Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2016
Bij de regeling van werkzaamheden op 26 januari 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 46, item 23) heeft uw Kamer gevraagd om een reactie op een bericht in het Algemeen Dagblad van 25 januari waarin aandacht werd besteed aan het kort geding dat de tot levenslang veroordeelde gedetineerde Baybasin had aangespannen tegen de Staat omdat, kort gezegd, tijdens een celinspectie eind november 2015 vertrouwelijke documenten uit zijn cel zouden zijn gestolen.
In het kort geding vorderde betrokkene onder meer de teruggave van deze documenten en een schadevergoeding. De Staat heeft in deze procedure weersproken dat de desbetreffende documenten zouden zijn weggenomen. Bij uitspraak van 10 februari 2016 heeft de voorzieningenrechter de vordering tot schadevergoeding afgewezen en de heer Baybasin in zijn overige vorderingen niet-ontvankelijk verklaard.
Naar aanleiding van de in het artikel weergegeven opvatting van de heer Baybasin dat de Nederlandse Staat zou zijn gechanteerd «met de vermeende escapades» van een voormalige ambtenaar van mijn departement, wijs ik erop dat er, zoals mijn ambtsvoorganger u bij brief van 21 januari 2014 heeft bericht (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1059), een strafrechtelijk onderzoek wordt verricht naar de betrokken oud-ambtenaar. In dat licht onthoud ik mij van commentaar.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur