Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2016
Op 31 mei 2016 heb ik de schoolkostenmonitor 2015/2016 ontvangen van Oberon onderzoek en advies. De schoolkostenmonitor is een tweejaarlijks onderzoek dat wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar de hoogte en naar de ontwikkeling van de schoolkosten in het voortgezet onderwijs (vo) en in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). In aanvulling op de schoolkostenmonitor is onderzoek gedaan naar de gevolgen van de veranderde tegemoetkoming in de schoolkosten voor 16- en 17-jarige studenten in het mbo. Deze onderzoeken worden gedaan om inzicht te krijgen in kosten die ouders in het vo en ouders en studenten in het mbo maken. Dit is van groot belang aangezien het ongewenst is dat de hoogte van schoolkosten de keuze voor vervolgonderwijs of een bepaald type opleiding beïnvloeden. Via deze brief bied ik u de schoolkostenmonitor 2015/2016 en het aanvullend onderzoek aan1.
In deze brief geef ik eerst uitwerking aan de motie Jadnanansing en Siderius (vergaderjaar 2015/2016, 34 300 VIII, nr. 40) waarbij ik de uitkomsten van het onderzoek naar schoolkosten voor 16- en 17-jarige mbo’ers betrek. Het is voor mij daarbij van het grootste belang dat het onderwijs in Nederland aan alle kinderen dezelfde mogelijkheden biedt. Ook kinderen uit gezinnen met lagere inkomens moeten de kans krijgen om hun talenten ten volle te benutten. Schoolkosten mogen hierin geen belemmering vormen. Vervolgens ga ik in op de belangrijkste bevindingen en conclusies van de schoolkostenmonitor voor het middelbaar beroepsonderwijs en het voorgezet onderwijs en ga ik dieper in op het schoolkostenbeleid van mbo-instellingen.
In het ordedebat van 12 april 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 75, item 26) heeft de Tweede Kamer verzocht om een debat over de groeiende tweedeling in het mbo. Gevraagd is om deze brief over schoolkosten voorafgaand aan dit debat aan de Tweede Kamer te doen toekomen. Vervolgens is tijdens het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2015 en het Onderwijsverslag 2015/2016 van 22 juni jl., een motie ingediend door het lid Ypma c.s. (Kamerstuk 34 475 VIII, nr. 9) over de tegemoetkoming van schoolkosten in het mbo. Deze motie is aangehouden in afwachting van deze brief.
Motie Jadnanansing en Siderius
Tijdens de begrotingsbehandeling van 29 oktober 2015 is door de leden Jadnanansing en Siderius (vergaderjaar 2015/2016, 34 300 VIII, nr. 40) een motie ingediend over schoolkosten van 16- en 17-jarige mbo-studenten uit minimagezinnen. In de motie wordt de regering verzocht om met de MBO Raad, de Stichting Leergeld en de JOB in overleg te treden om:
• de schoolkosten voor opleidingen in het mbo tot een absoluut minimum te beperken en hierop toe te zien;
• alle financiële belemmeringen voor toegang tot en deelname aan het mbo weg te nemen;
• wanneer nodig een noodfonds in te stellen waarop minima een beroep kunnen doen voor hun 16- en 17-jarige kinderen, zodat zij de nog bestaande schoolkosten kunnen voldoen;
• de Kamer uiterlijk 1 februari 2016 over de uitkomsten van dit overleg te informeren.
Inmiddels zijn gesprekken gevoerd met de MBO Raad, de Stichting Leergeld, de JOB en is overleg gevoerd met het Ministerie van SZW. Daarnaast heb ik in het verlengde van de schoolkostenmonitor 2015/2016 nader onderzoek laten doen naar de schoolkostenproblematiek van 16- en 17-jarige mbo-studenten en de gevolgen hiervan voor de schoolkeuze van deze groep2.
Bevindingen en conclusies aanvullend onderzoek
Uit het aanvullend onderzoek komt naar voren dat de schoolkosten voor mbo’ers van 16 en 17 jaar in het schooljaar 2015/2016 gemiddeld € 1.400 bedragen ten opzichte van gemiddeld € 600 (excl. lesgeld) voor de groep van 18 jaar en ouder. Een groot deel van het verschil (ruim € 600) wordt veroorzaakt door de reiskosten die 16- en 17-jarige mbo’ers tot nu toe zelf betalen. Aan studenten van 18 jaar en ouder wordt wel een studentenreisproduct verstrekt. Daarbij wordt aangegeven dat de spreiding van de reiskosten groot is; ongeveer de helft van de 16- en 17-jarigen heeft bijvoorbeeld geen reiskosten. Het resterende verschil in kosten tussen de groep 16/17 jarigen en de groep van 18 jaar en ouder van gemiddeld € 200 euro kan worden verklaard omdat in het eerste leerjaar meer wordt uitgegeven aan benodigdheden (studieboeken, gereedschappen materialen en ICT). In de categorie 16- en 17-jarigen zitten relatief veel eerstejaarsstudenten. Circa 60 procent van de ouders, ongeacht de leeftijd van de studenten vindt de schoolkosten hoog en ongeveer een derde van de ouders met een laag inkomen geeft aan dat de schoolkosten een grote of zeer grote rol hebben gespeeld bij de schoolkeuze. Vrijwel alle bevraagde mbo-instellingen zeggen regelingen en tegemoetkomingen te hebben voor studenten die problemen ervaren bij het voldoen van de schoolkosten. Het gaat hier onder andere om de mogelijkheid om gespreid te kunnen betalen. Naast het kunnen betalen in termijnen is gebleken uit het onderzoek dat één op de vijf mbo-instellingen ook de mogelijkheid voor studenten heeft om een tegemoetkoming aan te vragen voor specifieke kosten, zoals kosten voor leermiddelen of ICT-licenties. Ook zijn er verscheidene instellingen die een eigen fonds hebben waarop minder vermogende ouders en studenten een beroep kunnen doen. Ouders zijn echter onvoldoende op de hoogte van deze mogelijkheden. Ouders met een laag inkomen maken het meest gebruik van regelingen en tegemoetkomingen van de school. Gemeenten geven aan geen specifieke regelingen te hebben voor 16- en 17-jarigen met minder vermogende ouders. Deze studenten worden door gemeenten doorverwezen naar Stichting Leergeld.3 Verder zijn er ook verschillende particuliere fondsen waarop ouders en scholieren aanspraak kunnen maken.
Reactie
Uit het aanvullend onderzoek naar de schoolkosten voor 16- en 17-jarige mbo’ers maak ik op dat de kosten voor deze groep hoog zijn. Voor ouders met een laag inkomen hebben de schoolkosten bovendien invloed op de schoolkeuze. Dit is een zeer onwenselijke situatie. Het is echter goed om een vergelijking te maken tussen de hoogte van de kosten die ouders in het verleden zelf droegen, de kosten die zij nu moeten dragen en de kosten die zij vanaf 2017 zullen gaan dragen.
Als gevolg van de Wet hervorming kindregelingen is met ingang van het schooljaar 2015–2016 de inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) voor 16- en 17-jarige bol’ers afgeschaft. De afgelopen jaren maakten circa 27 duizend (ouders van) mbo-studenten gebruik van de WTOS. De maximale vergoeding op basis van de WTOS kon voorheen € 691 bedragen. Lagere inkomens zijn hiervoor vanaf het schooljaar 2015/2016 via het kindgebonden budget (WKB) met maximaal € 116 per jaar gecompenseerd. Daar teken ik nog bij aan dat de WTOS een groot niet-gebruik kende dat door de integratie in het kindgebonden budget is verdwenen. De WKB wordt ambtshalve toegekend waardoor wel alle ouders met een laag inkomen worden bereikt. De verhoging van € 116 komt ten goede aan alle huishoudens met een laag inkomen waarvan 16- of 17-jarige kinderen deel uitmaken, dus ook voor huishoudens met kinderen in die leeftijd die voortgezet onderwijs volgen. De budgettair neutrale integratie van de WTOS in de WKB verklaart het lagere bedrag. Meer mensen krijgen een tegemoetkoming, maar de tegemoetkoming is hierdoor verlaagd. Gevolg hiervan is dat bepaalde ouders van 16- en 17-jarige mbo’ers er op achteruit zijn gegaan. Bij de Wet hervorming kindregelingen zijn de kindbedragen ook los van bovenstaande omzetting van WTOS naar WKB opgehoogd. Het eerste kindbedrag is met € 15 verhoogd en het tweede kindbedrag met € 255. Een gezin met twee kinderen, waarvan één in de leeftijd 16–17 jaar, heeft er dus in totaal € 386 (€ 116 + € 15 + € 255) aan kindgebonden budget bij gekregen. Dit gezin gaat er per saldo € 305 euro op achteruit wat betreft de vergoeding voor de schoolkosten.
Maar naast de verandering in de vergoeding voor de schoolkosten vindt vanaf 2017 voor deze groep ook een grote verandering plaats met betrekking tot de reiskosten. Uit het aanvullend onderzoek naar de schoolkosten en de schoolkeuze van 16- en 17-jarige mbo’ers met ouders met een laag inkomen blijkt dat deze groep jaarlijks gemiddeld € 600 betaalt voor reiskosten. Met de introductie van het studentenreisproduct voor minderjarige bol’ers per 1 januari 2017 vervallen deze kosten als onderdeel van het studievoorschot. De gemiddelde uitgaven zullen dus met circa € 600 dalen. Dit betekent dat de achteruitgang als gevolg van het afschaffen van de WTOS voor een grote groep 16- en 17-jarige mbo’ers ruimschoots goedgemaakt wordt. Het gezin dat er € 305 op achteruit gaat wat betreft vergoeding, heeft € 600 lagere kosten omdat reiskosten niet meer betaald hoeven te worden. Voorheen werd ongeveer 50% van de schoolkosten vergoed, dit zal 70% zijn vanaf 2017. Zie tabel 1. Voor een gezin met één kind waarvan het kind 16 of 17 jaar oud is, is de vooruitgang minder groot.
2014 (voor herv. kindregelingen) |
2015 (na herv. kindregelingen) |
2017 |
|
---|---|---|---|
Gemiddelde schoolkosten |
€ 1.400 |
€ 1.4001 |
€ 1.400 |
Vergoeding |
|||
WTOS2 |
€ 691 |
||
WKB3 |
€ 386 |
€ 386 |
|
Studentenreisproduct |
€ 6004 |
||
Zelf te betalen |
€ 709 |
€ 1.014 |
€ 414 |
Vergoedingspercentage |
49% |
28% |
70% |
Voor een goede vergelijking tussen de jaren is ervoor gekozen om de gemiddelde totale schoolkosten van 16- en 17-jarige mbo’ers in 2014, 2016 en 2017 gelijk te houden. Dit lijkt reëel omdat uit de schoolkostenmonitor 2015–2016 blijkt dat de totale schoolkosten voor bol-opleidingen stabiel zijn.
Additioneel bedrag WKB a.g.v. hervorming kindregelingen. Gebaseerd op gezin met twee kinderen waarvan één in leeftijd 16–17 jaar.
Niet iedere minderjarige mbo’er zal reiskosten hebben (gehad). Ook de groep ouders die voorheen geen WTOS ontving heeft voordeel bij het studentenreisproduct.
De periode tot de invoering van het studentenreisproduct is een punt zorg. Ik stel in 2016 incidenteel € 5 miljoen beschikbaar om ervoor te zorgen dat niemand vanwege financiële redenen geen mbo-opleiding zou kunnen volgen. Met de Stichting Leergeld en de mbo-instellingen (MBO Raad) ben ik in overleg hoe dit op korte termijn het beste vorm gegeven kan worden.
Uit het onderzoek blijkt tevens dat de helft van de 16- en 17-jarigen geen reiskosten maakt. Hoewel voor deze groep de gemiddelde schoolkosten daardoor lager uitvallen biedt het studentenreisproduct voor hen geen financieel voordeel.
Ik realiseer me daarmee dat ik de schoolkostenproblematiek niet voor alle 16- en 17-jarigen geheel weg kan nemen. Uiteindelijk blijven de kosten die zelf moeten worden betaald € 414. Zie tabel 2. Door het beschikbaar komen van het studentenreisproduct wordt wel de toegankelijkheid van mbo-opleidingen voor deze groep aanzienlijk verbeterd.
2014 (voor herv. kindregelingen) |
2015 (na herv. kindregelingen) |
2017 |
|
---|---|---|---|
Gemiddelde schoolkosten |
€ 800 |
€ 800 |
€ 800 |
Vergoeding |
|||
WTOS |
€ 691 |
||
WKB |
€ 386 |
€ 386 |
|
Zelf te betalen |
€ 109 |
€ 414 |
€ 414 |
Vergoedingspercentage |
86% |
48% |
48% |
Ik vind het onacceptabel dat de hoogte van schoolkosten de keuze voor vervolgonderwijs of een bepaald type opleiding beïnvloeden. Ik zal daarom uiterlijk dit najaar met een structurele oplossing komen die ervoor zorgt dat schoolkosten geen belemmering vormen in deze keuze, ook geen belemmering in de keuze van gezinnen met ouders met lagere inkomens. De wijze waarop deze oplossing precies vorm krijgt wordt de komende periode uitgewerkt. Het instellen van een (nood)fonds is daarbij één van de mogelijkheden.
Schoolkostenmonitor 2015/2016
Middelbaar beroepsonderwijs
Bevindingen en conclusies
De bevindingen en conclusies over de ontwikkeling van de totale schoolkosten in het mbo zijn gebaseerd op twee metingen onder ouders; 2009/2010 en 2015/2016 en op drie metingen onder mbo-instellingen; 2009/2010, 2012/2013 en 2015/2016. Daarnaast is voor het schooljaar 2015/2016 extra informatie verzameld over de kosten van mbo-opleidingen via de website van mbo-instellingen (websearch). Geconcludeerd wordt dat de totale schoolkosten voor bol-opleidingen tamelijk stabiel zijn. Voor bbl-opleidingen zijn de totale kosten volgens ouders gedaald en volgens instellingen redelijk stabiel gebleven (zie figuur 4.1 uit de schoolkostenmonitor 2015/2016).
Wat betreft de opgave van de schoolkosten in de bol is er weinig verschil tussen ouders en mbo-instellingen. Het verschil is klein en niet significant. Voor bbl-opleidingen liggen de gemiddelde schoolkosten volgens ouders/studenten op alle niveaus lager dan volgens de opgaven van mbo-instellingen. De verklaring hiervoor is volgens de schoolkostenmonitor dat bij bbl-opleidingen werkgevers vaak meebetalen aan de schoolkosten, waardoor studenten zelf lagere kosten maken.
De schoolkostenmonitor geeft ook informatie over de schoolkosten per kostencategorie vanuit de zienswijze van mbo-studenten en hun ouders. Hier zijn de uitkomsten van de meting in 2015/2016 vergeleken met de meting in het schooljaar 2012/2013. Uit de schoolkostenmonitor komt naar voren dat de kosten voor studieboeken voor bol-opleidingen aanzienlijk zijn gedaald en dat ook de kosten voor ICT gemiddeld zijn afgenomen. Hier staat tegenover dat de kosten voor gereedschappen en materialen voor deze leerweg fors zijn gestegen. Voor bbl-opleidingen zijn de kosten voor schoolboeken gestegen, de kosten voor ICT gestegen en de kosten voor gereedschappen en materialen ongeveer gelijk gebleven. De kosten voor extra activiteiten en eenmalige uitgaven zijn voor zowel bol- als bbl-opleidingen gedaald. (zie de tabellen 5.2, 5.4, 5.5, 5.6 en 5.7 uit de schoolkostenmonitor 2015/2016). Wat daarnaast opvalt, is dat het aantal ouders en deelnemers dat kosten maakt voor ICT aanzienlijk is gestegen; voor bol-opleidingen van 20 naar 60 procent en voor bbl-opleiding van 10 naar 39 procent. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de verdere digitalisering in het onderwijs.
Verder laat de schoolkostenmonitor zien dat circa 60 procent van de ouders/studenten van bol-opleidingen en circa 40 procent van ouders/studenten van bbl-opleidingen de schoolkosten in het mbo hoog tot zeer hoog vindt. Alle mbo-instellingen geven aan ouders en deelnemers te informeren over de hoogte van de schoolkosten. Circa twee derde van de ouders/studenten beaamt dat ze door de mbo-instelling geïnformeerd zijn. Ouders die zeggen geïnformeerd te zijn over de schoolkosten door de mbo-instelling zijn hierover positief. Het merendeel van de ouders en deelnemers geeft aan niet te weten of zij het schoolkostenbeleid kunnen beïnvloeden en is niet op de hoogte van de rol van de medezeggenschapsraad hierbij.
Reactie
Het stelt mij gerust dat de totale gemiddelde schoolkosten in het mbo voor bol- opleidingen volgens ouders/studenten en mbo-instellingen redelijk stabiel zijn gebleven en voor bbl-opleidingen volgens ouders/studenten zelfs zijn gedaald. Hoewel veel instellingen er in goed overleg met de studentenraden serieus werk van maken om de schoolkosten beheersbaar te krijgen en te houden, blijkt uit de schoolkostenmonitor dat een groot deel van de ouders/studenten van bol-opleidingen de schoolkosten desalniettemin als hoog tot zeer hoog ervaart. Tevens blijkt dat ouders onvoldoende geïnformeerd zijn over de rol die zij zelf kunnen spelen bij de totstandkoming van het schoolkostenbeleid. Dit zijn onwenselijke signalen waarop verbetering noodzakelijk is. Ik heb hierover met de MBO Raad en de JOB contact. In de volgende paragraaf ga ik hier nader op in.
Overleg MBO Raad en JOB
Met de MBO Raad en de JOB heb ik het schoolkostenbeleid van mbo-instellingen besproken. Het blijkt dat de informatievoorziening ten aanzien van schoolkosten is verbeterd. Het uitgangspunt bij schoolkostenbeleid is dat iedere jongere toegang moet hebben tot het mbo-onderwijs en de opleiding moet kunnen volgen die bij zijn mogelijkheden en talenten past. De mbo-instelling ontvangt een rijksbijdrage voor het verzorgen van beroepsopleidingen. Ze dient met de ontvangen rijksbijdrage te voorzien in de basisuitrusting die nodig is voor het verzorgen van de opleiding. Aan de mbo-student mag daarvoor geen rekening gepresenteerd worden, behalve voor het wettelijk verplichte les- of cursusgeld (lesgeld wordt geïnd door DUO). Voor een zinvolle deelname van de mbo-student aan de opleiding mag door de onderwijsinstelling worden verwacht dat de student zelf beschikt over bepaalde onderwijsbenodigdheden. Het gaat dan om zaken die afhankelijk zijn van persoonlijke kenmerken van de student of om zaken die nodig zijn om thuis de lessen voor te bereiden. De kosten van de aanschaf van deze onderwijsbenodigdheden moeten wel binnen redelijke grenzen zijn en mogen deelname aan de opleiding niet belemmeren.
In de praktijk blijkt er echter nog onduidelijkheid te bestaan over wat begrepen mag worden onder onderwijsbenodigdheden die afhankelijk zijn van de persoonlijke kenmerken van de student. Tevens is er op enkele punten verschil van interpretatie, als het gaat over welke onderwijsbenodigdheden tot de basisuitrusting van een opleiding horen en daarmee voor rekening zijn van de mbo-instelling en welke onderwijsbenodigdheden nodig zijn om thuis lessen voor te bereiden en voor rekening zijn van de student. Hierover voer ik momenteel het gesprek met de betrokken partijen.
Hoewel uit de schoolkostenmonitor naar voren komt dat twee derde van de ouders/studenten aangeeft geïnformeerd te zijn over de hoogte van de schoolkosten en daar ook positief over is, geeft tegelijkertijd een derde van de ouders/studenten aan hierover niet geïnformeerd te zijn. Dit moet beter. Met de MBO Raad ben ik overeengekomen dat zij het belang van een goede communicatie over schoolkosten bij de leden onder de aandacht brengt. Hoe de mbo-instellingen deze communicatie vormgeven is aan de instellingen zelf. De MBO Raad zal binnen het netwerk Communicatie, waarin alle directeuren/managers communicatie van de instellingen participeren, het delen van kennis en goede voorbeelden faciliteren. Tot slot is het belangrijk dat de mbo-instelling in overleg met de studentenraad bepaalt welke onderwijsbenodigdheden redelijk en noodzakelijk zijn. Uit de onderwijsmonitor komt naar voren dat slechts 14% van de ouders/studenten op de hoogte is van de rol van de studentenraad ten aanzien van de hoogte en besteding van de schoolkosten van een mbo-instelling. Ik zal met de MBO Raad en de JOB bespreken op welke manier hierover het beste gecommuniceerd kan worden richting ouders en studenten. Daarnaast zijn de JOB en de MBO Raad nu al in overleg met het doel te komen tot gemeenschappelijke afspraken om de studentenraden in de mbo-instellingen beter te ondersteunen en in positie te brengen.
Uit de resultaten van de JOB-monitor blijkt dat 41% van de studenten lesmateriaal aanschaft dat weinig wordt gebruikt. Dat vind ik verontrustend veel. Het is van belang dat de onderwijsinstelling met de studentenraad het gesprek aan gaat over de onderwijsbenodigdheden die nodig zijn om de lessen voor te bereiden. De instelling dient zorgvuldig af te wegen welke zaken echt noodzakelijk zijn om zo de kosten voor studenten en hun ouders tot een minimum te beperken. De JOB- monitor geeft aan dat er ook goede voorbeelden te vinden zijn. Zo zijn er instellingen waarbij je de boeken aan het einde van het schooljaar mag terugbrengen wanneer ze niet zijn gebruikt. De kosten hiervoor worden aan de student vergoed en komen ten laste van het budget van de mbo-instellingen. Ook weet ik dat er instellingen zijn die ervoor zorgen dat er leensets kappersscharen, koksmessen en gereedschappen beschikbaar zijn voor studenten die niet in staat zijn deze zelf aan te schaffen. Anderzijds krijg ik signalen van instellingen waar nog veel te verbeteren valt. Daar brengt men kosten voor praktijkmaterialen, dure studiereizen, examens en zelfs een flink bedrag voor administratiekosten in rekening bij studenten. Ik vind dit een slechte zaak. Samen met het JOB ga ik goede en slechte voorbeelden van het schoolkostenbeleid van mbo-instellingen in kaart brengen.
In de Tweede Kamer ligt het wetsvoorstel voor waarin de studentenraad adviesrecht krijgt op het schoolkostenbeleid. Een goede betrokkenheid van de studentenraad bij het schoolkostenbeleid van een mbo-instelling kan voorkomen dat schoolboeken of ander lesmateriaal wel in rekening wordt gebracht maar uiteindelijk niet of nauwelijks wordt gebruikt gedurende de opleiding.
Voortgezet onderwijs
Bevindingen en conclusies
De bevindingen en conclusies over de ontwikkeling van de totale schoolkosten in het voortgezet onderwijs zijn gebaseerd op vier opeenvolgende metingen onder ouders en scholen van voortgezet onderwijs; over 2006/2007, 2009/2010, 2012/2013 en 2015/2016. De conclusie uit het onderzoek is dat de totale schoolkosten in het voortgezet onderwijs zijn gedaald bij alle onderwijsniveaus. Dit blijkt zowel uit de opgave van ouders als die van scholen. Hoewel de totale gemiddelde kosten in het voorgezet onderwijs afnemen, blijkt uit de schoolkostenmonitor dat ouders met kinderen op hogere onderwijsniveaus meer betalen dan ouders met kinderen op lagere onderwijsniveaus.
Uit de schoolkostenmonitor blijkt tevens dat de totale schoolkosten in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2015/2016 lager zijn dan de totale schoolkosten in het schooljaar 2012/2013. Dit is toe te schrijven aan een daling in de vrijwillige ouderbijdrage, de kosten voor extra schoolactiviteiten en de eenmalige schoolkosten. De opzet van de huidige meting is, met betrekking tot de eenmalige kosten, gewijzigd ten opzichte van de vorige meting. In de meting 2015/2016 zijn kosten van tweetalig onderwijs en extra sportklassen niet meegenomen bij de eenmalige kosten maar als overige kosten opgevoerd. Verder komt uit de monitor naar voren dat de kosten voor ICT zijn gestegen. In het schooljaar 2012/2013 gaf 20 procent van de ouders aan dat zij kosten maakten voor ICT, in het schooljaar 2015/2016 is dat percentage gestegen naar 50 procent. Ook zijn de gemiddelde ICT-kosten per leerling binnen alle onderwijsniveaus toegenomen. Het gaat om een gemiddelde stijging van € 30 per leerling. Een mogelijk verklaring hiervoor is dat, als gevolg van verdere digitalisering, ICT een prominentere plek heeft gekregen in het onderwijs.
Vervolgens is in het schooljaar 2015/2016 gevraagd naar de mening van ouders over de hoogte van schoolkosten. Van de ouders in het voortgezet onderwijs vindt 54 procent de schoolkosten noch hoog, noch laag. Ruim een derde vindt de schoolkosten hoog tot zeer hoog en 9 procent van de ouders vindt de schoolkosten laag. Relatief meer ouders van havisten vinden de schoolkosten hoog.
Ten slotte geeft de schoolkostenmonitor aan dat alle scholen ouders informeren over de schoolkosten. Dit gebeurt via de schoolgids of de website van de school. Ouders bevestigen dit. Ouders geven aan tevreden te zijn over de informatieverstrekking met betrekking tot de hoogte en de besteding van de schoolkosten; 62 procent van de ouders is tevreden tot zeer tevreden. Vrijwel alle scholen zeggen dat ouders betrokken worden bij de besluitvorming over de schoolkosten. De betrokkenheid loopt via de ouderraad of de oudergeleding binnen de medezeggenschapsraad. Ouders ervaren die betrokkenheid niet. Vier op de tien ouders kennen de rol van de oudergeleding binnen de medezeggenschapsraad ten aanzien van de hoogte en de besteding van de schoolkosten. Toch zegt ongeveer 50 procent van de ouders niet te weten of ouders betrokken worden bij de besluitvorming, geeft 11 procent aan geen invloed te hebben op de hoogte van de schoolkosten en geeft slechts een derde van de ouders aan dat inspraak mogelijk is via de ouderraad of oudergeleding binnen de medezeggenschapsraad.
Reactie
De Staatssecretaris vindt het positief dat de daling van de totale schoolkosten voor leerlingen van alle onderwijsniveaus en volgens zowel de ouders als de scholen voor voortgezet onderwijs, zich doorzet. Net als bij de vorige meting, vormen de extra schoolactiviteiten een relatief groot onderdeel van de totale schoolkosten van ouders. Uit de informatie van scholen blijkt dat, ten opzichte van de vorige meting, meer ouders hun kind niet mee laten gaan op excursie vanwege de kosten. Het is positief dat deze kosten ten opzichte van de vorige meting zijn gedaald, maar dat meer ouders hun kind niet mee laten gaan is een zorgwekkende ontwikkeling. Scholen hebben de verantwoordelijkheid om de kosten voor de extra schoolactiviteiten (en de overige schoolkosten) voor ouders beheersbaar te houden en te zorgen voor alternatieven als blijkt dat kinderen vanwege de kosten niet mee kunnen. Dat ouders zich niet betrokken voelen bij de besluitvorming over de schoolkosten is een verontrustend signaal. Scholen moeten transparant zijn over hun schoolkostenbeleid en hierover helder communiceren. De Staatssecretaris brengt nogmaals de rol van de medezeggenschapsraad bij de besluitvorming over de schoolkosten, zoals beschreven in de brochure «Schoolkosten en onderwijstijd» onder de aandacht. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2014/02/27/schoolkosten-en-onderwijstijd.html
Tot slot
Hoewel ik constateer dat als gevolg van de veranderingen in het kindgebonden budget én de introductie van de reisvoorziening een groot deel van de 16- en 17-jarige mbo’ers uit gezinnen met lagere inkomens er gemiddeld genomen op vooruit gaat, blijft het verder van belang dat de mbo-instellingen er alles aan doen om de kosten van onderwijsbenodigdheden tot het noodzakelijke minimum te beperken. Daarmee wil ik de toegankelijkheid van het mbo, ook voor kinderen van ouders met een laag inkomen, zoveel mogelijk waarborgen. In aanvulling hierop moet de informatievoorziening van mbo-instellingen over schoolkosten, bestaande regelingen en tegemoetkomingen verder worden verbeterd. Bij het onderwerp schoolkosten wil ik het belang benadrukken van samenwerking en dialoog tussen alle betrokkenen. We moeten alert blijven om de schoolkosten voor ouders van leerlingen en studenten van scholen voor voortgezet onderwijs en mbo-instellingen beheersbaar te houden. De MBO Raad heeft als vertegenwoordiger van de instellingen toegezegd om de komende periode het punt van informatievoorziening over schoolkosten, bestaande regelingen en tegemoetkomingen actief bij haar leden onder de aandacht te brengen. Zoals eerder genoemd zijn ook de JOB en de MBO Raad nu al in overleg met het doel te komen tot gemeenschappelijke afspraken om de studentenraden in de mbo-instellingen beter te ondersteunen en in positie te brengen en zal er waar mogelijk samengewerkt worden met de Stichting Leergeld. Ook voor scholen voor voortgezet onderwijs is het noodzakelijk dat ouders meer betrokken worden bij het schoolkostenbeleid van een school. De Inspectie van het Onderwijs zal verder blijven toezien op het schoolkostenbeleid van instellingen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker