Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2016
Naar aanleiding van de uitlatingen van Volkert van der G. die in een uitzending van Brandpunt Reporter op 20 september jl. werden getoond heeft het Openbaar Ministerie de reclassering opdracht gegeven te rapporteren over naleving van de voorwaarden die Van der G. zijn opgelegd bij zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Ik heb uw Kamer toegezegd u te informeren over het oordeel van het Openbaar Ministerie (Handelingen II 2015/16, nr. 9, item 9). Met deze brief die ik u mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie doe toekomen doe ik de toezegging gestand. Daarbij merk ik op dat ook voor Van der G. bescherming van de persoonlijke levenssfeer geldt. Met inachtneming van de daaraan verbonden beperkingen informeer ik u.
Ik besef dat de uitlatingen van Volkert van der G. die in de uitzending van Brandpunt Reporter op 20 september 2015 werden getoond bij veel mensen vragen en gevoelens van ongemak, boosheid en ongeloof hebben opgeroepen.
Het delict waarvoor Van der G. zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten heeft veel impact gehad op de Nederlandse samenleving. Na de berichtgeving in de media en de vragen van uw Kamer in reactie op de uitzending van Brandpunt Reporter heeft de reclassering in opdracht van het Openbaar Ministerie nogmaals gerapporteerd over naleving van de opgelegde voorwaarden door Van der G. in de gehele periode vanaf zijn voorwaardelijke invrijheidstelling. Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens op basis van de rapportage van de reclassering aan mij laten weten hoe het oordeel van het Openbaar Ministerie luidt. Gelet op de uitzonderlijke aard van de zaak, heb ik mij na ontvangst van het oordeel van het Openbaar Ministerie nader laten informeren over de bevindingen van de reclassering en het oordeel van het Openbaar Ministerie. Op basis daarvan ben ik tot mijn conclusie gekomen. Ook de landsadvocaat is op verschillende momenten betrokken geweest.
Ten slotte heb ik deze brief voorgelegd aan de advocaat van Volkert van der G., mr. W.H. Jebbink. Mr. Jebbink heeft daarop aangegeven dat hij van mening is dat vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van zijn cliënt uw Kamer slechts op de hoogte dient te worden gesteld van het oordeel van het Openbaar Ministerie. Volgens mr. Jebbink schaadt het openbaar maken van een toelichting op dat oordeel, waarvan hij op onderdelen de juistheid betwist, die bescherming.
Nadat ik alles tegen elkaar heb afgewogen en mij heb laten adviseren heb ik toch besloten om uw Kamer te informeren over het oordeel van het Openbaar Ministerie, aangevuld met een korte toelichting. Ik meen dat hiermee de persoonlijke levenssfeer van Volkert van der G. voldoende wordt beschermd.
Conclusie
Het Openbaar Ministerie is tot het oordeel gekomen dat Van der G. de aan hem opgelegde voorwaarden bij zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) niet heeft overtreden. Met betrekking tot het verdere verloop van het v.i.-traject is het Openbaar Ministerie voornemens een risicotaxatie te laten uitvoeren. Op basis daarvan kan een actuele inschatting van het recidiverisico worden gemaakt. Verder zal het Openbaar Ministerie het inmiddels afgesloten begeleidingstraject door de psychiater laten opvolgen door een verplicht begeleidingstraject door een psycholoog.
Ik onderschrijf het oordeel van het Openbaar Ministerie dat Van der G. geen voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden en dat de gehele of gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling derhalve niet geboden is. In dit licht is er geen aanleiding op grond van artikel 15i Wetboek van Strafrecht het Openbaar Ministerie te verzoeken een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in te dienen.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Veroordeelden die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan één jaar opgelegd hebben gekregen, kunnen sinds 1 juli 2008 alleen nog onder voorwaarden in vrijheid worden gesteld. De invrijheidstelling vindt plaats onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde tijdens zijn proeftijd niet opnieuw een strafbaar feit mag plegen, dat hij meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en dat hij medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht indien hem bijzondere voorwaarden zijn opgelegd en het Openbaar Ministerie de reclassering opdracht heeft gegeven toezicht te houden. Naast de algemene voorwaarden kan het Openbaar Ministerie ook bijzondere voorwaarden opleggen. Deze dienen verband te houden met de doelstelling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, namelijk bescherming van de samenleving door het voorkomen van recidive. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moeten de bijzondere voorwaarden betrekking hebben op het gedrag van de veroordeelde en verband houden met de aard van het delict, de persoon van de dader en eventueel bij hem geconstateerde criminogene factoren.
Het Openbaar Ministerie beslist welke voorwaarden bij de invrijheidstelling worden opgelegd. Zo nodig kan het Openbaar Ministerie de voorwaarden aanvullen, wijzigen of opheffen. Het Openbaar Ministerie is voorts eindverantwoordelijk voor het toezicht op naleving van de voorwaarden. Het feitelijke toezicht wordt door de reclassering uitgevoerd. Indien het Openbaar Ministerie constateert dat de in vrijheid gestelde de voorwaarden niet naleeft, kan het een vordering tot herroeping van een deel of de gehele resterende v.i.-proeftijd indienen bij de rechtbank die in eerste aanleg de straf heeft opgelegd. De rechtbank beslist over de herroeping.
Uitgangspunt in de wet (artikel 15i, tweede lid, Sr) is dat bij overtreding van een voorwaarde, een vordering tot herroeping wordt ingediend. Aan het Openbaar Ministerie is hierbij wel beoordelingsruimte gelaten. Indien wordt geoordeeld dat met een wijziging van voorwaarden of met een (schriftelijke) waarschuwing kan worden volstaan, kan worden afgezien van indiening van een vordering tot herroeping. Bij deze afweging spelen beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol.
Voorwaardelijke invrijheidstelling Van der G.
Volkert van der G. is op 2 augustus 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaar. Hij is op 2 mei 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Uw Kamer is hierover bij brief van 26 maart 2014 geïnformeerd1.
Opgelegde voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van Van der G.
Bij zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft het Openbaar Ministerie bepaald dat Van der G. zich voor het einde van zijn proeftijd van zes jaar niet schuldig mag maken aan enig strafbaar feit. De bijzondere voorwaarden dienen ter bescherming van de samenleving door voorkoming van recidive van Van der G. en ter bescherming van de nabestaanden en het slachtoffer, maar ook om de resocialisatie van Van der G. zo goed mogelijk te laten verlopen.
De volgende bijzondere voorwaarden zijn bij de invrijheidstelling opgelegd:
– Een meldplicht bij de reclassering;
– Een locatieverbod. Van der G. wordt verboden om zich gedurende de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling binnen de gemeente Rotterdam, Hilversum, Den Haag en de woonplaats van nabestaanden en slachtoffer te bevinden, zolang de reclassering dit in overleg met de CVvi noodzakelijk acht. Elektronisch toezicht hierop zal plaatsvinden middels GPS;
– Een contactverbod. Om te voorkomen dat de nabestaanden onverwacht en ongewenst door Van der G. worden benaderd mag deze geen contact met hen opnemen;
– Een mediaverbod. Van der G. wordt verplicht geen contact te hebben met de media, zolang de reclassering dit in overleg met de CVvi noodzakelijk acht;
– Een gedragsvoorwaarde inhoudende verplichte begeleiding door een psycholoog of psychiater.
Kort geding
Na de voorwaardelijke invrijheidstelling op 2 mei 2014 heeft Van der G. in kort geding de opgelegde voorwaarden ter toetsing voorgelegd aan de civiele rechter.
Na een uitspraak van de voorzieningenrechter heeft het Gerechtshof in Den Haag op 14 oktober 2014 bevestigd dat de per 1 juli 2008 in werking getreden regeling voorwaardelijke invrijheidstelling op Van der G. van toepassing is en geoordeeld dat de voorwaarden die Van der G. bij zijn invrijheidstelling zijn opgelegd gehandhaafd blijven, met uitzondering van de hierboven genoemde locatieverboden en het bijbehorende elektronisch toezicht op de naleving van de locatieverboden.
Toezicht op en naleving van de opgelegde voorwaarden
Ten tijde van het geldende locatieverbod heeft Van der G. op één specifieke datum na afstemming met reclassering en OM een doorreis gemaakt door een gebied dat onder het locatieverbod viel. De reclassering en het OM concluderen dat Van der G. deze bijzondere voorwaarde hiermee niet heeft overtreden.
Driemaandelijks vindt evaluatie plaats van het verloop van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Inmiddels heeft een aantal evaluatiemomenten plaatsgevonden. Hierbij is tot op heden vastgesteld dat Van der G. zich aan de opgelegde voorwaarden houdt.
In de uitzending van Brandpunt Reporter van 20 september jl. doet Van der G. een aantal uitspraken die zien op het hebben van een uitkering en het zoeken naar werk. De gemeente is belast met toezicht op naleving van de Participatiewet. Het is aan het college van B&W van de desbetreffende gemeente voorbehouden om in individuele gevallen te toetsen in hoeverre aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden hebben geen relatie met de voorwaarden die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn verbonden. Of aan deze voorwaarden wordt voldaan staat niet ter beoordeling van de reclassering of het Openbaar Ministerie. Het college van B&W heeft laten weten dat Van der G. zich aan alle afspraken en verplichtingen houdt.
Bevindingen reclassering over het verloop van de v.i.
Naar aanleiding van de uitzending van Brandpunt Reporter op 20 september jl. heeft het Openbaar Ministerie de reclassering de opdracht gegeven in de volle breedte te rapporteren over naleving van de voorwaarden door Van der G.
De reclassering komt in de rapportage aan het Openbaar Ministerie tot de conclusie dat Van der G. zich heeft gehouden aan de opgelegde voorwaarden:
– Meldplicht: Van der G. houdt zich aan deze voorwaarde;
– Locatieverbod: Van der G. heeft zich in de periode dat deze bijzondere voorwaarde hem was opgelegd aan deze voorwaarde gehouden;
– Contactverbod: Van der G. houdt zich aan deze voorwaarde;
– Mediaverbod: Van der G. houdt zich aan deze voorwaarde. De publicatie van de foto van Volkert van der G. op 17 juni 2014 in de Telegraaf betrof geen overtreding van het mediaverbod. De reclassering heeft geen aanwijzingen dat de uitzending van Brandpunt Reporter van 20 september 2015 met medeweten en instemming van Van der G. tot stand is gekomen;
– Begeleiding door een psycholoog of psychiater: Van der G. heeft zich aan deze voorwaarde gehouden. De reclassering begeleidt Van der G. bij praktische zaken die te maken hebben met zijn re-integratie. Een gedragskundige was belast met begeleiding bij de sociaal-emotionele kant van het re-integreren in de maatschappij. Deze begeleiding is beëindigd. De reclassering adviseert om een nieuwe risicotaxatie te maken.
Oordeel Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie komt na grondige bestudering van de bevindingen van de reclassering tot het oordeel dat Van der G. de hem opgelegde voorwaarden niet heeft overtreden. Er is derhalve nu geen aanleiding voor het Openbaar Ministerie om de bijzondere voorwaarden aan te passen of om tot een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bij de rechter in te dienen.
Het Openbaar Ministerie heeft besloten om het inmiddels afgesloten begeleidingstraject door de psychiater te laten opvolgen door een verplicht begeleidingstraject door een psycholoog. Met betrekking tot het verdere verloop van het vi-traject heeft het Openbaar Ministerie mede op advies van de reclassering daarnaast een opdracht voor uitvoering van een risicotaxatie verstrekt. Als het rapport naar aanleiding van de risicotaxatie is uitgebracht, zal het Openbaar Ministerie de reclassering verzoeken om op basis van het rapport nader te rapporteren en te adviseren. Het Openbaar Ministerie zal op basis van de rapporten en het advies een beslissing nemen over handhaving of aanpassing van de voorwaarden.
Tot slot
Ik heb het oordeel van het Openbaar Ministerie uitvoerig bestudeerd en mij laten toelichten. Ik deel het oordeel dat Volkert van der G. zich aan de opgelegde voorwaarden heeft gehouden. Ik kom dan ook tot de conclusie dat er geen aanleiding is om op grond van artikel 15i Wetboek van Strafrecht het Openbaar Ministerie te verzoeken een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in te dienen. De reclassering blijft toezicht houden op naleving van de opgelegde voorwaarden en rapporteert aan het Openbaar Ministerie.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur