Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2015
In mijn brief over de informatievoorziening gedecentraliseerd sociaal domein van 7 juli 2014 (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 67) heb ik onder meer aangekondigd dat de informatievoorziening sociaal domein de komende jaren wordt doorontwikkeld, waarbij deze stapsgewijs verder wordt geïntegreerd en aangescherpt en waar mogelijk vereenvoudigd. Inzet daarbij is dat door het Rijk in drie jaar wordt toegewerkt naar één monitor en het geheel laten samenvallen van de indicatorenset van de gemeenten en die van het Rijk.
Deze ambities zijn uitgewerkt in de zogenaamde Routekaart doorontwikkeling monitoring sociaal domein. De Routekaart is de afgelopen periode in nauwe samenwerking met de departementen en de VNG opgesteld en bekrachtigd in de Ministeriële commissie decentralisaties (MCD) van 30 juni 2015.
In deze brief geef ik kort samengevat de inhoud van de Routekaart weer. De activiteiten in de Routekaart geven invulling aan mijn coördinerende verantwoordelijkheid om de monitorlasten voor gemeenten in het sociaal domein terug te dringen. Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor het in mei 2016 opleveren van de overall rapportage sociaal domein. Ik ben op dit moment doende om in overleg met alle betrokkenen een concretiseringslag te maken van genoemde rapportage (conform uw verzoek d.d. 9 juni jl.). Deze concretiseringslag wordt u dit najaar toegezonden.
Routekaart doorontwikkeling monitoring sociaal domein
De Routekaart geeft inzicht in de bestaande departementale monitors en de werkzaamheden die nodig zijn om de monitorlasten voor gemeenten de komende jaren terug te dringen. Daartoe is een tweetal sporen uitgezet.
Spoor 1: Voorkomen, vereenvoudigen en waar mogelijk beëindigen van (onnodige) gegevensuitvraag bij gemeenten
• Zonder overleg tussen Rijk en VNG worden er geen nieuwe gegevensuitvragen gedaan. De in bijlage 1 van deze brief opgesomde gegevensuitvragen en informatievoorzieningen in het sociaal domein zijn leidend1. Het aantal van negen gegevensuitvragen bij gemeenten valt lager uit dan aantallen die vaak genoemd worden. Dit wordt verklaard door het feit dat vaak uitvragen aangehaald worden die ontwikkeld worden door commerciële bureaus en niet door (of in opdracht van) het Rijk. Ook bevatten andere inventarisaties soms instrumenten die niet bedoeld zijn om ontwikkelingen voor een langere periode periodiek te volgen2.
• Voor iedere gegevensuitvraag wordt conform de spelregels interbestuurlijke informatie door het vakdepartement in kaart gebracht welke informatie (indicatoren) het vakdepartement ook daadwerkelijk gebruikt voor beleidsvorming. Informatie die niet wordt gebruikt voor beleidsvorming of waarvan anderszins onduidelijk is waarom deze periodiek wordt uitgevraagd, wordt uit de gegevensuitvraag geschrapt.
• Informatie die overlapt met andere uitvraag, wordt uit de gegevensuitvraag geschrapt.
• De data voor uitvraag aan gemeenten worden gestroomlijnd en beperkt, zodat er vaste, beperkte momenten zijn waarop gemeenten informatie moeten aanleveren.
• Voor (langlopende) gestandaardiseerde gegevensuitvragen die niet door de Tweede Kamer wordt gevraagd, maar waarvan de informatie wel door het vakdepartement wordt gebruikt, wordt door het vakdepartement een voorstel gedaan wanneer en op welke wijze deze informatiebehoefte ondergebracht kan worden in de overall rapportage sociaal domein.
• Indien onverhoopt behoefte is aan een extra uitvraag bij gemeenten en de benodigde informatie niet aanwezig is in het gegevensverzamelpunt (zie hieronder), vindt formeel overleg plaats tussen de VNG en het Rijk.
Daarnaast wordt de komende drie jaar met de VNG en de betrokken Ministeries een jaarlijkse gezamenlijke monitoringagenda voor gemeenten gemaakt. Via deze agenda wordt inzichtelijk gemaakt op welk moment in het jaar een gegevensuitvraag wordt gedaan, welke informatie op dat moment wordt uitgevraagd, met welk doel dat gebeurt, in hoeverre aangesloten kan worden bij de gegevensverzameling van de gemeenten zelf en wanneer de monitor eventueel zal eindigen. Deze agenda zal – vanwege het wederzijds belang voor gemeenten en Rijk – richting gemeenten duidelijkheid geven over de vraag wanneer nu wie iets van de gemeente verwacht zodat gemeenten daarop kunnen anticiperen.
Spoor 2: CBS als één gegevensverzamelpunt
In de eerdergenoemde brief over de informatievoorziening sociaal domein (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 67) wordt gemeld, dat wordt ingezet op één gegevensverzamelpunt. In aansluiting op hun bestaande werkzaamheden is afgesproken om het CBS die rol te laten vervullen. Data die door gemeenten of instellingen worden verzameld en ondergebracht bij het CBS, kunnen eenvoudig aan elkaar worden gekoppeld en zowel door gemeenten, onderzoeksbureaus als door het Rijk worden (her)gebruikt. Informatie die door meerdere partijen wordt gebruikt, hoeft bovendien slechts één keer te worden uitgevraagd. Het CBS kent strenge regelgeving omtrent informatiedeling van persoonlijke gegevens waardoor de privacy van respondenten optimaal geborgd is.
Het gebruikmaken van één gegevensverzamelpunt heeft als voordeel dat de informatiebehoeften van gemeenten en Rijk inzichtelijk worden, wat een noodzakelijke voorwaarde is om toe te kunnen werken naar het geheel laten samenvallen van de indicatorenset van de gemeente en die van het Rijk. Een goede doorontwikkeling van de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein onder verantwoordelijkheid van de VNG is eveneens noodzakelijk.
Om het één gegevensverzamelpunt te realiseren, is afgesproken dat de VNG en de departementen in principe hun (langlopende) gestandaardiseerde gegevensverzamelingen bij gemeenten onderbrengen bij het CBS, zodat deze gegevens kunnen worden hergebruikt. Concreet betekent dit dat de gegevens die SZW vergaart in het kader van de ervaringsonderzoeken en de gegevens van VWS in het kader van de monitor maatschappelijke opvang en de monitor ambulantisering en hervorming langdurige GGZ zullen worden ondergebracht bij het CBS.
Tot slot
De inrichting van de informatievoorziening sociaal domein richt zich nu op het sociaal domein conform de afbakening in de Participatiewet (werk), de Wmo 2015 (zorg) en de Jeugdwet (jeugd). Vanaf 2016 zullen ook aanpalende beleidsterreinen zoals onderwijs, veiligheid en leefomgeving betrokken worden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk