Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2016
Hierbij stuur ik u de uitkomsten van de tussenevaluatie die op mijn verzoek is verricht van de subsidieverstrekking aan organisaties die slachtoffers van seksueel misbruik binnen de Rooms Katholieke Kerk en binnen instellingen voor jeugdhulp en pleegzorg ondersteunen1. Deze tussenevaluatie heeft betrekking op de Koepel Landelijk Overleg Kerkelijk Kindermisbruik (KLOKK), de Stichting Slachtoffers Kindermisbruik Instellingen Pleeggezinnen (SKIP) en Slachtofferhulp Nederland (SHN).
Aanleiding voor deze tussenevaluatie waren de forse tussentijdse onderbestedingen van de verstrekte subsidies alsmede kritische signalen van slachtoffers over de organisaties.
De onderzoekers concluderen dat de organisaties een waardevolle rol spelen rond de ondersteuning van slachtoffers van seksueel misbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk en de jeugdzorg. Deze ondersteuning bestaat soms uit het bieden van een veilige plek waar lotgenoten elkaar kunnen ontmoeten en steun kunnen vinden, en soms uit het begeleiden van individuen en het helpen bij het krijgen van (financiële) genoegdoening. Er is behoefte aan hulp of samenzijn door en voor slachtoffers. Dat is het bestaansrecht van deze zelforganisaties.
In de tussenevaluatie wordt geconstateerd dat er op basis van de rapporten van de Commissie Deetman en de Commissie Samson hoge verwachtingen waren over het aantal slachtoffers van seksueel geweld binnen de Rooms Katholieke Kerk, instellingen voor jeugdhulp en pleegzorg en over de vraag naar lotgenotenactiviteiten. Het aantal mensen dat gebruik maakt van de diensten van KLOKK, SKIP en SHN blijkt evenwel veel lager dan vooraf was ingeschat. De behoefte aan lotgenotencontact en andere vormen van ondersteuning is sterk individueel bepaald. Daarbij willen veel slachtoffers op een zeker moment «het boek sluiten». Door deze veel lagere vraag naar diensten van de zelforganisaties is er sprake van substantiële onderuitputting van de toegekende subsidiegelden.
In de tussenevaluatie wordt geconstateerd dat de continuïteit, rechtmatigheid en legitimiteit van deze zelforganisaties op een aantal zwaarwegende punten verbetering behoeft. Ik ga dan ook met deze organisaties in gesprek over de uitkomsten van deze tussenevaluatie en de wijze waarop deze verbeterpunten door de organisaties zullen worden opgepakt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn