaard en waarbij de rechtbank de zaak heeft aangehouden? Kunt u aangeven hoeveel zaken reeds aan de Centrale Raad van Beroep zijn voorgelegd?
De rechtbanken hebben 49 beroepszaken gegrond verklaard en hebben geen zaken aangehouden. Momenteel liggen 48 beroepszaken voor bij de Centrale Raad van Beroep.
31.
Wanneer komt de Centrale Raad met een definitief oordeel?
De Centrale Raad van Beroep heeft tijdens de behandeling op 11 februari jl. medegedeeld dat de uitspraak op 24 maart gegeven zou moeten worden, maar dat deze mogelijk langer op zich laat wachten dan de gebruikelijke termijn van zes weken.
32.
Onderschrijft u het standpunt van de voormalig Staatssecretaris zoals verwoord in het overleg met de Kamer op 23 november 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 46, blz. 27) waarin hij aangeeft dat burgerpersoneel van Defensie in ieder geval trendvolger is, omdat dit zoals alle ambtenaren van het Rijk valt onder het generieke beleid. Indien ja, bent u bereid de uitkeringen voor het burgerpersoneel te laten doorlopen tot aan de AOW-leeftijd zoals dat ook geldt voor de overige ambtenaren bij het Rijk? Zo nee, waarom niet?
Het standpunt van de voormalig Staatssecretaris zoals verwoord in het overleg met de Kamer op 23 november 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 46, blz. 27) over trendvolgers had betrekking op het langer doorwerken van burgerpersoneel van Defensie bij verhoging van de AOW-leeftijd en ging niet over wachtgelduitkeringen. Het uitgangspunt is niet dat het wachtgeld moet worden doorbetaald, maar dat een tegemoetkoming moet worden geboden voor het gemis aan AOW. Dit is ook de strekking van de AOW-gat-voorziening die Defensie met de centrales is overeengekomen.
33.
Bent u, indachtig het standpunt over militair personeel zoals verwoord door de voormalig Staatssecretaris in het overleg met de Kamer op 23 november 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 46, blz. 27), ook van mening dat militair personeel dat reeds met functioneel leeftijdsontslag is geen «trendvolger» kan zijn zodat de uitkering voor deze groep pas bij de AOW-leeftijd moet stoppen? Zo nee, waarom niet?
Het standpunt van de voormalig Staatssecretaris zoals verwoord in het overleg met de Kamer op 23 november 2009 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 46, blz. 27) had betrekking op behoud van een UGM-periode van vijf jaar voor militair personeel bij verhoging van de AOW-leeftijd. Voor militairen geldt het door de bijzondere positie van de militair ingegeven verplichte leeftijdsontslag. Bij de uitwerking van de afspraken uit het eerste deelakkoord is dan ook prioriteit gegeven aan de totstandkoming van een voorziening die tegemoet komt in de inkomensderving als gevolg van het ontbreken van AOW.
34.
Wat zijn de kosten van de overeengekomen voorziening AOW-gat?
Kosten van de AOW-gat voorziening in miljoenen euro’s:
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Cumulatief t/m 2035 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
12,6 |
15,3 |
16,8 |
22,1 |
29,4 |
37,6 |
43,6 |
44,4 |
44,9 |
40,3 |
467,8 |
35.
Was hier al budget voor gereserveerd en was dit toereikend?
Zie het antwoord op vraag 3.
36.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat, ondanks de tegemoetkoming vanuit het Ministerie van Defensie, de gewezen militairen in de periode waarin het AOW-gat voor hen van toepassing is, nog steeds worden geconfronteerd met aanzienlijke negatieve inkomenseffecten en waar deze negatieve netto effecten het gevolg van zijn?
Zie het antwoord op vraag 4.
37.
Kunt u inzicht geven in de omvang van de groep gewezen militairen die geraakt worden door de aanzienlijke negatieve inkomenseffecten, waar zij ondanks de tegemoetkoming vanuit het Ministerie van Defensie in de periode waarin het AOW-gat voor hen van toepassing is, nog steeds mee worden geconfronteerd?
41.
Hoeveel (oud) defensiemedewerkers worden geconfronteerd met de nadelige gevolgen van het AOW-gat?
Het betreft 16.029 oud-defensiemedewerkers met een AOW-gat, waarvan 11.541 gewezen militairen.
38.
Kunt u, naar rang of categorie, inzicht geven in de omvang van de inkomensderving, gemeten over de hele periode waarin voor de gewezen militair het AOW gat aan de orde is, ondanks de tegemoetkoming vanuit het Ministerie van Defensie?
De omvang van de inkomensderving hangt af van de duur van het AOW-gat: ten minste één maand tot twee jaar in 2021. Zie verder bijlage 1.
39.
Kunt u, naar rang of categorie, inzicht geven wat op maandbasis het netto negatieve inkomenseffect is, als dit wordt afgezet tegen het inkomen dat de gewezen militair ontving in zijn UKW periode en hoe is dit inkomenseffect te verklaren?
Zie bijlage 1.
40.
Kunt u inzicht geven – aan de hand van een aantal «maatmensen» – wat op maandbasis het inkomenseffect is, als het inkomen na pensionering van de gewezen Defensiemedewerker (ouderdomspensioen en AOW) wordt afgezet tegen het inkomen in de periode tussen 65 jaar en het bereiken van de AOW leeftijd (ouderdomspensioen en AOW-compensatie) en kunt u dit inkomenseffect verklaren?
Zie bijlage 1.
41.
Hoeveel (oud) defensiemedewerkers worden geconfronteerd met de nadelige gevolgen van het AOW-gat?
Zie het antwoord op vraag 37.
42.
Op welke wijze geeft het kabinet invulling aan de bijzondere positie van de militair bij de slechts gedeeltelijke reparatie van het AOW-gat?
55.
Waarom repareert u het AOW-gat slechts gedeeltelijk, na eerder ook het WUL-drama slechts gedeeltelijk gecompenseerd te hebben?
Voor militairen geldt het door de bijzondere positie van de militair ingegeven verplichte leeftijdsontslag. Het brutobedrag van de ontbrekende AOW wordt door Defensie dan ook volledig gecompenseerd in de periode tussen 65 jaar en de AOW-leeftijd.
43.
Ziet u de reparatie van het AOW-gat als een verantwoordelijkheid van het kabinet als geheel? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 9.
44.
Worden defensiemedewerkers met een onvolledige AOW-opbouw geconfronteerd of heeft de verhoging van de AOW-leeftijd door de getroffen voorziening hier geen invloed op?
Verhoging van de AOW-leeftijd leidt niet tot onvolledige AOW-opbouw.
45.
Kunt u aangeven wanneer het huidige stelsel van diensteinderegelingen zal worden vervangen door deze nieuwe regeling, constaterende dat door de aangekondigde nieuwe diensteinderegeling door Defensie het tijdstip van ouderdomspensioen en AOW weer met elkaar in de pas lopen, aangezien er dan geen AOW-gat meer is. Zijn er bij de introductie van deze nieuwe regeling nog steeds militairen die geconfronteerd worden met een AOW gat?
In het eerste deelakkoord is vastgelegd dat de nieuwe diensteinderegeling in 2017 van kracht moet worden. De uitwerking van deze regeling is momenteel onderwerp van onderhandelingen met de centrales van overheidspersoneel. In de nieuwe diensteinderegeling zal geen sprake meer zijn van een AOW-gat.
46.
Is er destijds bij de besluitvorming tot het ophogen van de AOW-leeftijd naar 67 rekening gehouden met de uitwerking van deze regeling op het inkomen, aangezien naar verluid niet alleen gewezen militairen worden geraakt door de inkomensgevolgen van de ophoging van de AOW-leeftijd, maar een ieder bij wie de pensioenleeftijd niet in de pas loopt met de AOW-leeftijd en een inkomensverlies als gevolg van het dan vigerende fiscale regime ervaart, zoals u in uw Kamerbrief van 14 december 2015 met onderwerp Voorziening AOW-gat heeft aangegeven?
Het Nederlandse stelsel van voorzieningen, sociale zekerheid en zorg is breed van opzet en opgebouwd in een periode van economische en demografische groei. Zowel het grote aantal betalenden als de groeiende welvaart maakten de ontwikkeling van steeds betere voorzieningen mogelijk. Met de Algemene Ouderdomswet (AOW) kent Nederland een oudedagsvoorziening die vrijwel iedere ingezetene die de voor hem geldende AOW-leeftijd heeft bereikt het sociaal minimum garandeert. Mede dankzij deze basisvoorziening behoort de armoede onder ouderen in Nederland tot de laagste in Europa. De betaalbaarheid van dit stelsel kwam echter onder druk te staan als gevolg van de economische crisis en demografische ontwikkelingen, zoals vergrijzing en ontgroening. De geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd was daarom nodig.
47.
Worden de negatieve inkomenseffecten, zoals bij de groep gewezen militairen, als gevolg van de toepassing van fiscale wet- en regelgeving inmiddels onderkend, aangezien naar verluid niet alleen gewezen militairen worden geraakt door de inkomensgevolgen van de ophoging van de AOW-leeftijd, maar een ieder bij wie de pensioenleeftijd niet in de pas loopt met de AOW-leeftijd en een inkomensverlies als gevolg van het dan vigerende fiscale regime ervaart, zoals u in uw Kamerbrief van 14 december 2015 met onderwerp Voorziening AOW-gat heeft aangegeven?
60.
U schrijft dat er volgens de Minister van Financiën geen mogelijkheid bestaat om een uitzondering te maken in de toepassing van fiscale regels in dit specifieke geval. Kunt u toelichten waarom een dergelijke uitzondering niet gemaakt kan worden? Welke argumentatie ligt aan die conclusie ten grondslag? Is een dergelijke uitzondering daadwerkelijk onmogelijk te maken, of betreft het hier een bewuste keuze om die uitzondering niet te maken? Indien het een keuze betreft, op welke argumenten rust die keuze dan?
De fiscale regels leiden tot een verschil in netto-inkomen tussen gewezen militairen met een ouderdomspensioen en een tegemoetkoming voor het AOW-gat (in de periode tussen 65 jaar en de AOW-leeftijd) en gewezen militairen die vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd ouderdomspensioen plus een AOW-uitkering ontvangen. Het verschil in netto-inkomen wordt veroorzaakt door het feit dat belastingplichtigen die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, over hun inkomen AOW-premies moeten afdragen.
Een dergelijke uitzondering wort niet gemaakt omdat iedereen die in Nederland woont, verzekerd is voor de AOW. De verzekering impliceert dat AOW-rechten worden opgebouwd en AOW-premie verschuldigd is over het inkomen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit geldt voor alle belastingplichtigen in Nederland en dus ook voor gewezen militairen die een tegemoetkoming voor het AOW-gat ontvangen. Er bestaat geen ruimte om een uitzondering te maken omdat dit ongewenste uitstralingseffecten kan hebben naar andere sectoren.
48.
Is het kabinet bereid te zoeken naar een (fiscale) overgangsregeling die het effect van de inkomensgevolgen voor ieder bij wie de pensioenleeftijd niet in de pas loopt met de AOW-leeftijd te niet doet?
Zie het antwoord op vraag 9.
49.
Hoe wordt de – door u met Centrales voor Overheidspersoneel overeengekomen – voorlopige voorziening ter compensatie van het AOW gat bij gewezen militair personeel gefinancierd?
Zie het antwoord op vraag 3.
50.
Wat zijn – in de tijd gezien – de consequenties van deze financiering voor aanvankelijke plannen en raakt dit de begroting in algemene zin of ziet de financiering toe op de beschikbare arbeidsvoorwaardelijke ruimte? Werkt deze maatregel door in de ruimte benodigd voor de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden voor actief dienend personeel?
Zie het antwoord op vraag 3.
51.
Heeft de gekozen compensatie gevolgen voor de pensioenuitkering na AOW-gerechtigde leeftijd?
De AOW-gat-voorziening van Defensie betreft een tegemoetkoming voor de negatieve gevolgen van het ontbreken van AOW vanaf 65 jaar tot aan de AOW-leeftijd. Voor de militaire pensioenuitkering heeft dit geen effect. In de militaire pensioenregeling ontstaat voor alle deelnemers het recht op ouderdomspensioen bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Burgerpersoneel kan er voor kiezen om het ABP-Keuzepensioen bij 65 jaar te laten ingaan. Tot 1 januari 2014 was de pensioenrichtleeftijd bij het ABP, ofwel de leeftijd waarop de pensioenopbouw berust 65 jaar. Vanaf die datum is dit verhoogd naar 67 jaar. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd leidt, op basis van actuariële berekeningen, tot een stijging van het tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioen. Het op 65 jaar laten ingaan van het pensioen maakt deze stijging ongedaan. Dit heeft gevolgen voor de pensioenopbouw na 1 januari 2014.
52.
Klopt het dat niet alleen AOW-premies moeten worden betaald, maar ook Zvw-premies waardoor er netto nog minder overblijft?
Iedere werknemer betaalt een inkomensafhankelijk bijdrage (premie) voor de Zorgverzekeringswet waarbij het tarief gelijk is aan het tarief voor AOW-gerechtigden. Het percentage van de Zvw-premie voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd is hetzelfde.
53.
Kunt u bij benadering aangeven hoe groot de inkomensderving als gevolg van het AOW-gat gemiddeld per persoon bedraagt?
Zie bijlage 1.
54.
Kunt u aangeven waarom het niet mogelijk is om een uitzondering te maken in de toepassing van de fiscale regels?
Zie het antwoord op vraag 4.
55.
Waarom repareert u het AOW-gat slechts gedeeltelijk, na eerder ook het WUL-drama slechts gedeeltelijk gecompenseerd te hebben?
Zie het antwoord op vraag 42.
56.
Is de slechts gedeeltelijke compensatie van de WUL net als nu bij het AOW-gat ook uit de arbeidsvoorwaardengeld voor het personeel gefinancierd? Zo ja, waarom?
Nee, de WUL-compensatie is niet gefinancierd uit de arbeidsvoorwaardengelden. De financiering is structureel geregeld in de nota «In het belang van Nederland».
57.
Welke gevolgen heeft de slechts gedeeltelijke compensatie van het AOW-gat, na eerder het WUL-drama, voor de loonontwikkeling van het defensiepersoneel in vergelijking met de rest van de rijksoverheid? Klopt het dat de achterstand in loonontwikkeling hierdoor verder is toegenomen? Zo ja, hoeveel?
De loonontwikkeling is afhankelijk van de beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte binnen de sector en de keuzes die sociale partners daarbinnen maken. Vanaf 2019 komen de uitgaven voor de AOW-gat-voorziening die Defensie met de centrales van overheidspersoneel is overeengekomen ten laste van de arbeidsvoorwaardenruimte. Het gevolg daarvan is dat minder arbeidsvoorwaardenruimte resteert voor het actief dienend personeel.
58.
Klopt het dat elders binnen de overheid in ambtenarenreglementen de ontslagleeftijden voor ambtenaren zijn aangepast van 65 jaar naar de AOW-leeftijd, waarbij de aanpassing dan ook geldt voor de einddatum van de ontslaguitkeringen, en dat Defensie weigert het reglement voor burgerambtenaren aan te passen? Zo ja, waarom?
Zie het antwoord op vraag 21.
59.
Klopt het dat er overeenstemming is tussen u en de vakbonden over een oplossing voor het AOW-gat?
Ja. Op 9 juli 2015 is in het sectoroverleg Defensie tussen de centrales van overheidspersoneel en de Minister overeenstemming bereikt over de «Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomensderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd». Deze voorziening is op 1 oktober 2015 in werking getreden.
60.
U schrijft dat er volgens de Minister van Financiën geen mogelijkheid bestaat om een uitzondering te maken in de toepassing van fiscale regels in dit specifieke geval. Kunt u toelichten waarom een dergelijke uitzondering niet gemaakt kan worden? Welke argumentatie ligt aan die conclusie ten grondslag? Is een dergelijke uitzondering daadwerkelijk onmogelijk te maken, of betreft het hier een bewuste keuze om die uitzondering niet te maken? Indien het een keuze betreft, op welke argumenten rust die keuze dan?
Zie het antwoord op vraag 47.