Vastgesteld 22 december 2015
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 16 november 2015 overleg gevoerd met de heer Dekker, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Media.
(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Wolbert
De griffier van de commissie, De Kler
Voorzitter: Bosma
Griffier: De Kler
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bosma, Jasper van Dijk, Elias, Pieter Heerma, Klein, Mohandis en Verhoeven,
en de heer Dekker, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 11.03 uur.
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de Staatssecretaris. Fijn dat u hier bent. Evenzeer welkom aan de diverse mediawoordvoerders van vandaag. In verband met de gebeurtenissen in Parijs zullen wij om 12.00 uur precies een minuut stilte in acht nemen. Dat zullen wij doen in deze zaal; ik zal dan de spreker die aan het woord is, onderbreken. Misschien kunnen we het tussen twee sprekers in doen, dat zou helemaal mooi zijn. Verder gaan we ook nog lunchen, ergens op de dag. Dit debat staat tot 17.00 uur hedenmiddag in de agenda. Ik stel vast dat we zeer recentelijk een mooi plenair debat hebben gehad over dit onderwerp, dus misschien kunnen we het iets puntiger houden dan de spreektijden zoals die zijn toegekend. We zullen dat zien in de loop van het debat.
Wij houden de begrotingsvolgorde aan. Dat betekent dat de eerste spreker van de zijde van de Kamer de heer Jasper van Dijk is. Hij heeft een spreektijd van negen minuten.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Laat ik om te beginnen zeggen dat de SP haar afschuw uitspreekt over de aanslagen in Parijs en dat onze gedachten bij de slachtoffers zijn.
Wij spreken over de mediabegroting. Wij hebben recentelijk een nieuwe mediawet behandeld en daarbij is veel gesproken over de rol van amusement bij de publieke omroep en over de rol van omroepen bij coproducties. Er zijn toen heldere afspraken gemaakt. Op 11 november hebben wij een brief gekregen van de Staatssecretaris waarin hij de NPO en de omroepen aanspreekt op die afspraken. Mijn indruk was echter dat er heldere afspraken waren gemaakt over amusement. Amusement mocht nog als middel bestaan om bredere groepen te bereiken. De Staatssecretaris wil dat aanscherpen, maar wat mij betreft waren de afspraken indertijd bij dat debat helder. Hetzelfde geldt voor coproducties: er moet vrijheid blijven voor omroepen om samen met externe partijen afspraken te maken. Het NPO-bestuur mag daarin een faciliterende rol vervullen, in plaats van een besturende. Ik vraag de Staatssecretaris of hij die mening deelt.
Er zijn nogal wat banen opgeheven binnen de publieke omroep als gevolg van de enorme bezuinigingen van 250 miljoen euro in totaal. Dat zou ertoe hebben geleid dat 342 fulltimebanen zijn verdwenen; deze zijn voor het merendeel ingewisseld voor tijdelijke banen. Ik vraag de Staatssecretaris: is het niet juist in overeenstemming met het kabinetsbeleid om meer vaste banen te bieden bij sectoren waarin de overheid een grote rol speelt? Wat gaat hij eraan doen om het grote aantal tijdelijke banen te verminderen en meer in te zetten op vaste banen?
We hebben een discussie gehad over kerntaken versus kijkcijfers. Die kwam tot uiting bij het programma Sesamstraat en recentelijk ook bij het programma Opium, dat van de publieke omroep verdwijnt. Laat ik voorop stellen dat de NPO zelf bepaalt wat op de televisie wordt uitgezonden. Dat staat wat de SP betreft niet ter discussie, dat is de autonomie van Hilversum. Ik heb de Staatssecretaris wel vragen gesteld, samen met collega Verhoeven, over wat hij vindt van de werkwijze van de publieke omroep. Als je een programma als Sesamstraat van het middaguur weghaalt, een programma dat een voorbeeld is van educatie – dat is de Staatssecretaris met mij eens – dan vraag ik hem te reflecteren op die werkwijze van de publieke omroep. De baas van de NTR heeft duidelijk in berichten op de televisie gezegd dat er te weinig kijkcijfers zijn. In antwoorden op onze vragen zegt de Staatssecretaris dat het gaat om een veranderd kijkgedrag van jongeren. Ik bestrijd dat dat het hoofdargument is. Het hoofdargument is volgens de baas van de NTR de kijkcijfers. Ik vraag de Staatssecretaris, die uitdrukkelijk tegen Nederland heeft gezegd dat het bij de publieke omroepen moet gaan om educatie, informatie en cultuur, veel meer dan om kijkcijfers zoals bij de commerciëlen het geval is, om te reflecteren op deze werkwijze. Hetzelfde geldt voor het programma Opium, dat natuurlijk valt onder de kerntaak cultuur. Is het niet zo dat wij op papier stellen dat de publieke omroep zich gaat richten op educatie, informatie en cultuur, terwijl het in de praktijk alleen maar om kijkcijfers draait? Daarin zit een spanning. Ik wil graag dat de Staatssecretaris daarop reageert.
Op de regionale omroep worden enorme bezuinigingen uitgevoerd. Maar liefst 17 miljoen. Dit leidt mogelijk tot tussen de 18 en de 30 miljoen aan frictiekosten. Ook redacties worden geraakt. De Staatssecretaris heeft dat niet uitgesloten tijdens het debat over de Mediawet. Dat zou nog meer verschraling betekenen van de nieuwsvoorziening in de regio, zeker in dunbevolkte gebieden. Dat is een slechte zaak. De democratie functioneert niet goed als er geen vrije pers is die kan vertellen wat er gebeurt in gemeenten en provincies. Nu wordt er wel wat gedaan via pilots om hier een versterking te bereiken, maar ik vind dit nog erg mager. Daarom stelt mijn fractie voor om een gedoogzone in te stellen waarin binnen de regio de verschillende media – kranten, televisie, radio en internet – samen kunnen werken aan een kritische en sterke nieuwsvoorziening. Graag krijg ik hierop een reactie.
Wat vindt de Staatssecretaris van het idee om meer aandacht te geven aan taallessen op de televisie? Ook hier staat de autonomie van de NPO natuurlijk voorop, maar iedereen mag suggesties doen. Ik doe de suggestie om, gezien het grote aantal laaggeletterden in Nederland, te bekijken of ook op de landelijke publieke omroep aandacht kan worden gegeven aan taallessen op de televisie. Er is natuurlijk al veel aanbod op internet en bij bibliotheken, maar zou dit niet versterkt kunnen worden op de publieke omroep? Graag ontvang ik hierop een reactie.
Ik krijg ook graag een reactie op het artikel in de Volkskrant van 14 november, het afgelopen weekend: «Money money money, maar niet voor de maker». Wat vindt de Staatssecretaris van dit artikel, waaruit blijkt dat omroepen componisten dwingen om bij hun uitgevers hun composities onder te brengen en daarmee hun rechten af te staan? Wat vindt de Staatssecretaris van het feit dat onder Teletekst 's middags op de NPO-zenders geen muziek van jonge Nederlandse componisten mag worden gedraaid, maar uitsluitend muziek aangeleverd door Crossmex, bovendien van buitenlandse componisten? Graag krijg ik hierop een reactie.
Reclame op internet op de site van de publieke omroep vind ik onwenselijk. Ik wil dit graag aan banden leggen. Wil de Staatssecretaris daaraan meewerken?
Tot slot hebben wij een brief ontvangen van de Staatssecretaris over het feit dat de NPO de kosten niet per programma maar per genre moet aangeven, vanwege een motie die door de Kamer is aangenomen. De Staatssecretaris legt dat echter nogal handig in zijn voordeel uit. Als het nodig is, moet ik toch ook specifieke kosten per programma kunnen geven, zegt hij. Daarmee omzeilt hij dus de motie die door de Kamer is aangenomen en waarin juist wordt gezegd dat het per genre moet. Deelt de Staatssecretaris die mening? Zo ja, wat gaat hij daar dan aan doen?
De heer Klein (Klein):
De heer Van Dijk roept heel enthousiast in een bijzin dat er wat hem betreft geen reclame op internet moet zijn. Die logica ontgaat mij even. Stelt de SP-fractie dan ook voor om de reclame op de publieke zenders maar meteen op te heffen? Dan kun je beter de hele publieke omroep reclamevrij maken.
De heer Jasper van Dijk (SP):
In de ideale samenleving zou de publieke omroep geen reclame moeten bevatten. Dat is juist. Ik vind dat dit elkaar bijt. Ik zie ook wel dat dit een gegroeide realiteit is, dat er enorm veel inkomsten zijn uit de STER-reclame. Als je die wilt afschaffen, moet je ook wel met 200 miljoen aankomen als je het aanbod gelijkwaardig wilt houden. Ik zou heel graag naar een model werken waarin wij uiteindelijk stap voor stap naar een reclamevrije publieke omroep gaan. De eerste stap zou zijn om dit op internet te doen.
De heer Klein (Klein):
Dat is niet zo principieel. Als je principieel bent, zeg je dat je dit niet wilt. Dat betekent dat je alle reclame moet weglaten. Nu zegt de heer Van Dijk dat hij het voor een deel wel wil doen, namelijk op internet. Hoe wil de SP-fractie dit compenseren?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Zoals ik al zei in mijn eerste antwoord: het moet stap voor stap gebeuren. Uiteindelijk zijn wij een voorstander van een reclamevrije publieke omroep. Omdat dat middelen vereist, zijn wij ook zo realistisch om te zeggen: dat doen we niet van vandaag op morgen maar stap voor stap en om te beginnen bij het internet. Het gaat volgens mij om een overzichtelijk bedrag en wij zullen voor een fatsoenlijke dekking zorgen.
De heer Elias (VVD):
Voorzitter. Ik deel natuurlijk de afschuw over de koelbloedige schandalen die in Parijs hebben plaatsgevonden, maar ook de notie dat wij doorgaan met ons leven, dat wij ons niet van de wijs laten brengen en dat we dus ook met de politiek en de alledaagse politiek doorgaan, hoe tegennatuurlijk dat ook mag aanvoelen.
Ik begin maar meteen met de wijze waarop letter en geest van de wijziging van de Mediawet neerslaan in praktisch beleid vanaf 1 januari. De NPO heeft naar onze smaak in het concessiebeleidsplan een wel heel voorzichtig aanzetje gegeven om de veranderingen vorm te geven. De Staatssecretaris schrijft in de verschillende brieven die ons hebben bereikt dan ook dat hij voor het vaststellen van de prestatieovereenkomst nog zal overleggen met de NPO over deze punten. Graag krijgt mijn fractie de toezegging dat de ambities van de omroepen gelijk worden getrokken met de nieuwe wet bij in ieder geval 1. de uitgaventransparantie, 2. de genrecoördinatoren – ik blijf hen overigens nadrukkelijk hoofdredacteuren noemen, wat zijn het eigenlijk – en 3. het meten van de bijdrage van programma's aan de kerndoelen van de publieke omroep. Ik vraag de Staatssecretaris verder om ons hierover voor 1 januari te informeren.
De VVD-fractie is op zichzelf natuurlijk zeer content met de wijzigingen in de Mediawet; we hoeven niet het debat over te doen. Decennialang leek Hilversum een onneembare vestig en nu is het gelukt: niet de omroep maar het programma staat vanaf 1 januari centraal, niet de Hilversumse zenderbaas maar eindelijk de kijker. Er is dus nog een wereld te winnen op de drie punten die ik noemde.
De heer Verhoeven (D66):
We hebben inderdaad vorige maand het debat over de Mediawet gehad. De heer Elias zegt nu dat hij heel blij is met deze wet en dat hij heel blij is dat Hilversum geen onneembaar bastion meer is enzovoort, enzovoort. Maar is de echte analyse niet dat er eigenlijk bijzonder weinig dreigt te veranderen, zeker na de afzwakking die na dat debat heeft plaatsgevonden? Is er niet maar weinig overgebleven van de oorspronkelijke ideeën van de Staatssecretaris?
De heer Elias (VVD):
Dat moet ieder voor zich maar wegen. Dat moeten we allemaal maar zelf analyseren, maar naar mijn idee is het aanmerkelijk minder het geval dan u nu suggereert. Het is niet voor niets dat ik op die drie punten nog wat meer duidelijkheid vraag.
De heer Verhoeven (D66):
Dus de VVD zegt eigenlijk: ja, wij hebben nu de grote woorden van de Staatssecretaris van Media waargemaakt, want er komt een totaal andere publieke omroep. Die omroep is vanaf nu volledig opengebroken en kan geen puur amusement meer uitzenden. Zegt de VVD met andere woorden dat de woorden van de Staatssecretaris volledig overeind staan?
De heer Elias (VVD):
De VVD zegt: laten we die wet eerst maar eens aannemen in de Eerste Kamer, laten we eerst maar eens zien hoe het precies gaat lopen. De beweging die is ingezet, is een heel goede. We hoeven er niet ingewikkeld over te doen, want toen wij beiden andere portefeuilles verdedigden, hebben we het ook al gehad over de koopzondag. Het is geen enkel geheim dat de VVD liever had gezien dat het derde net zou worden opgeheven of voor de regionale zenders zou worden ingezet. Maar we werken nu eenmaal in een coalitiekabinet en we kunnen niet alles waar we zin in hebben, binnenhalen. De nieuwe wet is nog steeds niet moeders mooiste, maar het is naar onze mening een heel acceptabel geval geworden. De richting bevalt ons dus zeer.
De voorzitter:
Terwijl de heer Klein probeert zijn elektrische pacemaker, sorry, telefoon uit te zetten, geef ik het woord aan de heer Elias voor het gevolg van zijn betoog.
Mijnheer Klein, uw telefoon houdt maar niet op. Meestal staat er ergens bij een knop «aan en uit».
De heer Elias (VVD):
De heer Klein lijkt een verse app van de omroep te hebben gedownload. Het is een noodsignaal, roept de heer Klein. Nou goed dan!
Voorzitter, ik ga verder met de uitgaventransparantie. Neem bijvoorbeeld de onnozele discussie over het koningslied, waarbij de Staatssecretaris slechts na veel duw- en trekwerk een globaal inzicht in de kosten heeft gekregen. Voor ons als fracties is dat kosteninzicht er überhaupt maar ook de wettelijke controleur, het Commissariaat voor de Media, vindt het «lastig om de vooraf begrote posten te vergelijken met de uiteindelijke jaarcijfers». Dat is een citaat uit de samenvatting van de brief van het college over de meerjarenbegroting. Oftewel, in gewoon Nederlands: ze kunnen absoluut niet zien wat er van de begroting terecht is gekomen. Dat kan echt zo niet langer. Schimmige financiële deals over voetbalrechten dienen echt tot het verleden te behoren. De bedragen moeten bekend en transparant zijn. Op de uitgave van dit belastinggeld – het gaat, afhankelijk van de gehanteerde definitie, nog altijd om ruim 830 miljoen euro – dient adequate parlementaire controle te worden uitgeoefend.
Ik wil dat de Staatssecretaris ervoor zorg draagt dat in de begroting voor 2017 de begrote kosten eindelijk deugdelijk worden uitgesplitst en dat de door de Kamer geëiste transparantie op genreniveau een feit is. Graag krijg ik een glasheldere toezegging op dit punt. Het mag van ons ook nog wat verdergaan, op programmaniveau, maar daarvoor was geen meerderheid in deze Kamer. Ik verwijs in dezen kortheidshalve ook met enige nadruk nog naar de brief van Naar een Andere Publieke Omroep die ons afgelopen vrijdag heeft bereikt, en het onderzoek van Maurice de Hond dat daarmee samenhangt. In verband met de tijd ga ik daar verder niet op in, maar ik beveel wel het signaal krachtig aan.
De NPO heeft – dat kan het Commissariaat voor de Media ons dan nog wel vertellen – voor de jaren 2016 en 2018 een negatief exploitatiesaldo begroot van maar liefst 16 miljoen respectievelijk 25 miljoen euro. De verklaring die wordt gegeven, zijn de hoge uitgaven aan zogenaamde superevenementen, het WK- en het EK-voetbal en de Olympische Spelen in die jaren. Nu gaan wij niet naar dat EK, zoals bekend. Blijft er daarom wellicht uitzendbudget over voor niet-commerciële sporten, die ook graag hun tv-minuten krijgen, zo vraag ik. Maar belangrijker nog: waarom wordt er met dergelijke, toch zeer forse en onoverzichtelijke tekorten gewerkt? Je zou toch zeggen dat in oneven jaren een evenementenreserve wordt opgebouwd voor zulke uitgaven in de overige jaren. Maar nee, er wordt fors ingeteerd op de algemene mediareserve, en gelden die uit 2012 en 2013 afkomstig zijn, worden daarvoor gebruikt; ook daarover maakt het Commissariaat voor de Media opmerkingen. Het lijkt erop dat op deze manier, kort gezegd, de bezuinigingen van een zachte landing worden voorzien. Ook de Raad voor Cultuur spreekt daarover verbazing uit in zijn advies. Graag krijg ik een reactie van de Staatssecretaris hierop. De vraag is dus eigenlijk: waar zijn de bezuinigingen gebleven?
Ook is er, wat mijn fractie betreft terecht, gekozen voor het compenseren van de btw voor de publieke omroep. Daarbij gaat het om een bedrag van maar liefst 86 miljoen euro, maar onduidelijk is of dit, zoals was afgesproken, ook wordt doorgeleid naar de externe producenten, zodat een gelijk speelveld zou bestaan of ontstaan. Kan de Staatssecretaris hierop extra toezien en ons antwoorden wat de stand van zaken is?
Dan wil ik een in mijn ogen belangrijk punt maken over de journalistieke kwaliteit en verantwoording. De NOS heeft als nieuwsorganisatie een ombudsman in dienst die gevraagd en ongevraagd advies en commentaar levert op de journalistieke kwaliteit van programma's, maar voor de NPO, en dus alle niet-NOS-programma's, zijn wij afhankelijk van de blauwe ogen en intrinsieke goedheid van karakter van de redacteuren voor een deugdelijke journalistieke werkwijze. Het mag dan ook geen verbazing wekken dat dit regelmatig wringt. Er is geen correctiemechanisme. Praktijkvoorbeelden zijn er te over, maar ik geef er de voorkeur aan om hier nu juist even niet in de casuïstiek te duiken. Mijn punt is: er is op het gebied van kwaliteitsbewaking te veel sprake van willekeur en te weinig van kwaliteitsborging.
Daarom verzoekt de VVD-fractie de Staatssecretaris dringend om met de NPO bindend overeen te komen, wellicht via de binnenkort te maken prestatieafspraken, dat op korte termijn een centrale ombudsfunctie voor de NPO wordt geborgd, zodat vanzelfsprekende journalistieke ankerpunten als hoor en wederhoor, fatsoenlijk brongebruik, respect voor privacy en de Code van Bordeaux, te allen tijde kunnen worden getoetst. Ook vindt mijn fractie een heldere klachtenfunctie van belang, met een uitspraak van die ombudsman. Die uitspraken zullen vaak op de site van het tv-programma terechtkomen, lijkt me zo, maar in het uitzonderlijke geval van heftige schending van journalistieke basisregels, moet de ombudsman het recht hebben om een korte rectificatie in het programma zelf dat grof over de schreef ging, af te dwingen. Dat is naar mijn mening een essentieel drukmiddel voor een journalistiek verantwoorde en zelfkritische werkwijze van de journalistieke programma's die via de publieke omroep worden uitgezonden. Ik herhaal: dit zal bij wijze van uitzondering zijn. Voor het principe bevind ik mij echter in goed gezelschap. «De beste manier om te rectificeren is in de uitzending aandacht te besteden aan foutieve berichtgeving», zo meent bijvoorbeeld Hans Osinga, adjunct-secretaris van de Raad voor de Journalistiek. Juist in een razendsnel veranderend medialandschap, waarin sites als paddenstoelen uit de grond schieten en het niet beschermde beroep van journalist door iedereen kan worden uitgeoefend, is het van groot belang dat bij de publieke omroep ook een ijkingsmechanisme aanwezig is van deugdelijke journalistiek en hoor en wederhoor.
Onderzoek naar zo'n NPO-ombudsfunctie staat overigens in het concessiebeleidsplan, maar er hoeft niks meer onderzocht te worden. Die functie kan en moet gewoon worden ingesteld, wat ons betreft. Interessant is overigens dat ook in het rondetafelgesprek over een aangelegen onderwerp dat op 4 december 2014 in deze zaal plaatsvond, van journalistieke zijde nadrukkelijk gewezen werd op het grote belang van de verregaande rechten die journalisten in het kader van de vrije meningsuiting hebben, naar het oordeel van de VVD volkomen terecht. Daaruit komen echter ook journalistieke plichten voort, die vooral te maken hebben met fatsoenlijke hoor en wederhoor, niet bewust buiten de context monteren – wat vaak voorkomt – en verregaande journalistieke nonchalance inzake de privacy.
In verband met de tijd kan ik hier verder slechts verwijzen naar arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Stoll vs. Zwitserland uit 2007, waarin werd bepaald dat pas sprake kan zijn van journalistieke bronbescherming wanneer aan kwaliteitseisen wordt voldaan. Ik realiseer mij dat dit een aangelegen discussie is, maar het journalistiek-kwalitatieve aspect verdient ook in het kader van hetgeen ik vandaag schets, bepaalde aandacht. Graag krijg ik van de Staatssecretaris een uitgebreide inhoudelijke reactie op dit punt. Ik overweeg om in tweede termijn een motie in te dienen – dat doe ik niet zo heel erg vaak, zeg ik er nadrukkelijk bij – om die NPO-ombudsfunctie simpelweg concreet geregeld te hebben per 1 september volgend jaar.
Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
U hebt nog zeven minuten.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De heer Bosma (PVV):
Ik heb een vraag aan de heer Elias. Ik vind het best interessant klinken, zo'n NPO-ombudsman. Hoe gaat dat precies georganiseerd worden? Wie gaat die man of vrouw benoemen? Aan wie gaat die verantwoording afleggen? Kunnen wij die misschien kiezen? Wij als Tweede Kamer controleren tenslotte de uitvoering van de Mediawet. Het zou dus goed zijn als de Tweede Kamer daarin ook een say zou krijgen, zodat het niet te veel het Hilversumse ons-kent-onsverhaal wordt. Hoe gaat dit er organisatorisch uitzien? Ik vind het wel een interessant idee.
De heer Elias (VVD):
Ik heb al vaker in dit soort debatten gezegd dat wij er vanuit de volksvertegenwoordiging zijn om ideeën zoals dit te bespreken en te toetsen. Wij moeten bekijken of er een politieke meerderheid voor de richting is. De heer Dekker, die daar zit, is onze uitvoerder. Hij moet de uitvoering ter hand nemen en zeggen wat hij ervan vindt. Hij moet met voorstellen komen. Ik heb dus geen uitgewerkte plannen voor de organisatie hiervan. Ik zeg alleen dat de functie neutraal moet zijn. Als u het me op de man af vraagt, denk ik praktisch gezien dat er gewoon één heel goede, ervaren, brede, neutrale journalist van enige naam en faam zou moeten zitten die deze functie vervult en alleen in zware gevallen besluit dat programma X een bepaalde tekst moet gaan voorlezen. Je moet hier wel terughoudend mee zijn, zeg ik nadrukkelijk, maar dat drukmiddel is er dan wel. Het moet in noodgevallen pijn doen. Er zal ook een profylactische werking van uitgaan. Het zal vooraf ook al werken.
De heer Bosma (PVV):
Profylactisch! Heel goed. Zo iemand moet dan een zekere doorzettingsmacht hebben. Ik begrijp dat het idee nog niet helemaal is uitgewerkt, maar blijkbaar reageert de heer Elias met dit begin van een voorstel ergens op. Kan hij wat voorbeelden noemen van gevallen waarin hij vindt dat de NPO te ver is gegaan?
De heer Elias (VVD):
Ja, ik heb een hele stapel bij me. Natuurlijk kan ik de casuïstiek ingaan, maar daar ben ik niet zo voor.
De heer Bosma (PVV):
Eén of twee?
De heer Elias (VVD):
Laten we dan wat verder terug in de tijd gaan. Dat is wat minder gevoelig voor Hilversum, want men heeft daar nogal lange tenen. In 2009 werd bijvoorbeeld een uitgebreid verlengd applaus onder de dodenherdenking gemonteerd. Dan zit iemand in de studio gewoon de werkelijkheid te veranderen. Ik noem ook: aangifte tegen Rambam vanwege een onterecht lintje, het weigeren van wederhoor door TROS Radar. Ik heb hele lijsten daarvan. Er zijn vele klachten, die uiteindelijk afgedaan worden met een lullig mededelinkje of rectificatietje ergens achter in de site van zo'n omroep. Dat werkt dus niet. Daarom doe ik dit voorstel. Maar voor alle duidelijkheid: wij als politiek moeten daar natuurlijk verre van blijven. Het moet een zeer onafhankelijke positie zijn die met groot gezag wordt ingevuld.
Voorzitter: Bosma
De heer Klein (Klein):
De heer Elias eindigt zijn betoog met te zeggen: we moeten er verre van blijven. Maar hij vraagt juist om er helemaal niet verre van te blijven; er moet door de overheid worden ingegrepen door een al dan niet onafhankelijke ombudsman. Is dat niet gewoon al de Raad voor de Journalistiek waar je nu al met je klacht kunt komen? Is het niet volstrekt onzinnig om nu ook nog een soort censuur achteraf mogelijk te maken, zoals de VVD dat wil? Is het ook niet volstrekt onzinnig om daar dan ook maar ongefundeerde beschuldigingen – alsof er geknipt wordt in programma's – te poneren?
De heer Elias (VVD):
Dat laatste gebeurt aan de lopende band. Ik sprak daarover toevallig met een oud-eindredacteur van het programma De leugen regeert. Tot mijn spijt is dat programma echter opgeheven. Wat je ziet in journalistieke kringen, is dat men zich dit soort serieuze kritiek amper ter harte neemt. Censuur werp ik natuurlijk verre van mij. De reactie van de heer Klein is een beetje op de automatische piloot, maar die had ik wel verwacht. De Raad voor de Journalistiek is een tandeloos monster. De huidige voorzitter van deze raad is anderhalve week geleden opgestapt, omdat een krant hem niet vreet. Dat zegt genoeg. Een heel groot en belangrijk televisieprogramma met veel kijkers en veel impact, Radar, weigert zich te conformeren aan de uitspraken van de Raad voor de Journalistiek. Dat element van zelfregulering is al jarenlang kwakkelend. Dan gaat het weer een paar jaar beter, dan gaat het weer wat slechter. In het begin werden de alcoholische probleemgevalletjes vanuit de journalistiek daarheen gestuurd om de oordelen te vellen. Het is dus allemaal een beetje halfwas. Ik stel voor om een volstrekt objectieve, niet door de politiek aangestuurde functie in het leven te roepen. Ik vraag aan de Staatssecretaris om, bijvoorbeeld via de prestatieafspraken, bindende afspraken te maken met de publieke omroep om het nu ook te regelen in plaats van er nog vijf jaar over door te ouwenelen en discussiëren. Dat is wat ik vraag.
De heer Klein (Klein):
Ik constateer dat de heer Bosma van de PVV volkomen gelijk heeft als hij zegt: het is niet uitgewerkt, maar dat betekent wel een soort staatscontrole. Want al wordt het een onafhankelijke benoeming, de benoeming zal door iemand moeten plaatsvinden, de Tweede Kamer dan wel de regering dan wel de NPO. De NPO is uiteindelijk ook door de Tweede Kamer benoemd. Het blijft dus gewoon censuur, want ik heb er geen enkel vertrouwen in dat er op dit moment enige objectiviteit en zelfregulering aan de orde is binnen de publieke omroep. Ik begrijp dus dat de heer Elias daar extra aan wil werken vanuit zijn vrijheidsgedachte?
De heer Elias (VVD):
U mag een karikatuur maken om uw al dan niet succesvolle, toekomstige beweging enige vaart te geven. Het is een serieus punt. Er zijn veel burgers die gemangeld worden door de publieke omroep. Ik zeg niet dat het iedere dag gebeurt, ik zeg ook niet dat het aan de lopende band gebeurt, maar het gebeurt. Ik kan ook een positief voorbeeld geven. Niet zo lang geleden is een vrouw bij EO's Hufterproef voor ik weet niet wat uitgemaakt en zwaar beledigd, en is dat out of the context gemonteerd. De EO heeft dat keurig opgelost door in de uitzending excuses aan te bieden. Dat is een uitzondering. Wanneer gebeurt het dat een presentator in een programma van de publieke omroep zegt: we hebben vorige week dat en dat uitgezonden, en daar klopte niks van; dat nemen we terug, dat hebben we fout gedaan, en de betrokken redacteur hebben we eruit gegooid? Wijst u mij aan wanneer dat eerder gebeurd is. Bij de EO hebben ze dat onlangs gedaan. Het is erg genoeg dat het opvalt als het een keer gebeurt.
De voorzitter:
Prima. U continueert.
De heer Elias (VVD):
Dit punt had ik dus afgesloten.
Bij het overzicht van de niet-nagekomen prestatieafspraken over 2014 zien wij dat het bereik van de NPO-zenders onder jongeren van 20 tot 34 jaar, dat moet toenemen, ondanks alle pogingen in die richting juist sterk afneemt. Dit blijkt uit de naleving van de prestatieovereenkomst van het commissariaat, althans de verslaglegging daarover van het commissariaat. Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat het langzamerhand volstrekt niet meer realistisch is om jongeren in deze tijd met alle macht naar die ouderwetse lineaire tv te slepen? Waarom wordt het uitgestelde kijken en het kijken via de NPO-app niet ook meegeteld voor het jongerenbereik? Wij moeten af van die fixatie op wat ik nu maar even «toestelkijken» noem. Nu zijn we echt een nieuw soort haver voor de paardentram aan het ontwikkelen.
Word wakker! Die fijne, mooie oude tv die wekelijks in de meubelwas werd gezet, bestaat niet meer voor jongeren. De app van Sesamstraat is 700.000 keer gedownload terwijl de kijkcijfers op 100.000 bleven steken, zo begreep ik. Het doel: jonge kijkers bij de NPO, moet voorop staan, niet het middel: het toestel. De vraag is eerder gesteld, maar ik vraag de Staatssecretaris er nu echt werk van te maken. Ik zal hier nog regelmatig op terugkomen, want als Nederland 3 niet werkt, moeten wij het natuurlijk opdoeken of bestemmen voor regionale tv.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat zijn mooie woorden, althans het is mooi verwoord. De heer Elias zegt eigenlijk dat jongeren niet meer naar de televisie, naar het toestel, kijken en dat wij moeten ophouden met proberen hen daartoe aan te zetten. Het televisietoestel wordt dus, als het aan de VVD ligt, blijkbaar bestemd voor ouderen, terwijl jongeren via apps en andere moderne middelen kunnen kijken. Krijgen we daar ook een concreet voorstel voor, want dit verandert nogal iets aan de publieke zenders op televisie? Of is dit alleen wat gepraat voor de bühne?
De heer Elias (VVD):
Dat laatste is niet het geval, tenzij alles wat hier gebeurt in de ogen van de heer Van Dijk gepraat voor de bühne is. Daar denk ik anders over. Hij draait het om. Ik ben het daar niet mee eens. Ik zeg dat het doel is: zorg ervoor dat jongeren naar de publieke omroep kijken. Dat was het doel en ik neem aan dat wij het tot hier met elkaar eens zijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Zeker.
De heer Elias (VVD):
Dat gaat al heel goed, toch? Vervolgens wordt op basis van de kijkcijfers vastgesteld dat die jongeren niet kijken. Dat is sowieso al een dubieus instrument. Iedereen die reclame inkoopt, kan je vertellen dat die kijkcijfers niet goed genoeg vertegenwoordigen wie er nu echt kijkt. Wij hebben het met zijn allen zo afgesproken en er zijn grote commerciële belangen mee gemoeid, maar die cijfers vertegenwoordigen niet goed genoeg wie echt kijkt. Het enige wat ik nu zeg, is: meet nu of je dit doel bereikt, namelijk dat die jongeren kennisnemen van wat op NPO 3 te zien is. Als zij dat via een app doen of via uitgesteld kijken, moet je dat ook meenemen. Dan kun je op die manier bekijken of het beoogde doel is bereikt: zijn wij succesvol in ons streven om jongeren te laten kijken naar de programma's die op NPO 3 zijn te zien. Dat is alles wat ik zeg.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Is het niet een beetje een halfbakken uitwerking van wat de VVD werkelijk wil? De VVD wil namelijk gewoon van NPO 3 af. Nu zoekt de heer Elias allerlei argumenten om dat te legitimeren. Hij zeg dat jongeren niet meer naar een televisietoestel kijken en stelt voor dat wij dan maar NPO 3 afschaffen. Hij zegt niet: laten wij bekijken hoe wij kunnen bereiken dat jongeren wel naar dat toestel kijken. Dat wil de heer Elias niet meer, want dat vindt hij ouderwets. Laat de heer Elias dan eerlijk zijn en zeggen dat hij van NPO 3 af wil en dat hij argumenten zoekt om dat te versterken.
De heer Elias (VVD):
Nee. Ik ben geen socialist, dus ik denk niet vanuit het idee: jongeren moeten niet dit en moeten niet dat en mogen niet naar een toestel kijken. Nee, ik kijk naar de werkelijkheid. Wij hebben nu een wet die voorziet in Nederland 3, dat is een feit. Daar kan ik iets van vinden. Wij kunnen dat willen veranderen en dat komt misschien ook wel in ons verkiezingsprogramma, maar als wij afspraken hebben gemaakt, komen wij die na. Als je afspraken maakt en je zegt: wij willen dat er ook naar NPO 3 wordt gekeken en bij voorkeur ook door jongeren, dan moet je dat ook serieus nemen. Dan moet je dus ook nagaan of die jongeren eigenlijk wel kijken. Als zij toevallig niet naar dat toestel kijken, zou het mooi zijn als wij weten of zij dan via een app kijken. Meet het, kijk mee, dat is alles wat ik vraag. Volgens mij is het een heel simpel, bijna technisch voorstel. Ik heb niet de politieke bijbedoeling om stiekem NPO 3 af te schaffen, ook al zou ik dat op de langere termijn verkieslijk vinden. Dat is een simpel en openhartig antwoord.
De voorzitter:
Dat waarderen we.
De heer Elias (VVD):
Vorige week ontving de Kamer een brief over een aanscherping van de nieuwe dienstenprocedure voor NPO-activiteiten. Goed dat er beter wordt aangesloten bij wat onze buurlanden op dit vlak doen. Mag ik het woord «marktafbakeningstoets» introduceren, collega's? Een heldere marktafbakeningstoets zou goed helpen bij het toetsen van nieuwe diensten aan de taakopdracht van de NPO. Ons viel op dat we hier pas per 2021 – dat staat hier in mijn tekst zelfs met een uitroepteken erachter – resultaat van kunnen verwachten. Kan dat niet veel eerder? Kan in ieder geval vanaf 1 januari aanstaande de Autoriteit Consument & Markt om een voorlopige toets worden gevraagd over nieuwe initiatieven van de NPO, althans wanneer de ACM klachten van marktpartijen over die nieuwe initiatieven ontvangt?
Er is advies gevraagd aan de Raad voor Cultuur over de budgettaire knelpunten voor het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in de komende jaren. Wanneer wordt dat advies verwacht en wanneer komt de visie van de Staatssecretaris over wat er nodig is om ons audiovisuele erfgoed te digitaliseren?
De voorzitter:
Ik dank u wel, u blijft perfect binnen uw tijd. U hebt zelfs nog een minuutje over. Voor wij overgaan naar de heer Heerma, heeft de heer Verhoeven nog een vraag.
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb een vraag aan de voorzitter. De spreektijd die wij hebben toebedeeld gekregen is toch inclusief de tweede termijn?
De voorzitter:
Ja, dat klopt.
De heer Verhoeven (D66):
Interrupties zijn niet begrensd?
De voorzitter:
Nee, maar ik ken u en houd dus wel bij wat u allemaal uitvoert.
De heer Klein (Klein):
Ik heb ook een simpele vraag van orde. Het gaat hier om indicatieve spreektijden?
De voorzitter:
Ja, maar we houden ons er wel aan. Indicatief maar doordringend. De heer Heerma zal nu laten zien hoe goed hij dat kan.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. Allereerst wil ik mij aansluiten bij de vorige sprekers in het uitspreken van afschuw over de gruwelijke aanslagen in Parijs van het afgelopen weekend. Ook ik heb, zoals de heer Elias dat verwoordde, een wat dubbel gevoel dat wij hier vervolgens het politieke werk voortzetten.
Dit debat over de mediabegroting valt natuurlijk in het vervolg van de Mediawet die wij onlangs in de Tweede Kamer bespraken. Ik zal in tegenstelling tot mijn voorgaande debatten beginnen met de positie van de regionale omroepen, in plaats van daarmee af te sluiten.
Het is goed dat de Staatssecretaris en wij in de Kamer zo duidelijk en onomwonden hebben uitgesproken dat wij staan voor stevig verankerde regionale omroepen, gebonden aan uitzendingsgebied op provincieniveau. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de wettelijke uitwerking die de Staatssecretaris hierop gaat maken. Daarbij speelt de vraag hoe hij bij die uitwerking de positie van de Beleidscommissie Media-aanbod bekijkt. Dat is een punt dat vanuit de regionale omroepen heel erg speelt. Het gaat immers om de verankering en de verbondenheid met de regio. Graag daarop een toelichting.
Als je het hebt over voldoende regionaal media-aanbod, dan is de verschraling van dat aanbod ook een centraal thema waarover wij hier vaak spreken. Volgens mij hebben de politieke partijen in dit huis van links tot rechts benadrukt dat de regionale omroepen en het regionale aanbod van groot belang zijn voor de leefbaarheid en de regionale cultuur en identiteit, maar ook voor de controlefunctie op de regionale politiek. Daarom is het van groot belang dat samenwerking in de regio tussen private en publieke partijen ook daadwerkelijk van de grond komt. Het afgelopen jaar hebben wij op verschillende punten gezien dat dit soort initiatieven spaak lopen. Pilots worden gestopt onder verwijzing naar knellende regelgeving, dan wel is er sprake van samenwerking waarop boetes worden gelegd. Het risico is dat dit soort samenwerking spaak gaat lopen, terwijl het brede pluriforme aanbod voor de regio van belang is. Dit vraagstuk hadden wij vorig jaar bij het WGO ook al bij de hand: moeten wij niet veel meer onderzoeken op welke wijze wet- en regelgeving knellend is voor dit soort samenwerkingsverbanden? Ook zou ik graag van de Staatssecretaris een reactie willen op de brief die vanuit de regionale omroepen is gekomen over de vensters voor de regionale omroepen op het landelijke publieke net. Ook dit kan een versterking zijn van het regionale nieuwsaanbod.
Bij de regionale omroepen is natuurlijk ook sprake van de positie van Omrop Fryslân. Tijdens de behandeling van de nieuwe Mediawet hebben wij een motie aangenomen over de toekomst van Omrop Fryslân, over de uitvoering die kan worden gegeven aan de wettelijk taak die samenhangt met de Friese taal. Kan de Staatssecretaris aangeven of hij al verder is in het overleg van zijn departement, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de provincie Friesland over de structurele financiering en het borgen van deze wettelijke eisen?
Ik ga door naar de landelijke omroep. In de brief die wij onlangs van de Staatssecretaris ontvingen met zijn reactie op het concessiebeleidsplan gaat hij in op een aantal punten die bij de behandeling van de Mediawet ook aan de orde zijn geweest. Kan de Staatssecretaris hier klip-en-klaar aangeven dat zijn tekst over de positie van buitenproducenten, als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, conform de brief is die de NPO en de omroepen eind september hebben gestuurd? Zijn brief lijkt op dit punt namelijk twee kanten te kiezen. De Kamer heeft heel duidelijk uitgesproken dat die brief, van 30 september, leidend moet zijn bij de verdere invulling van het wetsvoorstel en de verdere uitwerking van het concessiebeleidsplan.
Ik heb naar aanleiding van die brief ook nog een vraag over transparantie. Hier vindt al langer discussie plaats over transparantie wanneer er vragen zijn over contracten. Ik lees de brief echter zo dat geheime clausules niet meer moeten kunnen voorkomen. We hebben steeds allemaal gezegd dat niemand tegen transparantie is, maar lopen wij het risico dat allerlei grote evenementen verdwijnen van de publieke omroep als dit soort contractclausules niet meer zijn toegestaan? Voor de Olympische Spelen, het Eurovisie Songfestival en allerlei dergelijke heel grote evenementen gelden toch vaak dit soort clausules? Hoe wordt voorkomen dat deze de facto verdwijnen?
Tijdens deze wetsbehandeling heb ik de Staatssecretaris ook gevraagd naar de uitwerking van de motie-Van Dam over gedeelde waarden in de samenleving. De Staatssecretaris gaf toen aan dat hij daarbij betrokken was wat betreft de rol van de publieke omroep. Wellicht kan hij iets meer vertellen over de uitwerking daarvan want volgens mij ontvangen wij die nog dit najaar.
Met iets wat ik toen ook heb gevraagd, sluit ik aan bij een pleidooi van de heer Van Dijk, dat ik vanmorgen ook in de krant zag staan. Het betreft aandacht voor taallessen op de publieke omroep. Ik heb daarvoor tijdens de wetsbehandeling ook gepleit. De SP-fractie brengt dit vandaag nadrukkelijk naar voren. Dat is volgens mij een goede zaak. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris daarop.
Ik ga door naar de Kijkwijzer en het NICAM. Daarover is tijdens dit debat al vaker gesproken. We hebben er eerder met elkaar bij de Staatssecretaris voor gepleit om nieuwe toetreders tot de Nederlandse markt te verzoeken zich daarbij aan te sluiten. Dit omdat zenders als FOX allerlei programma's voor 16-plus 's middags uitzonden. De Staatssecretaris heeft die handschoen toen opgepakt en dat heeft ook effect gehad: allerlei zenders hebben zich vrijwillig aangesloten. Wat mij betreft gaat die discussie echter door. Heel veel ouders met jonge opgroeiende kinderen maken dankbaar gebruik van de Kijkwijzer. Er is ongelooflijk veel draagvlak voor dit classificatiesysteem ter bescherming van kinderen. Onze wetgeving op dit terrein is echter al een jaar of vijftien oud. De opkomst van allerlei non-lineaire diensten, het anders kijken dan puur via de lineaire televisie, heeft een enorme vlucht genomen. Collega Elias sprak er zojuist ook over. In een land als Noorwegen is de wet over de kijkcijferclassificatie het afgelopen jaar vernieuwd. Daar geldt nu dat via de wetgeving ook allerlei nieuwe mediadiensten, zoals video on demand en non-lineaire betaaldiensten via het internet ook geregeld zijn in zo'n systeem. Volgens mij kunnen wij onze wetgeving ook zo moderniseren dat niet alleen bij het oude lineaire kijken, maar ook op ander platforms kinderen beter worden beschermd. Ik zou dat een goede zaak vinden. Ik begrijp ook dat in Europa op dit moment wordt gesproken over het aanpassen en het vernieuwen van de richtlijn voor audiovisuele diensten. Ik verzoek de Staatssecretaris om daarbij de bescherming van jongeren nadrukkelijk in te brengen. Verder vraag ik hem of hij bereid is om onze wetgeving op dit punt naar Noors voorbeeld te moderniseren naar allerlei andere platforms. Ik verwijs daarvoor bijvoorbeeld naar recent onderzoek van de Britse toezichthouder, de Ofcom, waaruit ook blijkt dat ouders zich vooral zorgen maken over de bescherming van kinderen op al die nieuwe platforms, die non-lineaire platforms op internet en video on demand. Graag ontvang ik hierop de reactie van de Staatssecretaris.
Ik wil afsluiten met drie losse punten.
De heer Verhoeven (D66):
Ik vind het een heel begrijpelijk idee van de heer Heerma van het CDA. Hij zegt eigenlijk: we moeten naar de digitalisering kijken en daarmee rekening houden omdat we anders heel veel dingen niet goed regelen, terwijl het wel voor de tv goed is geregeld. Precies dezelfde gedachte heb ik altijd bij onlinereclame. Dat is voor radio en televisie heel minutieus geregeld, maar voor online is het blijkbaar allemaal in lagere regelgeving geregeld, iets wat blijkbaar wel prima wordt gevonden. Geeft de heer Heerma de heer Verhoeven een beetje gelijk als die zegt dat we daar ook eens wat structureler naar moeten kijken? Zo niet, dan doen we het een wel digitaal beter maar het ander niet.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik vind het wel twee gescheiden discussies. Het beschermen van jonge kinderen tegen schadelijke content op allerlei platforms is ... In Noorwegen is daarover net een wet aangenomen. Ik hoop dat de heer Verhoeven dat kan steunen. Voor reclame op het internet gelden volgens mij ook regels. Als de heer Verhoeven hier een concreet voorstel gaat doen voor verbeteringen, zal ik daar met een open blik naar kijken. Dat doe ik overigens altijd bij voorstellen van de heer Verhoeven.
De heer Verhoeven (D66):
Dat is mooi. Wij zullen inderdaad met zo'n voorstel komen. Het is wat mij betreft niet een discussie over meer of minder reclame vastleggen, maar een discussie over de wenselijkheid om digitale reclame in de wet te regelen in plaats van in lagere regelgeving, zoals dat nu het geval is. Maar ik kom hier nog zelf op terug.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Waarvan akte.
Ik wil graag een punt maken van beeld en geluid. Er is daarin enorm veel geld geïnvesteerd in het kader van het project Beelden voor de Toekomst, maar het is de vraag of er voldoende rekening is gehouden met de structurele kosten die daaruit voortvloeien. Volgens mij is er voor volgend jaar extra geld uitgetrokken, maar ik wil toch van de Staatssecretaris horen of hij bereid is om naar de toekomst te kijken. Kan verder de digitaliseringsstraat die daarvoor is aangelegd, ook worden gebruikt voor het digitaliseren van de archieven van regionale omroepen? Zo ja, moet daar dan ook niet een structurele financiering tegenover komen te staan?
Ik sluit mij graag aan bij de vragen van de heer Elias over de btw-compensatie. Hetzelfde geldt voor de nieuwedienstentoets. Volgens mij is er al langer een discussie gaande op instigatie van de commerciële media over het feit dat het in Nederland softer en minder strak geregeld zou zijn dan in andere landen. Volgens mij komt de Staatssecretaris met de brief tegemoet aan die discussie en ik vind dat die brief er goed uitziet.
Voorzitter, daar wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Dat zou ik maar doen, want u was ruim over de tijd.
Een ordevoorstel. Om 12.00 uur hebben wij een herdenking. Ik heb daar even over gesproken met het Bureau Protocol. We kunnen het hier doen, maar een andere mogelijkheid is dat we even naar de Statenpassage gaan. Daar zullen vele werknemers en Kamerbewoners aanwezig zijn. De Franse vlag is daar ook geprojecteerd. Het zou betekenen dat we even de zaal moeten verlaten en dat we beter kunnen wachten met de bijdrage van de heer Mohandis. Doen we dat niet, dan delen we de heer Mohandis, althans zijn bijdrage, in tweeën en dat willen we zeker niet. Ik stel voor dat we nu gaan pauzeren om beneden een minuut stilte in acht te nemen. Een en ander geldt ook voor de mensen op de publieke tribune, want die kunnen ook via de trap naar beneden gaan.
Ik zie u allen om twee minuten over twaalf terug in deze zaal.
De vergadering wordt van 11.51 uur tot 12.06 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan, hoe gek het ook is, door met dit debat. De volgende spreker van de Kamer is de heer Mohandis van de fractie van de Partij van de Arbeid.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Ook ik begin met een persoonlijk woord naar aanleiding van wat zich in Parijs heeft voorgedaan. Boosheid en verdriet voor al die onschuldige slachtoffers en al het leed bij alle nabestaanden. Afgelopen weekend bekroop mij weer het gevoel: daar gaan we weer. Wij – daarmee bedoel ik iedereen die individuele keuzevrijheid, tolerantie en solidariteit hoog in het vaandel heeft staan – tegenover al die zieke geesten die hun ideeën met geweld willen opleggen. Onder «wij» versta ik iedereen, ongeacht de plaats waar je wieg heeft gestaan, of je gelovig bent of ongelovig of vrijzinnig. Ik doel daarmee op iedereen die op zijn of haar manier door het leven gaat. De vrijheid van de een is de vrijheid van de ander. Individuele keuzevrijheid, solidariteit, vrije pers. Dit zijn de principes van onze rechtsstaat. Daarmee zullen we nu, hoe moeilijk dat ook is, overwinnen.
Niet zo lang geleden hebben we een uitgebreide wetsbehandeling gehad in dit huis. Deze moet door de Eerste Kamer nog worden afgerond. Tijdens de wetsbehandeling hadden we het over een toekomstverkenning van ons bestel. In mijn bijdrage gaf ik aan dat de toekomst van ons medialandschap gisteren is begonnen. We zien uit naar het wetsvoorstel over de verdere inbedding van de regionale omroepen. In het wetsvoorstel komt een gezamenlijk bestuur van de RPO.
Er is een punt waarop ik tijdens de wetsbehandeling niet ben aangehaakt. Nu wil ik klip-en-klaar van de Staatssecretaris horen of het volgende klopt. Het gaat over de bestuursstructuur van de regionale omroepen. Nu er een RPO komt, wordt het voor burgemeesters, wethouders, provinciale politici en landelijke politici onmogelijk gemaakt om deel te nemen aan het bestuur van de RPO, het format RPO en de raad van toezicht. Als dit is geregeld op het moment dat de wet van kracht is, ben ik gerustgesteld. De Partij van de Arbeid wil namelijk geen politieke bestuurders bij regionale omroepen. Dat heeft zich ook voorgedaan in Zuid-Holland, namelijk bij Omroep West. Er waren twee commissarissen die burgemeester zijn in hetzelfde verzorgingsgebied. Mochten zij nog niet iets anders zijn gaan doen, dan wil ik dat ze dat snel gaan doen. Als de wet van kracht wordt, is het sowieso geregeld. Graag wil ik een reactie van de Staatssecretaris hierop.
Ik kom op het punt van de versterking van de regionale media en de journalistiek. Collega's Van Dijk en Heerma hebben hier ook woorden aan gewijd. We zien dat het media-aanbod in den breedte toeneemt. Over de diepgang kun je van mening verschillen. Raakt deze diepgang niet ondergeschikt aan het ruime aanbod? Daarover zijn verschillende rapporten verschenen. Kort en krachtig doet het beter dan meer achtergrond. Nieuwssites trekken steeds meer jonge lezers. In het rapport dat wij hebben ontvangen met de titel «Anders nog nieuws?» van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek worden verschillende scenario's geschetst over de toekomst van ons journalistieke medialandschap. Al benadrukken de schrijvers duidelijk dat het rapport en deze scenario's geen directe handleiding zijn voor politieke keuzes, er staan toch interessante bevindingen in waarop de politiek moet anticiperen.
Een van de aspecten in het rapport is dat er, door de toename van nieuwssites, bloggers en burgerjournalisten in de breedte, steeds meer discussie is over kwaliteitsjournalistiek. Wat doet de kwantiteit met de kwaliteit in de regio? Ik heb de overtuiging dat door toename van het aanbod van verschillende mediabedrijven, zij genoodzaakt zijn om meer samen te werken met als doel elkaar te versterken. Het rapport heeft mij ervan overtuigd dat mediabedrijven in de toekomst meer op zoek zullen gaan naar bijvoorbeeld publiek-private samenwerking om zodoende de journalistieke functie te versterken. In de regio vervagen de grenzen tussen publieke media en private media bij jonge lezers. Ook tijdens mijn gastlessen op de School voor Journalistiek in Utrecht leeft dit onder toekomstige journalisten. Een van de voorbeelden van innovaties is Blendle. Dat is voor ons allen een bekende innovatie. Op zichzelf is het een prima toevoeging, al ligt de nadruk op dat je datgene koopt wat je wilt lezen. Dat is een goede toevoeging die heel innovatief is, maar wat mij betreft ligt de nadruk nog te veel op het snacken van content. Alle innovaties zijn nodig om nieuwe vormen te ontwikkelen.
Wij waren hoopvol over de publiek-private samenwerking in Noord-Brabant. Het beëindigen van deze samenwerking vind ik een gemiste kans. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat publiek-private samenwerking kansen biedt om de regionale nieuwsvoorziening te versterken?
Een toekomstbestendige regionale omroep vraagt om meer dan een bestuurlijke herijking van regionale omroepen. Het aantal betalende abonnees voor regionale dagbladen staat onder druk. Jonge lezers zoeken steeds meer hun toevlucht op internet. Daarnaast is er een dalend aantal jonge kijkers wat betreft de regionale televisie. Deze trends kunnen wij aangrijpen als kans om meer samenwerking te stimuleren. Idealiter zou met een regelluwe zone een bepaalde provincie gedurende een aantal jaren beter in kaart kunnen brengen of publiek-private samenwerking leidt tot een krachtiger bereik van lezers en kijkers. Is de Staatssecretaris bereid om alle knelpunten die ervaren worden op het terrein van publiek-private samenwerking, in kaart te brengen? Welke wettelijke en praktische knelpunten staan publiek-private samenwerking in de weg? Hoe ontwikkelt deze samenwerking zich in omliggende landen? Wil de Staatssecretaris de Kamer hierover informeren voordat wij de mediawet over de regionale omroep behandelen? Het moet eenvoudiger zijn dan nu om in de toekomst nieuwe platformen te ontwikkelen waar publieke regionale media en private kranten samenwerken.
De heer Elias (VVD):
Dit klinkt sympathiek. Ik voel er ook wel wat voor. Er zit echter één adder onder het gras, die ik graag heel openlijk zou willen bespreken. Ik zou willen uitkijken voor de situatie waarin het lokale of regionale bestuur met de beurs in de hand geld geeft aan de lokale of regionale omroep en waarin dat geld vervolgens mede gebruikt wordt voor noodlijdende regionale commerciële producten als kranten. Dat wil ik ten principale, omdat het commerciële producten zijn, maar meer nog wil ik dat omdat misbruik op de loer kan liggen. De heer Mohandis wees er terecht op dat het verkeerd is dat bestuurders ook toezichthouder zijn bij een regionale omroep. Wij moeten al helemaal niet hebben dat zij met het geld in de hand via een omweg zouden kunnen bepalen wat er in de regionale kranten terechtkomt. Daar voel ik helemaal niks voor.
De heer Mohandis (PvdA):
Ook ik voel daar helemaal niks voor, laat ik dat vooropstellen. Er is veel gezegd over publiek-private samenwerking. Er liggen hier en daar onderzoekjes, die niet helemaal ingaan op de kansen om dit verder mogelijk te maken en op wat daarbij de knelpunten zijn. Mijn voorstel is: ga eens focussen op al die knelpunten die ervaren worden rondom publiek-private samenwerking. Kunnen wij daar lessen uit trekken? Ik denk het wel. Zo kunnen wij bij een komende wetsbehandeling bekijken of en hoe wij via experimenteerruimte in de wet, regelluwe zones, deze twee zaken kunnen versterken. Ik ben het met de heer Elias eens: het moet er niet toe leiden dat het dienstbaarheidsverbod zoals wij dat wettelijk hebben geregeld, niets voorstelt. Dat hebben wij goed geregeld. Wat ik wel hoor in de praktijk, is dat bijvoorbeeld het commissariaat vooraf adviseert maar niet toetst als het gaat om dit soort samenwerkingen. Wat mij betreft kan het in de toekomst effectiever, zodat de regionale omroepen en private kranten weten waar zij aan toe zijn voordat zij ergens aan beginnen en niet achteraf verrast worden. Maar laat helder zijn: als er rare dingen gebeuren, hebben wij altijd het commissariaat dat dient in te grijpen. Wettelijk is ook al het een en ander geborgd.
De heer Elias (VVD):
Als de heer Mohandis daar goed op blijft letten, vind ik zijn idee sympathiek.
De heer Mohandis (PvdA):
Daar blijf ik zeker goed op letten.
De voorzitter:
Die hebt u binnen, mijnheer Mohandis.
De heer Elias (VVD):
Nou, onder voorwaarden.
De heer Mohandis (PvdA):
Onder voorwaarden, inderdaad.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De heer Mohandis sprak behartigenswaardige woorden over de regionale omroep. Hij wil nu een onderzoek. Ik vraag me af of er niet al heel veel bekend is over deze problematiek. Daarnaast is natuurlijk ook al lange tijd bekend dat de regionale omroep te maken heeft met enorme bezuinigingen, onder aanvoering van de eigen coalitie van de heer Mohandis. Komen er dus, naast deze mooie woorden over versterking van de regionale nieuwsvoorziening, ook nog mooie daden, bijvoorbeeld als het gaat om het feit dat van de 17 miljoen die nu bezuinigd wordt op regionale omroepen, waarschijnlijk 4 tot 5 miljoen ten koste gaat van de redacties? Wil de heer Mohandis dat ook repareren als hij regionale nieuwsvoorziening zo belangrijk vindt?
De heer Mohandis (PvdA):
Het moment om dat allemaal goed in te bedden, is wanneer wij kijken naar het toekomstige wetsvoorstel, denk ik. Ik loop niet weg voor die bezuiniging, dat weet de heer Van Dijk. Het regeerakkoord is er helder over. Deze bezuiniging is later ook verzacht dankzij het herfstakkoord. Er blijft een bezuiniging over, die naar ik hoop zo wordt ingevuld dat redacties er zo min mogelijk van merken. Ik kan niet uitsluiten dat iemand er iets van merkt. In een tijd dat iedereen moet bezuinigen, geldt dat ook echt voor iedereen. Dat neemt niet weg dat dit meer is dan een geldkwestie. Er moet ook gekeken worden naar de geringe samenwerking die nu plaatsvindt en de hobbels die ervaren worden. Als wij de wet met elkaar gaan behandelen, kom ik met concrete voorstellen, want er is echt meer nodig dan alleen geld. Denk bijvoorbeeld aan het dienstbaarheidsverbod, dat heel verschillend geïnterpreteerd wordt. Het is een belangrijk wetsartikel, maar de regionale media moeten wel de ruimte krijgen om meer te doen dan nu mogelijk is.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Er is zeker meer nodig dan geld, bijvoorbeeld een gedoogzone, een regelvrije zone waarin de verschillende regionale media met elkaar kunnen gaan samenwerken. Dat stelde u voor en dat stelde ik ook voor, dus misschien kunnen wij vandaag al tot zaken komen. Daarnaast is het natuurlijk wel wrang dat u aan de ene kant mooie woorden bezigt over regionale omroepen, terwijl u aan de andere kant snoeihard bezuinigt, ook op redacties. Het zou u sieren als u met mij en met anderen zou willen kijken naar reparatie van die harde bezuinigingen, met name op redacties.
De heer Mohandis (PvdA):
Volgens mij krijgen we een uitvoerige wetsbehandeling over de toekomstige inbedding van de regionale omroepen. Ik loop niet vooruit op de financiële consequenties. Het regeerakkoord is daar vrij helder over, maar het nadenken over de toekomst en het verder verankeren van de regionale journalistiek stoppen niet na een taakstelling. Die zaken gaan gewoon door. Ik heb toegezegd dat ik bij het komende wetsvoorstel met concrete voorstellen kom. Je kunt een wet helaas niet in een motie gieten. Volgens mij moet je eerst alles scherp onder elkaar zetten, zodat je ook scherpe keuzes kunt maken. Die wil ik maken. Die zullen ook politiek gevoelig liggen. Dat debat ga ik te zijner tijd graag aan. Hoe gaan wij ervoor zorgen dat publiek-private samenwerking mogelijk wordt gemaakt zonder dat partijen achteraf teleurgesteld zijn door de starre regelgeving?
Ik kom op Beeld en Geluid. Het leuke als je vierde spreker bent is dat er dan al wat punten gemaakt zijn. Collega Heerma heeft hier dus al een en ander over gezegd; dat scheelt weer. De Staatssecretaris heeft in de begroting aangekondigd dat hij onderzoek gaat doen naar een structurele oplossing voor Beeld en Geluid. Als ik het goed heb, komt dat onderzoek voort uit het project Beelden voor de Toekomst. Het is goed dat hiervoor nu een additioneel budget wordt uitgetrokken; laat ik daarover helder zijn. Ik sluit een structurele oplossing echter niet uit. Is de Staatssecretaris bereid om te kijken naar bijvoorbeeld de positie van de unieke regionale producties. Die zouden niet worden gearchiveerd bij Beeld en Geluid. Klopt dit? Ik zou dat wel wenselijk vinden. Kan dat worden meegenomen in het verdere onderzoek naar de versterking van de positie van Beeld en Geluid?
Daarnaast hebben wij zorgen over de onderwijsdienst Teleblik. Die is toegankelijk voor 9.000 scholen en instellingen. Deze komt onder druk te staan als er geen structurele oplossing komt. Wij vinden dat ook deze dienst geborgd moet blijven voor de toekomst. Ik hoor graag van de Staatssecretaris, ook vanuit zijn hoedanigheid als Staatssecretaris van Onderwijs, dat hij dit ook vindt. Ik verzoek hem om in het onderzoek nadrukkelijk rekening te houden met deze onderwijsdienst. Graag een reactie.
Ik kom nu op de nieuwedienstentoets. We hebben kennisgenomen van de brief. We zien uit naar een verdere uitwerking van de nieuwedienstenprocedure en het aangekondigde vervolgonderzoek. In zijn algemeenheid merk ik op dat bij een aanscherping van de nieuwedienstenprocedure – vergelijk het met andere landen – het eindoordeel om een nieuwe dienst wel of niet toe te staan, geen taak hoort te zijn van de politiek, in dit geval de Minister of de Staatssecretaris. Ook de branchevereniging, die ons een brief heeft geschreven over haar zienswijze en die deze richting ondersteunt, geeft aan dat gekeken moet worden naar een onafhankelijk orgaan. Misschien bestaat dat al en anders is het misschien te creëren. Kan de Staatssecretaris hierop reageren?
De heer Verhoeven (D66):
Ik heb een vraag over dit onderwerp, maar de heer Mohandis mag dit stukje ook even afmaken. Dan stel ik mijn vraag aan het eind.
De voorzitter:
Ik had het idee dat hij naar een nieuw punt ging.
De heer Mohandis (PvdA):
Nog niet!
De heer Verhoeven (D66):
Dan wacht ik wel even.
De heer Mohandis (PvdA):
Een van de goede punten van de nieuwedienstenprocedure is dat marktpartijen de mogelijkheid krijgen om hun zienswijze vooraf te geven in plaats van achteraf. Ik zeg er wel nadrukkelijk bij dat we moeten voorkomen dat het een bureaucratisch monster wordt dat valse verwachtingen wekt bij private media. Wat ik niet wil, is dat alle bestaande diensten met terugwerkende kracht worden getoetst. Ik wil ook niet nu al vooruitlopen op wie de partij zou moeten zijn die vanaf volgend jaar al gaat toetsen. Ik wil echt dat de Staatssecretaris het verder uitwerkt zoals hij heeft toegezegd. Als wij een wetsvoorstel krijgen, kom ik nog terug op die politieke onafhankelijkheid. Ik wil benadrukken dat het om nieuwe diensten gaat die komen als de wet van kracht is. De wet is echter niet van kracht; het is een aankondiging in een brief. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat met mij deelt.
De heer Verhoeven (D66):
De heer Mohandis was wat cryptisch over de mogelijke onafhankelijke partij die hierin een rol zou kunnen gaan spelen. Waar denkt hij aan? Hij noemde een mogelijk al bestaande toezichthouder. Dat triggerde mij.
De heer Mohandis (PvdA):
In alle eerlijkheid: ik maakte dit punt omdat ik de lijn consequent doortrok naar aanleiding van het debat dat we recentelijk hebben gevoerd over een nieuwe dienstenprocedure die iets zwaarder is qua marktimpact. Een Staatssecretaris is altijd politiek gekleurd. Ik wil niet dat het mediaveld valse verwachtingen krijgt. Je moet oppassen dat het niet altijd in het voordeel van de een of de ander uitvalt. Gevoelsmatig zeg ik: het is prima zoals het nu is belegd bij de Staatssecretaris. Voor een zwaardere toets zoek ik naar een onafhankelijk orgaan. Ik zeg in alle eerlijkheid: ik heb het niet. Misschien moeten we het nog creëren. Misschien moet het iets zijn waar bijvoorbeeld het commissariaat, de ACM en anderen samen in vertegenwoordigd zijn. Als die toets zwaarder wordt en bij de Staatssecretaris of de Minister ligt, kan ik politieke willekeur niet uitsluiten. Ik heb ook een motie ingediend ten aanzien van de benoemingen van NPO-bestuurders. Ik zoek dus altijd naar een onafhankelijke borging.
De heer Verhoeven (D66):
U zoekt dus in de richting van het commissariaat, de ACM of misschien een nieuwe combinatie van beide.
De heer Mohandis (PvdA):
Bijvoorbeeld.
Ik kom nu op een reeks punten betreffende de begroting. Die bespreken we hier namelijk met elkaar en die horen we straks ook vast te stellen. Ik begin met het budgettaire effect van de NTR. Zoals we allemaal weten, kunnen, als de nieuwe Mediawet straks van kracht is, buitenproducenten vaker bij de NTR terechtkomen. De NTR hoort dan een rol te kunnen vervullen als coproducent. In hoeverre is daar rekening mee gehouden in de budgettaire opplussing van het NTR-deel? Als dat verder allemaal openstaat, afhankelijk van hoe het in het volgende jaar loopt, wachten we dat af, maar ik was wel benieuwd of die, uit mijn hoofd, paar miljoen die nu opgeplust is, afdoende is.
We kregen een signaal vanuit de regionale omroepen over de algemene mediareserve. Dat vind ik een lastig punt. Ik heb het even uitgezocht. In de wet staat duidelijk, in artikel 2.167, lid 1a, dat de algemene mediareserve ter beschikking wordt gesteld aan de NPO en de landelijke en regionale media-instellingen. Als dat zo is, dan zou je kunnen concluderen dat ook de regionale omroepen aanspraak zouden moeten kunnen maken op de algemene media-reserve. De Staatssecretaris reageerde hierop door te zeggen dat hij dit lastig vindt, omdat het opgebouwde budget van de landelijke omroep is. De vraag is hoe de zienswijze van de Staatssecretaris zich verhoudt tot de wet. Als het wettelijk zo geregeld is, dan wordt het lastig om dat in stand te houden. Hoe zit dit exact?
Er zijn adviezen gegeven op de begroting door het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur. Ik weet niet of het gebruikelijk is om dit jaarlijks te doen. Op het punt van de verbijzondering van de kostensoorten – volgens mij refereerde collega Elias hier ook al aan – vraag ik mij af hoe de Staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat deze adviezen voor de volgende begroting worden opgepakt.
Ik dank de Staatssecretaris voor de toezegging die is gedaan aan velen hier over Omrop Fryslân; ik doe mijn best om het altijd goed uit te spreken, maar dat blijft lastig als Gouwenaar. We zien uit naar een verdere wettelijke inbedding van het Friestalig media-aanbod, een eigen aanbodkanaal en een onafhankelijke regionale redactie, zoals ook elders zal plaatsvinden.
Ik ga over naar de prestatieafspraken. Uit mijn hoofd gezegd zijn van de 24 doelstellingen of punten er vier niet gehaald. Ik pik er twee uit. Eén is al genoemd door de heer Elias, maar ik stel het anders. Hoe compleet is het beeld van het bereik van de doelgroep jongeren van 20 tot 34 jaar? Ik heb vorig jaar een vraag gesteld over het lineair meten van het kijkgedrag. Je kunt dan tot de conclusie komen dat er minder kijkers zijn op NPO 3. Ik sluit niet uit dat wij volgend jaar weer de conclusie moeten trekken dat er minder kijkers zijn, omdat er een beweging is naar het digitale domein. Er kijken nog altijd meer jongeren naar NPO 3 dan digitaal, maar de beweging is wel dat zij steeds meer digitaal gaan kijken. Als dit weer een onderdeel zal zijn van de prestatieafspraken – dat lijkt mij wel – hoe zal de Staatssecretaris er dan voor zorgen dat het beeld compleet is? Dat wil zeggen dat ook alle digitale vormen van kijken naar de publieke omroep daarbij worden betrokken. Ik krijg graag een reactie op dit punt.
Een ander punt van de afspraken noem ik wel het «emancipatiepunt», nieuwe Nederlanders en vrouwen meer op televisieprogrammakanalen. Een publieke omroep voor alle Nederlanders hoort dit ook in de beeldvorming uit te stralen. Hoe zal de Staatssecretaris dit punt borgen? Ik dring erop aan dat de Staatssecretaris hier extra op toeziet, want de publieke omroep heeft ook de verantwoordelijkheid naar buiten toe uit te dragen dat hij van alle Nederlanders is; hij moet herkenbaar zijn voor een brede en diverse samenleving.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Wat vindt de heer Mohandis in dat verband van mijn suggestie om te kijken in hoeverre het mogelijk is om meer aandacht te schenken aan taallessen? Hij spreekt over het bereiken van nieuwe Nederlanders en volgens mij past dit heel goed bij elkaar. Zijn partij is er voorstander van dat vluchtelingen et cetera snel Nederlands leren. Ziet hij daar ook wat in?
De heer Mohandis (PvdA):
Mijn punt ging heel erg over de vraag wat wij te zien krijgen, dus een herkenbare omroep en diversiteit. Het voorstel van de heer Van Dijk is sympathiek, want wij hebben nog recentelijk in dit huis een motie aangenomen van mevrouw Kuiken en de heer Marcouch, beide van de Partij van de Arbeid, over het bevorderen van taallessen voor nieuwkomers. De Minister van Sociale Zaken en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hebben naar mijn mening de plicht om ervoor te zorgen dat iedereen die in Nederland is, volwaardig meedoet in de samenleving. Ik heb daar een principiële opvatting over en de heer Van Dijk weet dat van mij. Ik vind het lastig als ik de NPO iets opdring dat in een bepaald tijdslot zou moeten worden gedaan. Hoe sympathiek ik zijn voorstel ook vind, ik vind het lastig om dit de NPO of welk medium dan ook op te dringen. Dat is een redactionele afweging. Als de heer Van Dijk zegt dat hij van mening is dat die educatieve taak onder druk staat, dan kunnen wij daarover een discussie voeren. Ik meen dat die niet onder druk staat, want de Staatssecretaris maakt hier afspraken en prestatieafspraken over. Het is lastig om dit langs de route van de publieke omroep aan te vliegen en dit op te leggen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik ga daar een heel eind in mee. Natuurlijk moeten wij niet hier bepalen dat er om half drie een programma moet worden uitgezonden. Dat is onzin, maar ik vraag of de heer Mohandis kan meegaan in de gedachte dat de publieke omroep ook aandacht schenkt aan het leren van taal aan nieuwe Nederlanders, maar ook aan laaggeletterden. Hij noemde die gedachte al sympathiek. Die groep bestaat in Nederland nu uit anderhalf miljoen mensen en de NPO mag zelf helemaal bepalen hoe dit wordt ingevuld. Kan de heer Mohandis meegaan in die gedachte?
De heer Mohandis (PvdA):
Dat lijkt mij evident. Volgens mij hebben wij zelfs een taakomroep die de opdracht heeft om educatie op allerlei manieren onder de aandacht te brengen. Ik ben daar voorstander van. Ik vind het lastig om in te gaan op een voorstel dat ik niet helemaal ken. De gedachte en de richting lijken mij vanzelfsprekend, maar die horen bij de educatieve taak van de omroep.
De heer Elias (VVD):
Ook hier: het klinkt sympathiek en ik heb de neiging om me hierbij aan te sluiten, maar is het wel effectief? Ik weet dat niet. Zijn daar rapporten over? Hebben deskundigen zich hierover uitgelaten? Werkt het via de televisie? Wij hebben schaarste en er zijn in Nederland ongeveer 127 talen. Dat lijkt mij een beetje veel. Ik zie dus ook een aantal bezwaren. Heeft de heer Mohandis daar al over nagedacht? Anders moeten we misschien vragen of de Staatssecretaris dat wil bekijken.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik reageerde op de interruptie van de heer Van Dijk op zijn voorstel. Ik heb dit plan niet naar voren gebracht. Ik zou bijna zeggen dat de heer Elias de heer Van Dijk moet interrumperen op dit punt.
De voorzitter:
Dan had hij eerder moeten zijn.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik kan niet antwoorden op de vraag hoe verstandig dan wel onverstandig de heer Van Dijk dit plan heeft uitgewerkt.
De voorzitter:
Houdt u zich maar op de vlakte.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb mijn reactie gegeven op de zienswijze van de heer Van Dijk.
De heer Elias (VVD):
Als ordepunt geef ik de heer Van Dijk mee dat hij wellicht in zijn tweede termijn de vraag die ik net aan de heer Mohandis stelde, kan meenemen.
De voorzitter:
Dan kan hij daar mooi zijn 30 seconden aan besteden.
De heer Mohandis (PvdA):
Dat lijkt mij een goed idee.
De voorzitter:
De heer Mohandis rondt af. Hij zit op twaalf minuten.
De heer Mohandis (PvdA):
Dan moet ik toch even iets sneller spreken. Collega Heerma heeft een vraag gesteld over de motie die is aangenomen over transparantie op genres. Dat lijkt mij een goede zaak en de Staatssecretaris heeft daar ook op gereageerd. In die brief blijft een beetje hangen dat straks via een enkele Kamervraag alle kosten op programmaniveau kunnen worden vrijgemaakt. Ik hoor graag van de Staatssecretaris of dat zo is. Wat stelt die motie over genres precies voor? Het punt van Heerma ging heel erg over de clausules. Klopt het dat willekeurige evenementen die behoren tot de taakopdracht van de publieke omroep straks onmogelijk worden? Ik overzie dat niet. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe hij dat effect ziet.
Dit is de eerste begroting voor de nieuwe concessieperiode van de landelijke publieke omroepen. In de afgelopen periode is veel gesproken over de omroep. Er is een grote stap voorwaarts gezet voor wat betreft een wet die breed is aangenomen in de Tweede Kamer. Het media-aanbod verbreedt zich sterk. Het is aan de publieke omroep om zich de komende jaren te blijven onderscheiden voor een breed en divers publiek als een brede toekomstige transparante omroep voor alle Nederlanders. Wij zien uit naar het wetsvoorstel voor de regionale omroepen en ik wens de Staatssecretaris veel wijsheid en een goede behandeling van dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ook ik deel alle afschuw en de uitingen daarover. Ik kan mij goed vinden in de woorden van de heer Mohandis. Het is raar om dit debat te voeren, maar ons werk gaat gewoon door. Er is ook nog wel een hoop werk te doen met betrekking tot de media. Nog geen maand geleden debatteerden wij over de nieuwe Mediawet, die de publieke kerntaken moest gaan aanscherpen. Diep in de nacht bleek toen dat de coalitie een deal had met CDA en ChristenUnie, die de wet alleen steunden als een brief van de omroepen leidend zou zijn. Behalve een unicum in onze parlementaire historie was dat ook een forse afzwakking van de scherpe koers die de Staatssecretaris een jaar eerder had ingezet op de Veronicaboot. D66 zet het resterende stapje in de goede richting, zoals de heer Elias dat noemt, maar we zien onze zorgen een maand later toch ook bewaarheid. Waar D66 de publieke kerntaken informatie, educatie en cultuur vooropstelt, kiest de NPO steeds meer voor commerciële kijkcijfers. Zo zet de NPO het mes in Soul & Jazz en verdwijnen NPO Doc, NPO Geschiedenis en NPO Wetenschap. Zo wil de NPO minder opinieprogramma's, vervangt de NPO het kunstprogramma Opium en schuift de NPO Sesamstraat van het hoofdpodium. De vraag is bijna wanneer de NPO gaat stoppen met het Achtuurjournaal, als je dit lijstje zo afkijkt. Natuurlijk gaat het mijn fractie niet om specifieke programma's, maar om het patroon dat daarboven ligt: een NPO die zich focust op kijkcijfers in plaats van kerntaken, een NPO die als het ware zijn eigen mediawetten schrijft en een publieke omroep die commercieel gaat.
D66 heeft altijd gezegd een publieke omroep te willen die onderscheidend is, en op die manier publieke meerwaarde biedt. Daarom vraag ik de Staatssecretaris of hij toelaat dat de NPO zijn kerntaken verwatert. Het lijkt er sterk op, want hij heeft toestemming gegeven voor het beëindigen van alle aanbodkanalen die vol in de kerntaak van de publieke omroepen liggen. Ook beperkt hij zich tot wat vragen en verzoekjes tot nadere uitwerking van het concessiebeleidsplan van de NPO. Eigenlijk is de vraag dus: is de grommende Veronicaleeuw veranderd in een piepend mediamuisje? Waarom, om het iets droger te zeggen, bewaakt de Staatssecretaris de kerntaken niet beter? De D66-fractie heeft grote bedenkingen bij de huidige gang van zaken.
De heer Klein (Klein):
Als die bewaking zou moeten plaatsvinden, betekent dit dat de fractie van D66 eigenlijk van mening is dat je moet gaan ingrijpen, dat volgens haar programma's als Sesamstraat wel moeten worden uitgezonden en dat zij middelen wil om dat de bereiken. Net zoals er discussies waren over Ranking the Stars, dat dan weer niet moest. Kortom, wil D66 gewoon overheidscontrole over de omroep?
De heer Verhoeven (D66):
Nee.
De heer Klein (Klein):
Dan is het hele betoog van de heer Verhoeven volstrekt uit de lucht gegrepen en slaat het helemaal nergens op. Dat constateren wij ook alleen maar.
De heer Verhoeven (D66):
Ik constateer vooral dat de heer Klein niet goed heeft geluisterd.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De heer Bosma (PVV):
We zagen via de twitterij een warm pleidooi van de heer Verhoeven van D66, dat is opgericht om het politieke bestel op te blazen, om Pino te behouden. Ja, dat heeft mij hevig geëmotioneerd. Maar het Twitterbericht van de heer Verhoeven gaf zijn eigen gedraaikont al weer. Hij begon ermee dat je als politicus eigenlijk niets mag zeggen over de inhoud van een programma, maar zei dat Pino moest blijven. Ik heb jarenlang Boris van der Ham meegemaakt. Die ging gewoon op de inhoud van programma's in. Het ene programma moest weg en het andere programma moest komen. Dat was tenminste een heldere lijn van D66. Toen is men gedraaid: niet praten over programma's, je mag absoluut geen programmanaam noemen. Toen zat meneer Verhoeven in de gordijnen. Nu zijn we weer helemaal terug bij de lijn-Boris van de Ham met «Pino moet blijven». Leg eens uit.
De heer Verhoeven (D66):
Dit is een heel matige weergave van hoe het de afgelopen jaren is gegaan. Het citeren uit tweets en dat helemaal verkeerd doen, maakt het debat niet sterker. Ik heb gezegd dat ik het heel erg eens ben met de lijn dat wij als politieke partij niet gaan over programma's van de publieke omroep. Maar we mogen er best over praten. Ik heb zelf ook nooit aanstoot genomen aan bijvoorbeeld de Staatssecretaris, die ook heel veel voorbeelden heeft genoemd van programma's als hij wilde aangeven dat hij de kerntaken wilde aanscherpen en minder amusement puur om het amusement op de televisie wilde. Voorbeelden noemen, programma's noemen en programma's bespreken, mogen politici natuurlijk. Het enige wat wij niet moeten doen is eisen dat bijvoorbeeld dit programma op de televisie blijft, dat Pino moet blijven. Dat hebben wij ook niet gedaan. Daarom vraag ik ook om te kijken naar het patroon dat erboven ligt. Dit betreft allemaal kerntaken, programma's die echt precies passen bij kunst, cultuur, educatie en nieuws. Die worden nu allemaal door de NPO geschrapt. Dat vinden wij geen verstandige weg omdat dit is gebaseerd op kijkcijfers. Ik vind het consistenter dan de heer Bosma het voorstelt.
De heer Bosma (PVV):
Die consistentie heb ik niet waargenomen. Als je over jezelf in één tweet weet te zeggen er niet over te gaan en er vervolgens over gaat, er een mening over hebt en zegt dat het programma X moet blijven – het is niet gek hoor, het stond ook in het VVD-verkiezingsprogramma – dan vind ik het erg moeilijk om te begrijpen wat nu precies de lijn van D66 is.
De heer Verhoeven (D66):
Het is een kernpunt van de PVV-fractie. Die denkt dat ergens over gaan en ergens over praten hetzelfde is. Dat is niet zo. Ergens over praten is prima, maar als je meer wilt dan moet je er ook over gaan. Ik heb alleen gezegd dat ik vind dat de Staatssecretaris moet aangeven dat de lijn die de NPO inzet, onder andere door het schrappen van Sesamstraat, de verkeerde is omdat dit het schrappen van kerntaken gebaseerd op kijkcijfers is. Dat is iets heel anders dan dat ik als politicus wil afdwingen dat Sesamstraat op dat slot van de televisie blijft, want daarover gaat de NPO. Het is wat genuanceerder dan de zwart-witweergave van de heer Bosma, maar het is wel een heel heldere lijn. Daarmee vervolg ik mijn betoog.
Voorzitter: Bosma
De heer Verhoeven (D66):
Ik kom daarmee op de spanning tussen publieke en private media en de oneigenlijke concurrentie die vaak plaatsvindt op dat gebied. 53 hoofdredacteuren hebben daarover deze zomer een brief geschreven. Maar het speelt bijvoorbeeld ook bij de radio want de profileringseis voor publieke zenders is losgelaten, terwijl commerciële zenders aan rare eisen moeten voldoen, zoals percentages van soorten muziek en dergelijke. Het is oneerlijk om zulke eisen wel te stellen aan commerciële zenders en niet aan publieke zenders. Graag ontvang ik een reactie van de Staatssecretaris.
Een tweede voorbeeld vormen de programmagegevens van de publieke omroep. De rechter heeft geoordeeld dat deze gegevens niet auteursrechtelijk beschermd zijn terwijl ze nog steeds niet zijn vrijgegeven. De publieke omroep laat zich er nog steeds voor betalen. Wanneer komt de Staatssecretaris nu eens met een oplossing hiervoor?
Ik noem nog een derde voorbeeld: de publieke omroep die meer reclame wil uitzenden. Dat komt neer op meer concurrentie voor de commerciële media. Waarom laat de Staatssecretaris dit toe? Om het te verbijzonderen: een maand geleden vroeg ik de Staatssecretaris nog de onlinereclame wettelijk aan banden te leggen, zoals dat ook bij radio en televisie gebeurt, maar nu zegt hij alleen de regels nader uit te gaan werken. Kan hij de Kamer voor de zomer van 2016 informeren over wat hij nu precies van plan is? D66 wil namelijk echt meer grip op onlinereclame.
De publieke omroep start vaak nieuwe diensten en kanalen waarmee commerciële verdienmodellen worden weggeconcurreerd voordat ze levensvatbaar zijn. Daarom heeft mijn fractie vorig jaar in het wetgevingsoverleg gevraagd om een sterke kerntakentest. Je zou het ook een «public value test» kunnen noemen. We hebben namelijk tijdens ons werkbezoek aan de BBC zo ontzettend veel geleerd over de manier waarop je ook zou kunnen kijken naar de marktimpact van nieuwe diensten van de publieke omroep. Mijn fractie is dan ook blij dat de Staatssecretaris de huidige nieuwedienstenprocedure wil aanscherpen. Is hij bereid om daarbij ook te kijken naar een rol voor de ACM? Gaat hij de criteria zo dicht mogelijk bij de Europese omroepmededeling houden, teneinde ervoor te zorgen dat er ook echt scherpe criteria komen?
Mijn fractie heeft ernstige bedenkingen bij het nieuwe aanbodkanaal NPO Plus. Die laat de belastingbetaler betaler om programma's te bekijken die gemaakt zijn met belastinggeld, oftewel: mensen moeten twee keer voor één programma betalen. Verder concurreert het ook met commerciële verdienmodellen. Waarom zit NPO Plus niet in het ontwerpbesluit over de nieuwe aanbodkanalen? Is de Staatssecretaris bereid om NPO Plus langs de meetlat te leggen van de aangescherpte dienstentoets, dus inclusief een marktimpacttoets?
Publieke en private media hoeven elkaar niet altijd in de weg te zitten. Bij onderzoeksjournalistiek is er bijvoorbeeld veel samenwerking via regionale mediacentra. Er bereiken mij echter signalen dat de huidige Mediawet die zou belemmeren. De Stem en Omroep Brabant geven zelfs aan hun samenwerking te zullen stopen. De Staatssecretaris zei knelpunten te onderzoeken. Wat heeft dit intussen opgeleverd?
Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
U zit op vijf minuten.
De heer Verhoeven (D66):
Oké. Ik heb dus nog vier minuten.
De voorzitter:
Inderdaad, maar dat is inclusief uw tweede termijn.
De heer Verhoeven (D66):
Maar ik heb een aantal heel zware moties, voorzitter.
Ik sluit af met een paar open punten met betrekking tot de Mediawet. D66 en 50PLUS vinden eensgezind dat NPO Politiek 24 in het standaardpakket van de zenders thuishoort en dat de kabelaars die zender dus verplicht moeten doorgeven. Samen met de heer Krol zal ik in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen, maar ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris op dit idee.
Radio 6 zou geen volwaardige plek krijgen, ook al hebben de heer Mohandis en ik de Kamer hierover een motie voorgelegd. Het wordt slechts een subkanaal bij Radio 2 met een minimaal budget. Dat is niet in lijn met onze motie en het moet dus echt anders. Graag een reactie van de Staatssecretaris. Hij schreef er in zijn brief wel iets over, maar ik vond wat hij schreef wat voorzichtig, zeker op het punt van de bewaking van kerntaken. Ik heb dat overigens de heer Bosma zojuist ook al duidelijk proberen te maken.
Ik heb samen met de heer Mohandis een motie ingediend over transparantie per genre en daarover heeft de Staatssecretaris ons inmiddels een brief gestuurd. Hij vindt het prima om regulier per genre te rapporteren en indien nodig zaken met de Kamer te delen, zoals bijvoorbeeld nodig was bij het koningslied – de heer Elias noemde het al – en de NOS/FOX-deal.
Verder wil AT5 graag als regionale zender door. Kan de Staatssecretaris aangeven wat hij daarvan vindt?
Tot slot twee punten met betrekking tot de meerjarenbegroting en de financiële terugblik. In de evenementenjaren 2006, 2008 en 2010 was er sprake van een flink verlies voor de NPO van bijna 70 miljoen. Hoe wordt dit betaald en kan de NPO niet beter scherpere keuzes maken dan interen op de mediareserve? De NPO heeft in 2014 342 minder vaste contracten maar wel 300 extra flexcontracten. Is dat niet gewoon het inruilen van vast voor flexibel? Zo ja, dan is dat totaal niet in lijn met het kabinetsbeleid.
De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Een kernwaarde van onze vrije Europese samenleving is de vrijheid van meningsuiting. We gaan het debat met elkaar aan en daar past geweld absoluut niet bij. Maar de publiek omroep past daar juist wel bij. Ideeën, gedachten, meningen en vrijzinnigheid mogen niet door geweld of aanslagen worden aangetast. Ik heb er vertrouwen in dat de weerbaarheid van onze samenleving groot genoeg is om die te weerstaan.
We houden elkaar scherp met Kamervragen. Meestal wordt daar geen aandacht aan gegeven, maar ik dank de Staatssecretaris nu voor de heldere antwoorden op mijn vragen over de betaalde gasten in talkshows. Het is geen punt dat ze betaald worden – dat geeft de Staatssecretaris ook aan – maar dit maakt duidelijk dat beroepsentertainers, zoals Peter R. de Vries, in het belang van de journalistieke integriteit bekend moeten maken dat dit gebeurt. De beantwoording ligt in die lijn. Die is ook in lijn met de brief naar aanleiding van de motie over transparantie.
Het is erg goed om de antwoorden te lezen op de vragen van de fracties van D66 en de SP waarin staat dat er niets voor gevoeld wordt om in te grijpen in programma's. Ik denk dat dit volkomen terecht is, dus dat het niet gaat zoals D66 zegt. Zij geeft aan dat ze dit een beetje vrijblijvend, selectief populistisch wel wil doen met Sesamstraat.
Over staatsingrepen gesproken. Na de behandeling van de Mediawet door de Tweede Kamer bleef de verhouding onduidelijk tussen de gewijzigde wet en artikel 7.2 van de Grondwet. Wij worden geacht de wet aan de Grondwet te toetsen. Een constitutionele toetsing door een rechter is nog niet toegestaan, gelet op artikel 120 van de Grondwet. De Kamer moet dit dan wel serieus nemen. In artikel 7.2 van de Grondwet wordt censuur verboden. De overheid mag niet vooraf toezicht houden op programma's voor radio en televisie. In het artikel wordt wel de ruimte geboden om uitzendgemachtigden, zoals erkende omroepen, te onderwerpen aan een vergunningsstelsel. De NPO is een zelfstandig bestuursorgaan, gewoon overheid dus. Dit is door de overheid benoemd en door de overheid betaald en dit heeft publiekrechtelijke taken. Door de invoering van genrecoördinatoren in de media wordt niet alleen bekeken of het programma het best past op NPO 1, 2 of 3 op de televisie, maar er vindt ook een inhoudelijke genretoetsing plaats. Vervolgens hebben omroepverenigingen in de gewijzigde wet geen garanties meer op zendtijd, maar alleen op geld. Concreet kan dit betekenen dat de NPO vindt dat programma's van bijvoorbeeld WNL niet meer passen op een zender of dat die niet meer aan het gewenste genre voldoen en dat deze dus niet uitgezonden worden. Het bepalen of iets past of dat iets niet past, kan niet anders gebeuren dan op basis van het vooraf weten waarover het programma gaat; puur censuur dus. Sterker nog, de overheid – lees de NPO – kan zelfs de NTR verplichten om een programma uit te zenden dat men goed vindt. Volgens mij staat dit erg op gespannen voet met onze Grondwet.
Ik verzoek de Staatssecretaris om in een notitie hierop te reflecteren. Hoe moet artikel 7.2 in de Grondwet over de vrijheid van meningsuiting, op radio en televisie, gezien worden als de overheid via het zbo NPO ingrijpt?
Ik maak een korte opmerking over het ontwerpbesluit voor de aanbodkanalen, het concessiebeleidsplan. Ik ben er met name tevreden over dat de Staatssecretaris ruimte geeft aan het stellen van extra vragen aan de NPO over het opheffen van Radio 6. Ook wordt er steeds meer aandacht gegeven aan de aanbodkanalen op internet, maar het sluit vaak bij de grens. Mijn vraag is waarom bijvoorbeeld de nieuwsstreams van de NOS nu niet in het buitenland bekeken kunnen worden, terwijl we juist een open samenleving wensen.
Ik kom op de regionale omroepen. Onduidelijk is hoe de bezuiniging van 17 miljoen ingevuld gaat worden. Er resteert nog een opgave van 5 miljoen. Dat kan niet anders dan ten koste gaan van de redactiebezetting. Mij lijkt dat dit voorkomen moet worden. Hoe wil de Staatssecretaris dat doen zonder dat hij met begerige oogjes kijkt naar de reserves?
Wat ook bijzonder vreemd is in dat stuk, is dat de publieke regionale omroepen in de dunbevolkte gebieden wel belangrijk worden gevonden. Men krijgt dus extra geld, maar dat bedrag is onvoldoende om aan de opdracht te kunnen voldoen. De Staatssecretaris schrijft: laat de provincies maar bijspringen. Dat lijkt me toch de wereld op zijn kop. Eerst halen we de financiering bij de provincies weg. We denken het als rijksoverheid beter en goedkoper te doen. Vervolgens mogen de regionale omroepen in de dunbevolkte gebieden weer bij de provincies aankloppen. Hoe kan de Staatssecretaris deze ongewenste ontwikkeling voorkomen en ervoor zorgen dat ook in die gebieden onafhankelijke journalistiek tot in de haarvaten van de samenleving kan blijven bestaan?
Mijn laatste punt betreft het NPO-fonds. Met bevreemding heb ik dat stuk gelezen, alsmede de beantwoording in de brief over de begroting. De redenering van de Staatssecretaris is verbijsterend. In een deal wordt gezegd: weet je wat, 16 miljoen voor het NPO-fonds door opheffing van het Mediafonds.
Tot slot.
De voorzitter:
Heel kort, want u hebt in totaal nog één minuut.
De heer Klein (Klein):
Mijn laatste punt betreft het NPO-fonds. Ik heb het stuk daarover in de beantwoording van onze vragen over de begroting met bevreemding gelezen. De redenering van de Staatssecretaris is verbijsterend. In een deal wordt besloten dat de NPO 16 miljoen krijgt voor het NPO-fonds door opheffing van het Mediafonds. In het Mediafonds was er ruimte om regionaleomroepproducties te realiseren, maar wat staat er nu? De NPO is de goedheid zelve door het gat dat ontstaan is door het wegvallen van het Mediafonds, op te vangen! Door wie is dat gat veroorzaakt? Door het kabinet met steun van D66. Het blijkt nu eigenlijk gewoon een confiscatie door de NPO te zijn. Mediaproducties van de regionale omroepen moeten dan door ROOS/RPO opgevangen worden, in een begroting waarin de bezuiniging van 17 miljoen nauwelijks opgevangen kan worden. Dit lijkt toch op onbehoorlijk bestuur? Wil de Staatssecretaris hierin op zijn schreden terugkeren?
Voorzitter: Jasper van Dijk
De voorzitter:
Ik geef tot slot het woord aan de heer Bosma van de PVV.
De heer Bosma (PVV):
Geweldig. U zou als voorzitter ook even moeten mededelen dat wij daarna ongeveer drie kwartier gaan lunchen.
De voorzitter:
Wij gaan daarna ongeveer drie kwartier lunchen.
De heer Bosma (PVV):
Voorzitter. Ik had donderdag iets anders te doen in verband met de commissie-stiekem en het presidium, maar ik zou graag naar de regeling van werkzaamheden gegaan zijn om te vragen of er vandaag nog een bewindspersoon aanwezig had kunnen zijn, de heer Asscher. De heer Asscher doet namelijk iets wat deze Staatssecretaris niet doet: gewoon commentaar geven op de inhoud van televisieprogramma's. Recentelijk heeft de heer Asscher – en het kabinet spreekt met één mond, zo weten wij – zijn ongenoegen laten merken over een van de gasten in het VARA-programma Pauw. Hij vond dat een bepaalde gast niet moest worden uitgenodigd. Ik vind het nogal wat dat het kabinet dit doet. Het ging om de heer Kusters van de nationaalsocialistische NVU. Dat is geen fris type, maar is het de taak van het kabinet om commentaar te geven op gasten in talkshows? Als ik een vergelijkbare vraag stel, is het antwoord over het algemeen: nee, ik ga niet over de inhoud. Het zou dus handig geweest zijn als de heer Asscher hier was geweest, zeker omdat deze VVD-bewindspersoon natuurlijk toch PvdA-beleid uitvoert. Jammer, maar de volgende keer beter! Ik wilde toch graag even weten hoe het zit. Hoe kan het zijn dat de ene Minister wel commentaar geeft op de inhoud van televisieprogramma's, zeker gezien het feit dat de Grondwet wordt overtreden? De heer Klein had het net over de Grondwet. In artikel 7.2 staat dat er geen toezicht vooraf is. Hoe komt het dan dat Minister Asscher de mensen van het Sinterklaasjournaal uitnodigt om te praten over Zwarte Piet? Dat is volgens mij schending van de Grondwet. Wil de Staatssecretaris daar ook antwoord op geven?
Wij hebben het debat al drie, vier weken geleden gehouden, dus ik zal kort en puntig zijn. Ik ben heel benieuwd hoe de motie inzake genres eruit gaat zien. Een globaal inzicht in kosten is veel te weinig. Dat is geen transparantie, maar juist informatie onder de pet houden. Je wilt gewoon weten wat programma X en programma Y kosten. Je wilt gewoon weten wat al die socialistische multimiljonairs verdienen. Je wilt gewoon weten wat de voetbalrechten ons hebben gekost. Dan kun je daar een mening over hebben. Waarom komt die informatie niet gewoon naar buiten? In Engeland gaat dat in toenemende mate gebeuren; de BBC gaat die kant op. Collega Elias verwees al naar een onderzoek waaruit blijkt dat maar liefst 87% transparantie wil. Wie zouden trouwens die andere 13% vormen? Maar goed, het geeft aan dat je gewoon met die informatie naar buiten zou moeten komen. Vertel wat ze verdienen, vertel wat die programma's kosten en doe daar niet zo geheimzinnig over!
Radio blijft een aangelegen onderwerp. Radio 3 heeft een zeer duidelijke overlap met Radio 538 en Qmusic. Radio 2 heeft een enorme overlap met Radio 10 en Veronica. Ze zijn voor het blote oog c.q. oor eigenlijk niet meer van elkaar te onderscheiden. Wat is nog de meerwaarde van zenders als Radio 2 en 3, juist gezien het feit dat de Hilversumse radio zijn publieke taken, zoals het Nederlandse lied, zo verwaarloost? Ik ving iets op over het kritisch kijken naar Radio 2. Wat betekent dat? Waarom hebben wij überhaupt nog publieke radio? Het is natuurlijk wel goed dat die Turkse zender niet is doorgegaan, want dat zou heel raar zijn. Op dat punt geef ik de Staatssecretaris complimenten.
De heer Elias (VVD):
De heer Bosma stelt allemaal interessante vragen. De antwoorden daarop zijn gegeven tijdens een belangrijk debat. De heer Bosma verkoos het om daarbij niet aanwezig te zijn. Hij heeft dus geen recht van spreken en geen recht op het stellen van deze vraag.
De heer Bosma (PVV):
Ik was er wel bij; dat hebt u duidelijk kunnen vaststellen. Maar ik ben op een gegeven moment weggegaan, omdat het naar ik meen zes uur 's nachts werd.
De heer Elias (VVD):
U was weg voor het antwoord van de Staatssecretaris. Ik zal u rechtstreeks zeggen wat ik ervan denk. Als een parlementariër van de PVV bij een van de allerbelangrijkste mediadebatten sinds 1965 afwezig is, vind ik dat zo merkwaardig dat je bijna zou denken dat het een nepparlementariër is.
De heer Bosma (PVV):
Ik heb u de reden net gegeven. Ik heb mijn inbreng gedaan. Ik heb ook mijn ongenoegen laten merken op diverse manieren. Er is geen serieuze parlementaire controle meer als je dit debat in de holst van de nacht voert. Dat heb ik laten weten. Mijn punten blijven daarmee overeind staan.
De heer Elias (VVD):
U stelt nu vragen die in die nacht beantwoord zijn.
De heer Bosma (PVV):
Onvoldoende. Fijn overigens dat ik een derde interruptie krijg. Ik heb heel goed de antwoorden van de Staatssecretaris doorgenomen. Die zijn zeer mager, stel ik in alle parlementaire bescheidenheid vast.
De voorzitter:
De heer Bosma vervolgt zijn betoog.
De heer Bosma (PVV):
Waarom stoppen we niet met NPO 3? We zien in toenemende mate een run naar het digitale domein. Dat is een ontwikkeling die wereldwijd aan de gang is. BBC 3 gaat ermee stoppen. Waarom toch zo krampachtig vasthouden aan die derde televisiezender?
De nieuwe dienstenprocedure vind ik een interessante ontwikkeling. Ik begrijp dat de term daarvoor «marktafbakeningstoets» is. Dat is hartstikke goed, maar dat wordt wel heel spannend. Het is net zo noodzakelijk als spannend, juist omdat die marktpartijen goed beluisterd moeten worden. Ik ben erg benieuwd hoe dat gaat gebeuren. Die hebben namelijk zeer terechte problemen met het constant doorgroeien van de omroep op dit punt. Die voelen zich daar dan ook zeer terecht door beconcurreerd. Ik ben een groot voorstander van het inschakelen van de ACM op dit punt.
Wat de programmering van de NPO betreft heb ik moeten vaststellen dat wij de afgelopen maanden op het gebied van de asieltsunami te kampen hebben gehad met een zeer eenzijdige berichtgeving door de NPO. Ik ben erg blij met het initiatief van collega Elias voor een NPO-ombudsman. Ik ben benieuwd hoe dat uitgewerkt gaat worden. Ik zal dan zeker de eerste klacht indienen, want de NPO heeft dat zeer raar gedaan. Het was zeer eenzijdig. Ik heb daar eerder heel veel voorbeelden van gegeven. Ik vind dat de NPO zijn taak, to say the least, ernstig heeft verwaarloosd. Ik vind dat we consequent en consistent zijn voorgelogen en op het verkeerde been zijn gezet. Bij de NPO is er op dit onderwerp maar ruimte voor één verhaallijn, één narrative. Het zijn constant heel zielige vluchtelingen versus extreem rechts en zeer slechte mensen. Eigenlijk is er niet of nauwelijks ruimte geweest voor alles wat daarvan afwijkt.
De heer Verhoeven (D66):
De heer Bosma herhaalt alle dingen die hij vorige maand ook al heeft gezegd. Ik ben heel benieuwd. Hij vindt het een goed idee van de heer Elias om zo'n ombudsman in te stellen. Stel dat die ombudsman de heer Bosma op zijn klacht in het ongelijk stelt en zegt: hij heeft geen gelijk, hij zit ernaast; ik heb als onafhankelijke ombudsman vastgesteld dat de heer Bosma geen punt heeft als hij stelt dat het eenzijdig is belicht. Wat doet de heer Bosma dan met die uitspraak? De PVV heeft namelijk vaak moeite met het accepteren van onafhankelijke uitspraken.
De heer Bosma (PVV):
Als televisiekijker, als kijker op de bank, houdt het dan op. Dan is de procedure af. Punt. Daarnaast heb ik natuurlijk ook nog een verantwoordelijkheid als parlementariër. Het zou natuurlijk raar zijn als een ombudsman ineens onze grondwettelijke taak om de regering te controleren zou wegnemen.
De heer Verhoeven (D66):
Dus we hebben een heer Bosma die televisiekijker is en we hebben een heer Bosma die Tweede Kamerlid is. Dat maakt de situatie wat verwarrend. Maar even serieus: we hebben de PVV vaak gehoord over D66-rechters die geen onafhankelijke oordelen zouden vellen. Ook de onafhankelijke toezichthouders zouden, als het even niet goed uitkomt, geen goed oordeel vellen. De heer Bosma zegt dat hij het idee van een onafhankelijke ombudsman steunt. Betekent dit dan ook dat de fractie van de PVV in de Tweede Kamer die ombudsman serieus de ruimte zal geven om tot een onafhankelijk oordeel te komen en dat zij dat oordeel ook zal accepteren?
De heer Bosma (PVV):
Nogmaals, ik weet niet of ik het idee steun. Ik heb gezegd dat ik het interessant vind. Ik hoor er vandaag voor het eerst over. Ik zal er met open oog naar uitkijken. Ik ben benieuwd hoe het wordt uitgewerkt en ingebed. Voor het overige verwijs ik naar mijn eerste antwoord. Dat wil zeggen, als er een procedure is met een bepaald einde, dan wordt er een oordeel geveld en dan is er punt, maar dat gaat niet ten koste van mijn grondwettelijke rol als Kamerlid. Dat zou D66 toch niet willen?
De heer Elias (VVD):
Nee, natuurlijk niet. De heer Bosma moet precies kunnen zeggen wat hij ervan vindt en ook zelfs na zo'n uitspraak kan hij het daarmee volstrekt oneens zijn. Het enige wat ik wil vragen, is of de heer Bosma de geest van wat ik bedoel onderschrijft. Dat zullen wij wel zien als de motie in stemming komt. Het gaat mij om een onafhankelijke, gezaghebbende, neutrale figuur die ver wegblijft van allerlei redactionele keuzes op inhoudelijke gronden en die alleen kijkt of er elementaire dingen als hoor en wederhoor niet fatsoenlijk worden toegepast, of de privacy ernstig geweld wordt aangedaan, of de Code van Bordeaux wordt geschonden en of er een fatsoenlijke vorm van recht op rectificatie is. Ik wil het graag een beetje beschaafd houden en ik hoop dat de heer Bosma dat in ieder geval onderschrijft.
De heer Bosma (PVV):
Dat de heer Elias het beschaafd wil houden, is nieuws voor mij. Ik steun dit zeker.
Voorzitter: Bosma
De voorzitter:
Ik schors de vergadering, opdat de Staatssecretaris kan nadenken over de antwoorden en wij kunnen lunchen.
De vergadering wordt van 13.01 uur tot 13.51 uur geschorst.
De voorzitter:
Fijn dat u er allemaal weer bent. Alleen de heer Klein missen we nog. Ook het publiek is weg, maar ja, dat moet dan maar. We gaan luisteren naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Het is nog maar kort geleden dat we in de Kamer debatteerden over de Mediawet. Sindsdien zijn er heel veel stappen gezet.
Het is misschien goed dat ook ik kort even stilsta bij de gebeurtenissen, de vreselijke aanslagen van het afgelopen weekend in Parijs. Het is gek om een mediadebat te voeren als we misschien wel allemaal in het afgelopen weekend aan de buis gekluisterd hebben gezeten om te kijken naar wat daar gebeurde. Er waren ingelaste journaaluitzendingen. Er kwam duiding via de media tot ons. Er waren verhalen van mensen, van betrokkenen. Dat laat maar weer eens zien hoe media een venster op de wereld zijn. Die wereld draaide in het afgelopen weekend natuurlijk om Parijs. Het was een terroristische aanval op mensen, maar vooral ook op onze westerse ideeën en op onze westerse ideologie van een open en vrije samenleving. Een van de wezenskenmerken daarvan is vrije media en vrije journalistiek. Ons hoofd is misschien wel bij heel andere dingen, eerst en vooral natuurlijk bij de slachtoffers die in Parijs zijn gevallen en bij hun familie en vrienden, maar het is misschien juist ook wel heel gepast om het te hebben over media, een van de wezenskenmerken van een liberale rechtsstaat.
Er verandert veel in de manier waarop we nieuws en verhalen tot ons krijgen en in het medialandschap. Dat vraagt om een herbezinning op de taak van de publieke omroep. Zeker nu we staan aan de vooravond van een nieuwe concessieperiode, moeten we ons de vraag stellen hoe de publieke omroep ook in de komende vijf jaar een belangrijke rol kan vervullen met een onderscheidend aanbod op de kerntaken informatie, cultuur en educatie, alsook hoe we vervolgens daarmee een breed en divers publiek – jong en oud, hoger opgeleid en lager opgeleid, en alle kleuren die we in de Nederlandse samenleving hebben – bereiken.
Dat vraagt om een verandering. Ik denk dat we dat hebben gedaan met de wet die inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen. Er is een aangescherpte taakopdracht, waarbij amusement niet langer een kerntaak van de publieke omroep is. Het bestel wordt meer opengezet, ook voor programmamakers van buitenaf. De publieke omroep wordt transparanter. Hij moet ook verantwoording afleggen over gemaakte kosten. Het gaat om een omroep die actief is op alle platforms, om zo ook mee te bewegen met de veranderingen van de tijd. Kortom: meer onderscheidend, meer open en meer slagvaardig. Vanuit die koers komen we tot een publieke omroep of, om het beter te zeggen, tot een publiek mediabestel dat klaar is om met die veranderingen mee te gaan. Ik vind het goed dat de NPO en de omroepen in gesprekken en publicaties ook zelf al uitvoerig en kritisch hebben gereflecteerd op het concessiebeleidsplan. Het is cruciaal dat de publieke omroep dat ook in de komende jaren blijft doen en dat hij de plannen ook omzet in creatieve keuzes in wat hij maakt, welke programma's hij wel en welke programma's hij niet maakt en hoe programma's uiteindelijk ook het publiek bereiken.
In dat licht zie ik overigens ook de discussie over Sesamstraat die in de afgelopen anderhalve week heeft plaatsgevonden. Dat programma is op verschillende platforms nog steeds te zien: NPO 3 in de ochtend, NPO Uitzending Gemist, de Zappelin-app van de NPO en Zappelin.nl. Ik zeg tegen de heer Verhoeven: dat is in ieder geval op meer plekken dan in onze tijd.
De heer Verhoeven (D66):
Voor ons is het hoofdpunt van deze middag de serieuze zorg van D66. We kunnen het «Pino-gate» noemen, maar het gaat om de kerntaken van de publieke omroep. Is niet zorgelijk dat er allerlei dragers van kerntaken geschrapt of verkleind worden of dat ze van de hoofdpodia afgeduwd worden? Gaan we echt niet te veel de kant van de kijkcijfers op, waar de kerntaken leidend zouden moeten zijn? Ik zeg nogmaals dat dit echt onze zorg is. De Staatssecretaris heeft wat dat betreft echt een belangrijke taak op grond van de Mediawet.
Staatssecretaris Dekker:
Ik zal straks nog wat uitvoeriger terugkomen op het sessiebeleidsplan en de doorvertaling van de wet, maar dat doe ik weer een stapje concreter. Ook zal ik iets zeggen over de verhouding tussen kijkcijfers en kerntaken. De heer Verhoeven noemde de programma's Sesamstraat en Opium. Die programma's passen uitstekend binnen de kerntaken van de publieke omroep. Maar ook de publieke omroep is aan verandering onderhevig. En volgens mij is D66 een partij die doorgaans niet tegen verandering is. Als je ziet dat het kijkgedrag van jongeren verandert, dat er misschien nieuwe formats en ideeën voorbijkomen, is het niet gek dat de publieke omroep kijkt hoe deze daarin mee kan gaan. In dat licht zie ik ook deze discussie. Het fantastische programma waaraan wij allen warme herinneringen bewaren, verdwijnt niet, maar dat zal straks op een andere manier toegankelijk zijn voor diezelfde doelgroep. Het sluit naar mijn idee ook aan bij een paar opmerkingen die de heer Elias heeft gemaakt. Als je ziet dat het medialandschap verandert, alsmede het kijk- en luistergedrag van mensen – dat geldt natuurlijk met name voor de jongere generatie heel sterk – vergt dat ook een publieke omroep die actief is op het internet. Als we straks dus de publieke omroep gaan afrekenen – wij gaan na of deze aan zijn taak heeft voldaan – moeten we ook wel degelijk nagaan hoe daar het bereik is geweest. Dat moeten we dus niet alleen nagaan voor de traditionele televisie.
De heer Verhoeven (D66):
Modernisering? Uiteraard! Ik hoef niet eens uit te leggen hoe D66 daarin staat. Het moet echter niet een vorm van modernisering zijn als jasje voor commercialisering. Dat is onze zorg. Wij vrezen dat de kijkcijfers of de bezoekersaantallen – ik doel bijvoorbeeld op het aantal keren dat een app gedownload is – de enige leidende formules zijn voor het bepalen van de programmering. Dat gaat voorbij aan de opmerking dat D66 niet zou willen dat een bepaald programma van het toestel wordt gehaald, om de gedenkwaardige woorden van de heer Elias maar te gebruiken. Het gaat erom dat we een publieke omroep hebben, niet om ons blind te staren op kijkcijfers. Het gaat erom dat we ons echt inzetten voor kerntaken, ook als dat minder bezoekers trekt, maar dit wel een belangrijke toevoeging is aan het televisieaanbod. Dat is precies wat de Staatssecretaris ook steeds zegt.
Staatssecretaris Dekker:
Het behalen van hoge kijkcijfers is niet het wezenskenmerk van de publieke omroep. Het wezenskenmerk van de publieke omroep is programma's maken die ertoe doen, die anders misschien niet te zien zouden zijn. Het is wel mooi als je met die programma's ook publiek bereikt. Je kunt heel mooie programma's maken, maar het is zonde als er niemand is die daarnaar kijkt, of als die programma's op een platform staan waarmee, of op een tijdstip worden uitgezonden waarop je je doelgroep niet bereikt. Dan bereikt de publieke omroep zijn taakstelling ook niet. Ik heb vaker gezegd: ik heb liever een kwalitatief hoogstaand en mooi publiek programma met bij wijze van spreken 500.000 kijkers dan een platte amusementsshow met het dubbele aantal kijkers. Dit laat onverlet dat ook de publieke omroep met alles wat deze doet binnen die kerntaken op de vlakken informatie, cultuur en educatie, steeds moet vernieuwen om spannend te blijven.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De Staatssecretaris ontkent in antwoord op onze Kamervragen dat kijkcijfers hierbij een rol spelen. Zie vraag 3. Ik citeer dan toch graag de woorden van de baas van de NTR, de heer Römer. Hij zegt eerst een beetje tegemoetkomend: ik begrijp die emoties heel goed; Sesamstraat is diep in onze cultuur verankerd. Maar hij heeft wel enig begrip voor het besluit. Hij zegt: kinderen kijken steeds meer via andere kanalen en NPO 1 is een familiezender die grotere aantallen kijkers moet trekken op dat tijdstip. Dan kan de Staatssecretaris toch niet ontkennen dat «kijkcijfers» een doorslaggevend argument was om Sesamstraat op dat tijdstip bij NPO 1 weg te halen?
Staatssecretaris Dekker:
Volgens mij was de keuze om Sesamstraat niet meer op dat tijdstip uit te zenden niet die van de heer Römer, maar is die keuze gemaakt door de NPO. Ik proef in de woorden van de heer Römer ook wel iets meer nuance dan de heer Van Dijk in dit debat naar voren wil brengen. Volgens mij zegt de heer Römer dat er allerlei nieuwe manieren zijn om ook de doelgroep jonge kinderen te bereiken. Ik zie dat bijvoorbeeld mijn neefjes en nichtjes nauwelijks naar traditionele televisie kijken. Zij zitten met een iPad voor hun neus en kijken Sesamstraat op het moment waarop zij dat graag willen. Als je dat constateert, kun je ook bezien of je op dat tijdstip op de traditionele televisie andere generaties kunt bedienen. Ik zeg nogmaals dat ik vind dat wij er in Den Haag voor moeten oppassen dat wij de programmering doen, al kan ik de redenering in Hilversum wel een heel eind volgen. Het betreft niet een afweging die slechts is gemaakt op basis van kijkcijfers.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik citeerde slechts de woorden van de heer Römer, dus mijn woorden kunnen nooit overtrokken zijn of verkeerd. Hij zei luid en duidelijk: er waren te weinig kijkers voor Sesamstraat, dus dat programma moet daar weg. Dat is de discussie die hieronder ligt. Het gaat niet eens zozeer om Sesamstraat of Opium. Het gaat erom wat deze Staatssecretaris verwacht van de publieke omroep. Moet dat een kanaal zijn dat zich richt op kwaliteit, of moet dat een kanaal zijn dat zich richt op kijkcijfers? De praktijk bevestigt helaas mijn indruk dat kijkcijfers een grotere rol spelen dan kwaliteit. Het zou de Staatssecretaris niet misstaan als hij dat erkent en zegt dat het goed zou zijn als de NPO zich meer op zijn kerntaken richt dan op kijkcijfers. Deelt hij die opvatting?
Staatssecretaris Dekker:
De heer Van Dijk doet alsof er sprake is van een valse tegenstelling. Laat ik het zo zeggen, ik vind het een valse tegenstelling. Ik vind dat de publieke omroep altijd voor kwaliteit moet gaan en dat alle programma's die deze maakt, moeten passen binnen de kerntaken informatie, cultuur en educatie. Kijkcijfers zijn echter ook niet geheel irrelevant; je wilt ook dat de programma's die je met dat belastinggeld maakt, uiteindelijk aankomen bij de doelgroep waarvoor die zijn bedoeld. Het is mogelijk dat je daartoe programmatische afwegingen maakt: welke programma's maak je, op welke platforms en op welke tijdstippen?
De voorzitter:
Ik verzoek de Staatssecretaris om zijn betoog te houden.
Staatssecretaris Dekker:
Ik wil mijn inbreng ordenen langs vijf lijnen. Ik zal eerst kort antwoord geven op een aantal financiële vragen. Het is immers een begrotingsbespreking. Daarna sta ik wat langer stil bij het concessiebeleidsplan, mijn brief, de vragen die daarover zijn gesteld, de prestatieovereenkomst, alles wat daarmee samenhangt en de aanvragen voor nieuwe kanalen. Het derde punt heeft betrekking op de vragen die op twee niveaus zijn gesteld over de relatie tussen de publieke omroep en de markt. Enerzijds gingen de vragen over het afbakenen van die markt, de nieuwedienstentoets. Anderzijds gingen de vragen over de samenwerking tussen publieke partijen en private partijen en de ruimte die daarvoor nodig zou zijn. Dat is een mooi bruggetje naar het vierde blokje dat betrekking heeft op de regionale omroep, pps en aanvullende vragen over de publieke omroep. Tot slot is er een categorie met vragen die ik nergens anders kwijt kan. Die schaar ik onder het kopje «overig».
De voorzitter:
Ik stel vast dat we vijf blokjes hebben. Het is misschien handig dat de Staatssecretaris aangeeft wanneer hij aan het eind van een blokje is. Dat is namelijk een natuurlijk moment voor een paar interrupties.
Staatssecretaris Dekker:
In dat kader heeft een aantal van uw leden vragen gesteld over de afname van het aantal mensen met een vast contract bij de publieke omroep. Het klopt dat bezuinigingen gepaard gaan met minder vaste banen. Daar moeten wij, denk ik, heel eerlijk over zijn. Tegelijkertijd zien wij dat de ontwikkelingen in de mediasector snel gaan, dat er ook sprake is van creatieve competitie. Die creatieve competitie gaat gepaard met een hogere mate van onzekerheid. Je weet niet of je wat je vorig jaar deed over twee of drie jaar nog steeds wilt doen, want je moet eigenlijk steeds komen met de beste programma's, en dan winnen de beste ideeën. Vanuit die onvermijdelijke ontwikkeling heb ik begrip voor het feit dat in Hilversum gebruik wordt gemaakt van flexibele contracten en flexibel personeel. De lijn die het kabinet daarbij steeds heeft gehanteerd, is dat als sprake is van structureel werk, er zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van vaste contracten. Medewerkers verdienen vastigheid als zij functies vervullen die gekoppeld zijn aan structureel werk. Dat is in omroepland echter niet altijd het geval. Werk is vaak veel meer op projectbasis. Als iemand op projectbasis werkt of aan een programma waarvan nog niet bekend is of het volgend jaar nog op de buis komt, dan is het ook niet gek dat daar een hoger aantal flexibele banen aan te pas komt.
De heer Elias stelde vragen over de meerjarenbegroting van de NPO en de schijnbare tekorten die daarin zitten, met name op de even jaren 2016, 2018 en 2020, met de bedragen die hij noemde. Dat zijn jaren waarin grote evenementen plaatsvinden, de zogenaamde «superevenementen». Daarbij is te denken aan het Europees kampioenschap voetbal in 2016 en 2020, aan het WK in 2018, en de Olympische Spelen in 2016, 2018 en 2020. De publieke omroep spaart om in die jaren dit soort grote evenementen te kunnen verslaan en uit te zenden. Dat doet de publieke omroep door jaarlijks reserves op te bouwen. De opbouw van die reserves wordt in de boekhouding verantwoord als kosten. Als het resultaat van de baten en de lasten in de oneven jaren op nul uitkomt, dan betekent dit dus niet dat de omroepen niet sparen. Dat hebben zij in de afgelopen jaren wel gedaan. Ik geloof dat zij uit een bedrag van ongeveer 52 miljoen kunnen putten om in de komende jaren die superevenementen te kunnen verslaan. In de begrotingsbrief van vorig jaar is er naar aanleiding van Europese wet- en regelgeving wat veranderd. Dat heeft met de aftopping van reserves te maken, op een percentage van 10. Als de reserves van de publieke omroep in een jaar over die 10% heengaan, dan stort de publieke omroep het surplus in de algemene mediareserve. De afspraak is dat de publieke omroep daaruit kan putten in de jaren dat er superevenementen plaatsvinden. Dat gebeurt echter altijd tot het bedrag dat er eerst zelf in is gestopt.
Er zijn vragen gesteld over Beeld en Geluid en de structurele kosten die gepaard gaan met het programma dat daar heeft gelopen, Beelden voor de Toekomst. Dat ging over de digitalisering van heel veel archiefmateriaal. Inmiddels is dat programma afgelopen en binnenkort ontvangt de Kamer daarvan de eindevaluatie. Ik moet helaas constateren dat bij dat project weliswaar de eenmalige investeringskosten goed zijn geraamd, maar we ook te maken hebben met structureel hogere beheerskosten. Ik geloof dat de commissie-Elias bij grote ICT-projecten al eens eerder hiervoor heeft gewaarschuwd. Die heeft gezegd: let op en houd daar rekening mee. Ik zie dat dat in het verleden gewoon niet is gebeurd en dat wij nu met een probleem te maken hebben. Voor volgend jaar wordt het eenmalig gedekt. De tijd die mij dat geeft, wil ik gebruiken om na te gaan wat een redelijke hoogte van die structurele kosten is en hoe wij een en ander gaan dekken. Ik heb daarvoor geen potje en ik heb ook geen geldmachine om extra structureel geld te vinden. Dat zal ergens anders vandaan moeten komen. Wij kijken ook naar de vraag welke partijen wij redelijkerwijs een vergoeding kunnen geven voor de kosten. Daarover wil ik mij de komende tijd buigen. Ik verwacht zo rond de jaarwisseling een advies van de raad die daarmee bezig is.
De heer Mohandis vroeg in dit kader naar regionale archieven. Ik zal dit punt daarbij meenemen. Ik zeg erbij dat wij te maken hebben met een financieel gat en als je er taken bij doet, wordt dat gat eerst eigenlijk alleen maar groter in plaats van kleiner. Als wij zo'n beweging willen maken, moet daar ook geld bij. Dan kijk ik nadrukkelijk ook naar de regionale omroepen. Datzelfde geldt voor een project als Teleblik. Dat zal ik ook meenemen in het onderzoek. Dan hebben wij het totale pakketje en kunnen wij ook zien hoe groot de omvang is van de structurele kosten.
Er zijn vragen gesteld over de opbrengsten uit reclame. De heer Verhoeven vroeg met name naar onlinereclame. Moeten daarvoor geen regels komen? In de wet is al geregeld dat de spelregels voor reclame op radio en televisie zo veel als mogelijk gelden voor reclame op internet. In aanvulling hierop gelden spelregels die het Commissariaat voor de Media en de NPO hebben vastgesteld. Naar aanleiding van het verzoek van de heer Verhoeven heb ik ook gesproken met de NPO, de Ster en het commissariaat. Hieruit komt naar voren dat wij hier eens in moeten duiken. Onlinereclame is vanwege de technische aard wat ingewikkelder te reguleren dan de reclame tussen programma's op de traditionele televisie. Bovendien gaan de innovaties rond wat er mogelijk is met reclame op internet zo vreselijk snel, dat er steeds weer nieuwe vormen van reclame om de hoek komen kijken. Wij moeten nadenken over de vraag wat voor soort regelgeving ons het beste in staat stelt om hier op een goede manier op in te spelen. Als wij iets willen wijzigen in de wet, hebben wij daarvoor al gauw twee of drie jaar nodig. Ik heb de indruk dat de ontwikkelingen op internet vele malen sneller gaan. Als wij het echt per wet willen regelen, missen wij flexibiliteit om in te spelen op ontwikkelingen. Misschien mag ik hier eens induiken van de heer Verhoeven. Dus: wat zouden wij überhaupt kunnen doen qua regulering en wat voor soort regulering past hier dan het beste bij? Dit is overigens een onderwerp dat op Europees niveau met de nieuwe audiovisuele richtlijnen steeds weer terugkomt. Ook daar zie je de worsteling van «hoe doen wij dit op een goede manier?».
De heer Van Dijk vroeg of wij helemaal niet af kunnen van reclame op internet. Dat gaat in mijn ogen een stap te ver. Dat zou indruisen tegen het regeerakkoord waarin wij hebben afgesproken om publieke omroepen in staat te stellen een deel eigen inkomsten te verwerven.
De heer Elias stelde vragen over de financiële kwestie rond de btw-compensatie. Er is een compensatie geweest voor de publieke partijen. Die zouden dat moeten doorvertalen naar externe partijen. De heer Elias heeft gevraagd of wij hierop toe willen zien. Ik heb hierover gesproken met de NPO. Ook met de OTP, de vereniging van Onafhankelijke Televisie Producenten, is hierover contact geweest. De kosten van programma's van externe producenten zijn gestegen vanwege het nieuwe btw-regime. De NPO ziet erop toe dat de vergoeding die de omroepen krijgen voor de gestegen btw-lasten daadwerkelijk worden doorgegeven aan de externe producenten, zodat er een gelijk speelveld is. De manier waarop dat gaat, wil ik verder uitwerken. De NPO kan bijvoorbeeld toezicht houden op het doorgeven van die btw-vergoeding via de controle van de financiële nacalculatiegegevens die de NPO van de omroepen krijgt na levering van programma's. Wellicht kan extra transparantie en een beter inzicht, niet zozeer vooraf maar in de verslaglegging achteraf, ons een instrument in handen geven om te controleren dat dit echt gebeurt.
Tot slot de vraag van de heer Mohandis over de algemene mediareserve. Daarna hebben we dit financiële blokje afgerond. In het verleden is die reserve een aantal keer gebruikt om de frictiekosten van de landelijke publieke omroepen op te vangen. Zou dit straks geen uitkomst kunnen bieden voor de regionale publieke omroepen? Het is goed om te constateren dat dit juridisch kan. We kijken hiervoor echter heel nadrukkelijk eerst naar de regionale omroepen zelf, die soms ook een financiële basis en reserves hebben waaruit zij kunnen putten. Bij de landelijke publieke omroep was dit niet anders. Mijn antwoord aan de heer Mohandis is dus: ja, het kan en ik ben best bereid om hiervoor een soortgelijke regeling af te spreken als de landelijke regeling destijds, maar daarbij wordt er wel nadrukkelijk gekeken naar de reserves van de regionale omroepen zelf.
De voorzitter:
Voor de interrupties gaan we nu even het rijtje af.
De heer Elias (VVD):
Twee heel korte punten: het gelijke speelveld en de btw-compensatie. Daarbij gaat het niet om klein bier: 86 miljoen. De Staatssecretaris spreekt van transparantie en verantwoording achteraf. Misschien moeten we er toch over nadenken om tussentijds iets te laten weten. Ik wil namelijk niet in de situatie terechtkomen dat er pas naar de put wordt gekeken als het kalf is verdronken.
Mijn tweede punt gaat over de vraag waar de bezuinigingen zijn gebleven en over de uitleg met betrekking tot de algemene mediareserve. Ik kijk hiervoor even naar tabel 4 in paragraaf 1.4 in de mediabrief van de Staatssecretaris. In gewoon Nederlands lees ik daarin: de Ster verdient meer; dat gaat in het reservepotje; uit het reservepotje worden ook nare bezuinigingen betaald, zoals frictiekosten en die 16 miljoen voor toekomstige WK, EK en Olympische Spelen. Dat zijn voor de omroep dus geen bezuinigingen; het komt uit de meeropbrengsten van de Ster. Lees ik dat zo goed?
Staatssecretaris Dekker:
Twee dingen hierover. Bij de nacalculatie wil ik helderheid achteraf, maar ook richtlijnen vooraf. Als we er halverwege de peilstok in kunnen steken, lijkt me dat uitstekend. Ik zal vragen of de NPO in staat is om dat te doen, omdat de financiële boekhouding op jaarbasis verloopt en we er ook voor moeten zorgen dat het administratief te doen is. Verder loopt de voeding van de algemene mediareserve langs een aantal lijnen. Als er meer reclamegelden door de Ster worden opgehaald, gaan die inderdaad in de mediareserve. Als andersom de Ster in een bepaald jaar wat tegenvalt, dan wordt er uit de mediareserve gecompenseerd. Een andere voeding uit die mediareserve heeft plaatsgevonden op basis van een dotatie uit de reserves van de publieke omroep, dus de NPO. Dat had te maken met Europese regelgeving, die stelde dat er niet meer dan 10% aan reserves mocht worden aangehouden. Op een gegeven moment is er daarom een bedrag van zo'n 52 miljoen in de mediareserve gestopt.
Er is afgesproken dat dit weer terug kan komen in de jaren dat er superevenementen zijn in combinatie met overschotten van de publieke omroep die er ook aan gedoteerd kunnen worden. Dus als in een bepaald jaar de publieke omroep bijvoorbeeld 5 miljoen overhoudt, dan kan zij dat in de mediareserve stoppen, maar wel met de afspraak dat het weer kan terugkomen als er meerkosten zijn. Normaal gesproken loopt dit altijd via je eigen balans, omdat je er zelf potjes voor kunt maken en je er reserves voor kunt aanhouden, maar omdat de Europese regels dit sinds een aantal jaren heel erg beperkt hebben, gebruiken we daarvoor de algemene mediareserve. De meest politiek relevante vraag is in hoeverre en tot welk bedrag ze aanspraak kunnen maken op geld vanuit die mediareserve om die superevenementen daarvan te betalen. Daarbij is mijn lijn heel erg helder: dat kan slechts tot een bedrag dat zij er eerst van tevoren in hebben gestopt. Ik geloof dat de teller nu staat op 52 miljoen aan dotaties vanuit de NPO. Dat betekent dat er vroeg of laat voor 52 miljoen weer uit kan. Als ze bijvoorbeeld 54 miljoen nodig hebben, krijgen ze nul op het rekest. Dan zullen ze dat binnen hun eigen begroting moeten opvangen.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb nog een vraag over Beelden voor de Toekomst. Als ik het goed begrijp krijgen we in januari iets van een onderzoek waarin staat wat de verschillende bevindingen zijn en hoe het structureel opgelost gaat worden. Uiteindelijk is het dan aan de Kamer om ook naar het budget te kijken om er eventueel ook financieel aan bij te dragen. Begrijp ik goed dat in dat onderzoek al die aspecten mee worden genomen?
Staatssecretaris Dekker:
Er lopen twee onderzoeken. Er loopt vanuit de Raad voor Cultuur een onderzoek naar de waarde van dit soort dingen en de resultaten daarvan verwacht ik ergens in januari. Het financiële onderzoek vraagt iets meer tijd maar wordt pas weer acuut als er een nieuwe begroting moet worden opgesteld. Dat zal dus volgend jaar rond deze tijd zijn.
De heer Verhoeven (D66):
Wanneer komt de Staatssecretaris naar de Kamer met het resultaat van «het duiken in de onlinereclame»?
Staatssecretaris Dekker:
Voor de zomer.
De heer Verhoeven (D66):
Dat is akkoord.
De voorzitter:
Fijn.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Dan ga ik nu over naar mijn tweede blokje en dat heeft alles van doen met het concessiebeleidsplan van de NPO en de besluiten die daaronder liggen, dus ontwerpbesluiten voor nieuwe en te stoppen aanbodkanalen en de vraag hoe je een aantal dingen doorvertaalt, zoals de aanscherping van de kerntaken en genrecoördinatoren. De Kamer heeft de brief kunnen lezen die ik daarover aan de NPO heb gestuurd en waarin een aantal kritische punten staat. Ik heb de NPO gevraagd om voor de start van het nieuwe concessiebeleidsplan, dus voor het einde van het jaar, mij daarop een reactie te sturen. Het lijkt mij namelijk goed dat we er helderheid over hebben voordat we het nieuwe jaar ingaan.
Als het gaat om de aanscherping van de kerntaken en de discussie rond amusement, vind ik, zoals ik dat ook eerder in het debat met de Kamer over de wet heb gezegd, dat het concessiebeleidsplan op dat vlak nog onvoldoende duidelijkheid biedt voor de komende jaren. Dat betreft dan de vraag hoe een en ander inzichtelijk wordt gemaakt en hoe het precies wordt gemeten. Dat geldt dan niet alleen voor televisie maar wat mij betreft ook heel nadrukkelijk voor de radiozenders. Er zijn kritische vragen gesteld over Radio 2 en Radio 3. Als we als politiek met z'n allen vaststellen dat het meer onderscheidend en meer gericht op de kerntaken informatie, cultuur en educatie moet, dan zou zich dat ook moeten doorvertalen in de manier waarop de NPO zijn programmering samenstelt.
Ik heb de NPO daarbij gevraagd om te komen tot een toetsingskader, ook op basis van advies van het commissariaat, en om dat toetsingskader door een externe partij te laten valideren. Het komt er in feite op neer dat voor ieder programma dat men maakt, kan worden aangetoond wat de educatieve, culturele of informatieve functie ervan is. Als het gaat om amusement kan dit die elementen in zich hebben. Als dat niet het geval is – dat is de tweede optie – dan moet men kunnen aantonen dat mensen die kijken naar een programma, vervolgens ook naar educatieve, informatieve en culturele programma's kijken en dat zij dat doen doordat zij eerst naar dat andere programma hebben gekeken. Er moet dus wel een causale relatie zijn. Het kan niet zo zijn dat men tevreden is omdat er veel mensen naar kijken. Het gaat niet alleen maar om een breed bereik, het gaat uiteindelijk om het sluiten van de cirkel waarbij mensen vervolgens naar de programma's kijken die passen bij de kerntaak van de publieke omroep. Langs die lijn draagt dat uiteindelijk bij aan de hoofdtaak van de publieke omroep.
We hebben net al een kort debatje gevoerd over de kijkcijfers. We hoeven dat niet opnieuw te doen, maar het is wel belangrijk dat heel veel van deze programma's in dat nieuwe kader passen.
De heer Van Dijk vroeg of we ook iets zouden kunnen doen met taallessen. Als ik dat idee voor het gemak tegen het kader afzet, dan is dat educatief en zou het er heel goed in passen. Tegelijkertijd hebben wij echter afgesproken dat wij hier de kaders bepalen en niet de verdere uitwerking ervan. Ik leg deze suggestie ook nadrukkelijk neer bij de NPO, om te kijken of die er iets mee kan. Om het wat te relativeren: vroeger had je dit soort zaken. Die zijn echter wat verdwenen, omdat er heel veel nieuwe manieren zijn om aan de wens van taalonderhoud en taalles te voldoen. Dat behoeft niet per se op radio en televisie. Tegenwoordig kan het veel meer via het internet. Soms leer je bovendien de Nederlandse taal helemaal niet met een taalles, maar door naar de Nederlandse televisie te kijken. 80% van het aanbod bij de publieke omroep is Nederlandstalig. Een goede suggestie aan iedereen die de taal wil leren, zou zijn: kijk wat minder naar de buitenlandse televisie, welk buitenland dat ook mag zijn, en kijk wat vaker naar de Nederlandse televisie.
Over de vraag of wij iets van programma's mogen vinden, ben ik vrij ontspannen. Ik vind dat iedere politicus een mening mag hebben over een programma en programmatitels mag noemen en dat dit ook helemaal niet onmiddellijk beperkend zou moeten zijn voor de redactionele autonomie in Hilversum. Als de heer Bosma een mening heeft over een programma, hoor ik die braaf aan en zeg ik dat het zijn mening is, maar niet onmiddellijk mijn mening. Het is bovendien uiteindelijk aan de programmamakers in Hilversum om een afweging te maken. Hetzelfde geldt voor mijn collega Asscher, die een uitspraak heeft gedaan over een redactionele keuze bij het programma Pauw. Hij is volledig vrij om daarover zijn eigen mening te hebben, wat vervolgens helemaal niet beperkend of belemmerend hoeft te zijn voor de redactie. Die moet daarin zelf verstandige keuzes maken.
De heer Klein vroeg of er geen inhoudelijke toetsing vooraf plaatsvindt als straks gewerkt wordt met de genrecoördinatoren. Met andere woorden: censuur. Zo zie ik dat totaal niet. Een genrecoördinator bepaalt ook niet zozeer de mogelijke journalistieke inhoud van een programma, maar kijkt veel meer naar de aard van een programma en of dat past bij de vooraf afgesproken doelstellingen van de publieke omroep. Dat is in mijn ogen totaal niet strijdig met de Grondwet. Dit wat de kerntaak van de publieke omroep betreft.
Een ander belangrijk element uit de wet, dat zich ook weer doorvertaalt in het concessiebeleidsplan, is de toegang van externen. Ook op 8 oktober hebben we daarover uitgebreid gesproken. Er is een motie van de heren Segers en Heerma over die openheid aangenomen. Daarin wordt gesteld dat het concessiebeleidsplan en de gezamenlijke brief over de rol van de NPO en de omroepen ten opzichte van de buitenproducent leidend moeten zijn.
Ik heb in mijn reactie aan de NPO gevraagd om een aantal zaken nog eens wat meer toe te lichten, zoals het soort kaders dat de NPO gaat stellen bij het vormgeven van die openheid, de manier waarop ze die kaders gaat opstellen, de manier waarop de omroepen die vervolgens toepassen, hoe het zit met rechten en exploitaties en hoe we nu voorkomen dat we in lange en slepende procedures terecht gaan komen.
Daarbij vind ik het belangrijk dat we komen tot een werkwijze die voor alle partijen werkzaam en werkbaar is: voor de NPO, voor de Hilversumse omroepen, maar net zo goed voor externe partijen. Dus ik heb de NPO ook gevraagd om in de reactie op het concessiebeleidsplan die werkwijze nog eens nader toe te lichten, ook in overleg met omroepen en externe partijen.
De heer Heerma vroeg of dit nu volledig conform de brief van de NPO is. Ja, volgens mij volledig. Ik heb meegegeven dat de externe partij afspraken maakt met de NPO over het format, de inhoudelijke kaders, het budget en de rechten en dat de omroeporganisaties vervolgens verantwoordelijk zijn voor de vorm en de inhoud van het programma en daarmee de facto coproducent van het programmavoorstel worden. Maar wel uiteraard binnen de kaders die de NPO vooraf met die externe partij heeft afgesproken. Ook dat moet helder zijn.
Als een omroep en een externe producent er tijdens het maken vervolgens achterkomen dat ze de gestelde kaders zouden willen aanpassen, omdat dat voor de uitwerking van zo'n programma beter is of omdat er weer volgende stappen in het denken zijn, dan moet daar naar mijn mening ruimte voor zijn, maar dan moet er onmiddellijk worden aangeklopt bij de NPO om dat te bespreken, en niet pas helemaal aan het einde van het traject. Dus niet eerst een voorstel op eigen wijze uitwerken en dan pas naar de NPO terug om te kijken hoe dat valt. Dat is precies het element waar wat licht zat tussen de eerste aanvraag in het concessiebeleidsplan en vervolgens de opheldering in de brief. Ik kan heel goed leven met de opheldering die is gegeven in de brief. Volgens mij is dat ook een heel werkbare afspraak.
De heer Van Dijk vroeg of de NPO daarmee dan niet te sturend wordt, want die zou toch vooral faciliterend en coördinerend moeten zijn. Dat is in mijn ogen niet het geval. De NPO heeft met de nieuwe Mediawet in de hand een veel sturender rol gekregen in het samenstellen van netten, in het bij elkaar vinden van programmering en in het aanzoeken van externe partijen om mee te denken met programma-ideeën. Dus waar de NPO op dit moment vrij faciliterend en coördinerend is, is de essentie van de nieuwe wet dat zij wel sturender gaat worden.
De heer Mohandis vroeg of als een omroep wordt aangezocht om als coproducent op te treden – hij noemde daarbij heel concreet de NTR – er dan budgettair rekening mee is gehouden. Volgens mij speelt dat niet alleen bij de NTR. Het geldt natuurlijk net zo goed wanneer een programma naar MAX zou gaan, naar of naar de KRO-NCRV. De NTR heeft ook een eigen taak voor het bijpassen van budgetten, dus dat blijft zo. De toegang van externen wordt daarnaast bekostigd vanuit het programmaversterkingsbudget, 50% van het totale programmabudget. Daarmee bekostigt de NPO de kosten en de toegang van externen. Als een omroep wordt gekoppeld aan een voorstel van een externe ontvangt de omroep dus budget uit het programmaversterkingsbudget van de NPO om vervolgens dat programma te coproduceren. Die lijn loopt dus zo. Het betekent dat als de NTR straks veel meer met externe producenten werkt dan een omroep als BNN, de NTR daar navenant meer en ruimer voor betaald wordt. Andersom geldt natuurlijk hetzelfde. Het geld volgt eigenlijk het programma en het zou in die zin dus ook geen financiële problemen moeten opleveren voor afzonderlijke omroepen.
Ik zeg kort iets over de genrecoördinatoren, ook een element in het concessiebeleidsplan. Ik geloof dat de heer Elias vroeg of het serieus wordt opgepakt. Dat is ook een van mijn kritiekpunten in mijn reactie op het concessiebeleidsplan, want ik vond eveneens de ambitie wat magertjes. Inmiddels heb ik van de NPO begrepen dat het geen eindstation is maar een soort eerste stap. Het werken met genrecoördinatoren vraagt natuurlijk ook wat van de afstemming. Wat doet de genrecoördinator? Wat doet de netcoördinator? Hoe zorg je ervoor dat je functies gaat stapelen en hoe voorkom je onnodige bureaucratie? Dat wordt eerst klein uitgeprobeerd om ervan te leren. Daarna wordt het uitgerold en op die manier komen we uiteindelijk toch uit bij de ambitie die de heer Elias en ik delen. De NPO zal er overigens in antwoord op mijn brief uitgebreider op terugkomen.
Transparantie is ook een onderdeel van het concessiebeleidsplan. We hebben daarover uitvoerig gesproken bij de behandeling van het wetsvoorstel. De heer Bosma vroeg: hoe zit dat nou? We moeten toch gewoon helderheid hebben over de kosten op programmaniveau? Dat ben ik volledig met hem eens. Ik constateer alleen wel dat een meerderheid van de Kamer daarover een andere uitspraak heeft gedaan. Ik zal mij daarnaar voegen en dat betekent dat de standaardoptie is dat we werken met transparantie op het niveau van zenders, netten en genres. Dat is conform het voorstel dat de NPO zelf heeft gedaan in het concessiebeleidsplan. Ik voer de motie dus gewoon uit.
Wat doe je als er desgevraagd door de Kamer in een uitzonderlijke situatie toch specifieke vragen rijzen? Daarover hebben we ook een kort debatje gehad. De eerste indiener van de motie, de heer Verhoeven, gaf toen aan dat daar inderdaad iets voor gevonden moest worden. Ik vind dat goed. Ik heb een wettelijke informatieplicht tegenover de Kamer, net zo goed als de NPO een informatieplicht tegenover mij heeft. We hebben gezien hoe dat in het verleden rond de voetbalrechten en de kosten van het koningslied heel stroef is verlopen. Ik wil dat eigenlijk in de toekomst gewoon voorkomen. Het moet beter en er moet dan ook meer openheid gegeven worden, zodat ik de Kamer snel en in het openbaar kan informeren als zij om meer informatie vraagt.
Leidt dat uiteindelijk niet tot inzicht in de kosten op programmaniveau? Dat is een vraag van de heer Bosma. Ik denk niet dat dat zo is. Daar moeten we ook helemaal niet standaard aan voldoen, want daar heeft de Kamer nu juist een afspraak over gemaakt. De standaardrapportage betreft het niveau van domeinen en genres. Als er in uitzonderlijke situaties, omdat er een politiek debat is, meer transparantie door de Kamer wordt gewenst, vind ik dat dat mogelijk moet zijn.
Ik heb de indruk dat de heer Heerma deze lijn op zichzelf redelijk kan volgen, maar hij vroeg desondanks hoe het zit met de geheimhoudingsclausules. Ik heb daarover wat in mijn brief geschreven. Ik vind dat een geheimhoudingsclausule nooit een reden mag zijn om de informatievoorziening aan de Kamer op te houden. We hebben dat natuurlijk wel gezien bij de voetbalrechten. Dat leidde tot een heel ongemakkelijke situatie. Er lag een terechte vraag in het parlement, maar ik moest de Kamer daar vertrouwelijk over informeren, terwijl er volgens mij behoefte was aan een openbaar debat. Ik heb toen al gezegd: wat mij betreft is dit eens maar nooit weer. De NPO kan er in zijn afspraken met derde partijen ook helder over zijn dat men dat soort geheimhoudingsclausules in contracten niet meer aan wil gaan.
Dan is het even de vraag of dit effecten heeft voor bijvoorbeeld grote evenementen die je wilt binnenhalen. In mijn ogen hoeft dat niet het geval te zijn. De NPO is een van de grootste mediapartijen in Nederland, met een heel grote zak geld. De eigenaren van sportrechten willen heel graag zaken doen met de NPO. Dat betekent dat de NPO ook best eisen mag stellen over de contractvoorwaarden die daarbij horen. Laat ik de voetbalrechten nemen. Ik kan mij niet voorstellen dat de stichting die de voetbalrechten verkoopt geen zaken meer wil doen met de NPO omdat die wel een contract met de stichting wil afsluiten, maar niet meer met zo'n geheimhoudingsclausule. Dit is gewoon onderdeel van de onderhandelingen. Ik vind dat de NPO daarop stevig moet inzetten, dus niet alleen moet onderhandelen over de prijs, maar ook over het feit dat dit soort deals in openheid gemaakt moeten kunnen worden.
Dit is wel het dikste blok.
De voorzitter:
Zullen we anders even een tussenblokje inrichten met interrupties?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Zelfs als dit een tussenblokje is, zijn er al heel veel onderwerpen voorbijgekomen. Ik moet selecteren in mijn interruptie. Ik wil een vraag stellen over de taallessen. Ik vind het mooi dat de Staatssecretaris zegt dat dit iets is dat in de taak van de publieke omroep past. Uiteraard is de NPO autonoom, zeg ik ten overvloede, maar de Staatssecretaris zei dat dit best eens bij de NPO zou kunnen worden neergelegd om te bezien wat die ermee kan. Dat is heel fijn. Hij zei ook dat er andere kanalen zijn waarin heel veel kan gebeuren op het gebied van taal en lezen. Dat is helemaal waar. Ik heb zelf eens gekeken. Er is bijvoorbeeld oefenen.nl. Dat is een heel goede website. Die doet heel veel. Het punt is dat het een het ander kan versterken. Je kunt televisie gebruiken om mensen te attenderen op dat internetaanbod. Zo versterkt het elkaar. Deelt de Staatssecretaris die mening?
Staatssecretaris Dekker:
Ja, ik denk dat het wel zo werkt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Hartstikke mooi! Dit gaat helemaal de goede kant op. Ik weet bijna niet meer wat ik moet zeggen. Nee, ik ga nu niet een ander onderwerp aansnijden, want dan wordt het alleen maar verwarrend. Ik ben blij met het antwoord. Ik ben hoopvol gestemd. Ik zal een motie indienen om zijn eigen oproep mee te versterken richting de NPO.
De voorzitter:
Dat hoeft niet meer want u hebt net een toezegging ontvangen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
U weet nog niet wat er in mijn motie gaat staan, voorzitter. Wacht u maar eens af.
De voorzitter:
Heel goed.
De heer Elias (VVD):
Ik heb een vraag over die ten onrechte «genrecoördinatoren» genoemde hoofdredacteuren. Ik vond de Staatssecretaris wat omzwachteld antwoord geven: we gaan eens een proef doen met een of twee en over een paar jaar zien we wel weer verder. Ik wil op dit punt iets meer daadkracht van de Staatssecretaris zien, ik wil dat hij er iets meer bovenop zit. Dit is meer een cri du coeur dan een vraag, maar een positief antwoord kan nooit kwaad.
Staatssecretaris Dekker:
Ik zal er zeker bovenop zitten. Als de heer Elias de brief bekijkt die ik in reactie op het concessiebeleidsplan heb geschreven, ziet hij wel dat ik er heel kritisch inzit. Wat mij betreft is het niet een proef om te bekijken óf we in de toekomst met genrecoördinatoren gaan werken, maar meer hoe we dat doen. Het gaat erom dat we daar snel van leren zodat we dit vervolgens kunnen uitrollen.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik heb een vraag over de transparantie. Er is een motie aangenomen over transparantie op het niveau van genres. De Staatssecretaris redeneert door over zijn informatieplicht aan de Tweede Kamer. Daarbij blijft voor mij één vraag overeind. De Staatssecretaris zegt dat hij moet kunnen antwoorden als hem vragen worden gesteld. Als de heer Bosma, de heer Elias of wie dan ook als deze wet van kracht is één vraag stelt, namelijk om alle kosten per programma openbaar te maken, dan is dat een Kamervraag. Hoe verhoudt zich dat tot die motie? Dan zou je met elke Kamervraag de motie kunnen omzeilen. Wat stelt die motie dan voor? Ik wil iets meer uitleg over dat punt.
Staatssecretaris Dekker:
Wij moeten ook uitkijken dat wij niet aan uitlokking doen, maar als mij gevraagd wordt om in de toekomst de kosten van alle programma's kan openbaren, is dat geen vraag waar ik antwoord op zal geven. Dat doorbreekt namelijk volledig het idee dat achter die motie zat. De standaardverantwoording vindt conform de motie gewoon plaats op het niveau van genres. Als er echter gedoe is over een bepaald programma, wat wij in het afgelopen jaar een paar keer gehad hebben, vind ik dit een heel legitieme politieke vraag. Ik vind dat de NPO dan ook zo open moet zijn om daar helder antwoord op te geven. In het geval van de voetbalrechten en het koningslied ging het niet alleen maar om kosten op programmaniveau, maar zelfs om een niveautje dieper en lager. Dat moet geen standaard worden, zeg ik er onmiddellijk bij, maar in uitzonderlijke gevallen kan ik mij voorstellen dat er behoefte is aan meer informatie. Ik vind dat de publieke omroep die dan ook moet geven.
De heer Mohandis (PvdA):
Uiteindelijk oordeelt de desbetreffende Staatssecretaris, in dit geval u, of het urgent genoeg is. Mijn vraag gaat meer over het feit dat dit de deur openzet om bij elk programma de discussie op te werpen dat er iets aan de hand kan zijn. In uitzonderingsgevallen heeft de geheimhoudingsplicht er uiteindelijk toe geleid dat het openbaar werd; dat heb ik ook geconstateerd. Uiteindelijk is ook de hele affaire-FOX/NOS openbaar geworden. Ik hoor andere leden protesteren, maar ik heb het echt over een ANP-bericht dat naar buiten kwam over de bevindingen van het Commissariaat voor de Media in de zaak-FOX/NOS. Er zijn zelfs bedragen genoemd in het openbaar. Ik snap dat je kunt zeggen dat het via via gegaan is en niet via de standaardprocedure, maar mijn vraag was een andere. Hoe zorgt u ervoor dat u uiteindelijk in uitzonderlijke gevallen oordeelt en dat er geen willekeur ontstaat omdat wij denken dat er misschien iets aan de hand is bij een programma?
Staatssecretaris Dekker:
Ten eerste ga ik altijd over mijn eigen antwoorden. Ik zal dus zelf de afweging maken of dit dermate urgent of uitzonderlijk is dat ik de behoefte heb om de Kamer daarover te informeren. Als ik die behoefte heb, wil ik dat het ook kan en dat ik de gegevens daarvoor van de NPO krijg, sneller dan in het verleden is gebeurd. Ten tweede stelt de heer Mohandis dat de voetbalrechten uiteindelijk in de openbaarheid zijn beland, maar dat bestrijd ik terdege. Het Commissariaat voor de Media heeft weliswaar een openbare uitspraak gedaan, niet alleen over de prijsbepaling maar ook over de onzuivere afspraken tussen de NOS en de Ster over een koppeling van verkoop in die hele deal. Er is gezegd dat dát niet zou mogen kunnen. Die ruling is openbaar gemaakt, maar het contract zelf niet. Eigenlijk vind ik dat gek, als er zo veel discussie is over de vraag hoeveel er voor de voetbalrechten betaald is. Het is gewoon belastinggeld. Ik vind dat wij daarover in de volle openheid moeten kunnen spreken.
De voorzitter:
Heel kort, mijnheer Mohandis.
De heer Mohandis (PvdA):
Een heel korte correctie. Toen ik zei dat ik hierover in het openbaar iets gelezen had, doelde ik op de informatie die de Staatssecretaris net noemde en die uiteindelijk naar buiten is gekomen, niet op het contract.
De voorzitter:
Ik heb zelf een vraag op dit punt.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De heer Bosma (PVV):
Ik vind het een rare interruptie van de heer Mohandis. Een parlementariër die ervoor pleit dat het parlement zo weinig mogelijk weet, dat maak je zelden mee op deze aardbol! Dat is volstrekt uniek. We willen iets niet weten. De portee van de interruptie van de heer Mohandis is dat hij andere parlementariërs wil verhinderen om dingen te weten. Dat staat op gespannen voet met de Grondwet, want er is gewoon een informatieplicht. De Staatssecretaris zegt dat hij die informatie alleen in uitzonderlijke gevallen geeft, maar ik heb als parlementariër gewoon recht op alle informatie. Op grond waarvan denkt de Staatssecretaris mij informatie te kunnen weigeren?
Staatssecretaris Dekker:
Staatsrechtelijk is het zo dat ik ga over mijn eigen antwoorden en overwegingen. Vervolgens gaat de Kamer over de beoordeling daarvan.
De heer Bosma (PVV):
Dan heeft een bewindspersoon zojuist de Grondwet in de fik gestoken, want er bestaat gewoon een informatieplicht. We hebben grote debatten over Ministers die geen informatie willen geven. Daar worden we soms heel boos over en daar verbinden we consequenties aan. Het is gewoon mijn recht als volksvertegenwoordiger om te vragen wat programma X heeft gekost en wat programma Y heeft gekost, en om op die vragen een antwoord te krijgen. Zo zit de vork toch in de steel, mijnheer de Staatssecretaris?
Staatssecretaris Dekker:
Ik zal iedere vraag die binnenkomt op zijn merites beoordelen. Ik maak daarbij zelf mijn afweging over de informatie die ik naar de Kamer stuur. De informatieplicht stel ik absoluut niet ter discussie, maar ik ga wel over mijn eigen antwoorden. Als de heer Bosma dan vindt dat dat niet voldoende is of dat ik niet open genoeg ben over de informatie die ik geef, dan kan daarover een debat plaatsvinden. Dat kan uiteindelijk leiden tot een uitspraak van de Kamer. Dat wacht ik met vertrouwen af.
Voorzitter: Bosma
De heer Klein (Klein):
Ik heb nog een opmerking naar aanleiding van het antwoord van de Staatssecretaris op mijn vraag over censuur. Hij zei dat daar helemaal geen sprake van is, omdat de genrecoördinatoren, door Elias zelfs hoofdredacteuren genoemd, het in de aard beoordelen. Dat betekent dus dat je van tevoren wel even moet kijken wat die aard is. Dat betekent dus wel degelijk dat er een inhoudelijke toetsing plaatsvindt om te kunnen bepalen of die aard binnen de genres valt. Dat is toch censuur?
De voorzitter:
U bedoelt niet mijnheer Aart?
De heer Klein (Klein):
Ik ben niet van de Pino-gate.
Staatssecretaris Dekker:
Laten we elkaar ook niet voor de gek houden: natuurlijk wordt er gekeken naar wat voor soort programma's het zijn en of ze passen bij de publieke omroep. Dat is niet zo vreselijk anders dan bij een krant. Daar zegt een hoofdredacteur ook weleens over een stuk dat door een journalist is geschreven: dit haalt de krant van morgen niet.
De heer Klein (Klein):
Daar zit nou net de kern van het verschil tussen een krant en de publieke omroep. De publieke omroep erkent de omroepverenigingen en die omroepverenigingen maken een eigen keuze en afweging. Vervolgens is er geen garantie meer dat zij kunnen gaan uitzenden. Op het moment dat derden, niet zijnde de krant, dus gaan bepalen of iets wel of niet tot de aard behoort, ga je dus toetsen. Dan wordt er dus vooraf getoetst. Daarmee ondergraaf je in feite onze democratische vrijheid van meningsuiting.
Staatssecretaris Dekker:
Dat zijn zware woorden van de heer Klein. Ik ga absoluut niet mee op dat pad. Hij heeft wel een punt als hij zegt dat er een verschil is met de hoofdredacteur van een krant en de journalisten die voor diezelfde krant werken, omdat in het Hilversumse hybride bestel de plek van de NPO ten opzichte van de omroepverenigingen net een wat andere is. Daarbij komt dat de omroepverenigingen redactioneel onafhankelijk zijn. Ook dat staat gewoon in de nieuwe Mediawet. Dat laat onverlet dat de NPO straks bij het kiezen van programma's om een goede avond te kunnen samenstellen, wel degelijk in gesprek kan gaan en beslissingen kan nemen over het soort programma's en het soort formats die «nodig zijn om». Stel dat er behoefte is aan een nieuw nieuwsprogramma. Dan vind ik het helemaal niet gek als de NPO ook nadenkt en een idee heeft over hoe dat nieuwsprogramma eruit zou moeten zien. Dat wordt vervolgens gemaakt door een van de omroepen. Die omroep bepaalt vervolgens zelf wat de inhoud van dat nieuws is, wie er aan tafel zitten, welke thema's er worden behandeld. Dat biedt in mijn ogen voldoende ruimte voor journalistieke onafhankelijkheid.
De voorzitter:
Ik stel vast dat we doorgaan met het blok concessiebeleid.
Staatssecretaris Dekker:
Deel 2 van dit blokje. De heer Elias heeft een aardige discussie aangezwengeld over de ombudsman. Ik kan zijn betoog heel goed volgen: als we een omroep met subsidie- en belastinggeld steunen – lees: de publieke omroep – dan moet diezelfde omroep een voorbeeld zijn op het gebied van journalistieke integriteit en kwalitatieve standaarden. Ik heb daarover al wat geschreven in mijn brief van een jaar geleden. Ik heb daarin zelf de suggestie aan de hand gedaan om te bekijken of je met codes zou kunnen werken, of met een ombudsman. Dat lijkt nu te worden opgepakt. Dat vind ik goed, wat mij betreft is dat een compliment richting NPO.
Ik beluister in de woorden van de heer Elias dat hij wel wil dat dit serieus gebeurt. Dat gebeurt op een aantal manieren. Ten eerste moeten de journalistieke codes worden geborgd die voor iedereen zouden moeten gelden. Ten tweede moeten fouten die worden gesignaleerd niet ergens achter op een website worden besproken, maar gewoon in het programma zelf. Ik vond het voorbeeld van de EO dat de heer Elias aandroeg een uitstekende lijn. Het was mij zelf ook al opgevallen. Een fout in een programma vraagt om rectificatie in datzelfde programma, niet ergens achteraf. Ik zal het punt van de heer Elias meenemen in de gesprekken die ik met de NPO voer. Ik zal daarover concrete afspraken maken in de prestatieafspraken, zodat dit binnen afzienbare termijn gerealiseerd wordt.
Er zijn vragen gesteld over het aanvragen van nieuwe diensten. Ik zal straks wat uitvoeriger stilstaan bij de brief die ik heb gestuurd over een nieuwe dienstenprocedure. Die is er nog niet, dus dat betekent dat wij de huidige dienstenprocedure hebben toegepast op de aanvragen die er liggen. De heer Verhoeven vroeg: waarom ligt er nog geen ontwerpbesluit voor NPO Plus? Dat is nog in behandeling. Het is een van de meest innovatieve, en daardoor ook meest ingewikkelde kanalen. Er zijn dan ook verschillende aanvullende vragen over gerezen. Ik zal die vragen binnenkort aan de NPO voorleggen en uiteraard met u delen, zodat ik een goed afgewogen besluit kan nemen. De andere aanvragen waren wat meer rechttoe, rechtaan. Ik heb daarover inmiddels een besluit genomen.
Eén daarvan gaat over Radio 6. Het is altijd de vraag of je de belofte die NPO doet genoeg vindt of niet genoeg. Ik hoor de heer Verhoeven daar wat over zeggen en ik zet daar mijn opvatting naast. Ik zie dat er in de reactie op aanvullende vragen die ik aan de NPO over Radio 6 heb gesteld een forse beweging is gemaakt om soul en jazz een meer prominente plek te geven; niet alleen met mooie woorden, maar ook met extra budget erbij, een subkanaal, crosspromotie, et cetera. In mijn ogen heeft de NPO in voldoende mate voldaan aan de vraag die ik heb gesteld om ervoor te zorgen dat deze muziekgenres een volwaardige plek krijgen.
Ik kom op de vraag over het Mediafonds. De heer Klein vroeg waarom de NPO de ondersteuning van regionale producties niet overneemt van het Mediafonds. Ik kan de verbazing van de heer Klein niet helemaal plaatsen. Het is niet zo dat er geld van het Mediafonds is overgegaan naar de NPO. Het Mediafonds is opgehouden en het geld dat in het Mediafonds staat, was onderdeel van de totale bezuinigingen. De NPO heeft het in zijn eigen begroting een plekje gegeven om een aantal taken van het Mediafonds op te vangen, omdat dit werd gezien als iets wat toch echt bij de publieke taak hoort. Met andere woorden: de NPO heeft meer moeten bezuinigen om vervolgens geld over te houden voor een investering in de taken die vroeger door het Mediafonds werden gedaan. Om dan een-op-een te zeggen dat de NPO alles voor de regio moet gaan doen, ook op het financiële vlak, vind ik eerlijk gezegd iets te veel gevraagd. Tegelijkertijd zie ik dat er heel interessante producties zijn waarbij de NPO betrokken is. Die gaan over regionale aangelegenheden en daarbij wordt vaak samengewerkt met regionale omroepen. De NPO heeft zelf aangegeven het geld daarvoor beschikbaar te stellen en aanvragen daarvoor in behandeling te nemen. Dat biedt in mijn ogen voldoende kansen, ook voor regionale omroepen.
Er waren ook vragen over de prestatieovereenkomst. De heer Mohandis gaf aan dat van de 24 afspraken er 20 zijn gerealiseerd. Ze zijn dus nog niet allemaal gerealiseerd. Dat heeft voor een deel te maken met het bereik onder jongeren. In lijn met mijn antwoord op het punt van de heer Elias zeg ik: als we praten over het jongerenbereik, dan is het goed om niet alleen te kijken naar de traditionele tv en radio, maar ook met iets van een meetinstrument te komen om ook het bereik onderen jongeren via on demand- en onlineplatforms te kunnen volgen. Dat is een uitdaging voor het komende concessiebeleidsplan en de daarbij behorende prestatieafspraken.
De heer Mohandis vroeg ook of ik diversiteit als onderwerp wil meenemen. Ik ben op zich best bereid om dat te doen, maar ik geloof niet zo in allerlei quota, zoals «er moeten zoveel vrouwen aan tafel zitten bij Pauw». Dat levert alleen maar heel veel perverse prikkels op. Als we echter willen dat de publieke omroep iets is waarin heel veel mensen in Nederland zich herkennen, dan zou je het ook op een andere manier kunnen meten. Ik zal dit meenemen in de ontwikkeling van nieuwe prestatieafspraken.
Hiermee heb ik dit blokje afgerond.
De heer Elias (VVD):
Ik zal me ervan onthouden om in te gaan op perverse prikkels, Pauw en vrouwen en zo.
Bij het punt dat ik heb opgebracht over rectificatie, vroeg de Staatssecretaris zich hardop af wat die codes zijn. Ik wil nogmaals nadrukkelijk als suggestie meegeven om gewoon de Code van Bordeaux aan te houden, die in 1954 door de internationale journalistenfederatie is aangenomen. Die code voldoet nog prima. De Staatssecretaris gaat overigens nog verder dan ik. Dat hoeft niet, want dat roept misschien weer koudwatervrees op. Niet iedere rectificatie moet in het televisieprogramma zelf. Ik heb het echt over een grove schending, zoals het buiten de context monteren of het niet op een fatsoenlijke manier waarborgen van de privacy. We kennen de voorbeelden allemaal. Als er sprake is van mist of van «tussengevallen», dan kan die ombudsman of ombudsvrouw daar ook een uitspraak over doen, die dan wel enigszins prominent op een site van de NPO of van de betrokken omroep komt. Het hoeft niet allemaal meteen met de bijl. Er moet echter een drukmiddel zijn. Bij uitzondering en bij zware overschrijding van de norm moet het in het programma zelf kunnen. Het hoeft echter zeker niet iedere keer, want dat zou in Hilversum alleen maar veel meer weerstand oproepen. Daar schieten we niets mee op.
Staatssecretaris Dekker:
Ik volg dat helemaal. Ik stelde de twee punten naast elkaar. Het is goed om bepaalde kwaliteitscodes en -afspraken te borgen en vast te leggen, maar dat geldt ook voor wat je doet als die afspraken worden geschonden. Dan geldt inderdaad het principe van proportionaliteit. Niet ieder foutje hoeft in het programma. Overigens denk ik dat dit nu ook al het geval is. Kijk maar naar de rectificaties in kranten. Niet ieder slippertje hoeft direct groot te worden uitgemeten in een rectificatie, maar als er echt sprake is van een grove schending, dan vind ik het niet meer dan terecht dat het openlijk en publiekelijk gebeurt.
De heer Verhoeven (D66):
Ik ben eigenlijk niet zo gelukkig met de manier waarop de Staatssecretaris omgaat met dit blokje, dat wat mij betreft volledig over de kerntaken zou moeten gaan. Hij zegt ten aanzien van Radio 6: er zijn stappen gezet en ik laat het hierbij. Over NPO Plus volgt dan nog een oordeel. De Staatssecretaris zegt ook dat de brief van de omroepen, zoals door het CDA en de ChristenUnie bepleit, volledig leidend is. Ook uit andere voorbeelden die in dit debat naar voren zijn gebracht, blijkt dat echt flink aan de kerntaken wordt geknabbeld. Ik zie eigenlijk vooral een Staatssecretaris die dit gewoon laat gebeuren. We hebben dus de Mediawet, waarvan de Staatssecretaris de hele tijd zegt: dit is een enorm andere wet en we gaan een totaal andere weg inslaan. Maar vanuit Hilversum lacht de NPO hem eigenlijk gewoon uit en gaat lekker door zoals hij zelf wil. Dat kan zo zijn, maar we moeten er wel voor zorgen dat we de kerntaken serieuzer bewaken dan nu gebeurt. Anders gaat het elke keer op deze manier door en moeten we elke keer zeggen dat het jammer is. Dan hebben we geen publieke omroep meer die zich onderscheidt. Ik zeg dus tegen de Staatssecretaris: zet een tandje bij.
Staatssecretaris Dekker:
Ik speel de bal onmiddellijk terug naar de heer Verhoeven. Hij mag dan ook concreet zeggen wat er precies moet gebeuren, want dit is het politiek geframe en gespin dat ik ook in het vorige debat hoorde toen werd gezegd dat er te weinig gebeurde. Ik sta open voor alle goede suggesties.
De heer Verhoeven (D66):
Graag. De Staatssecretaris verwijst naar de prestatieafspraken. Ik ben bezorgd dat dit een setje technische spelregels wordt waarop vervolgens niemand meer enige grip kan houden. De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat een aantal dingen op dat punt tekortschieten of niet helder is en dat er meer uitwerking nodig is. Ik vraag hem om harde prestaties te vragen. Om een concreet voorbeeld te geven: de Staatssecretaris zegt dat hij dan ook wil zien dat de sandwichformule, een programma dat heeft geleid tot meer kijkers, wordt hardgemaakt. Ik denk dat het niet mogelijk is om de sandwichformule hard te maken. Ik meen dat het een vrijbrief is om steeds meer amusement uit te zenden ten koste van programma's die het misschien wat minder goed doen. Ik verwacht dat de Staatssecretaris echt heel duidelijke afspraken maakt in het kader van de prestatieafspraken en op basis daarvan tegen de NPO kan zeggen: nu laat u de kerntaken los. Ik heb de indruk dat de Staatssecretaris elke keer tegen mij zegt dat hij dat gaat doen, maar in het debat krijg ik dan het gevoel dat hij dit niet mag van de andere partijen en dat het dan toch weer een beetje wegloopt.
Staatssecretaris Dekker:
Dit gaan wij toevallig wel allemaal doen. Sterker nog, ik heb zojuist in mijn betoog gezegd dat ik bij de sandwichformule geen genoegen neem met de redenering: er hebben veel mensen naar dit programma gekeken en daarmee heeft de publieke omroep een breed publiek bereikt. Nee, ik wil precies weten dat daarmee doelgroepen worden gebonden aan programma's en dat zij vervolgens ook kijken naar cultuur, informatie en educatie. Ik doel dan op de groepen die je anders niet zou hebben bereikt. Dat is inderdaad een opgave waar de publieke omroep voor moet staan, maar de bewijslast ligt daar. Als hij dat niet kan aantonen, is dat geen vrijbrief om maar te blijven doen wat hij in het verleden heeft gedaan.
De heer Klein (Klein):
Het Mediafonds van 16 miljoen is tot mijn grote spijt opgeheven, maar daartegenover staat dat er een NPO-fonds van ruim 16 miljoen komt. Ik begrijp dat het oude mediadeel voor regionale mediaproducties eruit wordt gehaald, omdat de logica daarvoor niet aanwezig is. De Staatssecretaris zegt echter ook dat de NPO intenties heeft om gezamenlijke producties met de regio's op te pakken. Mag ik ervan uitgaan dat dit ook tot uitdrukking komt in de prestatieafspraken?
Staatssecretaris Dekker:
Ik ga dit niet op dit detailniveau vastleggen in de prestatieafspraken, want dan wordt er alleen maar meer geld gelabeld. Ik ben van mening dat prestatieafspraken gericht moeten zijn op de uiteindelijke uitkomsten: hoe zien de programma's eruit, bereik je moeilijke doelgroepen, et cetera. Het labelen van geld aan de voorkant moeten wij zien te voorkomen.
Regionale omroepen kunnen hetzelfde doen als de NPO heeft gedaan: met elkaar een bepaald bedrag bij elkaar schrappen om dat wat voorheen door het Mediafonds werd gedaan, uit eigen middelen te doen. Als hij echt zeker wil weten dat het geld beschikbaar is, dan raad ik de RPO aan om hetzelfde te doen als de NPO.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb twee vragen over het voorbeeld van amusement. De eerste vraag is of de Staatssecretaris met zijn brief van 11 november verdergaat dan hij aanvankelijk ging in het debat. De tweede vraag is of het niet verschrikkelijk moeilijk is om aan te tonen wat de Staatssecretaris wil. Hij zei net dat de bewijslast bij de omroep ligt. Hoe moet je aantonen dat een heel populair programma ook leidt tot het voldoen aan de kerntaken? Kan de Staatssecretaris toelichten wat hij op dit punt verwacht van de omroepen?
Staatssecretaris Dekker:
Er zijn twee smaken. De eerste betreft de programma's die populair zijn en educatieve, culturele of informatieve elementen in zich hebben. Volgens mij zijn wij het er allemaal over eens dat daar de publieke omroep voor is. Daar hebben we dus geen discussie over. De tweede is het amusement dat die elementen niet heeft. Daarvan hebben we gezegd: dat kan alleen nog als men daarmee moeilijk bereikbare doelgroepen bereikt die anders niet naar de publieke omroep zouden kijken en die dan vervolgens ook gaan kijken naar het aanbod waarvan wij willen dat zij ernaar kijken, namelijk het educatieve, culturele en informatieve aanbod. Er moet dus een causale relatie zijn tussen het een en het ander. Een breed bereik voor een amusementsprogramma is onvoldoende onderbouwing om dat maar te doen. Je moet dus echt laten zien dat mensen die naar dat programma hebben gekeken, vervolgens ook naar andere programma's kijken en dat niet zouden hebben gedaan als dat amusementsprogramma er niet was geweest. Dat is een heel strakke, causale relatie. Het zal best ingewikkeld zijn om dat aan te tonen. Mijn boodschap aan de NPO is: je hoeft die programma's niet te maken, maar als je ze wilt maken, dan moet je aantonen dat het uiteindelijk bijdraagt aan die kerntaken. Dat is de enige legitimatie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ten eerste is de vraag: hoe bewijs je dat? Ten tweede vraag ik de Staatssecretaris: erkent u dat u hiermee verder gaat dan in de wet staat? In de wet staat dat een breed en divers publiek trekken an sich al voldoende is.
Staatssecretaris Dekker:
Ik ben dat niet eens met de heer Van Dijk. We gaan nu gewoon even de wet erbij pakken. Ik lees voor: «Het kunnen inzetten van amusement ... of een breed en divers publiek te bereiken en te binden, zodat deze doelen onder hun aandacht worden gebracht». «Deze doelen» slaat dan terug op informatie, cultuur en educatie. Met andere woorden: als je amusement wilt uitzenden dat niet veel meer is dan amusement, moet je kunnen aantonen dat de kijkers vervolgens ook kijken naar programma's die wel behoren tot de kerntaak van de publieke omroep, want anders heb je geen goede reden om dat soort programma's te maken.
De heer Verhoeven (D66):
Ik zal verderop in het debat, bijvoorbeeld bij blokje 4, echt een interruptie minder doen.
De voorzitter:
Graag. Dat is een toezegging.
De heer Verhoeven (D66):
Dit is voor mij namelijk echt het hoofdpunt van de discussie. De Staatssecretaris denkt nu dat ik mijn inzet van het debat van vorige maand wil voortzetten, maar dat is gewoon niet het geval. Ik weet heus wel dat we niet over die wet praten. Bovendien hebben wij die wet gesteund. Twee elementen waren echter heel belangrijk: het openbreken van het bestel en het heel hard maken van de kerntaken educatie, cultuur en achtergrondnieuws. De zorg van mijn fractie is dat beide elementen op dit moment wegvallen. Bij het openbreken komt nu een soort bureaucratische procedure met heen-en-weerpingpongen, waaraan ik nog het voordeel van de twijfel geef, maar waarbij ik geen goed gevoel heb. Met name bij die kerntaken heb ik echter het gevoel dat er echt nog veel ruimte bestaat voor de NPO om elke keer net niet te doen wat de Staatssecretaris beoogt. Ik wil dat de Staatssecretaris naast de wet ook alles doet in andere stappen en afspraken met de NPO om dat heel hard te borgen. Als hij dat niet doet, dan hebben we een lege wet. Daarin zit mijn zorg. Ik illustreer dat met de voorbeelden die ik gegeven heb over de kerntaakdragers die wegvallen. Kan de Staatssecretaris daarover nog één keer iets zeggen?
Staatssecretaris Dekker:
Dan zou ik bijna van de heer Verhoeven willen horen wat hij nog meer wil behalve dat wat ik hier zojuist heb aangegeven. Ik vraag om een toetsingskader, dat er nu niet is. Ik vraag de publieke omroep om aan te tonen dat zij bij het maken van amusementsprogramma's ook een publiek bereiken dat anders niet bereikt zou zijn en dat vervolgens ook kijkt naar de programma's die behoren tot de drie kerntaken van de publieke omroep. Ik hoor verschillende leden van deze commissie zeggen: het is heel ingewikkeld om dat te bewijzen. Ja, dat weet ik. Ik zit erbovenop en ik ben daar heel streng in. Ik vind maar één rechtvaardiging om nog puur amusement te maken, namelijk als je dat bindt aan de kerntaken van de publieke omroep. Dan zie ik al een heleboel wenkbrauwen fronsen, in de zin van «dat wordt een ingewikkeld verhaal». Dat denk ik ook. Wat wil de heer Verhoeven dat ik daarbovenop nog doe?
De heer Verhoeven (D66):
Ik vind het wel leuk dat de Staatssecretaris mij nu om maatregelen vraagt. Ik ben geen Staatssecretaris, maar ik heb er wel ideeën over. Mij gaat het om het volgende. Als over een jaar blijkt, bijvoorbeeld uit de statistieken of uit programma's en andere activiteiten van de publieke omroep, dat steeds meer kerntaken verdwijnen door kijkcijfertrekkende programma's, gaat de Staatssecretaris dan op de rem staan en zeggen: dit kan zo niet?
Staatssecretaris Dekker:
Alles wat de publieke omroep doet, moet passen binnen de kerntaken van de publieke omroep. In mijn ogen is het dus geen verschuiving, in de zin van dat men iets meer programma's moet maken die passen bij de kerntaken. Ieder programma dat de publieke omroep met belastinggeld maakt, moet passen in de taakopdracht van de omroep. Die is versmald en beperkt zich nu tot cultuur, informatie en educatie. Er is een punt gemaakt op het vlak van amusement, namelijk dat het niet meer gebruikt mag worden als doel, zoals vroeger het geval was, maar als middel om het publiek terug te geleiden naar de programma's die passen bij de kerntaken. De wet gaat in per 1 januari en de programmering voor volgend jaar ligt al grotendeels vast, maar als wij volgend jaar zien dat de publieke omroep een tegengestelde beweging maakt, dus weg van de kerntaken en gericht op dingen die ons niet zinnen, dan hebben wij een probleem. Dan zal ik de NPO daar uiteraard kritisch op aanspreken. Dan voldoet men immers niet aan de wet.
De voorzitter:
Ik kom namens de PVV-fractie nog even terug op het onderwerp transparantie. De Staatssecretaris is in ieder geval eerlijk genoeg om toe te geven dat hij het anders wil dan de Tweede Kamer. Hij zou veel meer transparantie willen betrachten, terwijl de Kamer zo weinig mogelijk informatie wil. Dat moet allemaal kunnen, maar wij hebben ook de WOB nog. Je kunt daar heel weinig mee als je een kijkje wilt nemen bij de omroep. Zou het geen aardige suggestie zijn om die WOB veel meer van toepassing te laten zijn op de publieke omroep?
Staatssecretaris Dekker:
De reikwijdte van de WOB betreft wel de NPO, maar niet de omroepen.
De voorzitter:
Dat is heel weinig. De tweede vraag die ik stel namens de PVV-fractie gaat over de omzwachtelde – het woord viel eerder – proza van de Staatssecretaris inzake de nieuwe kaders, zoals hij dat noemde, en Radio 2. Wat betekent dat nou? Radio 2 is een uitstekende zender. Het is een professionele zender, maar absoluut geen publieke zender. Nieuwe kaders. Wat betekent dat voor Radio 2? Blijft het een oldieszender zoals nu, een zender die vrijwel hetzelfde doet als Radio 10 of Radio Veronica? Of streeft de Staatssecretaris ernaar om die zender meer uit het vaarwater te halen van Paradise by the Dashboard Light en zich te laten concentreren op meer publieke taken?
Staatssecretaris Dekker:
De publieke taken uiten zich in twee dingen: in de keuzes die je maakt voor muziekgenres en voor datgene dat je daar tussendoor doet. Ik denk dat het goed is als de NPO zelf met een voorstel komt van de manier waarop NPO een publieker karakter kan krijgen. Het moet geen kopie zijn van Radio 10 of van Sky Radio, het moet echt iets toevoegen. Je kunt dat doen door je muziekmix te verbreden en ook genres te laten horen die je op andere plekken minder of niet hoort, maar je kunt dat ook doen door veel meer inhoud toe te voegen tussen de muziekitems door. Je kunt aandacht besteden aan nieuws, achtergronden, reportages, dingen die gebeuren in Nederland. Volgens mij moeten wij niet op het Binnenhof gaan bepalen hoe Radio 2 er precies uit moet zien. Wij moeten wel meegeven dat men meer onderscheidend moet zijn. Dat kan op twee manieren of door een combinatie daarvan.
De voorzitter:
Wij gaan naar het derde blokje. Het zou mooi zijn als dat wat puntiger kan, anders gaan wij 17.00 uur nog halen en ik had gehoopt dat wij eerder konden stoppen. Puntige bijdragen van beide kanten worden dus gewaardeerd.
Staatssecretaris Dekker:
De mapjes worden nu dunner, voorzitter.
We hadden het over de relatie tussen markt en publieke omroep. Daarin komen twee dingen naar voren: de dienstentoets en publiek-private samenwerking. We hebben een discussie gehad over de nieuwedienstenprocedure: Nederland heeft een nieuwedienstenprocedure, maar hoe verhoudt deze zich tot de public value test en de procedures in het buitenland? Vorige week heb ik de Kamer het onderzoek daarnaar en mijn reactie daarop gestuurd. Eigenlijk stel ik voor om die dienstentoets op een aantal onderdelen aan te scherpen. Een paar belangrijke aanpassingen zijn: het wettelijk verankeren dat er een formele toets komt voor de bepaling van de markteffecten van een nieuwe dienst, en belanghebbenden, dus private en commerciële partijen, veel eerder in de procedure de mogelijkheid bieden om hun zienswijze toe te lichten. De heer Mohandis vroeg of daardoor straks een jaarlijkse toetsing van alle diensten mogelijk wordt. Het antwoord daarop is nee. De publieke omroep, de NPO, weegt vijfjaarlijks bij het concessiebeleidsplan af welke aanbodkanalen blijven en welke hij wil stopzetten. Het lijkt mij goed om zo veel mogelijk aan te sluiten bij die vijfjaarscyclus. De publieke omroep heeft tussendoor, bij zijn meerjarige begroting, dus ieder jaar, wel de mogelijkheid om nieuwe diensten en nieuwe kanalen aan te vragen. Zodra die nieuwedienstentoets is opgeplust en verder is uitgewerkt, zal deze daarvoor worden gebruikt. Tegen de heer Elias zeg ik dan ook dat die nieuwedienstentoets niet pas een effect gaat hebben in 2021, in de nieuwe concessiebeleidsplanperiode. Wat mij betreft zal dat al bij de inwerkingtreding van de nieuwe wet in januari 2017 zijn. Ik wil bekijken of ik dit wetstraject zo veel mogelijk parallel kan laten lopen met de wetgeving over de regionale publieke omroep, die op dit moment wordt geschreven.
De heer Mohandis vroeg ook of er een onafhankelijk orgaan kan komen dat een bijdrage aan de toetsing kan leveren. De heer Verhoeven suggereerde een rol voor de ACM. Ik wil dat onderzoeken. Ik moet wel bekijken of dit past binnen de wettelijke taken van de ACM, maar ik vind dit een interessante gedachte. Overigens moeten er ook dan nog steeds formele bestuursrechtelijke besluiten worden genomen. Ik blijf van mening dat ik het heel goed vind als dat besluit uiteindelijk door de verantwoordelijke bewindspersoon wordt genomen. Dat is niet zo heel anders dan wat ook in Vlaanderen en Frankrijk gebeurt. In mijn ogen is er voldoende controle, dus uiteindelijk kan daarop worden toegezien. Er is verder de mogelijkheid van beroep en bezwaar voor belanghebbende partijen. En uiteraard kan het parlement hier ook nog toezicht op houden. Dat onderdeel vind ik dus goed geborgd.
Over de publiek-private samenwerking werden vele enthousiaste woorden gesproken. Ook ik vind dat die mogelijk moet zijn. Recent hebben we maatregelen genomen om publiek-private samenwerking wat meer te faciliteren en te stimuleren. Ik wijs hiervoor op de samenwerking met het Commissariaat voor de Media om de knelpunten in kaart te brengen. Volgens mij leefde bij de heer Mohandis de vraag of ik eens in kaart kon brengen op welke regels men daarbij precies stuit. Ik vind dat prima, meneer Mohandis, dus we gaan dit in kaart brengen.
We hebben nog een aantal andere dingen gedaan. Er is een stimuleringsregeling opgezet voor publiek-private samenwerking. De heer Van Dijk vroeg naar een soort gedoogzones of gedoogbeleid voor publiek-private samenwerking. Er staat sinds 2014 in de wet een experimenteerbepaling die het wat betreft de publiek-private samenwerking mogelijk maakt om de eerste twee jaar aan de slag te gaan. Dus er is al heel erg veel mogelijk. Ik zeg daarbij onmiddellijk dat mijn ervaring met publiek-private samenwerking – ik zie absoluut de kansen die daarin zitten – is dat waar die niet van de grond komt, dat niet alleen maar ligt aan de wet- en regelgeving. Een aantal leden heeft gewezen op de samenwerking in Brabant. Ik heb daar ook wat gesprekken gevoerd, onder andere met de Persgroep, die uiteindelijk heeft besloten om er niet meer verder mee te gaan. Ik had daarbij niet de indruk dat dit lag aan de ingewikkeldheid van de wet- en regelgeving. Het had ook te maken met het feit dat een regionale omroep soms een concurrent is van een lokale en regionale krant. Die krant zegt daarbij dan: ik moet om te overleven steeds meer doen op het internet, zoals nieuws brengen en achtergrondinformatie geven, en ik zie eigenlijk dat de regionale publieke omroep met subsidiegeld precies hetzelfde doet, dus waarom zou ik mijn concurrent verder helpen? Dat is natuurlijk iets wat we niet een-twee-drie kunnen oplossen hier.
Dus ik wil graag kijken naar de wet- en regelgeving maar wel met inachtneming van alles wat er is gezegd over het dienstbaarheidsverbod, in de zin dat we moeten uitkijken dat we er niet al te gemakkelijk over doen dat private partijen winst maken met publiek geld. Als we drempels kunnen wegnemen, dan lijkt mij dat alleen maar goed. Ik heb de vorige week nog een gesprek gehad met het IPO over dit onderwerp en heb daarbij gevraagd om voorbeelden aan te dragen en om aan te geven waar het ingewikkeld ligt en wat dan de precieze regels zijn waar men op stuit. Dan gaan we vervolgens kijken of dat feitelijk zo is, want het Commissariaat voor de Media geeft ook heel vaak aan dat iets geen drempel is. Het is dan veel meer een kwestie dat beter uitgelegd wordt wat de reikwijdte is van regels. Als ze echter wel een punt hebben, ben ik best bereid om te kijken of we het kunnen versoepelen of dat we overbodige regels kunnen wegnemen.
De voorzitter:
De Staatssecretaris heeft hiermee blokje drie afgerond. Dan gaan we even kijken of er nog vragen over zijn.
De heer Elias (VVD):
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag of de ACM al per 1 januari 2016 ingeschakeld zou kunnen worden als er klachten zijn in plaats van daarmee te wachten tot 2017 waar het gaat om de marktafbakeningstoets. Met betrekking tot de publiek-private samenwerking heeft de Staatssecretaris kennis kunnen nemen van mijn meer principiële interruptie op de heer Mohandis. Onderkent hij met mij dat we moeten voorkomen dat publiek geld via een regionale politieke bestuurder uiteindelijk na een omweg bij de regionale pers terechtkomt waarna die zich gedwongen voelt om allerlei nette hoerastukjes over die bestuurder of diens daden te schrijven? Ik zou er in ieder geval ver weg van willen blijven.
Staatssecretaris Dekker:
Om met dat laatste te beginnen: dat sowieso. Het wezenskenmerk van vrije media is dat er geen belangenverstrengeling is met politiek en bestuur. Ik zal er straks bij het blokje over de regionale omroep ook nog wat over zeggen met betrekking tot de governance. Ik zou nog een stapje verder willen gaan. Ik zou het ook zeer onwenselijk vinden als diensten die betaald worden met publiek geld uiteindelijk bijdragen aan de winsten van private bedrijven. Kranten zijn namelijk gewoon private bedrijven. Soms heb je in bepaalde regio's meerdere kranten. Als je een samenwerking aangaat met een regionale omroep en je er ook een financieel voordeel van hebt en als er belastinggeld gesluisd wordt naar een bedrijf en een ander bedrijf daar ook hinder van ondervindt, dan vind ik dat ze een heel terecht punt hebben. Dit is precies de kern van het dienstbaarheidsverbod, dat een derde partij nooit winst mag maken met publieke middelen. Nog afgezien van het feit dat het Europese wet- en regelgeving is, die wij niet even buiten haken kunnen plaatsen, vind ik dat er ook een heel goede case is om er scherp op te blijven.
Er is ook een vraag gesteld over de ACM. Iedereen kan altijd klachten indienen bij de ACM, maar de ACM zal altijd weer toetsen aan de wettelijke kaders. Zolang bijvoorbeeld de nieuwedienstentoets er niet is, zal zij niet vanaf 1 januari 2016 daaraan kunnen toetsen. Dat kan pas zodra de nieuwedienstentoets in de wet is vastgelegd.
De heer Pieter Heerma (CDA):
De regio wordt een beetje opgeknipt in blokje drie en blokje vier. Ik zal nu dus vooral naar de publiek-private samenwerking vragen. Deze discussie, over regionale mediacentra en de pilots die lopen, loopt al heel lang in de Kamer. De Staatssecretaris geeft aan dat naar zijn mening het initiatief in Brabant niet alleen vanwege regelgeving is stukgelopen. Ik meen dat in de officiële verklaring van het beëindigen van deze samenwerking wel degelijk specifiek hiernaar verwezen wordt. Vorig jaar is een motie op dit punt aangehouden. Ik begrijp uit de beantwoording door de Staatssecretaris dat als de Kamer deze keer doorzet en zegt dat zij wil dat wordt bekeken hoe de knelpunten in wet- en regeling een sta-in-de-weg kunnen zijn bij het in bloei houden van het regionale medialandschap en hoe met pilots die barrières weggenomen kunnen worden, hij een dergelijke motie wil gaan uitvoeren?
Staatssecretaris Dekker:
Ik heb de motie van de heer Heerma niet helemaal paraat, maar als de essentie ervan is om in kaart te brengen welke regelgeving in de weg zit, heb ik daar geen problemen mee. Ik zeg er onmiddellijk bij dat ik natuurlijk ook de verklaring heb gelezen. Ik heb de partijen in Brabant gevraagd om aan te geven op welke regels zij stuiten. Ik kreeg toen toch een iets ander verhaal te horen dan ik teruglas in de verklaring naar buiten. Als je een aanleiding zoekt om te breken, is het soms makkelijk om te zeggen dat het ligt aan ingewikkelde wet- en regelgeving. Die is soms ook een wat makkelijke zondebok.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik snap de terughoudendheid van de Staatssecretaris best, want enerzijds heb je te maken met het dienstbaarheidscriterium en anderzijds hebben wij allemaal zorgen over de verschraling van het medialandschap. Volgens mij liggen er in tal van provincies daadwerkelijk plannen om meer te gaan samenwerken, juist vanwege het belang van een rijk regionaal media-aanbod. Ik heb zelf de verwachting dat wij als Kamer daarover nu wel een uitspraak gaan doen, los van de uitspraak die er sinds vorig jaar ligt. Wij zullen dan zien hoe de discussie verder verloopt, want ik heb de indruk dat wet- en regelgeving wel degelijk een knelpunt vormen.
Staatssecretaris Dekker:
Dit is geen vraag, maar leg het maar op tafel. Het kan ook via dit debat, maar ik heb het gevoel dat het nog erg blijft zweven. Iedereen heeft het gevoel dat de regels in de weg zitten, maar dan moet wel concreet worden aangegeven welk onderdeel van welke wet in de weg zit voordat we iets kunnen opruimen. Ik heb dezelfde vraag bij het IPO neergelegd. Als men er ideeën over heeft, sta ik daar absoluut voor open.
De heer Mohandis (PvdA):
Er komt in tweede termijn van mij, mede namens de collega's Heerma en Elias, een motie over het in kaart brengen, onderzoeken et cetera. In mijn tweede termijn kom ik daar uitgebreid op terug. Ik wijs de Staatssecretaris erop, zoals ook de heer Heerma heeft geschetst, dat ik wel bereidheid proef bij de regionale omroepen en kranten om samen iets te ondernemen. Ik merk ook dat een soort professionele kramp ontstaat omdat men niet altijd exact weet wat wel en wat niet mag. Het dienstbaarheidsverbod, om maar een voorbeeld te nemen, is een belangrijk goed. Ik constateer ook dat het zo breed te interpreteren is dat het soms lijkt alsof niets mogelijk is, terwijl er wel degelijk veel mogelijk is als er iets ontstaat wat publiek-private samenwerking heet en waarbij ook afspraken worden gemaakt over de verdeling van de kosten en hetgeen wordt opgebracht in bijvoorbeeld het geval dat er een advertentie komt op een site van publiek-private samenwerking. Het Commissariaat voor de Media heeft een adviserende rol vooraf, niet een toetsende rol, dus is er nog veel meer mogelijk als u in kaart wilt brengen waar het knelt om te kijken of de barrières die worden ervaren werkelijke barrières zijn. Het dienstbaarheidsverbod is breed te interpreteren. Ik wil niet vooruitlopen op het debat over de regionale omroepen en de wet die er nog komt, maar het lijkt me van belang om ook het dienstbaarheidsverbod nog eens goed tegen het licht houden in de regio – waar knelt het, wat is er mogelijk? – om partijen in het veld in ieder geval het gevoel te geven dat er meer mogelijk is dan zij ervaren of voelen.
Staatssecretaris Dekker:
Dat lijkt mij heel goed. Het Commissariaat voor de Media heeft de afgelopen maand een bijeenkomst georganiseerd, speciaal op dit thema. Er komen er nog twee, waarvan ook een speciaal voor juristen, om vooral uit te boren wat er wel en wat niet kan. De kern van het dienstbaarheidsverbod is dat normaal economisch handelen waarin wordt uitgegaan van de normale economische waarden gewoon mogelijk is. Binnen dat speelveld denk ik dat er meer mogelijk is dan partijen soms ervaren. Het commissariaat kan niet alleen maar toetsend aan de achterkant maar ook adviserend aan de voorkant optreden.
De voorzitter:
Als er geen vragen zijn van de zijde van de Kamer gaan wij door met het volgende blok.
Staatssecretaris Dekker:
Publiek-private samenwerking heb ik in het vorige blokje besproken omdat dit op landelijk niveau speelt maar natuurlijk ook vooral betrekking heeft op veel van de initiatieven die wij in provincies zien. Dat thema hebben we vorige maand wat minder uitvoerig kunnen behandelen bij het wetsvoorstel, ook vanwege het tijdstip. Ik heb alle vragen beantwoord. De uitdagingen van de regionale omroepen zijn niet minder dan wat er ook landelijk speelt. Ook daarvan zou je willen dat het slagvaardiger wordt en efficiënter loopt. Die uitdagingen zijn ook in termen van bereik fors. Ik kijk bijvoorbeeld naar het teruglopend bereik, verouderend publiek en kwetsbare financiële situaties. Het is dus hoognodig dat ook daar het een en ander gebeurt.
Ik ben ook blij dat we samen met ROOS de plannen voor een regionale publieke omroep in de provincies hebben kunnen uitwerken waardoor de bezuiniging van 17 miljoen die met ingang van 2017 ingaat ook op een zodanig manier kan worden verwerkt dat die zo min mogelijk ten koste gaat van de journalistieke inhoud en kwaliteit.
Er zijn op dit vlak twee of drie vragen gesteld. Een ging erover hoe we straks omgaan met de beleidscommissies media-aanbod die op het niveau van de onafhankelijke redactie straks natuurlijk wel een belangrijke rol gaan vervullen. Ik zou eigenlijk willen dat ook die kwalitatief wat verbeterd worden. De bemensing komt soms nog niet helemaal goed uit de verf, terwijl ze straks wel een belangrijke rol gaan spelen om te bepalen welk media-aanbod belangrijk is voor het regionale voedingsgebied waarvoor de omroep bestaat. Ik ben in overleg met het IPO, waar ik met de heer Koopmans, die daar als portefeuillehouder aan trekt, de afspraak heb gemaakt dat we dit op een goede manier gaan borgen in de wet en dat we ook de taken van die beleidscommissies in de wet goed gaan beschrijven.
De heer Mohandis vroeg naar politieke ambtsdragers in de bestuursfuncties bij de regionale omroep. Daar mag in mijn opvatting geen sprake meer van zijn. In de huidige situatie zitten er hier en daar nog wel lokale bestuurders in de raden van toezicht van regionale omroepen. De huidige wet verbiedt dat niet. Er is voor gekozen om in de huidige situatie met dertien regionale omroepen niet zo vreselijk veel te veranderen, maar in de nieuwe situatie kunnen politieke ambtsdragers geen toezichthouder meer zijn bij de RPO. Daarmee wordt bij de huidige werving van de raad van toezicht rekening gehouden.
De heer Klein vroeg hoe de bezuinigingen worden ingevoerd. Hij sprak over de 17 miljoen, waarvan 12 miljoen bestaat uit besparingen in de backoffice. Wat dan te doen met de resterende 5 miljoen? Uit onderzoek blijkt dat die gevonden kan worden door samen te gaan werken in vijf clusters. Het plan van de stichting ROOS en de regionale omroepen heeft als inzet de programmering zo veel mogelijk te ontzien. Vanaf 1 januari is de RPO er en die moet dan daadwerkelijk aan de slag gaan. Ik denk dat we de RPO de opdracht mee moeten geven om de besparingen zo veel mogelijk te vinden bij onderdelen waar de kijker en de luisteraar er zo min mogelijk effecten van zien.
Hoe kunnen we de taken van Omroep Friesland goed borgen? Die vraag betreft zowel het specifieke taalgebied als de cultuur. Je hebt het dan over wettelijke waarborgen. Daar kijken we op dit moment daar. Ik heb een goed gesprek gehad met gedeputeerden uit Friesland en wij trekken hier samen op. We doen het in combinatie met een aantal financiële afspraken. Ik heb steeds gezegd dat het niet betekent dat er meer geld bij moet komen omdat we in de financiën nu al veel extra doen voor Friesland, bijvoorbeeld in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur. In 2016 komt er nog eens 1,7 miljoen extra bij. Een groot deel van dit geld komt bij de NOS vandaan en is bedoeld voor de landelijke Friese programmering. Een ander deel van de extra middelen komt direct uit de mediabegroting. Daarmee komt de jaarlijkse totale bekostiging van Omroep Friesland uit op bijna 13 miljoen. Dat is echt fors meer dan de bekostiging van veel andere regionale omroepen. Ik zal dus bekijken hoe we het op een goede manier kunnen borgen, zonder dat er nog een extra financiële claim wordt neergelegd.
De heer Heerma heeft een vraag gesteld over vensterprogrammering. Ik ben daar een groot voorstander van. NPO en ROOS hebben aangegeven voor de zomer plannen te willen insturen. Technisch is dat nog best een opgave en daardoor is het ook best een flinke financiële opgave. Of het een investering vergt kunnen we echter pas beoordelen als het plan er ligt. Ik denk dat het iets is wat volgend jaar rond de begrotingsbehandeling zal spelen.
De heer Verhoeven stelde een vraag over AT5. De Amsterdamse Kunstraad en de Raad voor Cultuur hebben wij mij daarover onlangs een advies toegestuurd. Moet het soms een soort veertiende regionale omroep van de metropool Amsterdam worden? Ik zou met de betrokkenen graag in overleg gaan over dit advies. Ik kan nu al wel zeggen dat het behalve AT5 ook RTV Noord-Holland raakt en de Publieke Omroep Amsterdam als zendgemachtigde en de gemeente Amsterdam als verantwoordelijke overheid voor de lokale omroep.
De voorzitter:
Heel goed. Het gaat lekker vlot. Op deze manier kan ik ook snel terug naar de metropool Amsterdam.
Ik zie dat de heer Heerma nog een vraag heeft over dit blokje.
De heer Pieter Heerma (CDA):
De Staatssecretaris geeft aan dat hij vruchtbaar overleg heeft gehad met de provincie maar dat er aan de andere kant niet per se extra geld nodig is voor de Omrop Fryslân. Gezien de taken die de Omrop heeft op het gebied van taal is dat volgens mij waarschijnlijk wel nodig. Ik heb bij de behandeling van de Mediawet aangegeven dat daarbij drie partijen in beeld zijn, zowel OCW als BZK en de provincie. Op welke termijn wordt dit ingevuld en gebeurt dat parallel aan deel twee van de wet, het deel dat we nog moeten krijgen?
Staatssecretaris Dekker:
Dat laatste is het geval. Dit zal parallel lopen aan de behandeling van het wetsvoorstel. Zodra de Kamer van mij het wetsvoorstel zal ontvangen – dat zal medio volgend jaar zijn – kan zij van mij ook de uitkomst van dit proces verwachten.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dank voor dit antwoord. Ik stel meteen mijn tweede vraag in de tweede ronde. Wordt er over die vensters nog een plan verwacht van de NPO of ligt er al het een en ander? Op welke termijn kunnen wij hierover meer horen?
Staatssecretaris Dekker:
De intentie om eventueel te gaan werken met vensters betreft ook een concrete vraag die ik aan de NPO heb gesteld. In het concessiebeleidsplan wordt daarop antwoord gegeven. Wij gaan ermee aan de slag. Voor zover ik weet, ligt er nog niet een tot in detail uitgewerkt plan. Daarop komt het uiteindelijk wel neer. Als je iets wilt doen met die vensters, vraagt dat om technische aanpassingen. Dat kost waarschijnlijk geld. Voordat wij daarin een verdere stap kunnen zetten, moeten we bekijken wat dit precies omvat. Ik vermoed dat dit er rond de zomer zal liggen.
De heer Klein (Klein):
Ik heb een korte vraag over de bezuiniging op de regionale omroepen. Begrijp ik het antwoord van de Staatssecretaris goed dat de bezuiniging wat hem betreft niet terechtkomt bij de redacties en de uitvoering van het redactionele werk?
Staatssecretaris Dekker:
Die garanties ga ik niet geven, maar dat wij de opdracht aan de RPO hebben meegegeven om ervoor te zorgen dat die bezuiniging zo veel mogelijk plaatsvindt op backoffice en op de besparingen door de clustering in vijf grotere regio's voor faciliterende zaken, lijkt mij evident.
De voorzitter:
Het laatste blokje! Ga uw gang.
Staatssecretaris Dekker:
Wij zijn aangeland bij het blokje varia. De heer Elias vroeg mij naar de vergoeding voor programmagegevens. Het klopt dat er een uitspraak ligt dat die geen auteursrechtbescherming meer genieten. Dat betekent niet dat ze absoluut geen marktwaarde hebben. Gegevens hebben een economische waarde omdat ze noodzakelijk zijn om een gids te maken die commercieel kan worden geëxploiteerd. Dat programmagegevens niet auteursrechtelijk zijn beschermd, verplicht de omroepen nog niet om ze gratis ter beschikking te stellen. Ik heb het Commissariaat voor de Media gevraagd om opnieuw de actuele marktwaarde van de programmagegevens te onderzoeken en daarin het besluit van het gerechtshof in Amsterdam mee te nemen. Indien de uitkomst van dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, zullen naar verwachting nog voor het eind van 2015 nieuwe prijzen voor de beschikbaarheidstelling worden afgegeven.
De heer Heerma heeft een vraag gesteld over de bescherming van jonge kijkers. Dit is een zeer relevant thema. Hierin kan waarschijnlijk ook bij de vernieuwing van de AV-richtlijn onder het voorzitterschap van Nederland een belangrijke stap voorwaarts worden gezet. Voor de publieke omroep is al wettelijk geregeld dat al zijn media-aanbod op ieder platform onder de Kijkwijzersystematiek valt. Dit geldt dus niet alleen voor de traditionele televisie, maar ook voor het onlineaanbod. Grote commerciële aanbieders in Nederland – denk aan HBO, Netflix, RTL en SBS – hebben zich op vrijwillige basis hierbij aangesloten. Soms heb je regels nodig, maar het is mooi om te zien dat zoiets zichzelf soms organiseert. Het NICAM is ook bezig om het systeem toegepast te krijgen op wat in jargon «user-generated content» heet, materiaal dat particulieren uploaden op de diverse platforms van die commerciële aanbieders. Dit thema heeft dus de volle aandacht. De heer Heerma stelde een specifieke vraag over een Noorse wet. Die ken ik niet tot in detail, maar ik wil wel kijken wat ze daar precies hebben gedaan en of wij daaruit in Nederland lessen kunnen trekken. Wie weet, levert dat ons ook weer iets op.
De heer Klein en de heer Verhoeven hebben gevraagd of we Politiek 24 niet in de verplichte doorgave kunnen onderbrengen.
De heer Verhoeven (D66):
Het was de heer Krol van 50PLUS. Mede namens 50PLUS heb ik een vraag gesteld. Niet namens de heer Klein, maar namens de heer Krol.
Staatssecretaris Dekker:
U hebt helemaal gelijk. Het zit inderdaad niet in het must-carrypakket, maar ik geloof dat Politiek 24 wel bij alle aanbieders in het standaardpakket zit. Daarmee is de vraag wat de toegevoegde waarde is om dit nog eens extra op te nemen in de must-carryverplichting, nog afgezien van de vraag hoe liberaal het is om commerciële aanbieders tot in detail voor te schrijven welke zenders zij moeten doorgeven.
Er is ook een vraag gesteld over kickbackcontracten. De publieke omroep hanteert bij langlopende tunes en jingles een zogenaamde kickbackconstructie. Daarbij wordt een deel van de Buma-inkomsten via een muziekuitgeverij die door de omroep is aangewezen, teruggesluisd naar de omroep. De omroep doet dit omdat hij meent dat door de veelvuldige uitzending van tunes en jingles, zeg maar de stylingsmuziek, een onevenredige honorering voor de maker ontstaat. De NPO doet dit in het licht van de wettelijke verplichting om doelmatig met publieke middelen om te gaan. Aan de andere kant is dit ongelukkig omdat hiermee het wettelijk systeem van collectief beheer wordt omzeild. Ik zou hierin voor de koninklijke route willen opteren en stel voor dat de NPO het gewoon opneemt met Buma als hij meent dat de vergoeding die hij aan Buma betaalt te hoog is. Daarnaast moet de NPO zich ervan bewust zijn dat de contracten moeten voldoen aan de Wet auteurscontractenrecht, de wet die de belangen van componisten waarborgt. Tegelijkertijd is het voor die componisten altijd mogelijk om naar de rechter te stappen als zij van mening zijn dat de publieke omroep zich niet aan de wet houdt. Die rechter zal vervolgens een onafhankelijk oordeel geven.
De heer Verhoeven stelde vragen over allerlei eisen die aan commerciële radiozenders gesteld worden. Ook de publieke omroep is wel aan enkele eisen verbonden. Doorgaans is mijn indruk dat dit er meer zijn dan de eisen waaraan commerciële zenders moeten voldoen; kijk maar naar de publieke opdracht waarover wij zojuist discussie hadden. Commerciële radiozenders hebben verder zelf met programmatische voorstellen geboden op de geclausuleerde zenders. Die biedingen gingen soms overigens fors boven het minimum van die regels uit. De clausuleringen zijn bedoeld om de luisteraars ook een gevarieerd commercieel aanbod aan radiozenders te bieden. Toen destijds de uitdeling van de kavels plaatsvond, was het een nadrukkelijke wens van de Kamer om de kavels enigszins te clausuleren, om ervoor te zorgen dat er ook in het commerciële domein sprake zou zijn en blijven van voldoende diversiteit.
Mij is ook gevraagd waarom nieuwsstreams stoppen bij de grens. Dat is een rechtenkwestie. De NPO neemt wel rechten af, maar vaak alleen voor Nederland. Dat betekent dat zaken als Uitzending Gemist en livestreams in het buitenland niet altijd toegankelijk zijn. Als je dat wel zou willen, zou je voor de rechten vaak veel meer moeten betalen. De vraag is of dat opweegt tegen de voordelen.
Tot slot vroeg de heer Heerma naar de uitwerking van de motie-Van Dam over gedeelde waarden. De Minister van BZK heeft toegezegd, de Kamer voor het einde van dit jaar te zullen informeren. Ook televisie is een van de domeinen die daarin een rol spelen. Wij zijn daarbij vanuit OCW nauw betrokken.
De voorzitter:
Prima! Tot zover de bijdrage van de Staatssecretaris. Wellicht zijn er nog vragen van de zijde van de Kamer.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Nog even over de zeer gewaardeerde zender NPO Politiek, ook wel bekend als Politiek 24. Ik heb daar zelf ook weleens een voorstel voor gedaan. Ik ben het er zeer mee eens dat die een verplicht onderdeel van het basispakket zou moeten zijn. De Staatssecretaris vraagt zich af of we dat dan wel moeten gaan voorschrijven. We hebben toch een basispakket, ook voor bedrijven als Ziggo et cetera? NPO 1 en dergelijke zenders moeten gewoon in het basispakket zitten. Het is een politieke keuze om te zeggen dat NPO Politiek toegankelijk moet zijn voor een breed publiek. Hoe verheffend wil je het hebben?
De voorzitter:
Dat is amusement.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter, dat is geen amusement. De Staatssecretaris zegt dat het in de praktijk al verregaand zo is, maar je weet niet hoe dat in de toekomst gaat. Is de Staatssecretaris het niet moreel en politiek met mij eens dat die zender beschikbaar moet zijn? Dit is een heel serieuze vraag.
Staatssecretaris Dekker:
Wij hebben een must-carry: pakketten moeten minimaal uit 30 zenders bestaan. Daarvan is een zeer beperkt aantal zenders voorgeschreven. Ik meen dat Nederland 1, 2 en 3, een regionale zender, een lokale zender en België 1 en 2 verplicht zijn. Je kunt dat nog verder uitbreiden, maar dan ga je vanuit politiek Den Haag tot in detailniveau voorschrijven welke zenders er allemaal in het pakket moeten zitten. Ik kan me heel goed voorstellen dat de Tweede Kamer zegt: politiek is dermate belangrijk dat het echt moet worden voorgeschreven. Dan denk ik dat volgende week NOC*NSF zegt dat sport zo belangrijk is dat bepaalde sportkanalen moeten worden voorgeschreven. Weer een week later komen de liefhebbers van lekker eten zeggen: van 24Kitchen moet worden voorgeschreven dat dat in ieders standaardpakket zit. De liefhebbers van de Franse taal willen graag dat wij voorschrijven dat alle vijf de publieke netten van Frankrijk ook in het standaardpakket zitten. We hebben er destijds ook over gesproken in het kader van de nieuwe wet. In 2013, toen we in de eerste ronde de Mediawet bespraken, hebben we het ook over must-carry gehad. Toen is er volgens mij door de Kamer heel bewust voor gekozen om het aantal verplicht voorgeschreven zenders te beperken tot de zenders die er nu zijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het is helemaal waar. Je kunt natuurlijk oneindig doorgaan met het noemen van zenders die je verschrikkelijk belangrijk vindt. Ik kan mij zomaar voorstellen dat de Staatssecretaris persoonlijk erg dol is op 24Kitchen. Ik weet het niet, maar het zou zomaar kunnen. Maar hier is het dus aan de politiek om te normeren en te zeggen: dit vinden we wel belangrijk en dit vinden we iets minder belangrijk. Vindt de Staatssecretaris politiek, democratie en het openbaar en toegankelijk maken daarvan niet ook belangrijker dan 24Kitchen? Als hij dat niet vindt, ga ik naar de Tweede Kamer kijken. Er zijn dus al medestanders, maar ook een partij als de Partij van de Arbeid, die verheffing van het volk als grondslag heeft, zou het daar toch roerend mee eens moeten zijn? Maar als de Staatssecretaris het nu zelf toezegt, maken we het ons als Kamer makkelijk.
Staatssecretaris Dekker:
De vraag is een beetje welk probleem we hiermee oplossen. Volgens mij zit NPO Politiek in alle digitale pakketten die worden aangeboden. Dan is het even de vraag wat het voorschrijven van meer zenders precies oplost. Voor de rest wacht ik deze motie en de stemming daarover in spanning af.
De voorzitter:
Kunnen we al door naar een tweede ronde? Of zijn er nog vragen over dit blokje? De heer Heerma, kort.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Ik had een vraag gesteld over de Kijkwijzer; dat was een onderdeel van dit blok. Ik dank de Staatssecretaris ervoor dat hij er in beginsel welwillend tegenover staat. In tweede termijn zal ik een motie indienen om dat te ondersteunen. Over het antwoord van de Staatssecretaris dat er bij de audiovisuele richtlijn stappen voorwaarts gemaakt zouden worden, heb ik de volgende vraag. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven waaraan hij daarbij op Europees niveau denkt? Wat voor stappen voorwaarts zouden er in die nieuwe richtlijn kunnen komen te staan, juist als het gaat om de bescherming van jonge kinderen?
Staatssecretaris Dekker:
Dat heeft heel veel te maken met de modernisering. Er zijn nu wel Europese richtlijnen voor televisie, maar die gelden niet voor het internet. Er wordt bekeken of de reikwijdte verbreed kan worden. Dat doen wij omdat er veel discussie is over de vraag of er niet veel meer gereguleerd zou moeten worden met zo'n richtlijn. Nederland is daarop tegen, omdat wij een liberale visie hebben dat niet op ieder platform voorgeschreven moet worden hoeveel programma's in welke taal moeten worden uitgezonden. Bij onze zuiderburen staat dat nog wel eens hoog op de agenda. Het is een heel liberale agenda, behalve dat wij ons bij de jongere kijkers wel kunnen voorstellen dat je iets gaat reguleren op het internet. Uw vraag was te bekijken hoe de Noren dat hebben gedaan en of wij daar ideeën van kunnen opdoen. Dat zal ik graag doen.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Dat is sowieso positief. Het enige onderdeel waar Nederland niet liberaal in is, is nou net het onderdeel waarvoor ik een warm pleidooi wil houden. Je zou kunnen zeggen dat de Noren met hun wetgeving vooruitlopen op een beweging die Europabreed gemaakt lijkt te worden.
Staatssecretaris Dekker:
Dat zou kunnen. Ik ken de Noorse wet- en regelgeving niet. Het kan wellicht als inspiratie dienen wanneer zij dit, zoals de heer Heerma zegt, op een slimme manier in wet- en regelgeving vangen.
De voorzitter:
Tot zover de eerste termijn. We gaan meteen door naar de tweede termijn van de Kamer. We hebben per persoon nog ongeveer twee minuten spreektijd.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. De discussie over kerntaken en kijkcijfers is nog niet afgelopen. Ik vind de praktijk in strijd met dat wat de wet voorschrijft en daar zal ik op blijven letten. De discussie over amusement zal ook vervolgd worden, al is het alleen al in de Eerste Kamer, waar de Mediawet volgende week wordt behandeld. Ook dat is dus nog niet af.
Ik ben heel blij met de positieve reactie van de Staatssecretaris op de taallessen. Ter aanmoediging dien ik de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat 1,5 miljoen laaggeletterden gebaat zijn bij het leren lezen en schrijven;
constaterende dat deze doelgroepen zich bevinden onder alle lagen van de bevolking, zowel geboren Nederlanders als statushouders als vluchtelingen;
overwegende dat er digitaal uitstekende taallessen beschikbaar zijn;
van mening dat de landelijke publieke omroep een goed hulpmiddel kan zijn om meer laaggeletterden te verwijzen naar digitale taalprogramma's;
verzoekt de regering, in overleg met de NPO te bezien welke mogelijkheden er zijn voor taallessen op een van de landelijke publieke zenders en daarbij ook in te zetten op verbinding met digitaal leren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 83 (34 300-VIII).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het gaat niet goed met de regionale zenders. Er wordt bezuinigd op de redacties, dus ook daarop zullen wij terugkomen. Ik heb een motie voor een pilot.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat samenwerking tussen regionale media zinvol is om de regionale nieuwsvoorziening te versterken;
constaterende dat vigerende regelgeving hierin belemmerend kan zijn;
verzoekt de regering, een pilot op te zetten met een «regelvrije zone» teneinde de regionale nieuwsvoorziening te versterken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 84 (34 300-VIII).
Met «pilot» bedoelt u gewoon een proef, neem ik aan?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Een proefproject. Het punt van de makers over het contractenrecht zal ik opnemen met het Ministerie van Justitie.
De voorzitter:
Goed, een proefproject dus. De heer Verhoeven moet weg, dus die heeft nu het woord.
De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ik heb geen motie. De motie-Krol/Verhoeven zal niet worden ingediend omdat de heer Krol hier niet aanwezig is. Wij werken langzaam toe naar een meerderheid, dus wij zullen die motie alsnog munten. Ik dank de Staatssecretaris voor de overige antwoorden. Die waren naar tevredenheid. Het enige punt betreft mijn zorg die ik heb geuit over de kerntaken. Ik zal daar zelf nog een keer goed over nadenken. Ik heb het gevoel dat er ruimte is om het te laten weglopen op de manier waarop dit nu is geregeld, en daar ben ik bang voor. De Staatssecretaris stelt dat hij heel duidelijke dingen in zijn brief heeft geschreven. Dat klopt wel, maar ik hoop niet dat we dat over een jaar allemaal vergeten zijn en over twee jaar moeten concluderen dat de publieke omroep op het punt van de kerntaken steeds verder is verwaterd. Ik maak mij daar serieus zorgen over.
De voorzitter:
Ik wens u succes bij uw volgende taak.
De heer Elias (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de gegeven antwoorden en toezeggingen, op een aantal punten nog wat aangescherpt via de vragen. Ik dien een motie in. Dat doe ik niet zo vaak, zoals ik zei, maar dit punt wil ik graag met een datum erbij vastnagelen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in het huidige, razendsnel veranderende medialandschap de voornamelijk van overheidswege gefinancierde Nederlandse Publieke Omroep het goede voorbeeld zou moeten geven door over de hele linie aan hoge kwalitatieve en journalistieke waarden te voldoen;
overwegende dat hier ook een deugdelijke ombudsfunctie met klacht- en rectificatiemogelijkheden deel van uit zou moeten maken;
constaterende dat belangrijke programma's bij de publieke omroep niet deel wensen te nemen aan zelfregulering op dit vlak via de Raad voor de Journalistiek, dat momenteel alleen de NOS een ombudsmanfunctie kent en dat bij de overige omroepen de kwaliteit van de klacht- en rectificatiemogelijkheden sterk verschilt;
roept de Staatssecretaris op om met de NPO overeen te komen dat per 1 september 2016 een NPO-brede «ombudsman» in het leven geroepen is, die alle omroepen en organisaties die via de NPO uitzenden gevraagd en ongevraagd van onafhankelijk advies kan dienen, dat vervolgens prominent op de websites van deze omroepen en organisaties moet worden geplaatst, en die in gevallen van uitzonderlijke overschrijding van journalistieke normen tevens rectificatie in het betrokken televisie- of radioprogramma kan afdwingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 85 (34 300-VIII).
U hebt nog twintig seconden, mijnheer Elias. Nee, u maakt daar geen gebruik van. Dan is het woord aan de heer Heerma.
De heer Pieter Heerma (CDA):
En die incasseert die twintig seconden graag!
Voorzitter. Ik beperk mij in tweede termijn tot een reactie op het concessiebeleidsplan, een vraag over een punt waarover de Staatssecretaris mogelijk de Kamer net niet helemaal correct heeft geïnformeerd – ik wil daar graag een toelichting op – en het indienen van één motie, over de Kijkwijzer. Ik zie de Staatssecretaris bij dit laatste gelijk bezorgd kijken. Dat is terecht.
Ik stel dat hetgeen hier vorige maand tijdens de wetsbehandeling is besproken, leidend is en moet zijn. Dat geldt voor de transparantie op genreniveau en de motie van de heren Verhoeven en Mohandis, maar bijvoorbeeld ook voor de afspraken met buitenproducenten, de brief van 30 september en de motie van collega Segers en mij die daarnaar verwijst.
Over het amusement zeg ik het volgende. Volgens mij kan een publieke omroep aangeven wat naast amusement nog meer de functie van een programma is. Er kan zelfs worden aangetoond dat hoge kijkcijfers voor een bepaald programma dat zich alleen op amusement richt, bij de programma's eromheen tot hogere kijkcijfers leidt. Het lijkt me echter ingewikkeld om precies aan te tonen dat een kijker anders niet bereid zou zijn om naar zo'n programma eromheen te kijken. Volgens mij is dat ook niet zo, tot in dat detail, uit de memorie van toelichting te halen. Ik wil graag nog wat nadere toelichting op dat element.
De voorzitter:
Laat maar horen, die motie.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Over de informatievoorziening heb ik, maar volgens mij de anderen ook, een brief gekregen. Daarin geeft ROOS aan, voor de zomer al een plan over vensters bij het departement te hebben neergelegd. Ik krijg daarop in tweede termijn toch nog graag een reactie.
Mijn motie luidt als volgt.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ouders en opvoeders een eigen verantwoordelijkheid hebben voor welke media hun kinderen wel of niet te zien krijgen;
overwegende dat ouders en opvoeders daarbij worden geholpen door middel van de Kijkwijzer, die waarschuwt tot welke leeftijd een televisieprogramma of film schadelijk kan zijn voor kinderen;
constaterende dat de wetgeving onder het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) alleen de basis regelt voor aansluiting van televisiezenders met een Nederlandse licentie, terwijl kinderen zich steeds minder uitsluitend richten op lineair televisiekijken;
verzoekt de regering, tot modernisering van de wetgeving te komen, zodanig dat de Kijkwijzer van het NICAM voor audiovisuele producten op alle mediaplatforms gaat gelden die in Nederland uitgezonden worden;
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 86 (34 300-VIII).
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb hem in eerste termijn al succes gewenst voor de behandeling in de Eerste Kamer. Dat doe ik nu nog een keer.
Ik kom op het punt waarbij ik in eerste termijn lang heb stilgestaan: de publiek-private samenwerking. In een interruptiedebatje hebben we daarover al het een en ander uitgewisseld. Ik dien daarover de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat lokaal en regionaal het media-aanbod en daarmee ook de journalistieke controlefunctie onder druk staat;
van mening dat de journalistieke controlefunctie van media op de lokale en regionale politiek en op andere maatschappelijke ontwikkelingen van wezenlijk belang is;
constaterende dat eerder al gepleit is voor experimenten en mogelijkheden tot lokale en regionale samenwerking tussen publieke en private mediabedrijven om de kwaliteit en het aanbod van media in de regio te helpen versterken;
constaterende dat recentelijk ook bleek dat samenwerkingsverbanden nog steeds tegen juridische dan wel praktische drempels aanlopen, ondanks eerder uitgesproken intenties om samenwerking en experimenten mogelijk te maken;
van mening dat publiek-private samenwerkingsverbanden in de regio een belangrijke impuls kunnen bieden en dat het daarom noodzakelijk is om randvoorwaarden, mogelijkheden en drempels goed in kaart te brengen;
verzoekt de regering om op korte termijn in kaart te brengen welke juridische, organisatorische en praktische belemmeringen dan wel randvoorwaarden en mogelijkheden er bestaan om lokaal en regionaal publiek-private samenwerking tussen mediabedrijven mogelijk te maken en om hierbij ook internationale best practices te betrekken;
verzoekt de regering tevens om dit de Kamer toe te zenden, voorafgaand aan de behandeling van de wetgeving over de regionale omroepen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Pieter Heerma en Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 87 (34 300-VIII).
U hebt nog tien seconden. Wilt u nog de groeten doen?
De heer Mohandis (PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Klein als een na laatste spreker van de zijde van de Kamer.
De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb twee korte moties voorbereid. De eerste heeft betrekking op de redacties van regionale omroepen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regionale omroepen de opdracht hebben gekregen om meer in de haarvaten van de samenleving te opereren en nog meer de waakhond van de lokale/regionale democratie te zijn;
verzoekt de regering, met een concreet voorstel te komen hoe kan worden voorkomen dat de financiering van regionale omroepen onder een kritische grens zakt in dunbevolkte gebieden, zonder dat de provincies en gemeenten daarvoor financieel dienen bij te springen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 88 (34 000-VIII).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in artikel 7.2 van de Grondwet expliciet staat vermeld dat er geen voorafgaand toezicht mag bestaan op de inhoud van een radio of televisie-uitzending;
overwegende dat de gewijzigde Mediawet de mogelijkheid biedt voor de NPO om de inhoud van radio en televisie-uitzendingen vooraf te toetsen op programmagenre en zenderprofielen;
verzoekt de regering, een notitie op te stellen waarin gereflecteerd wordt hoe artikel 7.2 van de Grondwet beoordeeld moet worden in het licht van de Mediawet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 89 (34 300-VIII).
Ik zal nu zelf nog zeer kort het woord voeren.
Voorzitter: Jasper van Dijk
De heer Bosma (PVV):
Voorzitter. Ik heb het belangrijkste gezegd in het vorige debat. Het filmpje op YouTube is inmiddels door 120.000 mensen bekeken. Het had betere kijkcijfers dan De Fractie van Femke Halsema. Ik ben daar bijzonder trots op. Ook alle mensen die niet bij dat debat aanwezig waren of er geen deel aan namen, zoals de heer Elias, kunnen dat nog even terugkijken.
Het enige punt dat ik nog in tweede termijn wil maken, heeft betrekking op artikel 68 van de Grondwet, een van de belangrijkste artikelen voor ons als Kamerleden en als parlement. Het moet als een paal boven water blijven staan. Wij hebben een unicum meegemaakt, nu de Tweede Kamerleden tegen een bewindspersoon zeggen: wij willen iets niet weten. Volgens mij vechten parlementen over de hele wereld juist voor het tegenovergestelde, namelijk: wij willen alles weten. Dan zegt een bewindspersoon: je krijgt het niet. Nu doen wij het tegenovergestelde. Wij zeggen: mijnheer de Staatssecretaris, wij willen niet weten wat een programma kost, wij willen niet weten wat Paul de Leeuw verdient, alstublieft, hou die informatie, want hoe minder wij weten hoe beter wij als parlement kunnen functioneren. Ik wou dat ik een catchy woord kon verzinnen voor een dergelijk parlement, maar dat schiet mij nu niet te binnen.
Voorzitter: Bosma
De voorzitter:
Tot zover de tweede termijn van de Kamer. Kan de Staatssecretaris meteen antwoorden? Het zijn maar drie of vier moties. Nee, hij wil eerst zijn handen wassen. Dan schors ik de vergadering voor vijf minuutjes.
De vergadering wordt van 16.04 uur tot 16.12 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Er zijn nog twee vragen gesteld en zeven moties ingediend. De heer Heerma stelde de vraag naar de uitwerking en de reactie op het Concessiebeleidsplan en de relatie tot het debat dat wij daarover hebben gevoerd. In mijn optiek is wat ik in de brief aan de NPO heb gestuurd volledig in lijn met de afspraken die we hebben gemaakt. Ik zou dat ook als leidraad voor de verdere uitwerking van het Concessiebeleidsplan en de prestatieafspraken willen aanhouden. Dat doen wij natuurlijk in alle redelijkheid. Tegelijkertijd moet duidelijk zijn dat als we ons meer richten op de kerntaken en een open bestel, dat wel tot iets moet leiden wat uiteindelijk effect heeft en voor alle partijen werkbaar is. Dat zijn de parameters waarbinnen we handelen.
De tweede vraag van de heer Heerma ging over dat rapport en over de brief van ROOS. Hij heeft helemaal gelijk. Daarover hebben wij een rapport ontvangen. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat zowel bij ROOS als bij ons heel veel dingen gespeeld hebben in de afgelopen tijd waardoor het nog niet goed is besproken. Volgende week vindt er een overleg plaats waarbij we ons nader over dat eerste plan zullen buigen.
De heer Pieter Heerma (CDA):
Goed dat hiermee bevestigd is dat het er inderdaad ligt en dat er volgende week overlegd wordt. De Staatssecretaris en ik delen de mening dat die vensters in principe een goede zaak zijn, maar dat nog gekeken moet worden naar de wijze waarop daarmee kan worden omgegaan, ook financieel. Op welke termijn kunnen we daar als Kamer meer over horen?
Staatssecretaris Dekker:
We gaan volgend jaar nog een keer uitvoerig praten over het vierde wetsvoorstel in deze kabinetsperiode. Dat zoomt helemaal in op die regio. Zal ik ervoor zorgen dat het voor die tijd bij u in de Kamer ligt?
De motie op nr. 383 (34 300-VIII) van de heer Van Dijk gaat over de taallessen bij de NPO. Ik heb daar een paar dingen over gezegd. Om te beginnen heb ik gezegd dat programma's die aandacht besteden aan taal in mijn optiek volledig passen binnen de kerntaak van de publieke omroep. Tegelijkertijd gaan wij niet over de programmering van Hilversum. Ik vind het dus ook te ver gaan om te zeggen dat de NPO nu taallessen moet gaan aanbieden. Dat staat weliswaar niet in de motie, maar ik zeg dat maar wel even. De digitale lessen en de meer specifieke lessen zijn ook effectiever dan de taallessen op televisie. Volgens mij wordt in de motie gevraagd: kijk of bij de daarvoor relevante programma's verwijzingen kunnen komen naar digitaal aanbod. Ik zeg daar onmiddellijk bij dat dat niet het commerciële aanbod moet zijn want dan zit de publieke omroep direct met de vingers tussen de deur. Wat beschikbaar is aan open lessen – soms wordt materiaal gemaakt door NTR Schooltv – past naar mijn mening juist binnen de taak van de publieke omroep. Dat is die gidsfunctie waarover we de vorige keer hebben gesproken. Ik ga nu toch even kijken wat er precies in het dictum van de motie staat: «verzoekt de regering, in overleg met de NPO te bezien welke mogelijkheden er zijn voor taallessen op een van de landelijke publieke zenders en daarbij ook in te zetten op verbinding met digitaal leren». Als de motie in deze vorm in stemming wordt gebracht, ontraad ik het aannemen ervan. Met deze motie wordt de regering gevraagd om met de NPO om de tafel te gaan zitten om te kijken of er taallessen op televisie kunnen komen. Daar ben ik geen voorstander van. Als de motie zo geïnterpreteerd mag worden dat ik om de tafel ga zitten om te kijken of een doorverwijzing op plekken waar dat relevant is meer tot zijn recht kan komen, dan vind ik dat wat anders. In deze motie wordt echter om wat anders gevraagd en daarom ga ik deze ontraden.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik proberen om hierin een compromis te vinden? Stel dat de Staatssecretaris met de NPO spreekt en de NPO zegt: wij vinden dat eigenlijk ook een geweldig plan en wij zien wel mogelijkheden voor taallessen. Wat is er dan op tegen? In de motie staat: «te bezien welke mogelijkheden er zijn». Het is dus helemaal niet de bedoeling om dwingend tegen de NPO te zeggen: u moet taallessen gaan maken. Nee, er staat «te bezien». Daarbij is er de mogelijkheid van een programma of een verwijzing, zoals de Staatssecretaris zegt. Dat kan allebei. Ik vraag hem om het te bezien.
Staatssecretaris Dekker:
Ik vind dat wij ons hier op glad ijs begeven. Ik vind het prima om de motie langs deze lijn door te geleiden naar de NPO. Dan moet de NPO zelf een afweging maken of men dit een goed idee vindt, of men er wat mee kan et cetera, et cetera. Als ik de motie zo mag interpreteren, vind ik het prima en dan zou ik het oordeel aan de Kamer willen laten. Als u mij echter vraagt om actief met hen te overleggen – u weet hoe dat gaat als er een formeel verzoek van het ministerie komt – dan is mijn antwoord dat wij ons veel te veel in de redactionele autonomie van Hilversum begeven. Daar zou ik tegen zijn. Volgens mij bedoelt u dat niet. Ik zag u ook knikken. Dan zal ik deze motie doorgeleiden. Het oordeel wil ik aan de Kamer laten.
Ik kom op de motie op stuk nr. 84 over regelvrije zones teneinde publiek-private samenwerking mogelijk te maken. Die motie is in mijn ogen echt overbodig. In de wet staat een experimenteerregel die de gewenste ruimte in ieder geval voor twee jaar biedt. Initiatieven kunnen dus gewoon van start. Daarnaast worden pilots ondersteund door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. Men kan dus geld krijgen voor een opstart. Op zich ben ik wel bereid om, zoals de heer Mohandis vraagt, precies in kaart te brengen wat de regelgeving is waar men later tegenaan loopt. Een regelvrije zone zit dus al in de wet, namelijk dat experimenteerartikel. De motie is overbodig en daarmee ontraad ik haar. Ik hoor de heer Van Dijk zeggen dat dat niet altijd hetzelfde is, maar ik probeer daarin consequent te zijn.
De voorzitter:
Voor de goede orde: u hebt toch gezegd dat u de motie ontraadt?
Staatssecretaris Dekker:
Ja.
Over de motie op stuk nr. 85 laat ik het oordeel aan de Kamer. Als de motie wordt aangenomen, wil ik er graag uitvoering aan geven door in gesprek te gaan met de NPO. Dan zal ik daar nadrukkelijk de vraag neerleggen hoe men daar handen en voeten aan gaat geven. Vervolgens kan ik dan rond de zomer met een antwoord komen.
De motie op stuk nr. 86 is vrij strak geformuleerd. De heer Heerma schrijft eigenlijk al voor dat de Kijkwijzer van het NICAM moet gelden voor alle audiovisuele producten op alle mediaplatforms die in Nederland worden uitgezonden. Ik weet niet onmiddellijk of dat haalbaar is. Ik wil er wel met een heel positieve blik naar kijken, en wel langs twee wegen. Eerst moet er een Europese richtlijn worden afgesproken alvorens wij onze wet- en regelgeving aanpassen. Die moeten wij ook omwille van doelmatigheid nu niet eerst gaan aanpassen om vervolgens, na nieuwe regelgeving uit Europa, een en ander weer aan te passen. Ik wil het graag in één keer doen. Ik ben ook bereid om te bekijken wat wij kunnen leren van de Noren om vervolgens de derde stap te zetten: met positieve blik nagaan in hoeverre het adviessysteem van het NICAM kan worden toegepast op internet. Ik kijk even naar de heer Heerma. Als ik zijn motie zo mag interpreteren dat ik niet onmiddellijk vastzit aan resultaatverplichtingen of garanties, dan kan ik ermee uit de voeten en laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik zie hem knikken.
Over de motie van de heer Mohandis op stuk nr. 87 laat ik het oordeel aan de Kamer. Op dit vlak is al heel veel werk gedaan. Denk aan onderzoek van de commissie-Brakman en de onderliggende rapporten. Dat wil ik allemaal niet over doen. Ik kan het wel op een rijtje zetten en nagaan waar nog gaten zitten. De heer Mohandis vroeg bijvoorbeeld wat wij kunnen leren van het buitenland. Volgens mij is dat nog niet goed in beeld gebracht. Daar wil ik dan allemaal naar laten kijken. Wellicht komen uit de gesprekken die nu worden gevoerd door het commissariaat met lokale partners in de regio, ook nog dingen naar voren. Als ik dat bundel tot één pakketje en de heer Mohandis daarmee tevreden is, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.
In de motie op stuk nr. 88 vraagt de heer Klein mij om een voorstel om te voorkomen dat de financiering van de regionale omroepen in dunbevolkte gebieden onder een kritische grens zakt. Ik wil die motie ontraden. De heer Klein heeft gelijk dat de regionale omroep nu de verantwoordelijkheid van het Rijk is, maar ik vind het echt veel te voorbarig om nu al te zeggen dat deze omroepen financieel door het ijs zakken. We zijn er juist zeer mee bezig om door samenwerking de boel wat krachtiger te maken en om besparingsopties te vinden in een betere facilitering aan de achterkant, dus in de backoffice. Daarom is deze motie niet nodig, dus ik wil haar ontraden.
De heer Klein (Klein):
Dat begrijp ik, maar het gaat mij juist om de specifieke situatie in dunbevolkte gebieden. Daaruit komt de vraag om iets extra's te doen, bijvoorbeeld omdat daar minder reclame-inkomsten zijn. Nu zie je de ontwikkeling dat provincies gaan bijspringen. Dat is natuurlijk heel raar, maar eigenlijk precies conform hetgeen u aangeeft.
Staatssecretaris Dekker:
Het staat provincies altijd vrij om iets extra's te doen. Ik heb bijvoorbeeld een gesprek gehad met een gedeputeerde uit Friesland, die daar ook aan zit te denken. Ik ga dat niet verbieden, maar ik vind wel dat de regionale omroepen niet afhankelijk moeten zijn van extra financiële middelen uit gemeenten of provincies. Ik vind dat zij het moeten kunnen doen met de rijksfinanciering die zij krijgen. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat dat nu of straks niet kan. Bovendien bestaat straks, veel meer dan vroeger, de mogelijkheid om wat te herverdelen tussen de regionale omroepen, als er bijvoorbeeld een in zwaar weer komt. Ik wil hier dus graag met een open blik naar kijken, maar ik vind het veel te voorbarig om nu met een heel plan van aanpak te komen.
Tot slot de motie op stuk nr. 89, die om een notitie vraagt waarin wordt gereflecteerd op artikel 7.2 van de Grondwet. Ook die motie wil ik ontraden. Ik zie absoluut geen aanleiding voor de veronderstelling dat er sprake zou zijn van censuur of voorafgaand toezicht. Ik vind deze motie niet nodig en wil haar dus ontraden.
De heer Klein (Klein):
U kunt er wel geen behoefte aan hebben, maar de Kamer heeft u gevraagd om dat te doen. Die vraag is gesteld tijdens de behandeling van de Mediawet. U hebt daar in het geheel niet op gereageerd. Het is toch logisch dat de regering reflecteert op die verhouding en dat u onderbouwt waarom uw stelling hout zou snijden?
Staatssecretaris Dekker:
Als dat soort vragen voorbijkomen, bijvoorbeeld bij de wetsbehandeling aan de overkant, in de Eerste Kamer, zal ik ze netjes beantwoorden. Ik heb er daar een aantal voorbij zien komen en dat doe ik dan in de schriftelijke beantwoording aldaar. Ik heb geen behoefte aan nog een aparte notitie over dit onderwerp. Als uw Kamer die wel wil, zou dat straks bij de stemming over uw motie moeten blijken. Ik zal die dan netjes uitvoeren. Ik heb er echter geen behoefte aan. Ik vind de motie niet nodig en wil haar daarom ontraden.
De voorzitter:
Dat is duidelijk. Morgen reeds stemmen wij over deze motie en over alle andere moties. Ja, er wordt hier keihard gewerkt. In december stemmen we pas over de begroting.
De heer Mohandis (PvdA):
Voorzitter, een punt van orde hierover. Een WGO Media vindt vaak plaats op een maandag. Ik ga ervan uit dat we, net als vorig jaar, niet al een dag daarna gaan stemmen, maar een week later. Dat zou mijn voorkeur hebben. Ik wil dit voorstellen aan mijn collega's.
De voorzitter:
Als u wat extra bedenktijd nodig hebt, kan dat natuurlijk prima.
De heer Elias (VVD):
Ik heb er geen bezwaar tegen om daar morgen over te stemmen, maar ik heb ook geen bezwaar tegen volgende week.
De heer Klein (Klein):
Ik heb er geen bezwaar tegen om morgen te stemmen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb er geen bezwaar tegen om morgen te stemmen.
De voorzitter:
Een meerderheid wil morgen stemmen.
De heer Mohandis (PvdA):
Daar moet ik mij dan maar in voegen.
De heer Elias (VVD):
Wacht even, in de Kamer houden we rekening met minderheden. Ik heb daarom wel de meest idiote dingen gesteund.
De heer Mohandis (PvdA):
Ik vind het fijn om iets meer tijd te krijgen. Als er een wet achter zou liggen waarom het snel moet, dan vind ik het prima, maar ...
De voorzitter:
Het is over het algemeen zo dat wanneer een fractie om uitstel vraagt, we daaraan gehoor geven.
De heer Elias (VVD):
Ja, dat gaan we dan doen.
De voorzitter:
Dan kunt u nog een weekje naar de moties kijken.
Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.
– Voor de zomer van 2016 ontvangt de Kamer nadere informatie over onlinereclame, onder andere over welk soort regelgeving hierbij passend is.
– In januari ontvangt de Kamer de eindevaluatie van het project Beeld en Geluid inzake de digitalisering van archivering. Hierin worden ook de regionale archieven meegenomen, evenals die van de dienst Teleblik.
– De Kamer ontvangt medio 2016 het wetsontwerp regionale omroepen. Voorafgaand aan de behandeling ontvangt de Kamer de resultaten van het overleg met ROOS en NPO over vensterprogramma's.
Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor zijn aanwezigheid hier vandaag en hetzelfde geldt voor zijn ambtelijke ondersteuning.
Ik sluit dit debat. Terug naar de studio.
Sluiting 16.28 uur.
1. Mediabegroting 2016
Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 81 – Brief regering d.d. 06-11-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
2. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2016
Kamerstuk 34 300 VIII – Begroting d.d. 15-09-2015
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
3. Antwoorden op feitelijke vragen Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2016
Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 9 – Brief regering d.d. 12-10-2015
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
4. Afschrift van de reactie op de brief van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) over het Concessiebeleidsplan 2016–2020
Kamerstuk 32 827, nr. 84 – Brief regering d.d. 11-11-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Antwoorden op vragen van de commissie over het Concessiebeleidsplan van de NPO 2016–2020
Kamerstuk 32 827, nr. 80 – Brief regering d.d. 18-09-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Concessiebeleidsplan NPO 2016–2020
Kamerstuk 32 827, nr. 74 – Brief regering d.d. 15-06-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
5. Beleidsreactie op het onderzoek landenvergelijking nieuwedienstenprocedure
Kamerstuk 32 827, nr. 82 – Brief regering d.d. 10-11-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
6. Uitvoering van de motie van de leden Verhoeven en Mohandis over maximale transparantie over de kosten van programmering op het niveau van de genres bij de NPO
Kamerstuk 34 264, nr. 43 – Brief regering d.d. 11-11-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
7. Antwoorden op vragen van de commissie over toezeggingen, gedaan in het wetgevingsoverleg over de mediabegroting 2014
Kamerstuk 32 827, nr. 81 – Brief regering d.d. 05-10-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
8. Aanbieding van het besluit van het Commissariaat voor de Media betreffende de verwerving van de uitzendrechten van samenvattingen van de eredivisie door de NOS
Kamerstuk 32 827, nr. 79 – Brief regering d.d. 07-09-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
9. Nederlandse reactie op internetconsultatie over de toekomst van de richtlijn audiovisuele mediadiensten
Kamerstuk 22 112, nr. 2011 – Brief regering d.d. 16-10-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
10. Status van NPO 1 als nationale rampenzender
Kamerstuk 32 827, nr. 77 – Brief regering d.d. 01-07-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
11. Beleidsreactie op het voorstel van ROOS «het nieuwe publieke regionale mediabedrijf: betrokken en betrouwbaar»
Kamerstuk 32 827, nr. 78 – Brief regering d.d. 07-09-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
12. Rechterlijke uitspraak betreffende de zaak tussen de Telegraaf en de NPO over programmagegevens
Kamerstuk 32 827, nr. 76 – Brief regering d.d. 29-06-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
13. Journalistiek, toezeggingen gedaan in het wetgevingsoverleg over de mediabegroting van 2014
Kamerstuk 32 827, nr. 71 – Brief regering d.d. 01-06-2015
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
14. Reactie op de motie van de leden Pieter Heerma en Segers over samenwerkingsverbanden tussen publieke en private mediabedrijven
Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 79 – Brief regering d.d. 19-12-2014
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker