Ontvangen 22 januari 2016
Inhoudsopgave
1. |
Inleiding |
1 |
2. |
Voorgeschiedenis en totstandkoming herindelingsadvies |
1 |
3. |
Toets aan het Beleidskader gemeentelijke herindeling. Draagvlak |
2 |
4. |
Raadgevend referendum |
3 |
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen in het verslag. Bij de beantwoording heb ik de volgorde van het verslag aangehouden.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de betrokkenheid van het Rijk bij het proces van naamgeving van de nieuwe gemeente en of er kaders zijn voor de naamgeving van de te vormen gemeente. Deze leden vragen of het logisch is om de samengevoegde gemeenten met diverse grotere en kleinere kernen een stad te noemen.
In het Beleidskader gemeentelijke herindeling staat dat het de voorkeur verdient dat betrokken gemeenten in het herindelingsadvies komen met een definitieve naam voor de nieuw te vormen gemeente. Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel hebben, op basis van een zorgvuldig doorlopen naamgevingsproces waarbij ook inwoners zijn betrokken, gekozen voor de naam Meierijstad.
De leden van de SP-fractie lezen dat de herindeling bedoeld zou zijn om «maatschappelijke uitdagingen aan te kunnen». De genoemde leden vragen zich af welke maatschappelijke uitdagingen dit zijn.
De gemeenten stellen dat een robuuste (ambtelijke) organisatie minder kwetsbaar is en beter in staat zal zijn om de gedecentraliseerde taken in het sociaal domein professioneel uit te voeren. Met maatschappelijke uitdagingen wordt onder meer gedoeld op een veranderende samenstelling van de bevolking door vergrijzing en veranderingen in de zorg en op de arbeidsmarkt. Daarnaast staat de gemeente voor de uitdaging een meer betekenisvolle rol te spelen op sociaaleconomisch terrein binnen het samenwerkingsverband Agrifood Capital, waarin ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen werken aan innovatieve oplossingen voor vraagstukken rondom duurzaamheid, gezondheid en voeding.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de precieze situatie in de andere zes gemeenten is die bij het oorspronkelijke verkenningsproces waren betrokken. Zijn er in de overige gemeenten – afgezien van de bestuurlijke fusie tussen Sint-Michielsgestel en Boxtel – concrete plannen voor een herindeling?
In het oorspronkelijke verkenningsproces waren naast Schijndel en Sint-Oedenrode nog vier andere gemeenten betrokken, te weten Boxtel, Haaren, Sint-Michielsgestel en Vught. In Boxtel en Sint-Michielsgestel is geen sprake van een bestuurlijke, maar van een ambtelijke fusie per 1 januari 2016. Bij een ambtelijke fusie blijven gemeenten politiek-bestuurlijk zelfstandig met een eigen gemeenteraad, een eigen college van burgemeester en wethouders, een eigen griffie(r) en een gemeentesecretaris. Voor de beleidsvoorbereiding, de uitvoering en de ondersteuning wordt gebruik gemaakt van één samengevoegde ambtelijke organisatie. De gemeente Haaren oriënteert zich momenteel op een eventuele bestuurlijke herindeling, waarbij de gemeenten in het onderhavige wetsvoorstel overigens niet betrokken zullen zijn. Vught heeft geen plannen tot herindeling.
De leden van de SP-fractie vragen waarom er geen referendum onder de inwoners van de drie gemeenten is georganiseerd.
Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel hebben ervoor gekozen om het maatschappelijk draagvlak voor de herindeling vast te stellen door middel van een open en transparant proces, waarbij inwoners zijn geïnformeerd via inloopavonden, lokale media en websites. Daarnaast zijn inwoners betrokken geweest bij het opstellen van een langetermijnperspectief voor de nieuwe gemeente, inclusief nieuwe kernwaarden en ambities. Op basis van deze initiatieven beoordelen de gemeenten het maatschappelijk draagvlak positief. Dat gemeenten kiezen voor een dergelijke wijze van burgerbetrokkenheid past bij het Beleidskader gemeentelijke herindeling.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de stemverhoudingen in de drie gemeenteraden omdat hierover wat verwarring lijkt te bestaan. Daarnaast vragen deze leden naar de belangrijkste argumenten van de tegenstanders van dit voorstel.
De stemverhoudingen bij het herindelingsadvies waren als volgt:
– Schijndel: 14 voor, 3 tegen, 2 afwezig;
– Sint-Oedenrode: 15 voor, 3 tegen, 1 afwezig;
– Veghel: 17 voor, 3 tegen, 5 afwezig.
De stemverhoudingen zoals die zijn opgenomen in de reactie van gedeputeerde staten hebben betrekking op het besluit over het definitieve herindelingsadvies en niet over het herindelingsontwerp.
De belangrijkste argumenten van de tegenstanders waren dat men zelfstandig wil blijven (een raadslid in Sint-Oedenrode) of niet met de herindeling wil instemmen omdat er geen referendum is gehouden (drie raadsleden in Schijndel en drie raadsleden in Veghel). In geen enkel geval was er sprake van een wens om met andere dan de betrokken gemeenten samen te gaan.
De leden van de SGP-fractie vragen wat de mogelijkheid van een referendum over dit wetsvoorstel concreet betekent voor de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer, als de Tweede Kamer het voorstel steunt.
Onderhavig wetsvoorstel is vatbaar voor een referendum conform de Wet raadgevend referendum. Dit betekent dat er rekening gehouden moet worden met een extra termijn: een «referendabele» wet mag geen inwerkingtredingdatum bevatten die valt binnen acht weken na de mededeling in de Staatscourant dat de wet referendabel is. Om de streefdatum 1 januari 2017 te halen zullen herindelingsverkiezingen moeten worden georganiseerd in november 2016. Teneinde voldoende tijd te hebben voor de kandidaatstelling en voorbereiding van de verkiezingen, dient de herindelingswet uiterlijk medio september 2016 in werking te treden. De wet dient daartoe uiterlijk medio juli bekend te worden gemaakt, waarna de achtwekentermijn van de Wet raadgevend referendum gaat lopen. Het voorgaande brengt mee dat het wetsvoorstel uiterlijk begin juli dient te worden aangenomen door de Eerste Kamer.
Ook vragen deze leden of de regering het gewenst dan wel logisch vindt dat er een nationaal referendum kan worden georganiseerd over een lokale herindeling.
De Wet raadgevend referendum maakt het mogelijk om een raadgevend referendum te organiseren over wetten. Hierop bestaat een aantal uitzonderingen, zoals wetten die strekken tot uitvoering van verdragen van volkenrechtelijke organisaties, begrotingswetten en wetten tot wijziging van de Grondwet (artikel 5 Wet raadgevend referendum). Het kabinet is, zoals ik tijdens de plenaire behandeling van de Wet raadgevend referendum in de Eerste Kamer op 8 april 2014 kenbaar heb gemaakt, van oordeel dat de keuze die voor het aantal uitzonderingsbepalingen is gemaakt niet te ruim of te smal is.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk