Vastgesteld 27 januari 2016
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 18 november 2015 over het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 17 november 2015, over toezending van de verslagen van de gesprekken van 30 april 2015 en 9 november 2015 tussen het ministerie en de Europese Commissie (Kamerstuk 34 300 IX, nr. 11).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 december 2015 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 26 januari 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Duisenberg
De waarnemend griffier van de commissie, Van den Eeden
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister van Financiën. Evenwel, leven er nog enige vragen bij deze leden.
Kan de Minister aangeven op welke wijze de informele bespreking met de Europese Commissie relevant is geweest voor de besluitvorming omtrent de fiscale aftrekbaarheid van coco’s?
Op welke wijze heeft het gesprek met de Europese Commissie bijgedragen aan de richting die de regering heeft gekozen inzake de nieuwe regels omtrent aanvullend tier-1 kapitaal?
Is er op kabinetsniveau, dan wel ambtelijk niveau, voorafgaand aan het informele overleg van 30 april op enig moment met de Europese Commissie overleg geweest over het beperken van de coco-bepalingen tot alleen banken? Is daarbij het risico op staatssteun aan de orde geweest?
Is met de Europese Commissie besproken hoe de regels omtrent aanvullend tier-1 kapitaal in andere landen geregeld zijn en hoe de Europese Commissie over de regelingen in andere landen oordeelde?
Kan de Minister toelichten of de zaken die zijn besproken met de Europese Commissie van een dusdanige strekking zijn dat het in strijd met het belang van de staat zou zijn om ze met het parlement te delen?
Houdt het argument dat zaken die in informele overleggen worden besproken niet openbaar gemaakt kunnen worden, omdat zij de betrekkingen van Nederland met de Europese Commissie op scherp zouden zetten en/of een inbreuk zouden zijn op de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen, volgens de Minister in alle gevallen stand? Of zijn er volgens hem uitzonderingen denkbaar?
Is de Minister bereid na te gaan of en hoe de Europese Commissie met andere landen contact gehad heeft over het tier-1 kapitaal beleid en is hij bereid na te gaan of de Commissie richting andere landen ook bezwaren heeft gemaakt dan wel kanttekeningen geplaatst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de CDA
De leden van de CDA-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het feit dat de Minister weigert om de stukken, die tussen de Europese Commissie en de Nederlandse regering gewisseld worden inzake de contingent convertibles en zo angstvallig geheim gehouden worden, te delen met de Kamer.
Deze leden dachten toch echt dat er een nieuwe periode aangebroken was in de relatie tussen Kamer en kabinet rondom het Starbucks dossier, waar de Kamer vertrouwelijk wel geïnformeerd wordt. Dat kan in de ogen van de leden van de CDA-fractie in dit dossier prima gebeuren.
De Minister gedraagt zich nu echter als een oester. Zij weigert alle informatie. De leden van deze fractie hebben ook een Eurowob verzoek ingediend naar de stukken bij de Commissie. Die vertelde de stukken niet openbaar te kunnen maken vanwege een lopende staatssteunprocedure ex artikel 107 TFEU. Deze leden merken dat het financiële risico hier honderden miljoenen euro’s bedraagt.
Zij merken ook op dat indien de regering niets meldt bij de nota van wijziging onder het kopje Europa, geen advies vraagt aan de Raad van State en vervolgens alle adviezen en gespreksverslagen met de Commissie geheim houdt, zij hun controlerende taak zeer, zeer moeilijk kunnen uitvoeren. Deelt de Minister deze mening en kan hij reflecteren op de informatieverschaffing van de regering in dit dossier?
Is de Minister bereid om met de Commissie in overleg te treden om de documenten alsnog openbaar te maken?
De leden van de fracties van de SP en het CDA van de vaste commissie voor Financiën hebben mij op 16 december 2015 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over mijn brief van 18 november 2015. In die brief ben ik ingegaan op het verzoek van het lid Omtzigt om toezending van de verslagen van de gesprekken tussen het Ministerie van Financiën en de Europese Commissie (hierna: de Commissie) inzake de Europeesrechtelijke bezwaren tegen (de totstandkoming van) de fiscale aftrekbaarheid van coco's.1 Ik dank de leden van deze fracties voor hun vragen en opmerkingen die ik hieronder, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, beantwoord.
De leden van de fractie van de SP vragen op welke wijze de informele bespreking met de Commissie relevant is geweest voor de besluitvorming omtrent de fiscale aftrekbaarheid van coco’s en op welke wijze dit gesprek heeft bijgedragen aan de richting die het kabinet heeft gekozen inzake de nieuwe regels omtrent aanvullend tier-1 kapitaal.
Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 18 november 2015 heeft de Commissie in een informeel overleg kritische kanttekeningen geplaatst voordat de wetgeving was opgesteld. Bij de vormgeving van de wettelijke regeling is gekozen voor een opzet die het staatssteunrisico naar de mening van het kabinet vermijdt. Vervolgens zijn de argumenten nogmaals gewogen en is geoordeeld dat het treffen van de voorgestelde maatregel juridisch verdedigbaar is.
De leden van de fractie van de SP vragen of er voorafgaand aan het informele overleg op 30 april 2014 op kabinetsniveau dan wel op ambtelijk niveau op enig moment overleg is geweest met de Commissie over het beperken van de coco-bepalingen tot alleen banken. Tevens willen zij weten of daarbij het risico op staatssteun aan de orde is geweest?
Voorafgaande aan het informele overleg met de Commissie van 30 april 2014 is noch op kabinetsniveau noch op ambtelijk niveau overleg geweest met de Commissie over het beperken van de coco-bepalingen tot banken.
De leden van de fractie van de SP vragen of met de Europese Commissie is besproken hoe de regels omtrent aanvullend tier-1 kapitaal in andere landen geregeld zijn en hoe de Europese Commissie over de regelingen in andere landen oordeelde. Voorts vragen deze leden of de Minister bereid na te gaan of en hoe de Commissie met andere landen contact gehad heeft over het tier-1 kapitaalbeleid en of de Minister bereid is na te gaan of de Commissie richting andere landen ook bezwaren heeft gemaakt dan wel kanttekeningen geplaatst.
Zoals ik in mijn brief van 18 november 2015 heb geschreven, kan ik geen mededelingen doen over de inhoud van het informele overleg op ambtelijk niveau met DG Concurrentie van de Commissie, temeer omdat de betrokkenen bij de Commissie op persoonlijke titel hebben gesproken. Ik ben niet bekend met onderzoeken op het gebied van staatsteun door de Commissie in andere lidstaten. Indien eerste onderzoeken op het gebied van staatsteun in andere lidstaten zouden plaatsvinden, dan zouden deze in dit stadium normaal gesproken alleen bekend zijn bij de Commissie en de betrokken lidstaat, en zou de Commissie hier geen nadere uitspraken over doen noch bevestigen dat een dergelijk onderzoek zou zijn gestart.
De leden van de fractie van de SP vragen of de Minister kan toelichten of zaken die met de Commissie besproken zijn van zodanige strekking zijn dat het in strijd met het belang van de staat zou zijn om ze met het parlement te delen. Voorts vragen deze leden of ik van mening ben dat het argument dat zaken die in informele overleggen (met de Commissie) worden besproken niet openbaar gemaakt kunnen worden, omdat zij de betrekkingen van Nederland met de Commissie op scherp zouden zetten en/of een inbreuk zouden zijn op de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen, in alle gevallen stand kan houden, of dat hier ook uitzonderingen op denkbaar zijn.
Het is niet ongebruikelijk dat voorgenomen maatregelen waaraan mogelijk Europese aspecten zoals staatssteun verbonden kunnen zijn op ambtelijk niveau en informeel met de Commissie besproken worden. Dat doet Nederland, maar ook andere lidstaten van de Europese Unie maken gebruik van deze mogelijkheid. De betrokken ambtenaren spreken in dergelijke overleggen op persoonlijke titel, maar hun observaties kunnen behulpzaam zijn bij de vormgeving van maatregelen. Het is dus in het belang van Nederland dat dergelijke gesprekken in vertrouwelijkheid plaats kunnen vinden en het zou de Nederlandse positie schaden wanneer er vanuit gegaan moet worden dat de gedeelde informatie openbaar gemaakt zal worden. De Commissie zal dan naar verwachting niet meer mee willen werken aan dergelijke informele overleggen. Dat is niet in het belang van Nederland.
De zaken die met de Commissie besproken zijn kunnen derhalve niet gedeeld worden omdat de verstrekking in strijd is met het belang van de staat.
De leden van de fractie van het CDA vragen of de Minister kan reflecteren op de informatieverschaffing in dit dossier. Deze leden verwijzen naar de contacten tussen Kamer en kabinet in het Starbucksdossier, waarin de Kamer vertrouwelijk werd geïnformeerd. In de ogen van deze leden zou dat in dit dossier ook kunnen gebeuren. Zij vragen of de Minister alsnog bereid is in overleg te treden met de Commissie om documenten die gewisseld zijn tussen Nederland en de Commissie alsnog openbaar te maken.
Zoals ik hiervoor uiteen heb gezet, kan hetgeen wordt besproken in informele overleggen met de Commissie niet openbaar worden gemaakt.
Voorts kunnen informatieverzoeken die de Commissie doet in het kader van een onderzoek met betrekking tot mogelijk onrechtmatige staatssteun en de antwoorden van de Nederlandse regering daarop in beginsel evenmin openbaar worden gemaakt. Echter, nu de Commissie desgevraagd heeft bevestigd dat zij een informatieverzoek heeft gedaan, ben ik bereid om de aan de Commissie gegeven antwoorden aan uw Kamer te verstrekken. De desbetreffende brief treft u als bijlage bij deze antwoorden aan2.