Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 mei 2016
In vervolg op het Algemeen Overleg van 16 februari 2016 (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 53) en het Voortgezet Algemeen Overleg van 17 februari 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 56, item 9) bericht ik u, mede in het licht van de motie van het lid Bosman (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 47), als volgt over de «Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten» in het kader van de ontwikkeling van de politie en de gevangenis op Sint Maarten.
Op 11 en 12 april 2016 heeft te Sint Maarten een conferentie plaatsgevonden met als doel de doorontwikkeling van het Politiekorps Sint Maarten en de gevangenis Pointe Blanche van een nieuwe impuls te voorzien.1 De groep van ruim 25 deelnemers was breed samengesteld. Naast de betrokken Sint Maartense ambtenaren van de politie, de gevangenis en hun directe werkomgeving waren van Nederlandse zijde de collega’s van de ministeries van Defensie (Koninklijke Marechaussee), van Veiligheid en Justitie (Politie, Gevangeniswezen) en van mijn ministerie betrokken. De Voortgangscommissie van Sint Maarten was aanwezig met de voorzitter en secretaris.
Er is voor gekozen om het proces te starten vanaf de «werkvloer». Doel was om op dat (directeurs)niveau te komen tot een gezamenlijke analyse, mogelijke oplossingen en een rudimentair tijdpad. Deze opzet is geslaagd. Er is tijdens de conferentie gesproken over en een aanzet geschreven voor een nota die wordt gericht aan het kabinet van Sint Maarten. Hierin staan voor het korps en de gevangenis concrete verbeteracties, die er toe moeten leiden dat de plannen van aanpak alsnog kunnen worden afgerond. De sfeer tijdens en rondom de gesprekken was goed.
Met de regering van Sint Maarten ben ik in gesprek om er voor te zorgen dat de resultaten van de conferentie op korte termijn een adequaat politiek vervolg krijgen. Op dit moment is de regering van Sint Maarten bezig met dit (politieke) proces. Sint Maarten is primair zelf aan zet en vanuit de Nederlandse diensten zal de helpende hand worden gereikt als er serieus werk wordt gemaakt van de voorgestane aanpak. De concrete invulling daarvan hangt af van de behoefte van Sint Maarten, de duurzaamheid van de gevraagde inzet, de beschikbare financiële middelen en de ruimte die er aan Nederlandse zijde is.
Bij de genoemde motie (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 47) is gevraagd om voorstellen te doen met daarin bindende afspraken en heldere doelen. Op dit moment is er gezien het vorenstaande in dat opzicht sprake van een tussenstand. Ik zal u van de voortgang op de hoogte houden.
De Voortgangscommissie heeft aangegeven graag bereid te zijn de werkzaamheden voort te zetten als de omstandigheden in positieve zin kunnen worden omgebogen. Zonder dat heeft verlenging en voortzetting van de huidige werkwijze volgens de Commissie geen zin.
Ik ben gezien de hier beschreven ontwikkelingen voornemens om een concept van een koninklijk besluit ter verlenging van de algemene maatregel van rijksbestuur (amvrb) op korte termijn voor te leggen aan de Rijksministerraad. Een voordracht voor een koninklijk besluit wordt vervolgens, zoals is bepaald in de regelgeving, niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. De in de amvrb voorgeschreven publicatiedatum van het koninklijk besluit tot verlenging van de amvrb wordt met deze handelwijze in acht genomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk