Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2016
Bij brief van 16 juli 2015 heb ik u geïnformeerd over mijn gesprek met vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk (RK-Kerk) (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 102) en de toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg (AO) op 30 april 2015 (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 99). In vervolg op deze brief bericht ik u nader over de slotactie, de monitorrapportage en de nog openstaande toezeggingen.
Slotactie
Op 12 oktober 2015 zijn de kerkelijke autoriteiten naar buiten getreden met de slotactie, waartoe de Bisschoppenconferentie en de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) hadden besloten en die op dat moment in gang is gezet. Voor de slotactie had de heer Deetman op verzoek van de Bisschoppenconferentie en de KNR een advies uitgebracht dat zij hebben overgenomen. De slotactie ziet op het bieden van erkenning, hulp en genoegdoening aan degenen die in de klachtenprocedure van het Meldpunt Seksueel Misbruik RK-Kerk niet hebben kunnen voldoen aan het vereiste van aannemelijkheid en van wie de klacht daarom niet gegrond kon worden verklaard, terwijl hun klacht authentiek is geacht. Zoals ik in mijn brief van 16 juli 2015 aan u heb laten weten, heeft de heer Deetman aangegeven dat hem er veel aan is gelegen zonder nodeloos tijdverlies erkenning, genoegdoening, hulp en ondersteuning te bieden en dat er geen sprake moet zijn van een nieuwe, langlopende en voor slachtoffers belastende procedure. Ik heb in december, in de aanloop naar deze brief, met de vertegenwoordiger van KLOKK gesproken. Hij heeft aangegeven op sommige punten bezwaren te hebben tegen de feitelijke invulling van de slotactie. In de monitorrapportage zal verantwoording worden afgelegd over de uitvoering en het verloop van de slotactie. Ik zal de Kamer daarover berichten als deze is uitgebracht. Ik neem mij voor de monitorrapportage ook te bespreken met de lotgenotenorganisaties.
Toezeggingen
Tijdens het AO van 30 april 2015 heb ik toezeggingen gedaan met betrekking tot een drietal onderwerpen: een mogelijke eis van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor personen die werken met kinderen in het buitenland voor een organisatie die van de overheid subsidie ontvangt; alertheid op misbruik van kinderen in het buitenland; en de toegang voor slachtoffers tot voorzieningen binnen de geestelijke gezondheidszorg. Ik zal in het navolgende ingaan op de gedane toezeggingen.
VOG-eis bij subsidieverlening
De Nederlandse overheid gaat alleen subsidierelaties aan met hulpverlenende organisaties in het buitenland die een goede reputatie hebben opgebouwd en over een goede staat van dienst beschikken. Mijn ambtsvoorganger heeft op 9 oktober 2013 in een brief over het plan van aanpak kindersekstoerisme (Kamerstuk 31 015, nr. 93) aangegeven dat meerjarige projecten die door de Nederlandse overheid worden gefinancierd, met een zorgvuldige tender procedure worden geselecteerd. Het daarnaast standaard vereisen van een VOG voor subsidies aan kindhulpprojecten in het buitenland heeft onvoldoende toegevoegde waarde, mede omdat de subsidiepartners in het buitenland werkzaam zijn en over het algemeen met buitenlanders werken. In de praktijk wordt overigens door NGO’s veelal reeds gewerkt met een VOG-eis. Ook de kerkelijke autoriteiten hebben aangegeven een VOG te vragen voor personen die namens de kerk naar het buitenland worden uitgezonden.
Alertheid op seksueel misbruik in het buitenland
Naar aanleiding van de vragen vanuit uw Kamer, heb ik nader overlegd met mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken. De aanpak van seksueel misbruik van kinderen in het buitenland door Nederlanders heeft hoge prioriteit voor dit kabinet. Er wordt, in het kader van de aanpak van kindersekstoerisme, ingezet op de bestrijding van kindermisbruik door Nederlanders in het buitenland. Hierbij is het Ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken. Over de aanpak van kinderpornografie en kindersekstoerisme is uw Kamer in diverse voortgangsrapportages, laatstelijk bij brief van 1 juni 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 31 015, nr. 112). In de voortgangsrapportage van 4 september 2014 (Kamerstuk 31 015, nr. 104) is ingegaan op de mogelijkheden voor het aanvragen van een (Engelstalige) VOG. Tevens is toen gemeld dat in samenwerking met diverse partners werd gewerkt aan een informatieflyer die informatie bevat over de Engelstalige VOG, het belang van het aanvragen daarvan in verband met het tegengaan van kindermisbruik en de aanvraagprocedure. Deze flyer is inmiddels gereed gekomen en wordt voor de risicolanden breed verspreid onder de doelgroep, zoals ambassadepersoneel, liaisons van de politie en de KMar en medewerkers van NGO’s. Via het berichtenverkeer met diplomatieke posten worden voorts ambassades en consulaten geïnformeerd over het bestaan van een Engelstalige VOG. Naast voornoemde flyer wordt door verschillende partners gewerkt aan een digitaal informatiepakket. Dit is erop gericht de drie hiervoor genoemde doelgroepen in risicolanden van informatie te voorzien over (de aanpak van) misbruik van kinderen in het buitenland. Hiermee worden zij in staat gesteld instanties waarmee zij binnen hun netwerk contact hebben, zoals bijvoorbeeld hulpinstellingen en scholen ter plaatse, over signalen van seksueel misbruik van kinderen te informeren zodat misbruik sneller wordt herkend.
Voorzieningen geestelijke gezondheidszorg
Tijdens het AO op 30 april 2015 zijn vragen gesteld en zorgen geuit over het hulpaanbod voor slachtoffers van seksueel misbruik in de RK-Kerk. In de eerste zorg en hulpverlening is de Hulplijn Seksueel Misbruik (HSM) van groot belang. Dit is een samenwerkingsverband van Slachtofferhulp Nederland, Veilig Thuis en de inspecties Jeugdzorg en Volksgezondheid, dat vanaf 1 oktober actief is en is opgericht mede naar aanleiding van aanbevelingen van de commissies Samson en Deetman. Het doel van de HSM is slachtoffers goed en indien mogelijk door te verwijzen naar de juiste instantie(s). Vanuit HSM vindt gerichte ondersteuning, doorverwijzing en informatievoorziening plaats. Soms is het luisterend oor dat vanuit HSM wordt gegeven al voldoende. Bij een doorverwijzing naar Slachtofferhulp Nederland kunnen diverse vormen van hulp en ondersteuning worden geboden, die betrekking hebben op financieel-juridische, psychische, lichamelijke en sociaal-maatschappelijke problemen. Slachtofferhulp Nederland kan, indien het slachtoffer hier behoefte aan heeft, doorverwijzen naar Stichting Arq, zonder tussenkomst van de huisarts. Deze stichting houdt zich bezig met de gevolgen van schokkende gebeurtenissen en psychotrauma. Stichting Arq kan indien nodig warm overdragen naar een gespecialiseerde GGZ-behandelaar. Hiervoor bestaat al een sociale kaart bij Stichting Arq. Indien doorverwijzing plaatsvindt naar een regio waar geen specifieke GGZ-behandelaar bekend is, zal Stichting Arq deze proberen te traceren. Stichting Arq maakt met de gespecialiseerde GGZ-behandelaar en Slachtofferhulp Nederland afspraken over de voortgang van de behandeling. Dit aanbod, waarbij ik ook wijs op de bijeenkomsten georganiseerd door de lotgenotenorganisaties zoals KLOKK, VPKK en Mea Culpa, vormt een breed en gevarieerd aanbod van hulpverlening.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur