Vastgesteld 13 mei 2016
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 7 april 2016 overleg gevoerd met de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 maart 2016 inzake aanbieding halfjaarrapportage juli-december 2015 Cft Curaçao en Sint Maarten (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 52);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 11 maart 2016 inzake aanbieding halfjaarrapportage College financieel toezicht voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba over de tweede helft van 2015 (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 50);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 18 december 2015 inzake stand van zaken en uitgevoerde activiteiten in het kader van kinderrechten in Caribisch Nederland (Kamerstuk 31 839, nr. 499).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Recourt
De griffier van de commissie, De Lange
Voorzitter: Van Laar
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn twee leden der Kamer, te weten: Bosman en Van Laar,
en de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 13.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik moet de heer Recourt, de heer Van Raak en de heer Pechtold afmelden. Zij zijn allen betrokken bij het plenaire debat met de Minister van Justitie en de premier over de aanslagen in Brussel dat op dit moment plaatsvindt. We zijn met weinig woordvoerders, dus we doen het gewoon zoals het gaat.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. We bespreken vandaag weer de halfjaarrapportages van het College financieel toezicht (Cft) van Curaçao en Sint-Maarten, net als die van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. De VVD wil allereerst haar waardering uitspreken voor de inzet van het College financieel toezicht. Het is goed dat het college er is. Ik zie een verbetering van de financiële boekhouding op de eilanden, weliswaar in verschillende mate, maar het is toch een verbetering. Het is goed om dat te zien; dat is toch toe te rekenen aan dat toezicht. De rapportages geven wel een heel wisselend beeld van de toestand van de financiën van de verschillende eilanden en landen.
Ik loop ze even langs en begin met Bonaire. De vastgestelde jaarrekeningen en begrotingsoverschotten in 2014 en de verbetering in de uitvoeringsrapportage zijn positief. Er zijn goede signalen en dat is prettig om te zien. Ook met de begroting voor 2016 is het goed verlopen. Het financieel beheer blijft een punt van aandacht.
Saba is ook een pad van verbetering ingeslagen en heeft een begrotingsoverschot in 2014, een vastgestelde jaarrekening en een sluitende begroting voor 2016. Dat is een mooi resultaat.
Statia is een ander verhaal. Vooral het tekortschietende financieel beheer is voor de rijksministerraad aanleiding geweest om een aanwijzing te geven en Statia onder verscherpt toezicht te stellen. Dat is zeer spijtig, ook omdat het op de andere eilanden wel lukt. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de tekortkomingen in het financieel beheer mede te maken hebben met de kwaliteit van het bestuur. Kan de Minister aangeven hoe de bestuurskracht op Statia versterkt wordt of gaat worden? Welke ondersteuning krijgt Statia om het financieel beheer op orde te krijgen?
Bij alle drie de eilanden zijn de onderhoudskosten van bijvoorbeeld gebouwen geen structureel onderdeel van de begroting. Dat is voor de VVD een groot punt van zorg, omdat daarin het risico zit van grote gaten in de begroting als er straks plotseling sprake is van vervanging of reparatie. Hoe gaan we die plotselinge kosten voorkomen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat de eilanden de onderhoudskosten wel opnemen in de begroting?
Ik wil ten aanzien van Curaçao graag complimenten maken. Er is een duidelijke vooruitgang geboekt. Het lijkt erop dat Curaçao het financiële lek boven water heeft. Dat is positief te noemen, maar Curaçao is er nog niet. Het financieel beheer is nog niet op orde en verschillende zaken vormen nog een risico voor de begroting. Ik blijf mij bijvoorbeeld zorgen maken over de positie van Aqualectra. Ook CPost is een financieel probleem. Daarnaast wordt het nieuwe ziekenhuis op Curaçao veel duurder dan in eerste instantie werd gedacht. Bij de begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties 2015 heb ik mijn zorgen geuit over de businesscase op basis waarvan de lening verstrekt zou worden. Dit was een sluitende businesscase en ik hoefde mij daarover geen zorgen te maken. Op mijn vragen van januari 2016 kreeg ik hetzelfde antwoord van de Minister als tijdens de begrotingsbehandeling: het is een zaak van het land Curaçao. Nu blijkt dat de kosten al oplopen tot 78 miljoen gulden meer dan begroot. Zo sluitend was die businesscase dus niet. Waren deze risico's benoemd in de businesscase? Heeft het College financieel toezicht zicht op de beoordeling van deze tussentijdse risico's? Hoe goed is de businesscase nu eigenlijk? Welke andere verrassingen staan ons te wachten? Is Curaçao in staat om deze extra kosten zelf te dragen, of gaat het hiervoor extra lenen? Zoals ik al een paar keer heb aangegeven, blijft de bouw van het ziekenhuis een financieel risico, dat groter is dan eerder werd toegegeven. Is de Minister dat met mij eens?
Sint-Maarten is weer een verhaal apart. Door de bijna jaarlijkse wisseling van kabinet is er geen echte sturing op de financiën. Veel zaken die gepland waren om te worden uitgevoerd, zijn gestopt of worden niet uitgevoerd. De begroting voor 2015 is volgens mij niet eens in behandeling genomen. De aandacht ligt nu bij de begroting voor 2016. Hoe zorgelijk is dit wel niet? Wat is een overdraft facility? Dit is toch gewoon een lening, en dat in een periode dat er geen leningen mochten worden afgesloten? Welke sancties worden hierop gezet?
Beide landen hebben het financieel beheer niet op orde. Sint-Maarten is verder van huis dan Curaçao, maar in beide landen is er ruimte voor verbetering. Het is ook een gotspe om te zien dat beide landen bezwaar hebben aangetekend tegen de voortzetting van het toezicht in het kader van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Zij vonden dat ze wel klaar waren met dat toezicht omdat de begrotingen op orde waren. Voor Curaçao was dat Exceltechnisch misschien wel zo, maar qua financieel beheer zeker niet. Sint-Maarten, tsja, daar zeg ik maar even helemaal niets over. Daar hebben ze de zaken namelijk echt niet op orde. In artikel 19 van de Rijkswet financieel toezicht staat heel duidelijk dat financieel beheer een onderdeel is van de totale beoordeling. Er is dus geen sprake van een bewegend doel of een lat die omhoogbeweegt. De lat ligt hoog en daar moeten ze maar aan voldoen.
Wat het probleem is met het toezicht op de financiën, valt niet te begrijpen. Al zijn de financiën op orde, toch blijft toezicht van belang om een objectieve toetsing van die financiën te hebben. De keuze van de rijksministerraad om het toezicht op de financiën niet op te heffen, is daarom voor mij volstrekt te begrijpen. Duidelijk financieel beheer en goed bestuur zijn essentieel binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Voorzitter: Bosman
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. Van tevoren spraken de heer Bosman en ik al even kort hierover en toen zeiden we: waarschijnlijk hebben wij samen een inbreng op allebei de punten die op de agenda staan, maar afzonderlijk van elkaar niet. Ik zal inderdaad verder niets zeggen over de financiën – ik denk dat de heer Bosman daar voldoende over heeft gezegd – en mij concentreren op de kinderrechten. Er zijn enkele zaken die voor kinderen onontbeerlijk zijn: een veilige thuisomgeving, een betrokken opvoeding, een huis met basisvoorzieningen en goed onderwijs. Op een aantal van die punten schort het te veel op de eilanden in Caribisch Nederland. Vandaar dat er een actieplan kinderrechten is gekomen. Daar is de PvdA blij mee. Er is ook een motie aangenomen om de kwaliteit van woningen te inventariseren en te verbeteren. De invoering van de kinderbijslag met ingang van dit jaar was al een eerste stap om de armoede onder gezinnen met kinderen te verminderen. Wat ons betreft is er echter meer nodig.
De plannen voor kinderen zijn nu een jaar in uitvoering. Ik maak me zorgen over de voortgang daarvan. Want wat hebben kinderen er zelf nu precies van gemerkt? Wat is er gebeurd en wat is daadwerkelijk in gang gezet? Van UNICEF, dat een ondersteunende en adviserende rol speelt bij de uitvoering, hoor ik ook dat er gewoon nog onvoldoende van de grond komt, zeker op Saba en Sint-Eustatius. Het praten lukt, maar als het aankomt op de uitvoering, ontbreken coördinatie, sturing of capaciteit. Het lijkt bijna zonde van het geld dat de Kamer beschikbaar heeft gesteld. Het is ook zonde voor de kinderen voor wie die verbeteringen uitblijven. Welk beeld heeft de Minister van de uitvoering? Waar schort het aan? Waar loopt het vast? Wat kan hij doen om dit een zet in de goede richting te geven? Dat de impuls nodig is, mag duidelijk zijn. De behoefte aan die impuls wordt ook Kamerbreed gedeeld.
Het tegengaan van huiselijk geweld en kindermishandeling is een van de punten waarover de PvdA-fractie bezorgd is. Huiselijk geweld en kindermishandeling behoren tot de meest schrijnende punten in de UNICEF-rapporten van drie jaar geleden. Dit soort zaken is nog een taboe op de eilanden. Voor de aanpak van het probleem is het cruciaal dat misstanden gemeld worden. Hiervoor zouden er plannen komen. Hoe staat het hiermee op de verschillende eilanden? Ook een veilige opvang van slachtoffers en voorlichtingscampagnes zijn belangrijk. Als het goed is, is er gesproken met betrokken partijen, zoals de bestuurders van de lichamen, de politie, het Openbaar Ministerie, de Voogdijraad et cetera. Hoe lopen die gesprekken? Worden die niet alleen op Bonaire gevoerd, maar ook op Sint-Eustatius en Saba? We hebben het idee dat het plan vooral op Bonaire geformuleerd wordt. Ligt het plan er eigenlijk al? Zo ja, hoe luidt het en wanneer gaat het in uitvoering? Zo nee, wanneer is het klaar? Heeft de Minister de indruk dat hier voldoende voortgang op zit?
Ook over de algemene uitvoering van de kinderrechtenplannen zijn dus veel vragen te stellen. Met name op Saba en Sint-Eustatius lijkt de uitvoering nog niet echt van de grond te komen. Welke informatie heeft de Minister daarover? Welke mogelijkheden en noodzaak ziet hij om de implementatie te versnellen? We mogen dit niet laten versloffen op een manier waarop dat vaker op de eilanden gebeurt. Dat betekent dat Nederland moet meehelpen bij de sturing en de coördinatie. Wat kunnen wij zelf – u en wij met z'n allen – nog doen?
Ik had het al eerder over de woningen. Wij hebben daarover een motie ingediend en daarna is het heel stil gebleven. Hoe staat het met die motie? Wordt die uitgevoerd? Is er een inventarisatie aan de gang om te bekijken of de woningen op Caribisch Nederland eigenlijk wel geschikt zijn om in te wonen? Komt er een plan van aanpak om te waarborgen dat alle inwoners in een leefbaar huis wonen? Wij hebben daar tot nu toe weinig over gehoord.
Tot slot ga ik in op de aanpak van de armoede. Aan de ene kant is het natuurlijk de vraag wat de overheid kan doen. Aan andere kant gaat het om de economische ontwikkeling. We hebben de meerjarenplannen van Sint-Eustatius gezien. Daarin zitten een aantal voornemens, maar wat ons betreft zijn die nog weinig concreet. Zijn er geen concrete punten te verzinnen die echt een impuls zouden geven? Toen wij begin dit jaar op Sint-Eustatius waren, zijn wij bijvoorbeeld weer geconfronteerd de first salute. Het fort waarvan de first salute werd afgevuurd, trekt Amerikanen naar het eiland. Over tien jaar is dat 250 jaar geleden. Als je zo'n jubileum groots wilt vieren en groot daarop wilt inzetten, moet je daar op tijd mee beginnen. Zouden we niet kunnen bekijken of het misschien een mooi streven is om Sint-Eustatius ook op dat gebied een impuls te geven? Hoe kunnen wij het eiland daarbij helpen? De mensen op het eiland stelden ons die vraag in ieder geval nadrukkelijk.
Voorzitter: Van Laar
De voorzitter:
De Minister kan meteen antwoorden. Het woord is aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik kijk ter inleiding nog even naar de gebeurtenissen in de actualiteit. Gisteren hebben we het referendum over Oekraïne gehad. Dat heeft ook aan de andere kant van de oceaan gespeeld. Vanochtend heb ik via de sociale media al gemeld dat de opkomst op Bonaire 3,5% was, waarop een van mijn volgers reageerde dat de handelsvoordelen met Oekraïne op het eiland kennelijk onvoldoende zijn uitgelegd. Maar goed, hoe dan ook, daaraan kan bij de volgende gelegenheid nog veel gedaan worden. Er zijn op de landen 176 stemmen uitgebracht. Het gaat dan vanzelfsprekend om Nederlanders die daar wonen. In een ander land zouden ze op de ambassade stemmen, maar in dit geval stemmen ze bij de vertegenwoordiging. Dit alles is ontleend aan het Antilliaans Dagblad dat dit vanochtend meldde. Je ziet dus ook in die zin dat Nederland verdergaat dan alleen het Europese deel, omdat men op de drie openbare lichamen volledig meetelt en de stemmen dus ook zullen worden meegeteld voordat het centraal stembureau dinsdag de uitslag vaststelt en bekendmaakt.
Nu ga ik naar de onderwerpen die op de agenda staan. Laat ik ze maar gewoon aflopen. De bijdrage van de heer Bosman heeft met name betrekking op het financiële beheer en die van de heer Van Laar op de kinderrechten. Zij vullen elkaar dus mooi aan. Laat ik bij allebei de thema's een korte algemene inleiding geven.
Ik ben erg blij dat men in het grootste Caribische land van het Koninkrijk, Curaçao, de doelstelling van verantwoord financieel beheer feitelijk geïnternaliseerd heeft. Nog niet zo heel lang geleden is er een aanwijzing gegeven, omdat er veel verzet was op het punt van het in balans brengen van de begroting. De huidige Minister, Jardim, een uitstekende Minister van Financiën, vindt het echter vanzelfsprekend dat je op den duur niet meer kunt uitgeven dan er binnenkomt. Hij heeft ook het gezag binnen de regering waarmee hij dat beleid met steun van de Minister-President en van anderen kan uitvoeren. Ik denk inderdaad dat dit mede het gevolg is van het gegeven dat het Cft een aantal jaren toezicht heeft gehouden en niet alleen kritisch heeft gekeken naar het papier van de begroting maar ook naar de achterliggende werkelijkheid, en dat het onderzocht heeft of die daarmee correspondeert.
Ik zag dat al toen ik drie jaar geleden Helmin Wiels leerde kennen. Hij is er niet meer, helaas. Hij is vermoord. Hij zei destijds al: wij zijn een trots land, wij willen onze eigen toekomst bepalen en dat betekent ook dat wij niet de hand willen ophouden, maar dat wij gewoon onze economie aan de gang willen krijgen en onze eigen financiën willen beheren. Een onderdeel daarvan is dat je uiteindelijk niet meer kunt uitgeven dan er binnenkomt. Toen zag je dus al dat de politiek die doelstelling internaliseerde.
Daarmee is het laatste woord nog niet gezegd, want alle vier de landen in het Koninkrijk staan onder financieel toezicht. Nederland staat bijvoorbeeld onder financieel toezicht van Europa. Als oud-woordvoerder voor financiën kan ik getuigen dat Nederland ook weleens hier en daar wat tegen de marges heeft zitten aanschuren, met het idee: moet dat nou en kan dat niet anders? Overigens heeft Nederland nu een Minister van Financiën die ruimschoots binnen de saldoruimte blijft. Hij is trouwens ook een uitstekende Minister van Financiën. Als ik het bij deze Minister niet erbij zeg en bij die andere wel, schep ik misverstanden.
De heer Bosman liep de verschillende eilanden langs en gaf rapportcijfers of althans beoordelingen van hoe het daar gaat. Hij sloot zich ook aan bij het commentaar van het Cft. Ik sta daarachter. De heer Bosman vroeg naar de situatie op Statia. Daar ben ik in februari van dit jaar nog geweest en heb ik met het bestuurscollege het meerjarenprogramma ondertekend. Dat gebeurde in navolging van de meerjarenprogramma's die eerder met Bonaire en Saba zijn afgesloten. Daar staan belangrijke afspraken op prioritaire thema's in, zoals armoedebestrijding, kinderrechten, economische ontwikkeling en de bestuurlijke ontwikkeling. Specifiek is afgesproken om een aantal onderdelen financieel te versterken en om een impuls van 1,5 miljoen euro te geven aan het versterken van de bestuurlijke ontwikkeling; daar ging de vraag met name over. De uitvoering van het meerjarenprogramma is ter hand genomen. Het Rijk en het openbaar lichaam werken nauw samen om die ontwikkeling te realiseren op de prioritaire thema's.
De heer Bosman (VVD):
Misschien stel ik deze vraag iets te vroeg, maar dat gaat om geld. Het gaat ook om capaciteit. Kunnen de mensen dit behappen? Het is een andere manier van werken. Krijgen ze ondersteuning om die andere manier van werken te internaliseren? Soms heb je net even een extra hulpje nodig om mensen de goede kant op te krijgen.
Minister Plasterk:
Het antwoord is ja; die hulp krijgen ze. Curaçao is een land van enige omvang, maar Statia is toch een klein eiland. Bij Curaçao kun je nog zeggen dat het wellicht een mentaliteitskwestie was dat men op een gegeven moment het belang van degelijk financieel beheer is gaan inzien. En dan heeft men op zichzelf wel de bestuurskracht in huis om dat vervolgens verder te dragen. Bij een eiland met maar een paar duizend mensen is dat toch ingewikkelder. Ik denk dat we daar niet klaar zijn met een korte visitatie. Er zal dus echt wel een bijdrage zijn. Daarenboven is Statia een openbaar lichaam van het land Nederland. Met dat land hebben wij dus een andere verhouding dan met Curaçao; dat sowieso.
De heer Bosman (VVD):
Ik hoor toch enige vrijblijvendheid. De Minister zegt: het zal misschien gaan gebeuren. Ik denk dat het verstandig is dat we harde afspraken maken en zeggen: er komt iemand bij u en die gaat u ondersteunen of richting geven bij het financiële beheer.
Minister Plasterk:
Ja, zo bedoelde ik het ook. Dus dat kan ik bevestigen.
Ik ga nu in op het ziekenhuis op Curaçao. Ik ben het eens met de heer Bosman dat het goed is dat het Cft zijn werk doet op basis van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Nu kijk ik in dat verband specifiek naar het ziekenhuis. De bouw daarvan heeft inderdaad op enkele punten vertraging opgelopen en laat ook wat kostenoverschrijdingen zien. Naar het zich laat aanzien zijn die binnen de begroting op te vangen, bijvoorbeeld met de post «onvoorzien». Het Cft heeft beoordeeld dat zich bij de bouw van een dergelijk ziekenhuis nog wel risico's zullen manifesteren. Dat is voor zo'n groot project op zichzelf ook niet uniek. Ook in Nederland krijgen wij dan weleens kostenoverschrijdingen. Je kunt daaruit niet op voorhand concluderen dat de businesscase niet klopt, maar wel dat het goed is om tijdens zo'n project voortdurend de vinger aan de pols te houden. Ook dat is de normale gang van zaken. Het Cft wordt daar naar mijn en ook naar zijn eigen oordeel voldoende over geïnformeerd. Als het tot definitieve overschrijdingen leidt buiten de nu voorliggende begroting, zal het binnen de landsbegroting van Curaçao moeten worden opgevangen. Ik herinner mij dat hierover weleens eerder een discussie is geweest met de heer Bosman. Toen zei hij: je zou de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten ook zo kunnen lezen dat die alleen maar over de begroting gaat. Hij heeft toen terecht gewezen op, ik denk, artikel 16 van deze Rijkswet waarin staat dat je het ook in de context moet zien. Onder die context kun je ook de financieringspositie verstaan, dus inclusief de uitstaande leningen. Want die kunnen op termijn, als er iets misgaat, wel gaan drukken op de begroting of op de rekening. Het is dus legitiem dat het Cft daarnaar kijkt. Dat betwist ik niet en volgens mij Curaçao ook niet. De attentie voor het onderwerp is volledig terecht. Ik denk dat die er ook moet blijven, maar nogmaals, ik heb geen reden om nu te concluderen dat de businesscase niet deugt.
De heer Bosman (VVD):
In principe begonnen wij onze discussie met de businesscase. Wij kunnen die niet zien, want wij hebben die niet. Dat is ook prima, want het is de taak van het College financieel toezicht om te beoordelen of de leningen goed zijn. Ik heb geen zicht op de businesscase, dus ik weet niet hoe dat proces verloopt, maar ik zie wel dat het heel duur wordt. 78 op 421 miljoen is heel veel geld en we zijn er nog niet; we zijn nog niet klaar. Ik wil het Cft zijn positie laten behouden, maar ik maak mij wel zorgen. En ik ben heel benieuwd. Is het mogelijk om de businesscase toch publiek te maken? Dan is voor iedereen transparant wat er aan de hand is en wat er precies loopt.
Minister Plasterk:
Allereerst ben ik het eens met de heer Bosman dat het goed is dat het Cft daartussen zit en in positie is. Mochten de mensen van het Cft al niet meeluisteren naar dit AO, dan wil ik de zorgen wel naar hen doorgeleiden en erop wijzen dat de Tweede Kamer op het vinkentouw zit en zeer hecht aan de rol die het Cft bij het ziekenhuis speelt. Ik heb me niet diepgravend hiermee beziggehouden, maar ik denk dat er wel legitieme redenen zijn om de businesscase niet publiek te maken. Ik zie dat men rechts van mij knikkende bewegingen maakt. Ik kan het verzoek doorgeleiden naar de regering van Curaçao, maar ik denk dat ik het antwoord wel weet. Maar goed, ik wil dat wel doen. Dat zeg ik toe.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Plasterk:
De politieke situatie op Sint-Maarten blijft natuurlijk altijd onvoorspelbaar. Het goede nieuws is dat het kroonberoep tegen de ingestelde aanwijzing is ingetrokken. Sinds december van het afgelopen jaar is er een nieuwe Minister van Financiën, Gibson, die wij uit een andere context kennen. Wij hebben de verwachting en het vertrouwen dat hij zich zal inspannen om de begroting weer te laten voldoen aan de normen van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten en van de aanwijzing. Die begroting is uiteindelijk, na allerlei toestanden die we maar even buiten dit gesprek moeten laten, door de Staten aangenomen en vastgesteld. Ik deel de zorgen wel. Die begroting ligt nu bij het Cft. Het advies van het Cft daarover volgt op korte termijn. Ook voor Sint-Maarten geldt dat het werk van het Cft met drie jaar is verlengd in oktober 2015, dus dat het toezicht doorgaat. Ik denk dat ik hiermee de vraag van heer Bosman heb beantwoord.
Ik ga door naar de punten van de heer Van Laar. Laat ik beginnen met het laatste punt, de first salute, want dat is interessant. Ik grijp deze gelegenheid aan om mijn zorg met u te delen. Die vloeit voort uit de interessante gesprekken die ik vorige week had met de ambassadeurs uit de regio, die op bezoek waren. Ik vraag weleens aan mensen wat het grootste buurland van het Koninkrijk is. Het correcte antwoord is Venezuela, want in de Cariben zijn de buren heel groot. Een grote buur is ook Cuba. Ik heb op mijn kamer een kaart hangen van het Caribisch gebied. Stel je voor dat je een toerist uit Florida bent en van de Cariben wilt genieten, waar ga je dan naartoe? Dicht onder Miami ligt Cuba, waar ze niet alleen prachtige stranden, mooie natuur en lekker weer maar ook nog een hoop erfgoed hebben, en waar veel dingen te beleven zijn. Tot voor kort was dat een niet te betreden gebied voor Amerikanen. Als je verder vaart, kom je al gauw bij de Cariben uit, waar de markt voor Amerikaanse toeristen groot is. Obama is nu op Cuba geweest, dus de markt zal zich daar waarschijnlijk snel openen. Dat zou nog weleens een heel groot effect in de regio kunnen hebben. Op een uurtje varen heb je Cuba, waarom zou je dan vele uren verderop naar een paar kleinere eilanden gaan? Het is natuurlijk goed nieuws voor de wereld dat de relatie tussen de Verenigde Staten en Cuba opener wordt, maar alle zes eilanden zullen daardoor extra hun best moeten doen om aantrekkelijk te blijven voor toeristen. Gelukkig komen er ook toeristen uit Europa, dus het is niet de enige markt waarvan men het moet hebben. Maar ik denk weleens: we zijn soms bezig met heel kleine problemen, die allemaal moeten worden opgelost, maar dit is wel een echt grote kwestie.
In die context is de first salute op Statia een voor Amerikaanse toeristen interessant onderwerp. Het zou mooi zijn om daar meer van te maken. Er zijn veel prachtige Caribische eilanden met een mooi strand, maar als je meer dan drie dagen op vakantie gaat, is het ook aardig om ergens naartoe toe kunnen waar je nog wat kunt zien met de kinderen. Het is prachtig erfgoed en het is mooi vormgegeven. Daar zou veel meer mee kunnen, maar dat moet dan ontwikkeld worden. Het zou mooi zijn als daar vanuit Amerika een bijdrage aan kon worden geleverd. We moeten dus inderdaad gelegenheden aangrijpen om daar aandacht voor te vragen. Dat kan vanaf het eiland worden geprobeerd, maar het is goed als we dat ook vanuit Nederland af en toe doen. Ik weet dat de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer het aan de orde hebben gesteld toen ze daar waren. Ik heb het vorige week weer even bij de Consul General in Miami aangekaart en gezegd: zou je dit nog eens willen oppakken? Zij heeft toegezegd om dat te doen. Het is een beetje een kip-eiprobleem, want als het aantrekkelijker wordt, moet de haven eigenlijk verbeterd worden en moeten er betere overnachtings- en horecafaciliteiten komen. Maar er zou heel veel ontwikkeld kunnen worden. Ik onderschrijf het belang daarvan. Laten we proberen daar wat moois van te maken.
De voorzitter:
Ik geef mezelf een interruptie namens mijn fractie. De kip-eidiscussie houdt ons vaak jarenlang bezig. Daarom begin ik er maar negen jaar van tevoren over. Wat de Minister zegt is juist. Vanuit Amerika kun je geldstromen mobiliseren, ook om het fort op te knappen en in stand te houden. Onze vertegenwoordigingen moeten daar een rol in spelen. In New York zijn ze heel actief op cultuurgebied. We hebben net de viering gehad van de banden tussen New York en Amsterdam. Met de betrokkenheid van het koningshuis et cetera moet je er in een iets kleinere versie op allerlei manieren vorm en inhoud aan geven. Dat vraagt om een plan, dat ook uitgevoerd gaat worden. Ik hoop dat daar ruimte voor is.
Minister Plasterk:
Eens. Ik zeg toe dat ik daar mijn best voor zal doen. Nu we er toch een paar minuten voor hebben, zeg ik: dat kip-eiprobleem speelt natuurlijk niet alleen op Statia, maar bijvoorbeeld ook op Bonaire. Aan de ene kant zeggen we: vliegtuigen kunnen er nauwelijks landen, want als er een keer een stop gemaakt moet worden, is er onvoldoende hotelcapaciteit om mensen onder te brengen. Maar mensen gaan er aan de andere kant niet heen als het niet makkelijk bereikbaar is. Ook daar moet je proberen om kip en ei tegelijk... Laat ik die beeldspraak niet hanteren, maar u begrijpt wat ik bedoel. Het moet op alle fronten aangepakt worden. Daar zit nog een dilemma onder. Ik heb het er met de mensen daar ook wel over. Zij zeggen aan de ene kant: no ske Boneiru bèk, wij willen Bonaire terug, want met al die vreemde snuiters is het niet meer ons eiland. Daar moet men aan de andere kant zelf ook wel keuzes in maken. Je kunt het eiland best op een ecovriendelijke en cultureel positieve manier verder ontwikkelen, de economie verder brengen en armoede bestrijden, waarbij dus wordt voorkomen dat er allemaal resorts komen waardoor men het eiland niet meer herkent. Maar dat brengt wel met zich mee dat er nieuwe mensen en nieuwe economische activiteit komen. Dat moet op een duurzame manier en geleidelijk gebeuren, maar het moet ook gericht ontwikkeld worden. Dat is de uitdaging voor de komende jaren; voor het eiland, en voor ons om dat te ondersteunen waar het kan.
Terug naar de kinderrechten en de woningen, de twee andere onderwerpen die zijn aangesneden. Zoals u weet, is er eerder een actieplan opgesteld, waar een behoorlijke dekking voor is door het amendement van de heer Van Laar en de heer Segers. De heer Van Laar vroeg wat de kinderen daarvan merken. Laat ik daarmee beginnen. Ik kom dan zo op de meer institutionele aspecten. Op Saba zijn best veel verbeteringen te zien. De scholen kennen een basiskwaliteit. Het Public Assistance Fund helpt nu ongeveer tien gezinnen met een ernstig gebrekkige woonsituatie. Het maatschappelijk werk is op orde sinds maart. Er zijn verbeteringen in de jeugdzorg. Het zorgadviesteam is versterkt met een extra maatschappelijk werker. De kinderopvang heeft stevige kwaliteitsverbeteringen gezien. Ook worden er Triple P-programma's aangeboden aan de ouders, oftewel positief opvoedende programma's. Dat merken de kinderen dus ook.
Bonaire heeft het volgende ondernomen. Het bredeschoolconcept wordt vormgegeven op drie basisscholen, met onder andere oplevering van de nieuwbouw van de Brede School Papa Cornes en Rayo di Solo. Er is gestart met de werkgroep doorgaande leerlijnen als direct gevolg van de Safetynetbijeenkomst op Aruba. Er is subsidie voor broodmaaltijden voor de, met een beetje ouderwets woord, minderbedeelden op school. Ook zijn er naschoolse activiteiten. Er is een recreatieplek gecreëerd, de Oasis Game, voor de kinderen in de wijk Senkuria. Met de Stichting Verslavingszorg & Psychiatrie zijn er afspraken gemaakt over drie beschermde woonplekken voor jongeren. Het seminar over de eigen kracht zal dit jaar een vervolg krijgen. Men is bezig met de uitvoeringsplannen voor een centraal dataregistratiesysteem, een afdeling maatschappelijk werk, een opvoedvisie en het verder invoeren van het bredeschoolconcept, met nadruk op naschoolse activiteiten.
Op Statia is ten slotte een WE CAN Young-campagne gestart over weerbaarheid op seksueel gebied. Ook is er gestart met een jeugd-Safetynetteam en is er een maatschappelijk werkster in dienst getreden. Er is subsidie voor kinderopvang en een project over gezond eten, want zoals u weet is obesitas een groot probleem en zijn er kinderen die niet goed gevoed naar school gaan. De kinderopvang wordt begeleid bij het verbeteren van de pedagogische aanpak. Er wordt een ontbijtproject gesubsidieerd op de openbare basisschool, zodat er alsnog wat is voor de kinderen die zonder ontbijt naar school komen. Ouders worden ondersteund via het voedselbonproject en een schoolbenodigdhedensubsidie. Ik ben laatst voor de tweede maal op de naschoolse opvang Mega D geweest. Het is altijd mooi om te zien hoe men daar goede dingen doet; daar wordt nu debattraining gegeven als nieuwe activiteit. De Rijksvertegenwoordiger heeft op Statia en Saba het initiatief Sister Talk ondersteund, waarbij jonge meisjes met een rolmodel spreken over seksualiteit, wat vaak een taboe is. Op Statia is men met VWS aan de slag gegaan voor een centrale meldkamer huiselijk geweld. Uit de UNICEF-rapporten bleek dat er niet eens een registratie- of meldpunt was. Het beleid houdt natuurlijk op als je niet in beeld krijgt wat er gebeurt. Voor Staatssecretaris Van Rijn is een centraal meldpunt daarom een hoofdprioriteit voor de komende periode. Daar wil hij structureel extra middelen voor inzetten. Hij heeft daarom jeugdzorg en gezinsvoogdij gevraagd om samen met de openbare lichamen een voorstel te doen voor een dergelijke meldstructuur voor de opvang van slachtoffers, net als voor een voorlichtingscampagne over de preventie van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het conceptplan van aanpak wordt op dit moment met alle betrokken partijen besproken. Excuses voor de opsomming, maar het is toch goed om die te geven, want er gebeurt veel en het is ook een waardering voor de mensen die het daar doen om het toch een keer te noemen.
Ik kom zo toe aan de vervolgvragen, maar laat ik mezelf even onderbreken. Het zijn een probleem en project van de lange adem. We kunnen er veel dingen aan doen. Daarom is het goed dat de Kamer erbovenop zit. Het is niet zo dat je een plan maakt en kunt denken: dat hebben we ook weer gefixt. Het probleem van afwezige vaders zit op veel plekken diep in de lokale cultuur, waardoor de moeders het moeten opknappen. Zij hebben vaak veel kinderen. Welvaart speelt natuurlijk een rol. Als er ook nog eens armoede bij komt en moeders meer dan één baan hebben, kunnen zij onvoldoende aandacht aan de kinderen besteden. Als er anderen aan huis komen, kan dat – gelukkig in de meeste gevallen niet – een gelegenheid creëren voor misbruik en geweld omdat er onvoldoende ouderlijk toezicht is. Het is dus een hele keten. We zullen daar op de lange termijn aandacht aan moeten geven, in de eerste plaats op de eilanden zelf maar ook met ondersteuning van hier. Het probleem is niet zomaar weg.
De heer Bosman (VVD):
Daarop aansluitend wil ik het volgende zeggen. We zijn op Statia geweest. Je zoekt daar leiderschapsfiguren, niet zozeer vanuit de projecten zelf, want die zijn er, maar ook bestuurlijk. Het bestuur moet leiderschap tonen en zeggen: dit zijn belangrijke zaken. Zo kan geoormerkt geld ook op de goede plek terechtkomen. Vanuit het bestuur moeten leiders opstaan en zeggen: jongens, dit is de richting die we opgaan. Dat het niet altijd gelijk goed gaat en er een lange adem nodig is, snap ik ook, maar er moet in ieder geval de intentie zijn dat het eigendom wordt van de bestuurders daar.
Minister Plasterk:
Eens. Ik voeg daaraan toe dat het ook helpt als het bedrijfsleven het zo ziet. Bij dat laatste bezoek aan Mega D waren bestuurders en het bedrijfsleven aanwezig. Het bedrijfsleven heeft onlangs nog het een en ander gesponsord en georganiseerd, omdat men ook wel ziet dat het in het belang is van iedereen, ook van de economie, dat mensen op het goede pad terechtkomen en blijven. Je ziet daar jongeren bezig met een video te maken van wie je denkt: als ze hier niet mee bezig waren, weet ik niet waar ze anders mee bezig zouden zijn. Ze zouden dan misschien in een heel andere context belanden. Het is in de eerste plaats goed voor de jongeren, maar het is dus ook aanwijsbaar verstandig voor de samenleving als geheel om dat soort dingen op te pakken. De voortgang op het gebied van de kinderrechten heeft dus absoluut de aandacht. Zoals genoemd ontbreekt het op plekken aan de uitvoeringscapaciteit. Precies daarom heb ik UNICEF gevraagd of het een grotere rol zou kunnen spelen bij de uitvoering van die plannen. Daarvoor heeft UNICEF een menukaart opgesteld met een aantal opties waar de eilanden uit kunnen kiezen. De eerste gesprekken daarover leverden enthousiasme op de eilanden op over het aanbod. Denk aan kinderrechteneducatie en aan steun bij jeugdparticipatie. Ook wordt Breaking the silence in gang gezet, een campagne die tot doel heeft om over taboeonderwerpen als seksueel misbruik, incest en hiv te praten. Mijn mensen hebben wekelijks contact met Karin Kloosterboer van UNICEF. Er wordt gezamenlijk opgetrokken om te ondersteunen bij de uitvoering. UNICEF schuift ook aan bij het maandelijks overleg met de Taskforce Kinderrechten voor Caribisch Nederland. Ik ben hun erkentelijk voor de steun en samenwerking.
De vervolgvraag was of dit op Saba en Statia van de grond komt. Ik heb al het een en ander gezegd over wat er nu gebeurt, maar wil daaraan toevoegen dat er op Saba per 1 februari een projectleider kinderrechten en huiselijk geweld is aangesteld. Die zal in nauw overleg met onze mensen en UNICEF aan de gang gaan met een concreet uitvoeringsplan, onder andere het verbeteren van het bredeschoolconcept en de bewustwording van huiselijk geweld en leefstijl, waar voeding dus onder valt. Ook onderdelen van de menukaart van UNICEF worden daarbij meegenomen. Ik denk dat dit nog deze maand kan worden opgepakt. Met Statia is veelvuldig contact over de voortgang. Eerst moet nog de werving van een beleidscoördinator kinderrechten succesvol worden afgerond. De Rijksvertegenwoordiger besteedt daar veel aandacht aan. We hebben diegene nodig om de uitvoering op dezelfde manier als op Saba goed te kunnen begeleiden. Tot die tijd zal Statia gebruikmaken van een aantal diensten van UNICEF. Ik vraag de Rijksvertegenwoordiger om de vinger goed aan de pols te houden. Dat doet hij overigens spontaan al goed. Er is een maandelijkse videoconference met BZK, VWS, UNICEF en de taskforce om ervoor te zorgen dat we het goede in gezamenlijkheid blijven doen. Ik ben het ermee eens dat na vijf jaar blijkt dat geld alleen niet de oplossing is. Het ontbreekt niet aan welwillendheid, maar meer aan uitvoeringskracht. Ik houd de vinger aan de pols. Mochten er signalen zijn dat er meer handen nodig zijn, dan pakken we dat op. Dat was het voor het belangrijke punt van kinderrechten.
De drie pijlers waarmee we bezig zijn, dus het versterken van de economie, armoedebestrijding en kinderrechten, hangen met elkaar samen. Het punt van de kinderrechten vloeit voor een deel – gelukkig niet automatisch en niet overal – voort uit armoede. Die armoede kun je uiteindelijk niet effectief bestrijden als de economie het niet beter gaat doen. De drie dingen verdienen afzonderlijk, maar ook in samenhang, aandacht.
Ten slotte kom ik te spreken over de woonsituatie. Er is inderdaad een motie aangenomen van de heer Van Laar waarin staat dat er een plan moet komen. Ik ben met de Minister voor Wonen en Rijksdienst aan de gang gegaan met een reactie daarop. Kort en goed wordt die reactie volgende week aan de Kamer aangeboden. Dan hoeven we er nu niet lang over te spreken.
Daarmee dacht ik de vragen te hebben beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
We gaan naar de tweede termijn van de Kamer.
De heer Bosman (VVD):
Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden en voor de activiteiten die worden ondernomen op bijvoorbeeld Statia ter ondersteuning van de bestuurskracht. Dat is volgens mij hard nodig om de zaak bestuurlijk op orde te krijgen, want dan kan het financieel ook op orde komen. Het is een beetje een wisselwerking, een kip-eiverhaal, maar beide zullen moeten worden aangepakt.
Mijn zorg over het ziekenhuis blijft. Ik dank de Minister voor de toezegging dat hij in ieder geval gaat vragen of de businesscase publiek kan worden. Ik hoop dat ik voor de zomer een antwoord, al dan niet positief, kan krijgen. Ik snap alle beperkingen die hierbij spelen. Ik benadruk nogmaals dat het voor de VVD niet bespreekbaar is om de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten op te zeggen. Dat is een consensus-Rijkswet. Eerst moeten alle partijen voldoen aan alle eisen. Pas als dat aan de orde is, wordt voldaan aan de eisen en kun je met toezicht prima verder werken.
Voorzitter: Bosman
De heer Van Laar (PvdA):
Voorzitter. De Minister begon zijn betoog met een reflectie op de opkomst op Bonaire bij het referendum over Oekraïne. Na ons bezoek vorig jaar, toen er spandoeken op het gouverneurskantoor hingen met «Zoals Rusland de Krim behandelt, behandelt Nederland Bonaire», dacht ik dat de solidariteit toch wel zou zorgen voor een wat hogere opkomst. Helaas heeft zich dat toch niet gemanifesteerd. Anders was de uitslag misschien toch wel heel anders geweest, maar goed.
Ik ben blij met de antwoorden van de Minister over het financieel toezicht. Eerder hebben wij al gevraagd of je Saba nu niet moet belonen voor het werk dat het doet en hoe dat dan zou kunnen. Zou dat bijvoorbeeld kunnen door Saba gewoon te laten lenen, zoals Nederlandse gemeenten dat ook doen, zodat het zijn planning wat meer in eigen hand kan houden? Dat is een punt voor later, wanneer de Minister komt met een reactie op het rapport-Spies. Voldoen de vrije uitkeringen nu wel? Moeten de eilanden niet iets meer ruimte krijgen om de structurele lasten die er gewoon zijn, zelf te kunnen dragen zodat dat niet elke keer met eenmalige reparaties hoeft?
Ik ben blij met de antwoorden van de Minister op de vragen over wat er gebeurt rond de kinderrechten. Het is goed om dat in een overzicht te zien. We krijgen weleens iets mee, maar toch niet alles, dus dank daarvoor. Daarbij moeten we output inderdaad niet verwarren met resultaat. Alles wat we doen, ziet er mooi uit, maar uiteindelijk moet het zich vertalen in betere schoolresultaten, in gelukkigere kinderen en in een afname van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit. We blijven dus aandacht vragen voor de dataverzameling en de monitoring, zodat je ook kunt bijsturen. Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris bezig is om de jongerenmonitor ook op de eilanden te laten plaatsvinden. Dat schijnt nog heel moeilijk te zijn, omdat veel data er gewoon niet zijn. Daarin moeten we toch ook een beetje investeren, zou ik zeggen, anders komen we nooit verder.
Ten slotte dank ik de Minister voor de brief over wonen, die volgende week komt. Daar begint het toch bijna allemaal mee: het huis waarin je geboren wordt en opgroeit moet een omgeving zijn waarin je kansen kunt benutten. We zullen zeker in overleg gaan over de brief.
Voorzitter: Van Laar
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik heb nota genomen van de zorgen rond het ziekenhuis. Ook is er een opmerking gemaakt over de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten en het niet-opzeggen daarvan. Ik deel het belang van het arrangement dat we nu hebben. Ik wijs erop dat het goede nieuws van de Rijkswet financieel toezicht is dat door deze wet de landen in aanmerking komen voor de lopende inschrijving, waardoor de rentelast echt heel veel lager is dan wanneer men zelf op de internationale markt zou moeten lenen. Er is een renteverschil tussen wat de markt zou vinden dat een klein Caraïbisch eiland aan renterisico oplevert enerzijds en de Nederlandse rente anderzijds. Die markt is niet gek. Dat is omdat er daadwerkelijk een achtervang van Nederlandse stabiliteit bestaat.
Dat brengt natuurlijk met zich mee dat het risico zorgvuldig wordt ingebed en ook ingeperkt, doordat er een effectief financieel toezicht is. Anders zouden wij de risico's, zo groot als de markt ze kennelijk inschat, ook niet naar Nederland toe willen halen. Van die combinatie wordt uiteindelijk iedereen dus beter. Dat is ook de reden dat men, ondanks dat er weleens het een en ander over wordt gezegd, er uiteindelijk wel mee kan leven. Dit staat nog los van het feit dat niemand slechter wordt van het financiële toezicht, want in de politiek van alledag wordt de verleiding soms groot om op de korte termijn risico's te nemen. Ook voor Nederland, als grootste van de vier landen in het Koninkrijk, is die financiële discipline van belang en is het goed dat vreemde ogen meekijken en dat vreemde ogen dwingen.
De heer Van Laar ging nog even in op mijn inleiding over de geringe betrokkenheid bij het referendum. Het zal in de aantallen geen groot effect hebben, maar omdat bij het referendum een opkomstdrempel geldt, telt de volledige omvang van de bevolking van Caraïbisch Nederland als zijnde niet-opgekomen. Ook als men niet gaat stemmen, leidt de systematiek van de Referendumwet ertoe dat men toch meetelt. Men komt in de noemer terug als kiesgerechtigde en dus telt men mee bij het vaststellen van de opkomst. Het opkomstpercentage is, naar het zich laat aanzien, echter ruim gehaald.
De voorzitter:
Wellicht zijn ze uit solidariteit weggebleven. Laten we dat dan constateren!
Minister Plasterk:
De introductie van de opkomstdrempel brengt met zich mee dat de kiezer dus ook stemt met de voeten. Dat heeft men in Caraïbisch Nederland dan kennelijk massaal gedaan.
De reactie op de vraag over de financiering op Saba is inderdaad een onderdeel van de beleidsreactie op het advies van de commissie-Spies. Daarop komen we binnenkort dus terug.
Ik ben het eens met de opmerking dat het bij de kinderrechten uiteindelijk om het resultaat gaat.
In mijn slotopmerking grijp ik nogmaals terug – ik zal dat niet te vaak doen – op gesprekken die ik met Helmin Wiels heb gehad, die jeugdwerker was. Je kunt wellicht zeggen dat het een vorm van popsociologie is, maar hij zei dat het ook te herleiden is naar het verleden van de samenleving, omdat men erg geneigd is geweest om te denken in meester-slaafverhoudingen en in verticale gezagsverhoudingen. In een gezin is er, als het gezag wegvalt, een leegte. Je moet naar horizontalere verhoudingen toe, waarin de ouders op zichzelf verantwoordelijk zijn maar niet per se altijd alleen maar de baas zijn. Als jeugdwerker zei hij dat er nog veel te leren valt over de wijze waarop je moet opvoeden en het ouderlijk gezag moet uitoefenen, zonder dat dat alleen maar autoriteit is. Ik geef het aan de Kamer mee.
Feit is dat het probleem van de afwezige vaders hoe dan ook een grote rol speelt. Ook armoede speelt een rol. Ik denk echt dat dit niet in vijf jaar lukt, ook niet als we ons best doen. Ik denk dat we een lange adem zullen moeten hebben om dit probleem serieus op te pakken. Dat geldt zowel voor de Nederlandse eilanden als voor de drie andere eilanden in het Koninkrijk. Daarom is het ook goed dat we het programma in gezamenlijkheid doen.
Hiermee ben ik aan het einde van mijn beantwoording gekomen, voorzitter.
De voorzitter:
Er is één toezegging gedaan. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt toe, aan de regering van Curaçao het verzoek voor te leggen tot openbaarmaking van de businesscase van het nieuwe ziekenhuis. Hij zal de Kamer voor de zomer van 2016 over het antwoord informeren. Hiermee sluiten we het algemeen overleg af. Tot de volgende keer!
Sluiting 13.45 uur.