Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2015
In uw brief van 29 oktober jl. verzoekt u mij uw Kamer te berichten wie uiteindelijk politiek verantwoordelijk is voor de heffing van dubbele belasting op leveringen van goederen via Sint Maarten aan Sint Eustatius en Saba.
In antwoord hierop merk ik op dat de verantwoordelijkheid voor de belastingstelsels van Sint Maarten en Caribisch Nederland ligt bij de respectievelijke bewindslieden van de landen, derhalve de Minister van Financiën van Sint Maarten en de Staatssecretaris van Financiën van Nederland. Indien en voor zover sprake is van dubbele belastingen is het aan de respectievelijke bewindspersonen om met elkaar in overleg te treden.
Vanwege mijn rol binnen het Koninkrijk en specifiek mijn coördinerende rol ten aanzien van Caribisch Nederland heb ik het initiatief genomen om in samenspraak met beide bewindspersonen te inventariseren in welke gevallen die dubbele belastingdruk zich voordoet en zo mogelijk ook oplossingsrichtingen te beschrijven om deze dubbele druk weg te nemen of te beperken. Ik heb uw Kamer per brief van 29 september 2015 (Kamerstuk 34 300 IV, nr. 5) over de uitkomsten geïnformeerd. Uit deze inventarisatie is naar voren gekomen dat slechts in een beperkt aantal gevallen cumulatie van belastingen kan plaatsvinden, namelijk vooral als ondernemers de in de wet opgenomen vrijstellingen niet toepassen of niet doorberekenen aan de afnemer. Hoewel onwenselijk, blijft het lastig om in dergelijke situaties effectief vanuit de overheden op te treden. Zoals toegezegd in het begrotingsdebat van 8 oktober jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 12, item 7) zullen wij vanuit Nederland, door middel van bijvoorbeeld voorlichting, al het nodige doen om vanuit onze verantwoordelijkheid dubbele belasting te voorkomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk