Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 17 september 2015.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 oktober 2015.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2015
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 16 december 2014 te Willemstad tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika tot verbetering van de internationale belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (Trb. 2015, 11 en 144).
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.
Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 18 september 2015 over te leggen aan de Staten van Curaçao.
De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders
De Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) is een Amerikaanse wet die financiële instellingen (FI’s) wereldwijd verplicht jaarlijks te rapporteren aan de Amerikaanse belastingdienst, de Internal Revenue Service (IRS), over rekeningen die worden gehouden door Amerikaanse belastingplichtigen buiten de Verenigde Staten (VS). De Amerikaanse fiscale wetgeving verplicht Amerikanen, waar ter wereld zij ook wonen, belastingaangifte in de VS te doen. FATCA is op 18 maart 2010 aangenomen en verplicht de FI’s om met ingang van 1 juli 2014 jaarlijks gegevens over rekeningen die worden gehouden door Amerikaanse rekeninghouders buiten de Verenigde Staten (VS) rechtstreeks te rapporteren aan de Amerikaanse belastingdienst, de Internal Revenue Service (IRS). FI’s die de gegevens over Amerikanen niet aan de IRS gaan verstrekken, zullen onderworpen worden aan een bronheffing van 30% op inkomsten uit Amerikaanse bronnen. De invoering van deze wetgeving is voor veel landen aanleiding geweest zogenoemde intergouvernementele overeenkomsten (IGA’s) te sluiten met de VS. Deze overeenkomsten moeten de informatieverstrekking van financiële gegevens en de uitwisseling ervan tussen een land en de VS mogelijk en verplicht maken. FI’s die zijn gelegen in een staat die een IGA met de VS heeft gesloten, hoeven niet zelf een overeenkomst met de IRS te sluiten maar leveren de financiële rekeninggegevens rechtstreeks aan de eigen overheid, die via automatische informatie-uitwisseling deze gegevens met de VS zal uitwisselen op wederkerige basis.
Curaçao heeft inmiddels ook een dergelijke IGA met de VS gesloten. Dit Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de VS tot verbetering van de internationale naleving van de belastingplicht en de tenuitvoerlegging van de FATCA (hierna: Cur IGA), dat hierbij ter parlementaire goedkeuring wordt voorgelegd, is op 16 december 2014 tot stand gekomen en zal alleen gelden voor Curaçao. Op 1 juli 2014 zijn de FATCA-verplichtingen wereldwijd in werking getreden. Het is de bedoeling dat de eerste automatische informatie-uitwisseling op grond van de Cur IGA zal plaatsvinden in 2015 en betrekking zal hebben op de gegevens over 2014.
De in de Cur IGA overeengekomen informatie-uitwisseling zal plaatsvinden op basis van artikel 4 van het bilaterale verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de VS inzake de uitwisseling van gegevens met betrekking tot belastingen (TIEA van 2002)1.
In genoemd Verdrag en in de Landsverordening spaarvermogensheffing2 is onder meer invulling gegeven aan de vereisten van privacybescherming bij internationale informatie-uitwisseling die gelden voor Curaçao. Er zijn geen discrepanties met de Landsverordening bescherming persoonsgegevens3 (Lbp) geconstateerd en er is voldaan aan de vereisten van privacybescherming.
Op 18 maart 2010 heeft het Amerikaanse Congres de FATCA aangenomen, als onderdeel van de HIRE Act.4 De FATCA heeft tot doel belastingontwijking door Amerikaanse belastingplichtigen te voorkomen. De Amerikaanse overheid wil voorkomen dat Amerikaanse belastingplichtigen in het buitenland aangehouden inkomens- en vermogensbestanddelen buiten het zicht kunnen houden van de IRS. In dat kader schrijft de FATCA voor dat buitenlandse FI’s aan de IRS gegevens moeten verstrekken over Amerikaanse belastingplichtigen. Dat kunnen Amerikaanse staatsburgers of Amerikaanse inwoners betreffen, maar ook Amerikaanse rechtspersonen en andere Amerikaanse entiteiten zoals samenwerkingsverbanden en trusts. De gegevens waarover de IRS rapportage verlangt, betreffen onder andere naam, adres en rekeningnummer van de rekeninghouder, het fiscale identificatienummer, rekeningsaldo en bepaalde inkomsten behaald met activa op een rekening, zoals dividend- en rente inkomsten. Als buitenlandse FI’s niet voldoen aan de wettelijke vereisten van de FATCA of niet willen participeren, wordt door de VS door tussenkomst van Amerikaanse inhoudingsplichtige tussenpersonen een 30% bronheffing ingehouden op inkomsten uit Amerikaanse inkomensbronnen die door hen aan de FI’s worden betaald. Het zijn dus de FI’s die de eventuele bronheffing voor hun rekening krijgen. Als bijvoorbeeld een Curaçaose bank voor rekening van een Amerikaanse belastingplichtige Amerikaanse aandelen aanhoudt bij een bank in de VS, dan zou bij verkoop van de aandelen de bank in de VS 30% bronheffing moeten inhouden over de bruto verkoopopbrengst van deze aandelen. De Curaçaose bank zou dan maar 70% van de bruto verkoopopbrengst van de aandelen ontvangen.
De FATCA heeft derhalve wereldwijd een aantal bezwaren opgeroepen. In de eerste plaats voorzag de financiële sector een flinke administratieve lastenverzwaring. In de tweede plaats verzette de privacywetgeving in de meeste landen zich tegen een rechtstreekse verstrekking van gegevens aan de IRS door de FI’s zelf. Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk (de G5 landen) hebben het initiatief genomen om met de VS tot overeenstemming te komen. Op 8 februari 2012 zijn de VS en de G5 landen met een gezamenlijke verklaring gekomen waarin de VS heeft aangegeven bereid te zijn de uitwisseling van informatie op overheidsniveau te realiseren. Onder deze overheidsbenadering kan een FI voldoen aan de verplichtingen onder de FATCA door de gevraagde gegevens te verstrekken aan de «eigen» belastingdienst, die deze informatie op automatische (en wederkerige) basis uitwisselt met de IRS. De informatie-uitwisseling is gebaseerd op de inlichtingenbepalingen in een belastingverdrag.
Vanwege de mogelijkheid om via overheden informatie uit te wisselen heeft het Amerikaanse Ministerie van Financiën («US Treasury») twee modelovereenkomsten ontwikkeld. Het eerste model, het zogenoemde Model I, is het intergouvernementele model op basis waarvan FI’s leveren aan de eigen belastingdienst die de gegevens vervolgens op automatische en wederkerige basis uitwisselt met de IRS. Het andere model, dat bekend staat als Model II, regelt de informatie-uitwisseling zonder tussenkomst van de eigen belastingdienst. In beide modellen zijn de FI’s verplicht zich bij de IRS te registreren. In beide modellen zijn de FI’s van het land dat een overeenkomst heeft gesloten op basis van model I of II, in beginsel gevrijwaard van de Amerikaanse bronheffing.
Nadere uitwerking van de verschillende bepalingen van de FATCA heeft de VS gegeven in een aantal publicaties («Notices»).5 Daarnaast heeft de US Treasury in 2012 concept uitvoeringsregelgeving gepubliceerd.6 Op basis daarvan hebben de US Treasury en de IRS een groot aantal schriftelijke opmerkingen ontvangen van de financiële sector wereldwijd. De Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften zijn in januari 2013 vastgesteld7 en geactualiseerd in maart 2014.8 Deze Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften zijn eveneens van belang voor de toepassing van de Cur IGA.
In juli 2012 publiceerde de VS een modelovereenkomst van Model I die sindsdien een aantal keren is aangepast.9 De G5 landen gaven aan voornemens te zijn een overeenkomst, gebaseerd op deze modelovereenkomst, te sluiten met de VS. Door het sluiten van een IGA ondersteunt het FATCA-partnerland het doel belastingontduiking tegen te gaan en draagt het bij aan een systeem van wereldwijde automatische informatie-uitwisseling ter bevordering van fiscale transparantie. Een gezamenlijke aanpak bevordert bovendien een gelijk speelveld voor de FI’s die doorgaans ook internationaal opereren.
Het FATCA-partnerland zal in geval van Model I ervoor moeten zorgen dat de FI’s in dat land de gegevens aan de eigen belastingdienst kunnen en moeten aanleveren. Als hier geen juridische basis voor is, moet het FATCA-partnerland daarvoor zorgen. Het voordeel van Model I is dat de FI’s geen individuele overeenkomsten met de IRS hoeven te sluiten en dat elke FI binnen het FATCA-partnerland geacht wordt te voldoen aan de FATCA, waardoor de VS afziet van een 30% bronbelasting. Bovendien is toegezegd dat de VS wet- en regelgeving tot stand zal brengen om op wederkerige basis informatie te gaan uitwisselen over belastingplichtigen van het FATCA-partnerland. De wederkerigheid en de toezegging zijn onderhandeld door de G5 landen. Zonder IGA zou van enige wederkerigheid geen sprake zijn geweest. Daarnaast biedt een IGA de mogelijkheid om specifieke uitzonderingen voor een land overeen te komen (Bijlage II).
Eind 2012 was de VS al in gesprek met 50 jurisdicties over het sluiten van een IGA.10 Hoe meer landen aansluiten, hoe beter het is voor de FI’s in een FATCA-partnerland. De FI’s in de FATCA-partnerlanden zijn dan immers FATCA «proof», zodat ten laste van die FI’s geen bronheffing ingehouden hoeft te worden en voor deze landen in principe eenduidige identificatie- en rapportageverplichtingen gelden. Als er meer FI’s FATCA «proof» zijn, wordt het aantal niet participerende FI’s kleiner. Dit betekent dat de participerende FI’s derhalve minder risico lopen om een bronheffing van 30% richting niet-participerende FI’s te moeten inhouden. Inmiddels hebben meer dan 45 landen een IGA geparafeerd of ondertekend, gebaseerd op het voornoemde Model I. Op de website van het Amerikaanse Ministerie van Financiën is een overzicht te vinden van ondertekende en bijna ondertekende IGA’s.11 Onder andere Bermuda, Chili, Japan, Oostenrijk en Zwitserland hebben een overeenkomst gebaseerd op Model II ondertekend.12
De Curaçaose financiële sector heeft reeds in een vroeg stadium aangegeven dat het niet (kunnen) voldoen aan FATCA zou leiden tot een ongewenst concurrentienadeel en economische risico’s. Het sluiten van een Curaçaose IGA was derhalve onontbeerlijk voor de Curaçaose FI’s. Niet alleen zou op deze manier een gelijk speelveld (een «level playing field») gerealiseerd worden voor de Curaçaose financiële sector met de financiële sector van andere landen die al hadden aangegeven een IGA te zullen sluiten, ook zouden bijvoorbeeld de pensioensector en de lokale banken gevrijwaard kunnen worden van grote administratieve lasten door de mogelijkheid om uitzonderingen te onderhandelen (zie hieronder). Een IGA geeft zekerheid aan de Curaçaose financiële sector. Daarnaast biedt een IGA belangrijke voordelen ten opzichte van de situatie waarin een FI rechtstreeks zou moeten rapporteren aan de IRS. Naast een beperking van de additionele administratieve lasten van de FATCA en het wegnemen van juridische belemmeringen zal geen bronheffing van 30% worden ingehouden ten laste van de FI’s gevestigd in het FATCA-partnerland. Alle FI’s in een land met een IGA worden namelijk geacht te voldoen aan de FATCA-verplichtingen. Bovendien hoeven de FI’s in het FATCA-partnerland op hun beurt geen bronheffing in te houden op betalingen ten laste van hun onwillige rekeninghouders of niet-participerende FI’s in de FATCA-partnerlanden. Tevens hoeven ze geen rekeningen te sluiten van onwillige rekeninghouders en profiteren ze van onderhandelde uitzonderingen en verbeteringen in de IGA, zoals aansluiting bij bestaande cliëntidentificatieprocedures.
In de loop van 2012 is door de Curaçaose Minister van Financiën een zogenoemde FATCA-Commissie in het leven geroepen om na te gaan welke mogelijkheden er voor Curaçao waren om tot een IGA met de VS te kunnen komen. Na overleg met diverse partijen in de sector financiële dienstverlening heeft de Commissie geadviseerd om onderhandelingen te starten voor een Model I overeenkomst. Deze onderhandelingen zijn in het voorjaar van 2013 gestart en tot en met het voorjaar van 2014 is regelmatig overleg gevoerd om te komen tot een Curaçaose-Amerikaanse IGA.
Curaçao heeft specifieke uitzonderingen onderhandeld (opgenomen in Bijlage II bij de Cur IGA), waardoor bijvoorbeeld de Curaçaose pensioensector is uitgezonderd van de FATCA. De uitzondering van de pensioensector was acceptabel voor US Treasury, omdat aannemelijk is dat – in deze sterk gereguleerde sector – het risico op belastingontduiking door Amerikaanse belastingplichtigen gering is.
Tijdens de onderhandelingen over de Cur IGA is nauw contact geweest met vertegenwoordigers van de financiële sector, banken, verzekeringsmaatschappijen en trustkantoren, ondersteund door de diverse (fiscale) adviseurs van de grote kantoren. Op 16 december 2014 is de Cur IGA ondertekend. Met name Bijlage II is met de inbreng van de vertegenwoordigers van de financiële sector tot stand gekomen, zodat is gewaarborgd dat de financiële sector goed kan werken met het behaalde resultaat.
Overigens ontstaan er al FATCA-verplichtingen voor de Curaçaose FI’s per 1 juli 2014. Vanaf die datum gaan de due diligence-procedures in om Amerikaanse rekeninghouders voor financiële rekeningen die vanaf die datum worden geopend, te identificeren. Mocht er sprake zijn van een zodanige vertraging in de procedure voor de goedkeuring van de Cur IGA dat de streefdatum van 30 september 2015 niet wordt gehaald, dan zal het Curaçaose Ministerie van Financiën in contact treden met de «US Treasury». Deze kan beslissen om het achterwege laten van de inhouding van bronheffing te continueren indien het zeker is dat de vertraging beperkt blijft tot een redelijke periode en zo lang naar het oordeel van de «US Treasury» vaststaat dat inwerkingtreding een jaar later (dus 30 september 2016) haalbaar is (zie ook de toelichting op het tiende lid van artikel 3 hieronder). Ten slotte betreft het de afspraak dat als de Cur IGA pas na 30 september 2015 in werking treedt, alle informatie die na 30 september 2015 (maar vóór de latere inwerkingtredingsdatum) had moeten worden verstrekt als de Cur IGA op die datum wél in werking zou zijn getreden, alsnog wordt verstrekt. Die verstrekking zal dan plaatsvinden uiterlijk op 30 september die volgt op de latere inwerkingtredingsdatum.
De Cur IGA schept voor beide landen juridische verplichtingen jegens elkaar. In de Cur IGA verbinden Curaçao en de VS zich jegens elkaar informatie uit te wisselen en worden met name de VS verplicht de Curaçaose FI’s te vrijwaren van de rechtstreekse toepassing van de uit de FATCA voortvloeiende informatieverplichtingen. De Cur IGA bevat afspraken tussen de overheden van Curaçao en de VS die binnen de bepalingen over informatie-uitwisseling van de TIEA van 2002 vallen. Deze afspraken zouden in beginsel ook gemaakt kunnen worden zonder een afzonderlijk verdrag, maar gelet op de grote reikwijdte van de uit de FATCA-regelgeving voortvloeiende informatiebehoefte en daarnaast gelet op de betekenis van de gemaakte afspraken voor de rechten en verplichtingen voor de FI’s, is ervoor gekozen de gemaakte afspraken in een apart verdrag op te nemen.
Op de bovengenoemde informatie-uitwisseling is in Curaçao de Algemene Landsverordening Landsbelastingen (ALL)13 van toepassing. De bepalingen van hoofdstuk VIII, Afdeling 2 van de ALL strekken tot nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit onder andere een verdrag tot het uitwisselen van inlichtingen. Er is dan ook geen verschil tussen het uitwisselen van FATCA-gegevens en gegevens op basis van andere verdragen.
Zowel de TIEA van 2002 als de ALL biedt waarborgen voor internationale (automatische) informatie-uitwisseling. Curaçao verstrekt bijvoorbeeld geen gegevens aan een andere staat indien deze staat geen geheimhoudingsplicht oplegt aan zijn ambtenaren. Gegevens die de andere staat ontvangt mogen alleen voor de heffing van belastingen worden gebruikt. Voor elk ander gebruik moet toestemming worden verleend door Curaçao. Hierdoor wordt voorkomen dat gegevens die door Curaçao worden verstrekt in het buitenland openbaar worden of op een onbedoelde manier gebruikt kunnen worden. Deze waarborgen gelden ook voor de gegevens die ten behoeve van de FATCA worden verstrekt.
Om aan de verplichtingen op grond van de Cur IGA te voldoen, is het noodzakelijk dat FI’s de benodigde gegevens verstrekken aan de Belastingdienst. De ALL biedt de Minister van Financiën de mogelijkheid om in overleg met de bevoegde autoriteit van een andere staat gevallen of groepen van gevallen aan te wijzen waarin hij zonder voorafgaand verzoek inlichtingen zal verstrekken, alsmede de voorwaarden te bepalen waaronder die verstrekking zal geschieden. Deze mogelijkheid ziet mede op de nakoming van verplichtingen die voortvloeien uit een verdrag tot het uitwisselen van inlichtingen en regelingen van internationaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing en invordering van bepaalde belastingen.
Het sluiten van een IGA voor de FATCA kan gevolgen hebben voor de bescherming van persoonsgegevens. De Curaçaose Lbp voorziet in bepalingen met betrekking tot gegevensbescherming. In de artikelgewijze toelichting wordt nader uitgewerkt hoe de Cur IGA en de wettelijke bepalingen daarvan voldoen aan de eisen van de Lbp. Daarop vooruitlopend kan hier alvast worden aangegeven dat niet is gebleken dat met de Cur IGA de Lbp niet wordt nageleefd.
Artikel 50 van de ALL bepaalt dat de belastingautoriteiten tot geheimhouding verplicht zijn met betrekking tot vertrouwelijke gegevens bij uitvoering van hun taak. De VS heeft een soortgelijke wetgeving als artikel 50 van de ALL. Paragraaf 6103 van de Internal Revenue Code bepaalt dat de IRS informatie met betrekking tot de identiteit van een belastingplichtige en alle andere ontvangen of verkregen informatie in het kader van de bepaling van diens belastingplicht geheim houdt. Artikel 4, lid 7 van TIEA van 2002 voorziet in een doelbinding zodat de informatie alleen voor de daarin vermelde doeleinden kan worden gebruikt en slechts toegankelijk is voor een in het belastingverdrag limitatief omschreven groep personen en instanties. In paragraaf 6105 van de Internal Revenue Code is een bepaling opgenomen waarin is bepaald dat de nationale geheimhoudingsplicht ook doorwerkt naar informatie die de VS heeft verkregen op grond van een belastingverdrag. De Privacy Act biedt een betrokkene in de VS in beginsel de mogelijkheid om toegang te krijgen tot de informatie over hem, om wijzigingen voor te stellen, of indien daar geen gehoor aan wordt gegeven zijn bezwaar daartegen vast te leggen. Een betrokkene kan ook via de Freedom of Information Act toegang krijgen tot zijn eigen informatie. Een persoon kan via civiele of strafrechtelijke procedures op basis van de Privacy Act of de U.S. Code ageren tegen schendingen door (personeel van) overheidsinstanties van privacy rechten. De Privacy Act vereist ook dat elke overheidsinstantie de gegevens niet langer bewaart dan noodzakelijk gelet op de doelstellingen van die overheidsorganisatie. De IRS heeft richtlijnen op grond waarvan voor de bewaartermijn in zijn algemeenheid wordt aangesloten bij de termijnen om (nog) aanslagen te kunnen opleggen. Binnen de IRS zijn het Office of Privacy, Information Protection & Data Security (PIPDS) en de Office of Safeguards verantwoordelijk voor het handhaven van de privacybeschermingswetgeving. Daarnaast zijn nog enkele andere instanties verantwoordelijk voor het handhaven van de integriteit en de beveiliging van de informatie die de IRS heeft ontvangen. Het gaat dan om de Treasury Inspector General for Tax Administration (TIGTA), de Government Accountability Office (GAO), de Joint Committee on Taxation (JCT) en de IRS Oversight Board. De handhaving in de praktijk van de Amerikaanse nationale regelgeving over gegevensbescherming is getoetst in het «peer review proces» van het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. Het oordeel luidt dat de VS de nationale bepalingen inzake de gegevensbescherming strikt handhaaft. Uit het voorstaande volgt naar mijn mening dat sprake is van een adequate gegevensbescherming in de VS.
De landen die een IGA overeenkomen, zetten een belangrijke stap in de strijd tegen belastingontduiking. Met de totstandkoming van Cur IGA heeft Curaçao zich gecommitteerd aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijk wereldwijd model voor rapportage en automatische informatie-uitwisseling, en sluit wat dat betreft aan bij andere landen. Ook in de komende jaren zal in allerlei internationale fora samengewerkt worden om gezamenlijk belastingontduiking tegen te gaan en te streven naar automatische informatie-uitwisseling op (Europees en) mondiaal niveau. In de G20 verklaring van september 2013 is de automatische uitwisseling van informatie als nieuwe mondiale standaard aanbevolen.14 De OESO heeft het voortouw genomen in de ontwikkeling van deze standaard, resulterend in de Common Reporting Standard (afgekort: CRS). Op 13 februari 2014 heeft de OESO de nieuwe mondiale standaard (de CRS) gepresenteerd, die sterk lijkt op het model FATCA-IGA.15 De verschillen tussen CRS en de FATCA komen voort uit het feit dat de CRS een multilaterale werking heeft en de FATCA een bilaterale werking. Bovendien bevat de FATCA specifieke Amerikaanse aspecten die voortvloeien uit de systematiek van de Amerikaanse belastingheffing. Zo is er in de CRS geen sprake van belastingheffing van staatsburgers maar staat het inwonerschap centraal. Ook bevat de CRS geen bronbelasting van 30% als sanctiemechanisme. De CRS is ontwikkeld in samenwerking met de G20 landen. Op 23 februari 2014 hebben de G20 landen de CRS als standaard bekrachtigd.16 De G20 is de drijvende kracht achter de ontwikkeling richting wereldwijde belastingtransparantie. De FATCA heeft daarbij gefungeerd als katalysator in de G20 ontwikkeling naar een wereldwijde standaard in een multilaterale context. Curaçao heeft zich aangesloten bij de groep landen ten aanzien van de invoering van de CRS.17 De eerste informatie-uitwisseling binnen deze groep, dus ook Curaçao, onder de CRS is voorzien in september 2017.
Het is van belang de FATCA in breder perspectief te zien dan louter automatische informatie-uitwisseling met de VS. De FATCA draagt bij aan een mondiaal systeem van automatische uitwisseling van gegevens en (meer) samenwerking tussen overheden wereldwijd.
De gegevens die de FI’s moeten gaan leveren aan de Belastingdienst zijn voor een deel soortgelijke gegevens die reeds verstrekt worden onder de Landsverordening spaarvermogensheffing en de ALL. Daar komen nu de uit te wisselen gegevens onder de Cur IGA bij. Daarnaast zal de Belastingdienst gegevens van Curaçaose belastingplichtigen die in de VS rekeningen aanhouden bij Amerikaanse FI’s ontvangen. Dit zijn in eerste instantie gegevens die de VS op grond van huidige wet- en regelgeving kan leveren. Daar komen de overige gegevens bij, zodra de Amerikaanse wet- en regelgeving daarin voorziet.
Met de ondertekening van de Cur IGA is de VS bereid geen bronheffing jegens de Curaçaose FI’s in te houden ingevolge de FATCA-wetgeving die per 1 juli 2014 in werking is getreden ondanks dat de Cur IGA nog niet in werking is getreden. De wijze waarop de daadwerkelijke automatische informatie-uitwisseling zal gaan plaatsvinden, moet nog worden uitgewerkt. In een regeling tussen de bevoegde autoriteiten zullen nadere regels worden opgenomen over de precieze wijze van automatische informatie-uitwisseling. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de technische en organisatorische (beveiligings)maatregelen.
De uitwerking van de Cur IGA roept allerlei vragen van verschillende aard op, vooral met betrekking tot interpretatie van begrippen en de behoefte aan verduidelijking van de werking van de FATCA voor specifieke situaties. Alle landen die een bilaterale IGA met de VS zijn aangegaan hebben te maken met dezelfde implementatievraagstukken. Inmiddels heeft een aantal landen «guidelines» gepubliceerd die antwoord geven op allerlei implementatievragen. Curaçao bereidt een soortgelijke handleiding voor, met het doel specifieke Curaçaose punten te adresseren. Hierbij worden de vertegenwoordigers betrokken van de financiële sector, banken, verzekeringsmaatschappijen en trustkantoren, ondersteund door de diverse (fiscale) adviseurs van de grote kantoren.
De in de Cur IGA opgenomen informatieuitwisseling is uitvoerbaar en handhaafbaar voor de Belastingdienst. De Cur IGA leidt tot verhoging van de uitvoeringslasten voor de Belastingdienst. Deze hebben betrekking op de processen voor het ontvangen, opslaan en verstrekken van de gegevens alsmede extra capaciteit voor handhaving en communicatie. Bestaande processen voor het inwinnen van gegevens (voor de vooringevulde aangifte) worden uitgebreid en waar nodig worden nieuwe processen ingericht. Daarnaast zal de Belastingdienst de ontvangen gegevens doorleveren aan de VS. De Belastingdienst in Curaçao heeft ook technische ondersteuning gekregen van de Belastingdienst van Nederland voor het implementeren van FATCA.
Ook de sector heeft aangegeven dat de invoering van de FATCA tot kostenstijging leidt. Ondanks deze kostenstijging is aannemelijk dat sprake is van een aanzienlijke lastenvermindering ten opzichte van de situatie dat geen sprake zou zijn van een IGA. Aangezien er zo veel mogelijk zal worden aangesloten bij bestaande rapportagesystemen wordt voorkomen dat de FI’s een separate rapportage richting de IRS zouden moeten opzetten, met het risico van afwijkende formats. Het is voor de FI’s ook niet nodig procedures in te richten om de bronbelasting te heffen. Daarnaast zorgen de eenduidige due diligence procedures voor een efficiëntere uitvoering van de FATCA.
Inleiding
De Cur IGA bestaat uit een preambule, de artikelen 1 tot en met 10 alsmede een Bijlage I en Bijlage II.
In artikel 1 zijn de begrippen omschreven die in de Cur IGA worden gebruikt. Deze zien vooral op de omschrijving van de financiële entiteiten en de financiële rekeningen waarop de informatie-uitwisseling betrekking heeft. Artikel 2 betreft een omschrijving van de uit te wisselen informatie en artikel 3 ziet op het tijdstip en wijze van informatie-uitwisseling. Artikel 4 betreft de positie van Curaçaose financiële instellingen voor de toepassing van de FATCA. In de artikelen 5, 6 en 7 zijn bepalingen opgenomen over de naleving en handhaving van de in de Cur IGA opgenomen regels en de effectiviteit van de informatie-uitwisseling. Ook zijn daarin aspecten zoals de wederkerigheid en de samenwerking met partnerstaten opgenomen. De artikelen 8, 9 en 10 zien op overleg over en wijziging van de Cur IGA, op de bijlagen bij de Cur IGA en op de looptijd van de Cur IGA.
In Bijlage I zijn gedetailleerde regels opgenomen die beschrijven wie «Amerikaanse persoon» zijn, op welke wijze een Curaçaose FI een klant moet identificeren als Amerikaanse persoon en welke due diligence-procedures gevolgd moeten worden. Deze due diligence-procedures bevatten uitgebreide procedurevoorschriften die financiële instellingen moeten volgen om vast te stellen of een rekeninghouder een Amerikaanse persoon is, of sprake is van een rekening waarover gerapporteerd moet worden, of om vast te stellen of een financiële instelling niet-participerend is. In Bijlage II zijn de van de FATCA uitgezonderde FI’s en productcategorieën gedefinieerd en opgenomen. Bijlage II bevat specifieke uitzonderingen. Op de bepalingen van de bijlagen zal ook worden ingegaan bij de toelichting van het desbetreffende artikel van de Cur IGA.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1, eerste lid, van de Cur IGA beschrijft een groot aantal uitdrukkingen die in de Cur IGA worden gebruikt. Deze omschrijvingen zijn opgenomen in de verschillende onderdelen en sub-onderdelen van het eerste lid en zijn in enkele gevallen nader uitgewerkt in de reeds genoemde Bijlagen.
De onderdelen a tot en met f hebben betrekking op de verdragspartijen als zodanig. Voor wat de VS betreft ziet de Cur IGA niet op enkele overzeese gebiedsdelen van de VS en wat het Koninkrijk betreft alleen op Curaçao.
Met betrekking tot de omschrijving van de bevoegde autoriteiten wordt opgemerkt dat in Curaçao de Belastingdienst Curaçao is belast met de wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen. De Belastingdienst Curaçao zal ook aan deze informatie-uitwisseling uitvoering geven.
In de onderdelen g tot en met r worden de (financiële) instellingen beschreven waarop de Cur IGA betrekking heeft. Deze instellingen vallen in principe onder de reikwijdte van de FATCA, maar of zij daadwerkelijk informatie moeten gaan verstrekken hangt af van het hebben van financiële rekeningen (zie onderdeel s) van een Amerikaanse persoon (zie onderdeel ee). Bovendien kan nog sprake zijn vrijstellingen van informatieplicht volgens Bijlage II (van de FATCA uitgezonderde FI’s en producten).
Met betrekking tot de in onderdeel j opgenomen omschrijving van de uitdrukking «beleggingsentiteit» is van belang dat dit onderdeel wordt uitgelegd in overeenstemming met de omschrijving van FI in de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF). Het gaat daarbij om aanbevelingen van de FATF voor internationale standaarden ter bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme (deze aanbevelingen zijn gepubliceerd op de website van de FATF: http://www.fatf-gafi.org).
Volgens onderdeel l ziet de Cur IGA op FI’s die inwoner zijn van Curaçao, met uitzondering van filialen die niet op Curaçao gevestigd zijn, of filialen van FI’s die zelf geen inwoner zijn van Curaçao voor zover deze filialen gevestigd zijn op Curaçao.
Het volgende voorbeeld verduidelijkt de in onderdeel l getroffen regeling:
Bank X, gevestigd in Curaçao, bestaat uit een groep met de volgende entiteiten:
• Een buitenlandse dochteronderneming (A) in partnerstaat 1,
• Een buitenlands filiaal (B) in partnerstaat 2,
• Een buitenlands filiaal (C) in een niet FATCA partnerstaat,
• Een buitenlands filiaal (D) in New York, VS.
Bank X zal aan de Curaçaose Belastingdienst rapporteren.
A en B zullen op basis van het eerste lid, onderdeel m, van de IGA als FI’s van een partnerstaat kwalificeren. Zij zullen rapporteren aan partnerstaat 1, respectievelijk partnerstaat 2.
Voor de positie van C zal op basis van artikel 1, eerste lid, onderdeel r, nader moeten worden bezien of C een participerende FI is of niet. Als C is gevestigd in een land dat geen IGA heeft afgesloten, dan betekent dit dat de verplichtingen die de FATCA met zich meebrengt, niet geregeld worden door een Model I of II IGA, maar door de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften zelf. Afhankelijk van de nationale wet- en regelgeving van deze niet-FATCA partnerstaat is het op grond van de daar geldende regels over gegevensbescherming (on)mogelijk dat de aldaar gevestigde FI’s op grond van de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften rechtstreeks een overeenkomst sluiten met de IRS op grond waarvan zij rechtstreeks aan de IRS zullen rapporteren. Als de FI’s rechtstreeks een overeenkomst sluiten en rapporteren aan de IRS dan is C alsnog een participerende FI. Is dat niet het geval, dan is C een niet-participerende FI.
D is aan te merken als een rapporterende Amerikaanse FI (zie onderdeel p) en zal rapporteren aan de IRS over Curaçaose belastingplichtigen met financiële rekeningen, mits D beschikt over, de ontvanger is van of het beheer voert over de inkomsten waarover informatie-uitwisseling plaatsvindt en er sprake is van een Curaçaose te rapporteren rekening (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel bb).
In de onderdelen o, p en q wordt omschreven welke financiële instellingen voor de Cur IGA worden aangemerkt als rapporterende Curaçaose FI’s en als niet-rapporterende Curaçaose FI’s. In samenhang bezien, zijn rapporterende Curaçaose FI’s die FI’s die niet zijn aangemerkt als niet-rapporterende Curaçaose FI’s. Laatstgenoemde zijn de FI’s die zijn uitgezonderd in Bijlage II of een uitgezonderde FI volgens de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften. In de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften worden vier FATCA conform geachte categorieën van FI’s beschreven, waaronder ook uitzonderingen die niet in de Cur IGA zijn opgenomen. Het gaat hier om de categorieën «Registered Deemed Compliant», «Certified Deemed Compliant» «Owner Documented FI» en «Exempt Beneficial Owners».18
De in onderdeel r beschreven term «niet-participerende FI», houdt in een niet-participerende buitenlandse FI zoals omschreven in de in dit onderdeel bedoelde Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften. In de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften is opgenomen dat hieronder valt een FI die geen participerende FI, FATCA-conform geachte FI of een vrijgestelde FI, is.19 Het is dus een FI die rapportageverplichtingen heeft, maar daar niet aan voldoet. In de Cur IGA is opgenomen dat hieronder niet valt een Curaçaose FI of een FI uit een partnerstaat tenzij die FI op grond van artikel 5, onderdeel 2, onder b, van deze Cur IGA of een daarmee overeenkomende bepaling in een overeenkomst tussen de VS en een partnerstaat, behandeld wordt als een niet-participerende FI.
In de onderdelen s tot en met z wordt omschreven wat wordt begrepen onder het begrip financiële rekening. In Bijlage II zijn enkele uitzonderingen opgenomen met betrekking tot de in onderdeel s bedoelde financiële rekeningen. Voorts bevat onderdeel s een nadere uitwerking van hetgeen onder het criterium «regelmatig verhandelen op een erkende effectenbeurs» wordt verstaan, zoals gehanteerd in subonderdeel 1 van onderdeel s. Dit criterium is van belang om actieve beleggingsentiteiten van de rapportageplicht uit te zonderen. Er is sprake van «regelmatig verhandelen» als er van deze stukken voortdurend een betekenisvol handelsvolume aanwezig is. Van regelmatig verhandelen is geen sprake als de houder van het belang ingeschreven is in het aandelenregister van de FI, tenzij deze belangen voor 1 juli 2014 zijn ingeschreven. Dan zijn deze belangen wel regelmatig verhandelde stukken. In geval de belangen na 1 juli 2014 zijn ingeschreven, is de FI niet verplicht voor 1 januari 2016 dit belang als een Financiële Rekening aan te merken. Dan worden deze belangen tot en met 31 december 2015 ook als regelmatig verhandelde stukken behandeld. Vanaf 1 januari 2016 zijn de belangen die op of na 1 juli 2014 zijn ingeschreven, geen regelmatig verhandelde stukken. Het is van belang «regelmatig verhandelen» nader te verklaren. In één van de eerste FATCA-overeenkomsten – de overeenkomst tussen de VS en het Verenigd Koninkrijk – was «regelmatig verhandelen» niet gedefinieerd. Het Verenigd Koninkrijk heeft dit begrip nader uitgewerkt in zijn «UK Guidance»20, waarin is bepaald dat ook sprake is van regelmatig verhandelen in geval van een beursnotering. Deze bepaling zou aanleiding kunnen geven tot misbruik, omdat het mogelijk was eigenvermogen- of schuldbelangen in een beleggingsfonds zonder activiteiten (maar met een beursnotering) onder te brengen, zonder dat deze aangemerkt konden worden als een financiële rekening. Voor deze Cur IGA wordt de Dutch Caribbean Securities Exchange (DCSX) aangemerkt als een gereglementeerde effectenbeurs. De belangen die regelmatig verhandeld worden aan (platformen van) deze beurs worden niet aangemerkt als een financiële rekening.
In de onderdelen aa tot en met cc wordt aangegeven wanneer sprake is van een te rapporteren rekening. Dit is van belang omdat de rapportageverplichtingen onder de FATCA gelden voor te rapporteren rekeningen. Welke informatie met betrekking tot te rapporteren rekeningen wordt uitgewisseld onder de Cur IGA wordt bepaald in artikel 2.
In onderdeel bb wordt verwezen naar een specifieke Amerikaanse wettelijke bepaling. Deze verwijzing heeft betrekking op de zogenoemde «Qualified Intermediaries» (QI). Deze QI’s zijn rapportageplichtig volgens de in dit onderdeel genoemde bepalingen van de Amerikaanse belastingwetgeving.
In onderdeel cc wordt de uitdrukking «Amerikaanse te rapporteren rekening» beschreven. De informatie die in het kader van de Cur IGA zal worden uitgewisseld, betreft in de kern de informatie over deze Amerikaanse te rapporteren rekeningen, zoals in artikel 2 van de Cur IGA wordt bepaald. Onder deze uitdrukking vallen financiële rekeningen die worden beheerd door een rapporterende Curaçaose FI (zie onderdeel o) en gehouden door een of meer «omschreven Amerikaanse personen» (in onderdeel ff wordt bepaald wat onder dit begrip wordt verstaan) of door een niet-Amerikaanse entiteit met één of meer uiteindelijk belanghebbenden.
In onderdeel dd wordt de term «rekeninghouder» omschreven. Een rekeninghouder is een persoon die is geïdentificeerd als houder van een financiële rekening bij een FI. Hieronder wordt evenwel niet verstaan een persoon, niet zijnde een FI, die namens of voor een ander – bijvoorbeeld als een agent of als een tussenpersoon – een financiële rekening houdt. In dat geval wordt de persoon voor wie de rekening wordt gehouden, aangemerkt als rekeninghouder. Maar als de rekeninghouder een FI is, geldt deze doorkijkbenadering in beginsel niet. Een uitzondering op deze regel is gemaakt voor een FI die is gevestigd of opgericht in een VS-territorium (zoals omschreven in eerste lid, onderdelen a en b).
Onderdeel ee betreft de uitdrukking «Amerikaanse persoon». Hieronder worden zowel natuurlijke personen begrepen als de in dit onderdeel omschreven entiteiten.
Onderdeel ff betreft de uitdrukking «omschreven Amerikaanse persoon». Hieronder wordt verstaan een Amerikaanse persoon, zoals omschreven in onderdeel ee, met uitzondering van een aantal met name genoemde categorieën zoals beursgenoteerde ondernemingen, (onderdelen van) de (staten van de) VS, bepaalde non-profit organisaties, beleggingstrusts voor onroerende zaken, gereguleerde beleggingsondernemingen, gezamenlijke trustfondsen, vrijgestelde trusts en geregistreerde handelaren in effecten, commodities en financiële derivaten en bepaalde trusts die worden genoemd in het Amerikaanse belastingrecht. Deze categorieën zijn uitgezonderd omdat deze categorieën niet belastingplichtig zijn in de VS. De VS heeft dan ook geen belang inkomensgegevens met betrekking tot deze personen te ontvangen. Deze categorieën zijn daardoor buiten de reikwijdte van de informatie-uitwisseling in het kader van de FATCA gebracht.
Onderdeel gg betreft de uitdrukking «entiteit». Hieronder wordt verstaan rechtspersonen en juridische overeenkomsten, zoals een trust of een fonds.
Onder «niet-Amerikaanse entiteit» wordt volgens onderdeel hh verstaan een entiteit die geen Amerikaanse persoon is.
Onderdeel ii beschrijft dat onder «een betaling afkomstig van een Amerikaanse bron» wordt verstaan iedere vorm van betaling van rente, dividend, huurinkomsten, salarissen, lonen, premies, lijfrenten, vergoedingen, beloningen, emolumenten en andere vaste of bepaalbare jaarlijkse of periodieke winsten, voordelen en inkomsten, tenzij uitgezonderd in de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften.
In onderdeel jj wordt de term «gelieerde entiteit» uitgelegd. Er is sprake van gelieerde entiteiten als een van de twee entiteiten de andere entiteit beheerst of indien beide entiteiten dezelfde aandeelhouder hebben. Onder aandeelhouder wordt mede verstaan de directe of indirecte eigendom van meer dan 50% van het stemrecht of het vermogen in een entiteit. Curaçao mag een entiteit als ongelieerde entiteit behandelen als de twee entiteiten niet lid zijn van dezelfde uitgebreide groep van verbonden ondernemingen.
De uitdrukking «Amerikaanse TIN» (Tax Identification Number) in onderdeel kk houdt een identificatienummer in voor individuele belastingplichtigen voor Amerikaanse federale belastingen.
Onder de term Curaçaose TIN, in onderdeel ll, wordt verstaan het identificatienummer voor belastingplichtigen, natuurlijke personen zowel als rechtspersonen. Dit is het zogenoemde CRIB-nummer (Centraal Registratie Informatie Belastingplichtige) dat wordt afgegeven door de Belastingdienst Curaçao.
Onderdeel mm betreft de uitdrukking «uiteindelijk belanghebbenden». Voor de invulling hiervan wordt aangesloten bij de aanbevelingen van de FATF, zoals eerder genoemd bij de toelichting op het eerste lid, onderdeel j. Dit houdt in dat mag worden aangesloten bij de zogenoemde AML/KYC-regels21, waarin invulling is gegeven aan het begrip «uiteindelijk belanghebbenden». Onder die regels is daarvan sprake bij een zeggenschap van 25% of meer. Zonder deze aansluiting in de Cur IGA bij deze AML/KYC-regels zou op basis van een rechtstreekse toepassing van de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften al een rapportageverplichting kunnen bestaan bij zeggenschappen van minder dan 25%.
Artikel 1, tweede lid, bevat een algemene regel voor de uitleg van in de Cur IGA niet omschreven uitdrukkingen. De bevoegde autoriteiten van beide landen kunnen een gezamenlijke betekenis van niet omschreven uitdrukkingen overeenkomen. Deze moeten in overeenstemming zijn met hun nationale wetgeving.
Artikel 2 Verplichting tot verkrijgen en uitwisselen van informatie ten aanzien van te rapporteren rekeningen
In artikel 2 wordt omschreven welke informatie dient te worden verkregen van de FI’s en te worden uitgewisseld door de verdragspartijen in het kader van de Cur IGA.
Het eerste lid bevat de verplichting tot het verstrekken van de in het tweede lid nader omschreven informatie en het jaarlijks op automatische basis uitwisselen daarvan.
In het tweede lid is uitgewerkt welke informatie de FI’s moeten verstrekken en welke informatie door de verdragspartijen wordt uitgewisseld. Daarbij ziet onderdeel a op de van Curaçaose zijde te verstrekken informatie en onderdeel b op de door de VS te verstrekken informatie.
De subonderdelen 1 tot en met 4, van onderdeel a, zien op de informatie die de Curaçaose FI’s moeten rapporteren aan de Belastingdienst als er sprake is van een financiële rekening van een «Amerikaanse persoon» en die door Curaçao moet worden uitgewisseld met de VS. Dit betreft de naam, het adres, en de Amerikaanse TIN van de rekeninghouder, het rekeningnummer (of het functionele equivalent daarvan als er geen rekeningnummer is), de naam en het Amerikaanse identificatienummer van de Curaçaose FI (Global Intermediary Identification Number (GIIN)) en het rekeningsaldo per einde kalenderjaar of op het einde van een toepasselijke rapportageperiode. Ook informatie over de waarde van te rapporteren verzekeringscontracten moet worden verstrekt. Als een rekening tijdens het jaar wordt gesloten, dan moet de waarde daarvan vlak voor sluiting eveneens worden doorgegeven aan de VS.
Volgens de subonderdelen 5, 6 en 7, van onderdeel a, zal voor beleggings- en depositorekeningen ook het saldo van het gedurende het kalenderjaar (of toepasselijke rapportageperiode) bijgeschreven brutobedrag aan rente, dividend, of andere inkomsten gegenereerd met vermogen gehouden op de rekening, gerapporteerd en uitgewisseld moeten worden. Voor financiële rekeningen anders dan beleggings- en depositorekeningen wordt het saldo van het gedurende het kalenderjaar (of toepasselijke rapportageperiode) bijgeschreven brutobedrag, afkoopsommen daarbij inbegrepen, gerapporteerd en uitgewisseld.
Ook de tijdens het jaar bijgeschreven of betaalde bruto opbrengsten wegens de verkoop of de afkoop van vermogen(sbestanddelen) gestort op of afgeschreven van de rekening moeten worden gerapporteerd en uitgewisseld als een rapporterende FI handelt als een beheerder, een makelaar, agent of gevolmachtigde voor zijn rekeninghouder.
De subonderdelen 1 tot en met 6, van onderdeel b, zien op de informatie die van de zijde van de VS moet worden gerapporteerd en uitgewisseld. Dit betreft naam, adres, fiscaal identificatienummer van de Curaçaose rekeninghouder en het rekeningnummer (of een functioneel equivalent daarvan als er geen rekeningnummer is), de naam en het identificatienummer van de rapporterende Amerikaanse FI. De VS zal aan Curaçao met name gegevens over de betaalde en bijgeschreven bruto bedragen aan interest, dividend en andere inkomsten afkomstig van Amerikaanse inkomensbronnen uitwisselen.
Artikel 3 Tijdstip en wijze van informatie-uitwisseling
In artikel 3 is uitgewerkt op welke tijdstippen en op welke wijze de in artikel 2 omschreven informatie moet worden verkregen en uitgewisseld.
In het eerste lid is bepaald dat het bedrag en de kwalificatie van de betaling wordt gebaseerd op de nationale fiscale wetten van het land waar de rapporterende FI is gevestigd. Hiermee wordt aangegeven dat de Curaçaose belastingwet beslissend is of er bijvoorbeeld sprake is van een dividendbetaling en niet de Amerikaanse belastingwet.
In het tweede lid is bepaald dat de valuta dient te worden vermeld van elk relevant bedrag.
Volgens het derde lid ziet de informatie die volgens deze Cur IGA dient te worden verkregen en uitgewisseld op de informatie ter zake van het jaar 2014 en daarop volgende jaren.
In onderdeel a is voor het geval van Curaçao voorzien in een gefaseerde invoering.
Volgens subonderdeel 1 betreft de informatie die ter zake van 2014 dient te worden verkregen en uitgewisseld enkel de gegevens die zijn opgenomen in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, sub 1 tot en met 4, over het jaar 2014.
Volgens subonderdeel 2, komt ter zake van het jaar 2015 daarbij de informatie die is omschreven in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, subonderdelen 5 tot en met 7, met uitzondering van sub-onderdeel 5(B) daarvan.
Vervolgens is in onderdeel 3 bepaald dat ter zake van de jaren vanaf 2016 de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, bedoelde informatie dient te worden verkregen en uitgewisseld.
In onderdeel b is bepaald dat de informatie die de VS verstrekt voor het eerst betrekking heeft op het jaar 2014. In dit geval is geen sprake van een gefaseerde invoering.
Ingevolge het vierde lid is het met betrekking tot rekeningen die reeds bestonden voor 1 juli 2014 niet verplicht het fiscale nummer te vermelden als dat niet bekend of voorhanden is bij de rapporterende FI. In dat geval moet wel de geboortedatum gerapporteerd worden als die voorhanden is bij de rapporterende FI.
In het vijfde lid is vastgelegd dat de gegevens worden verstrekt binnen negen maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de gegevens betrekking hebben. Dat betekent dus dat die informatie dan al beschikbaar moet zijn bij de Belastingdienst.
Volgens het zesde lid treffen de bevoegde autoriteiten van Curaçao en de VS een regeling:
• over de procedures voor de automatische informatie-uitwisseling (onderdeel a);
• die nodig kan zijn in het kader van de samenwerking ten behoeve van naleving en handhaving als omschreven in artikel 5 (onderdeel b); en
• voor de benodigde procedures ter zake van de rapportage van betalingen aan niet-participerende FI’s in de jaren 2015 en 2016 volgens artikel 4, eerste lid, onderdeel b (onderdeel c).
In het zevende lid wordt bepaald dat met betrekking tot de uit hoofde van de Cur IGA uit te wisselen informatie de bepalingen over de vertrouwelijkheid en de bescherming van gegevens gelden die in de TIEA van 2002 zijn opgenomen.
In het achtste lid wordt aangegeven dat, volgend op de inwerkingtreding van de Cur IGA, iedere bevoegde autoriteit de andere bevoegde autoriteit schriftelijk in kennis zal stellen zodra vaststaat dat bepaalde maatregelen zijn getroffen. Deze maatregelen betreffen:
• het zorgen voor passende waarborgen om te garanderen dat de informatie die op basis van de Cur IGA wordt ontvangen vertrouwelijk blijft en uitsluitend wordt gebruikt voor belastingdoeleinden; en
• het zorgen voor een infrastructuur op basis waarvan de gegevens effectief kunnen worden uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten.
De bevoegde autoriteiten zullen ernaar streven om deze waarborgen en infrastructuur gereed te hebben voor september 2015.
Volgens het negende lid zullen de verplichtingen om informatie te verkrijgen en uit te wisselen voor partijen gaan gelden vanaf de datum van de laatste kennisgeving zoals omschreven in het achtste lid. Echter, indien de bevoegde autoriteit van Curaçao ervan is overtuigd dat de VS de in achtste lid genoemde waarborgen en infrastructuur gereed had, maar de VS meer tijd nodig heeft om vast te stellen dat Curaçao aan de genoemde waarborgen en infrastructuur heeft voldaan, zullen de verplichtingen voor Curaçao gaan gelden op de datum van de Curaçaose kennisgeving.
Het tiende lid bepaalt dat de Cur IGA zal eindigen op 30 september 2015 indien artikel 2 van de Cur IGA op die datum nog niet in werking is getreden voor beide partijen op basis van lid 9. Mocht de inwerkingtreding op 30 september 2015 niet haalbaar blijken te zijn, is de regering van Curaçao voornemens om een briefwisseling met Amerikaanse autoriteiten tot stand te brengen conform de briefwisseling van Nederland met de VS inzake FATCA22.
De toets aan de Landsverordening bescherming persoonsgegevens (Lbp)
Door het sluiten van de Cur IGA en de wettelijke regeling in de ALL voldoet de gegevensverstrekking door Curaçaose FI’s over hun cliënten die kwalificeren als «Amerikaanse personen» aan de eisen van de Lbp. De uitwisseling tussen overheden geschiedt op grond van bestaande en reeds geldende verdragen waarin in overeenstemming met internationale standaarden voorschriften en waarborgen over de beveiliging van gegevens zijn opgenomen. Voor informatie-uitwisseling tussen landen is een wettelijke basis nodig die voorziet in een toereikende bescherming van de belangen van de individuele belanghebbenden. Dit geldt zowel voor de gegevensaanlevering door de financiële sector aan de Belastingdienst als voor de informatie-uitwisseling door de Belastingdienst met het buitenland. Deze vereisten zijn niet uniek voor informatie-uitwisseling in het kader van de FATCA, maar gelden voor elke vorm van internationale informatie-uitwisseling.
In artikel 7 Lbp is bepaald dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld. Dit is uitgewerkt in artikel 64 ALL (in onderdeel 3.2. van deze algemene toelichting is reeds aangegeven dat de ALL van toepassing is op de onderhavige informatie-uitwisseling). In dit artikel is bepaald, dat alleen informatie wordt verstrekt ter uitvoering van regelingen van internationaal of interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen (doelbinding) en wordt limitatief opgesomd wanneer geen informatie behoeft te worden verstrekt. Op dit punt wordt in artikel 64 ALL aangesloten bij de uitsluitingsgronden die gebruikelijk worden opgenomen in internationale regelingen.
Elke verwerking van gegevens dient volgens de Lbp te voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zo mag de inbreuk op de belangen van de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkenen niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel (proportionaliteitsbeginsel). Daarnaast mag het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokkene minder nadelige wijze kunnen worden verwezenlijkt (subsidiariteitsbeginsel).
In artikel 8 Lbp worden de gronden die een gegevensverwerking rechtvaardigen limitatief opgesomd. Ingevolge artikel 8, onderdeel c, Lbp, is dat alleen het geval indien de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting na te komen. De vereiste wettelijke grondslag voor deze verstrekking ligt in artikel 63 van de ALL. Op grond van dit artikel worden de Curaçaose FI’s immers wettelijk verplicht om informatie aan de Belastingdienst te verstrekken. De grond die deze gegevensverwerking rechtvaardigt is gelegen in artikel 8, onderdeel e, Lbp, namelijk dat gegevensverwerking noodzakelijk moet zijn voor de goede vervulling van de publiekrechtelijke taak van het betreffende bestuursorgaan. In dit geval gaat het om de informatie-uitwisseling tussen de Belastingdienst en de IRS.
De regering is dan ook van mening dat er sprake is van proportionaliteit en subsidiariteit. Onder meer omdat de informatie die aan de IRS wordt gerapporteerd en die op grond van de wederkerigheid ook door de IRS aan de Belastingdienst zal worden geleverd noodzakelijk en relevant is, zowel vanuit het perspectief van de VS, als vanuit het perspectief van Curaçao. Alle te verstrekken informatie is noodzakelijk om kennis te nemen van en belasting te kunnen heffen over buitenlandse inkomsten- en vermogensbestanddelen. Daarnaast is het afsluiten van de IGA noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de informatie van Curaçaose FI’s terechtkomt bij de IRS zonder dat de privacybeschermingsregels van de betrokkenen worden geschonden, alsmede om een gelijk speelveld voor de Curaçaose financiële sector te bewerkstelligen.
Persoonsgegevens mogen niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of worden gebruikt (artikel 10 Lbp). De bewaartermijn voor gegevens in bezit van de Belastingdienst hangt dus samen met de termijnen waarbinnen de Belastingdienst nog kan navorderen. In buitenlandsituaties (dit zijn situaties waarin het inkomen opkomt uit een in het buitenland gelegen bron) is die termijn 15 jaren. Dit is geregeld in artikel 13 van de ALL.
Het doel waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld en worden verwerkt is bepalend voor de hoeveelheid en de soort gegevens die onderwerp van verwerking vormen. De gegevens dienen toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig te zijn (artikel 11, eerste lid, Lbp). Daarnaast moeten zij ingevolge het tweede lid van artikel 11 Lbp juist en nauwkeurig te zijn.
Met de opname van een groot aantal uitzonderingen in Bijlage II van de Cur IGA voor Curaçaose FI’s en productcategorieën waarvan gegevens niet relevant zijn voor de doelstellingen van FATCA, wordt recht gedaan aan de eis van artikel 11 Lbp. Ook de gedetailleerde bepalingen in Bijlage I van de IGA dragen bij aan het voldoen aan de bepalingen van artikel 11 Lbp. Zo wordt in Bijlage I uitgebreid aangegeven op welke wijze FI’s hun klanten die kwalificeren als een «Amerikaanse persoon» kunnen identificeren binnen hun hele klantenbestand. Hiermee wordt voorkomen dat FI’s meer dan de benodigde informatie verstrekken. Bovendien hoeft niet over alle rekeningen van «Amerikaanse personen» gerapporteerd te worden.
Artikel 12 Lbp beschrijft de geheimhoudingsplicht. Een ieder die kennis neemt van of werkt met de gegevens is verplicht tot geheimhouding daarvan. In artikel 50 ALL is de geheimhoudingsplicht van de Belastingdienst geregeld. Daarnaast worden geen inlichtingen verstrekt aan een ander land als in dat land geen geheimhoudingsplicht voor ambtenaren geldt (artikel 64, lid 2, onderdeel f, ALL). Er is geen enkele reden te veronderstellen dat de VS geen adequate gegevensbescherming biedt. In de onafhankelijke peer review van het Global Forum on Transparancy and Exchange of Information for Tax Purposes heeft de VS optimaal gescoord op de onderzoeken ten aanzien van gegevensbescherming en geheimhouding.
Artikel 13 Lbp vereist passende maatregelen om gegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Passende maatregelen houden in dat de beveiliging in overeenstemming is met de stand van de techniek, maar duidt ook op een proportionaliteit tussen de beveiligingsmaatregelen en de aard van de te beschermen gegevens. Naar mate gegevens een gevoeliger karakter hebben worden zwaardere eisen gesteld aan de beveiliging van die gegevens. Het gaat vooral om een voor de situatie adequate beveiliging. Mochten de verdragspartijen van mening zijn dat er procedures opgenomen moeten worden ten aanzien van beveiligingsmaatregelen, dan zal dat in de bevoegde autoriteitenovereenkomst verder uitgewerkt worden.
Artikel 14 Lpb betreft de waarborgen ten aanzien van technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen ten aanzien van de verwerking.
Artikel 15 Lbp geeft aan dat degenen die de informatie uitwisselen zorg dragen voor de naleving van bepaalde verplichtingen van de Lbp.
Artikel 4 Toepassing van de FATCA op Curaçaose financiële instellingen
In artikel 4, eerste lid, wordt bepaald dat een rapporterende Curaçaose FI (door de VS) behandeld wordt als een instelling die voldoet aan de FATCA-regels. Zij zullen dus niet onderworpen worden aan de daaruit voortvloeiende inhouding van bronheffing, mits Curaçao voor die FI voldoet aan de verplichtingen van de artikelen 2 en 3 en mits die FI voldoet aan de in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, opgenomen vereisten. In deze onderdelen wordt de uitdrukking «betalingen» gehanteerd. Deze uitdrukking is echter niet gedefinieerd in de Cur IGA.
In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, is opgenomen dat over de jaren 2015 en 2016 de Curaçaose FI’s per jaar de naam van elke niet-participerende FI en het totale bedrag van betalingen aan de niet-participerende FI’s moeten rapporteren aan de Belastingdienst.
Onderdeel c bevat een registratievereiste voor een FI op de FATCA registratie website van de IRS. Bij registratie wordt een nummer verkregen (GIIN-nummer) waarmee FI’s zich kunnen identificeren bij andere rapporterende FI’s en inhoudingsplichtige tussenpersonen. Op basis van deze registratie zal de rapporterende FI niet hoeven te rapporteren over rekeninghouders die geregistreerde FI zijn, of zal de inhoudingsplichtige tussenpersoon geen bronbelasting hoeven in te houden op de betaling aan de geregistreerde FI.
In onderdeel d is aangegeven dat als een Curaçaose FI zelf optreedt als een gekwalificeerde tussenpersoon («qualified intermediary»), als een buitenlands samenwerkingsverband («withholding foreign partnership») of als een buitenlandse trust («withholding foreign trust») en in die hoedanigheid ervoor gekozen heeft om bronbelasting in te houden, die Curaçaose FI (in die hoedanigheid) ook onder FATCA verplicht is om 30% bronbelasting in te houden over betalingen aan een niet-participerende FI.
Ten slotte is in onderdeel e opgenomen dat een Curaçaose FI die een betaling afkomstig uit een Amerikaanse bron waarop inhouding van toepassing is, verricht aan een niet-participerende FI, of met betrekking tot deze betaling optreedt als tussenpersoon, aan de rechtstreekse betaler van deze betaling, de informatie verstrekt die nodig is voor de inhouding van en de rapportage over die betaling.
In het tweede lid is bepaald dat de «rapporterende Curaçaose FI» geen inhoudingsplicht heeft richting een onwillige rekeninghouder en tevens niet verplicht wordt diens rekening te sluiten. Wel is de voorwaarde dat de IRS de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van deze onwillige rekeninghouder ontvangt, waarbij het uitgangspunt geldt dat het moet gaan om een Amerikaanse te rapporteren rekening («US Reportable Account»). Voor de definitie van een «onwillige rekeninghouder» wordt verwezen naar de definitie in sectie 1471-(d)(6) van de Internal Revenue Code23. Het gaat dan om een rekeninghouder die niet voldoet aan redelijke verzoeken om informatie te geven die noodzakelijk is om vast te stellen of het om een Amerikaanse rekening gaat of niet, of die weigert zijn naam, adres en «US TIN» te geven, of geen goedkeuring geeft om de informatie te verstrekken.
In het derde lid wordt aangegeven dat de Curaçaose pensioenregelingen die zijn beschreven in Bijlage II geacht worden te voldoen aan de FATCA-verplichtingen. Hierop wordt in de toelichting op Bijlage II teruggekomen.
In het vierde lid van artikel 4 wordt aangegeven dat de VS elke niet-rapporterende Curaçaose FI zal behandelen als FATCA-conform of als vrijgestelde begunstigde. Dit betekent dat deze FI’s niet onder de FATCA verplichtingen vallen.
Het vijfde lid van artikel 4 ziet op de situatie dat een Curaçaose FI beschikt over een gelieerde entiteit die, of filiaal dat, een activiteit uitoefent in een staat die belet dat deze gelieerde entiteit of dat filiaal voldoet aan de FATCA-vereisten. Het lid bewerkstelligt dat de FI geacht wordt FATCA-conform te blijven, mits die Curaçaose FI de desbetreffende gelieerde entiteit of het filiaal zal behandelen als een «niet-participerende financiële instelling». Dit geldt zowel voor de gelieerde entiteit die, en het filiaal dat, zelf belet wordt te voldoen aan de vereisten onder de FATCA (niet-participerende FI), als voor een andere gelieerde participerende entiteit die, of ander filiaal dat, op grond van de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften zijn tijdelijke FATCA-conforme status verliest. In de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften is namelijk voor een participerende FI een tijdelijke FATCA-conforme status van twee jaar opgenomen als die een niet-participerende gelieerde entiteit heeft die, of een filiaal heeft dat, belet wordt aan zijn verplichtingen te voldoen. De Curaçaose FI behoudt zijn FATCA-conforme status ook al verliest de participerende gelieerde entiteit of filiaal zijn tijdelijke FATCA-conforme status. De gelieerde entiteit of het filiaal heeft in dit verband een aantal verplichtingen. De entiteit of het filiaal zal zich moeten identificeren richting inhoudingsplichtige tussenpersonen als niet-participerend en zal eveneens door de Curaçaose FI dienovereenkomstig behandeld moeten worden (onderdeel a). Ook zal de gelieerde entiteit haar Amerikaanse rekeningen bekend moeten maken en de daarmee verband houdende inlichtingen moeten rapporteren met inachtneming van de juridische mogelijkheden van de betreffende jurisdictie (onderdeel b). De gelieerde entiteit of het filiaal mag daarnaast niet specifiek Amerikaanse klanten of niet-participerende FI’s als klanten gaan werven en de gelieerde entiteit of het filiaal mag ten slotte niet gebruikt worden om de verplichtingen onder de IGA te omzeilen (onderdeel c).
Het uitgangspunt van behoud van de FATCA-conform status is gunstig voor internationaal opererende Curaçaose FI’s met dochterondernemingen in landen waarmee door de VS geen IGA is afgesloten. Niet-participerende groepsentiteiten kunnen op deze manier de FATCA-conforme status van de FI in een IGA land niet aantasten.
In het zesde lid, onderdelen a en b, wordt geregeld dat de verplichtingen over het verkrijgen en uitwisselen van informatie van de zijde van Curaçao nog niet gelden als volgens de uitvoeringsvoorschriften van de VS buitenlandse FI’s nog geen informatie hoeven te verstrekken aan de IRS. In de onderdelen c en d wordt spiegelbeeldig de positie van de VS geregeld. Dit is gedaan om te voorkomen dat Curaçao en de VS onder de IGA eerder gegevens rapporteren en uitwisselen dan FI’s die gevestigd zijn in een land waar geen IGA mee is afgesloten en die gegevens rechtstreeks rapporteren aan de IRS.
Volgens het zevende lid mag Curaçao omschrijvingen uit de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften hanteren – en mag het dit ook toestaan aan de Curaçaose FI’s – in plaats van de omschrijvingen in deze Cur IGA. Hierdoor kan worden voorkomen dat FI’s die onder de Cur IGA vallen met ongunstiger criteria te maken krijgen in vergelijking met FI’s die onder een directe toepassing van de FATCA vallen; de bepaling maakt derhalve een gelijk speelveld mogelijk. Bepaald is wel dat een en ander niet mag leiden tot strijd met de bedoeling van de Cur IGA. Curaçao zal bij de implementatie van de nationale regelgeving van de verplichtingen voor de FI’s tot het aanleveren van gegevens, het genoemde gebruik van de afwijkende omschrijvingen mogelijk maken.
Een voorbeeld waar deze keuze voor de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften gunstiger uit zou kunnen vallen, is de definitie van «bestaande rekeningen» (Pre Existing Accounts). In de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften is aangegeven dat onder voorwaarden ook nieuwe rekeningen als bestaande rekeningen kunnen worden aangemerkt als deze worden geopend door een rekeninghouder met een bestaande rekening. In de Cur IGA wordt een dergelijke rekening aangemerkt als een nieuwe rekening («New Account»). Het volgen van de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften zou betekenen dat er geen «self certification» of een «reasonable test» voor de identificatie van rekeninghouders uitgevoerd hoeft te worden (zie hierna in de toelichting op Bijlage I). Dit is een aanzienlijke lastenverlichting voor de Curaçaose FI’s.
Een ander voorbeeld is dat de definitie van «financiële rekening» in de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften meer uitzonderingen kent dan de overeenkomende definitie van artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van de Cur IGA, waardoor bij gebruik van de definitie uit de uitvoeringsvoorschriften voor sommige producten geen rapportageverplichting ontstaat. Zo zijn volgens genoemde uitvoeringsvoorschriften sommige levensverzekeringscontracten, zekerheidsstellingen of rekeningen die behoren tot een nalatenschap geen «financiële rekening».
Artikel 5 Samenwerking ten behoeve van naleving en handhaving
Artikel 5 ziet op de samenwerking tussen Curaçao en de VS bij de naleving en handhaving van de bepalingen van de Cur IGA.
Het eerste lid bepaalt dat de bevoegde autoriteit van het ene land in geval van kleine (administratieve) fouten contact zal opnemen met de bevoegde autoriteit van het andere land als er reden is aan te nemen dat die fouten geleid hebben tot een onjuiste of onvolledige informatieverstrekking of andersoortige inbreuk op de Cur IGA. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de indruk bestaat dat er een cijfer van de rekening ontbreekt. De bedoeling van de bepaling is een laagdrempelige oplossing mogelijk te maken.
Het tweede lid schrijft voor wat de procedure is bij aanzienlijke niet-naleving van de verplichtingen onder de Cur IGA. In onderdeel b wordt specifiek ingegaan op de situatie dat een Curaçaose FI de verplichtingen onder de Cur IGA niet naleeft. In dat geval heeft de bevoegde autoriteit van Curaçao 18 maanden om te zorgen dat de FI wel de verplichtingen onder de Cur IGA naleeft. Gebeurt dat niet, dan zal de VS de Curaçaose FI na die 18 maanden als een niet-participerende FI aanmerken, en zal er 30% Amerikaanse bronheffing worden ingehouden op betalingen aan niet-participerende FI’s.
Het derde lid bepaalt dat een derde partij namens de rapporterende FI aan de verplichtingen onder de Cur IGA mag voldoen. De rapporterende FI blijft verantwoordelijk, bijvoorbeeld als de derde partij de gegevens incompleet of incorrect zou aanleveren.
Tot slot bepaalt het vierde lid dat de verdragspartners indien nodig, maatregelen zullen treffen die er voor moeten zorgen dat de FI’s de rapportageverplichtingen onder de Cur IGA niet omzeilen.
Artikel 6 Wederzijdse verplichting tot voortdurende verbetering van de effectiviteit van informatie-uitwisseling en transparantie
Artikel 6 ziet op de gezamenlijke inspanningen om de effectiviteit van informatie-uitwisseling en transparantie te versterken.
In het eerste lid is vastgelegd dat de VS de noodzaak erkent om te komen tot een gelijkwaardig niveau van wederkerigheid ten aanzien van automatische informatie-uitwisseling met Curaçao.
De VS heeft zich verplicht zich in te spannen dit in de eigen wetgeving mogelijk te maken.
In het tweede lid van artikel 6 verbinden de verdragspartners zich aan het ontwikkelen van een alternatief voor zogenaamde «passthru»-betalingen en inhouding op verkoopopbrengsten en vervreemdingsvoordelen. Een «passthru»-betaling is een (door)betaling van een participerende FI aan een niet-participerende FI. Deze laatste kwalificeert voor inhouding van 30% Amerikaanse bronbelasting op de (door)betaling door de participerende FI omdat de betaalde gelden van een Amerikaanse inkomensbron afkomstig zijn. Deze regeling is van belang omdat de VS wil voorkomen dat door tussenschakeling van een niet-participerende financiële instelling de FATCA-regelgeving ontlopen zou kunnen worden. Achtergrond van de afspraak tot het ontwikkelen van een alternatief is dat de FI’s geconfronteerd zouden worden met de administratieve lasten die gepaard gaan met het moeten inhouden van bronbelasting op een «passthru»-betaling. Daarnaast bestaat het risico dat een FI bronbelasting zou moeten inhouden op een betaling aan een FI die achteraf bezien niet participeert. In dat geval loopt de FI het risico alsnog een bronbelasting over zijn eigen Amerikaanse inkomensbronnen te krijgen. Hierdoor ontstaat een (markt)mechanisme waardoor participerende FI’s alleen nog maar zaken willen doen met participerende FI’s uit andere landen en niet-participerende landen (wereldwijd) worden geïsoleerd. Daardoor ontstaat druk op de financiële markten en daardoor ook bij overheden om er voor te zorgen dat FI’s als participerend kunnen worden gekwalificeerd. Dit deel van de FATCA is complex in de uitvoering en zal naar verwachting zodanige administratieve lasten voor de FI’s met zich meebrengen dat elk land dat een FATCA-overeenkomst afsluit zich committeert aan het meewerken aan de ontwikkeling van alternatieven. Als in internationaal verband een alternatief wordt ontwikkeld dat recht doet aan de beleidsdoelstellingen omtrent inhoudingen over «passthru»-betalingen, dan past de VS het voorgenomen instrument van «passthru»-betalingen in een IGA context niet toe.
In het derde lid van artikel 6 verbinden de verdragspartners zich over en weer dat zij voor de op 30 juni 2014 in hun landen bestaande rekeningen vanaf 2017 het fiscale nummer zullen rapporteren en via wetgeving de FI’s zullen verplichten om dit vanaf 2017 op te vragen bij de klanten die gekwalificeerd kunnen worden als in Curaçao belastingplichtig respectievelijk «Amerikaanse persoon».
Artikel 7 Consistente toepassing van de FATCA op partnerstaten
Artikel 7, eerste lid, zorgt voor een eenduidige toepassing van de FATCA-bepalingen voor partnerstaten – alle landen die een Model I IGA hebben gesloten – door opname van een meestbegunstigingsclausule. Als de VS met een ander Model I land gunstiger voorwaarden overeenkomt, dan gaan deze voorwaarden ook gelden voor Curaçao vanaf het moment van ondertekening van die IGA tussen dat andere land en de VS. De meestbegunstigingsclausule ziet op hetgeen bepaald is in artikel 4 van de Cur IGA en op Bijlage I. De bepaling ziet dus niet op Bijlage II.
De omschrijving van de bepaling zoals een andere IGA land is overeengekomen, hoeven niet exact gelijk te zijn om een beroep te kunnen doen op de meestbegunstigingsbepaling. Het gaat er om dat de verplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 2 en 3 en de voorwaarden beschreven in de artikelen 5 tot en met 9 van de andere overeenkomst vergelijkbaar zijn met de verplichtingen, respectievelijk de voorwaarden, als beschreven in de Cur IGA.
Op grond van het tweede lid informeren de VS Curaçao over gunstigere bepalingen zoals hiervoor omschreven.
Artikel 8 Overleg en wijzigingen
Volgens het eerste lid kunnen de verdragspartners overleggen als er problemen ontstaan bij de implementatie van de Cur IGA.
Na wederzijdse schriftelijke instemming tussen de VS en Curaçao kan de Cur IGA zo nodig worden gewijzigd. Tenzij anders overeengekomen, geschiedt de inwerkingtreding van een wijziging van de Cur IGA conform artikel 10, eerste lid.
Artikel 9 Bijlagen
Artikel 9 van de Cur IGA bepaalt dat de Bijlagen I en II een integrerend onderdeel uitmaken van het verdrag. Bijlage II kan worden gewijzigd middels een wederzijds schriftelijk besluit van de bevoegde autoriteiten van Curaçao en de VS. De beide Bijlagen zijn van technische uitvoerende aard. Om die reden zullen de wijzigingen, ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeven, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring ter zake voorbehouden. In onderstaande paragraaf worden de bijlagen nader toegelicht.
Artikel 10 Looptijd van het Verdrag
Artikel 10 ziet op de inwerkingtreding van het verdrag. Ingevolge het eerste lid treedt de Cur IGA in werking zodra het Koninkrijk der Nederlanden de VS schriftelijk informeert dat aan alle nationale procedures voor de inwerkingtreding is voldaan.
Volgens het tweede lid kan de Cur IGA – die voor onbepaalde tijd wordt aangegaan – door elk van de landen schriftelijk worden beëindigd. Die beëindiging wordt effectief op de eerste dag van de maand die volgt op een periode van 12 maanden na de schriftelijke opzegging.
In het derde lid is bepaald dat beide landen vóór 31 december 2016 zullen overleggen om te bezien of er aanleiding is de Cur IGA aan te passen in verband met de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de in artikel 6 opgenomen verplichtingen (over verbetering van de effectiviteit van de informatie-uitwisseling en de transparantie).
In Bijlage I zijn de due diligence-procedures voor Curaçaose FI’s om Amerikaanse rekeninghouders te identificeren, uitgeschreven per categorie rekening. Het bevat tevens due diligence procedures voor het identificeren en rapporteren van betalingen aan niet-participerende financiële instellingen. In Bijlage II zijn de FI’s opgenomen die niet hoeven te rapporteren en de productcategorieën waarover niet gerapporteerd hoeft te worden. De in deze bijlagen opgenomen regels zullen op grond van de ter uitvoering van de Cur IGA te treffen nationale lagere regelgeving van toepassing zijn op de FI’s.
De VS heeft tijdens de onderhandelingen aangegeven dat voor alle FATCA-partnerstaten dezelfde due diligence-procedures zouden moeten gelden teneinde de uitvoerbaarheid van de FATCA-regels voor de FI’s in alle FATCA partnerstaten te bevorderen.
In Bijlage I is de meestbegunstigingsclausule, opgenomen in artikel 7 van het verdrag, van toepassing. Dit betekent dat gunstigere voorwaarden in principe ook gelden voor Curaçao, indien een land een gunstigere voorwaarde weet te bedingen in de onderhandelingen met de VS.
Due diligenceverplichtingen
Curaçao zal de Curaçaose FI’s verplichten de due diligenceregels uit Bijlage I toe te passen om «Amerikaanse te rapporteren rekeningen» en rekeningen die worden gehouden door niet-participerende FI’s, te identificeren. Ingevolge artikel 1, onderdeel cc, van de Cur IGA hoeft een rekening niet als een «Amerikaanse te rapporteren rekening» behandeld te worden als die rekening op grond van de due diligence-procedures niet als zodanig geïdentificeerd wordt. Het belang van het volgen van de voorgeschreven procedure voor de FI’s is dat aan de hand van de due diligence-procedures duidelijk wordt over welke rekeningen gerapporteerd moet worden.
Die due diligence-procedures zijn niet voor alle rekeningen gelijk. Ten aanzien van een rekening met een hoge waarde zijn de procedures uitgebreider. Dan volstaat niet een elektronisch bestandenonderzoek, maar kan ook een (papieren) dossieronderzoek volgen als uit het elektronisch bestandenonderzoek niet alle informatie verkregen wordt.
Ook is in de due diligence procedures een mogelijkheid opgenomen dat als er sprake van Amerikaanse indicaties is, de rekeninghouder de mogelijkheid krijgt een eigen verklaring in te vullen (self certification) om aan te tonen, met bewijsstukken, dat hij geen Amerikaanse persoon is (onderdeel II. B. 3. Van Bijlage I). Deze verklaring kan ingevuld worden via een door de IRS gepubliceerd Engelstalig zogenaamd «W-8 formulier» of via een vergelijkbaar (schriftelijke en digitaal) formulier. Indien het in de praktijk nodig blijkt, zal Curaçao een standaard formulier opstellen. Een FI mag in principe vertrouwen op de uitkomst van het «self certification» formulier, zolang er geen reden bestaat om hieraan te twijfelen en de klant een kopie van een geldig paspoort of een geldige ID-kaart meegestuurd heeft.
Opbouw van Bijlage I en keuzemomenten
Bijlage I is als volgt opgebouwd:
– Algemene bepalingen (onderdeel I);
– Procedures voor bestaande rekeningen van natuurlijke personen («Preexisting Individual Accounts») (onderdeel II);
– Procedures voor nieuwe rekeningen van natuurlijke personen («New Individual Accounts») (onderdeel III);
– Procedures voor bestaande rekeningen van entiteiten («Preexisting Entity Accounts») (onderdeel IV);
– Procedures voor nieuwe rekeningen van entiteiten («New Entity Accounts») (onderdeel V).
De Bijlage wordt afgesloten met onderdeel VI, waarin – naast de al van toepassing zijnde omschrijvingen uit de Cur IGA – nog een aantal specifieke regels en omschrijvingen beschreven worden, die speciaal op de due diligenceregels zien.
De bijlage biedt op een aantal onderdelen keuzemogelijkheden die in de Curaçaose nationale regelgeving nader kunnen worden uitgewerkt.
Zo kan ingevolge onderdeel I. C. van Bijlage I de Curaçaose overheid toestaan dat de in Bijlage I opgenomen due diligence procedures vervangen worden door gunstigere procedures in de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften. De regering is voornemens hiervoor een voorziening op te nemen in de nationale regelgeving.
In onderdeel II. A., onderdeel III. A., en onderdeel IV. A. van Bijlage I wordt de FI’s de keuze gegeven om al dan niet te rapporteren over rekeningen tot een bepaald (laag) bedrag. Het gaat hier om nieuwe en bestaande rekeningen van natuurlijke personen en bestaande rekeningen van entiteiten. Die rekeningen tot een bepaald bedrag hoeven dus ook niet onderzocht te worden of geïdentificeerd te worden als mogelijke «Amerikaanse» rekening. De meeste FI’s zullen bestaande rekeningen met een beperkt bedrag niet willen rapporteren. Het van rapportage uitzonderen van rekeningen tot een bepaald saldo, kan echter ook grote uitvoeringslasten met zich mee brengen. De Curaçaose FI’s kunnen dus gebaat zijn bij een keuzemogelijkheid om drempelbedragen toe te passen.
In onderdeel V. A. van Bijlage I worden de identificatieregels beschreven die van toepassing zijn op financiële rekeningen die door entiteiten zijn of worden geopend op of na 1 juli 2014. Ook voor deze nieuwe rekeningen voor entiteiten geldt dat sommige rekeningen niet hoeven te worden onderzocht, geïdentificeerd en gerapporteerd. Op de voorwaarde dat de Curaçaose regelgeving hierin voorziet hebben de Curaçaose FI’s de keuze om een drempel te hanteren van USD 50,000 ten aanzien van alle nieuwe rekeningen van alle entiteiten of van een duidelijk te identificeren soort rekeningen, bijvoorbeeld een creditcard rekening of een doorlopende kredietrekening. Dit wordt nog nader uitgewerkt door Curaçao.
Op grond van onderdeel VI. F. van Bijlage I kan Curaçao toestaan dat rapporterende Curaçaose financiële instellingen mogen vertrouwen op door derden uitgevoerde due diligenceprocedures voor zover de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften hierin voorzien.
In onderdelen VI. G. en VI. H. worden alternatieve procedures beschreven die FI’s kunnen toepassen ten aanzien van nieuwe rekeningen die geopend zijn voorafgaand aan de inwerkingtreding van het verdrag, of op of na 1 juli 2014 en voor 1 januari 2015. Het gaat hier om het geval Curaçao de bevoegdheid zou missen om de rapporterende Curaçaose financiële instellingen te verplichten om aan bepaalde onderdelen van Bijlage I te voldoen. Onderdeel VI. G. betreft nieuwe rekeningen geopend voor 1 juli 2014 en onderdeel VI. H. betreft nieuwe rekeningen die op of na 1 juli 2014 en voor 1 januari 2015 zijn geopend.
Deze alternatieven zijn van weinig praktisch belang, omdat de gegevensuitwisseling via de belastingdienst zal verlopen en Curaçao de bevoegdheid heeft om bedoelde wettelijke verplichting op te leggen aan rapporterende Curaçaose financiële instellingen.
Algemene noties
Er zijn vijf noties die gelden voor alle rekeningen. In de eerste plaats wordt bij alle bedragen in dollars de US dollar bedoeld en kan daarvoor een equivalent in Antilliaanse guldens worden gelezen.
In de tweede plaats wordt het saldo of de waarde van een rekening bepaald per de laatste dag van het kalenderjaar, dan wel vanaf de laatste dag van een andere periode waarover moet worden gerapporteerd.
In de derde plaats mag voor de bepaling van het saldo of de waarde van een rekening per 30 juni 2014 worden aangesloten bij het saldo of de waarde per die datum of per de datum van de laatste dag van de rapportageperiode die onmiddellijk voor 30 juni 2014 eindigt.
In de vierde plaats dient een reeds bestaande individuele rekening, die op 30 juni 2014 gekwalificeerd kan worden als rekening met een hoge waarde (High Value Account) en die een Amerikaanse te rapporteren rekening blijkt te zijn, als zodanig behandeld te worden vanaf het moment dat de rekening overeenkomstig de due diligence-procedure, geïdentificeerd is als een Amerikaanse te rapporteren rekening.
Ten slotte moet de informatie met betrekking tot te rapporteren rekeningen jaarlijks worden verstrekt in het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de informatie ziet. In Curaçao zal hiervoor worden aangesloten bij de reeds bestaande verstrekkingsmomenten aan de Belastingdienst voor de binnenlandse renseignering en voor de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.
In Bijlage II worden entiteiten, rekeningen en producten genoemd waarvan bij het gebruik ervan het risico op Amerikaanse belastingontwijking laag wordt ingeschat. In deze bijlage zijn de niet rapporterende FI’s opgenomen of productcategorieën waarover niet hoeft te worden gerapporteerd. Deze bijlage verschilt per FATCA-partnerstaat, omdat de uitzonderingen landenspecifiek zijn. De bijlage heeft veel aandacht gehad bij de totstandkoming van Cur IGA en is mede tot stand gekomen op basis van inbreng van vertegenwoordigers van de Curaçaose financiële sector.
Deze Bijlage kan worden aangepast indien beide Verdragspartners dat nodig achten. Dat kan in onderling overleg gedaan worden door de bevoegde autoriteiten in Curaçao en de VS.
In het overzicht in Bijlage II zijn opgenomen:
– namen van entiteiten of productcategorieën;
– een algemene omschrijving van de entiteit of productcategorie;
– een beschrijving die aangeeft in hoeverre de entiteit of de productcategorie in aanmerking komt voor een uitgezonderde, dan wel een FATCA-conforme status, dan wel dat er geen sprake is van een financiële rekening.
Onderdeel I en II. Vrijgestelde begunstigden
In onderdeel I en II van Bijlage II zijn entiteiten genoemd die aangemerkt kunnen worden als FI’s die zijn vrijgesteld van rapportage aan de IRS. Deze categorie is uitgezonderd van de verplichtingen onder FATCA, omdat zij een laag risicoprofiel hebben en het risico dat zij gebruikt worden om Amerikaanse belastingen ontduiken gering is. Opgenomen zijn onder meer de Curaçaose overheid, de Centrale Bank, internationale volkenrechtelijke organisaties, pensioenfondsen en bepaalde beleggingsentiteiten. Ook beleggingsfondsen waarin alleen vrijgestelde FI’s participeren, zoals pensioenfondsen, zijn vrijgesteld.
Onderdeel III. FATCA-conform geachte kleine financiële instellingen of financiële instellingen met een beperkte omvang
In onderdeel III van Bijlage II zijn de FI’s opgenomen die behandeld worden als niet-rapporterende Curaçaose FI’s. Het betreft onder meer de volgende categorieën:
Financiële instellingen met een lokaal cliëntenbestand
Onder deze categorie FATCA-conforme FI’s valt een FI die aan alle in onderdeel III. A onder 1 tot en met 10, van Bijlage II opgenomen vereisten voldoet, zoals:
– de FI valt onder de Curaçaose wet- en regelgeving;
– de FI heeft geen vaste inrichting buiten Curaçao;
– de FI werft geen buitenlandse cliënten;
– de FI is verplicht om onder de Curaçaose (fiscale) wet- en regelgeving rekeningen van inwoners van Curaçao te identificeren ten behoeve van rapportage aan de Belastingdienst of om te voldoen aan de Curaçaose AML regelgeving;
– tenminste 98% van de rekeninghouders inwoner is van Curaçao;
– de FI dient met ingang van 1 juli 2014 beleid en procedures te hebben om te voorkomen dat de FI een rekening opent voor niet-participerende financiële instellingen en om te monitoren of zij een rekening opent of aanhoudt voor omschreven Amerikaanse personen die geen inwoner zijn van Curaçao of voor passieve NFFE’s met uiteindelijk belanghebbenden die staatsburger of inwoner zijn van de VS en geen inwoners van Curaçao; en
– de FI dient rekeningen die zij beheert die worden aangehouden door een persoon omschgreven in het onderdeel hierboven en indien een dergelijke rekening wordt ontdekt, deze rekeningen te rapporteren alsof zij een rapporterende Curaçaose FI is (met inbegrip van de te volgen toepasselijke registratievereisten op de website van de IRS voor FATCA-registratie) of de rekening op te heffen.
Lokale Banken
Onder de categorie lokale banken, valt een FI die aan alle in onderdeel III. B van Bijlage II opgenomen vereisten voldoet, zoals:
– de FI opereert uitsluitend als een bank of een kredietunie of soortgelijke coöperatieve kredietorganisatie zonder winstoogmerk;
– de activiteiten van de FI bestaan voornamelijk uit het ontvangen van inleg van en het verstrekken van bepaalde leningen aan leden, op voorwaarde dat geen van de leden een belang heeft van meer dan 5%;
– de FI heeft geen vaste inrichting buiten Curaçao en werft geen buitenlandse cliënten;
– de FI heeft niet meer dan USD 175 miljoen aan bedrijfsmiddelen op de balans, en de FI en alle verbonden entiteiten bij elkaar hebben voor niet meer dan 500 miljoen op de geconsolideerde balans dan wel gezamenlijke balansen; en
– alle verbonden entiteiten moeten gevestigd zijn op Curaçao.
Financiële instellingen met alleen rekeningen van geringe waarde
Onder de categorie financiële instellingen met alleen rekeningen van geringe waarde, valt een FI die aan alle in onderdeel III. C van Bijlage II opgenomen vereisten voldoet, zoals:
– de FI is geen beleggingsentiteit;
– de FI of verbonden entiteiten hebben geen financiële rekening met een bedrag of waarde van meer dan USD 50.000; en
– de FI heeft niet meer USD 50 miljoen aan middelen op de balans.
Gekwalificeerde credit card uitgevende instellingen
Onder de categorie gekwalificeerde credit card uitgevende instelling, valt een FI die aan alle in onderdeel III. D van Bijlage II opgenomen vereisten voldoet, zoals:
– de FI is alleen een FI omdat zij een uitgever is van credit cards die alleen stortingen accepteert in verband met tekorten als gevolg van credit card betalingen en het teveel betaalde niet onmiddellijk weer terugboekt naar de cliënt; en
– de FI voert beleid en procedures in om te voorkomen dat een cliënt meer dan USD 50.000 stort of om te verzekeren dat het meerdere binnen 60 dagen wordt teruggeboekt.
Onderdeel IV. FATCA-conform geachte beleggingsentiteiten en andere speciale regels
In onderdeel IV van Bijlage II worden voor de toepassing van artikel 1471 van de US Internal Revenu Code niet-rapporterende Curaçaose FI’s als FATCA-conform geachte FI’s behandeld. Het betreft onder meer de volgende categorieën:
Trustee gedocumenteerde trusts
Onder deze categorie vallen trusts die zijn ingesteld onder Curaçaos recht en waarvan de trustee al wordt aangemerkt als FI die rapporteert en alle vereiste informatie rapporteert volgens de verplichtingen van deze overeenkomst (sectie A).
Beleggingsentiteiten en vennootschappen onder auspiciën («sponsored»)
Onder de in onderdeel IV. B en onderdeel IV. C van Bijlage II gestelde voorwaarden zijn onder auspiciën van een Financiële Instelling staande beleggingsentiteiten en buitenlandse vennootschappen, vrijgesteld. Daarin wordt beschreven onder welke voorwaarden wordt toegestaan dat een FI (de «sponsoring entity») de FATCA verplichtingen uitvoert namens de beleggingsinstelling of buitenlandse vennootschap («sponsored entity»).
Beleggingsadviseurs en (vermogens)beheerders
Ook feitelijk in Curaçao gevestigde beleggingsentiteiten wier enige activiteit is het verlenen van beleggingsadvies of het beheren van portefeuilles ten behoeve van klanten, worden onder bepaalde voorwaarden behandeld als FATCA-conform en hebben geen identificatie- en rapportageverplichting.
Bepaalde beleggingsinstellingen
Een feitelijk in Curaçao gevestigde beleggingsinstelling wordt volgens onderdeel IV.E van Bijlage II behandeld als een FATCA-conforme FI indien de deelname in de beleggingsinstelling alleen bestaat uit participanten waarover niet gerapporteerd hoeft te worden, zoals vrijgestelde begunstigden, Amerikaanse personen die niet aangemerkt worden als «omschreven Amerikaanse personen», financiële instellingen die geen niet-participerende FI zijn en actieve NFFE’s. NFFE’s zijn niet-Amerikaanse financiële instellingen, die aan de voorwaarden in Bijlage I, onderdeel VI. B. 4 voldoen. Ook iedere beleggingsentiteit (in de zin van artikel 1, eerste lid, sub j, van de Cur IGA) die een belang heeft in deze FATCA-conforme beleggingsinstelling hoeft daarover niet te rapporteren.
Op grond van onderdeel IV. F van Bijlage II hoeft een Curaçaose FI niet te rapporteren over zijn deelnemingsrechten in een FATCA-conforme beleggingsinstelling die onderworpen is aan het toezicht volgens de wetgeving van een partnerstaat of over zijn deelnemingsrechten in een FATCA-conforme beleggingsinstelling die als zodanig wordt erkend volgens de Amerikaanse uitvoeringsvoorschriften. Er moet echter wel worden gerapporteerd als het gaat om een Curaçaose FI door middel waarvan deelnemingsrechten in zo’n FATCA-conforme beleggingsinstelling worden gehouden. In het derde lid is een bepaling opgenomen die moet voorkomen dat er dubbel wordt gerapporteerd als de beleggingsinstelling niet FATCA-conform is. Als een feitelijk in Curaçao gevestigde en niet-FATCA-conforme beleggingsinstelling of een andere beleggingsentiteit namens deze niet-FATCA-conforme beleggingsinstelling heeft gerapporteerd over de belangen in deze niet-FATCA-conforme beleggingsinstelling, dan hoeven alle overige beleggingsentiteiten niet meer over hun belangen in deze niet-FATCA-conforme beleggingsinstelling te rapporteren.
Onderdeel V. Rekeningen die uitgesloten zijn van financiële rekeningen
In onderdeel V van Bijlage II zijn producten en categorieën rekeningen opgenomen die een laag risicoprofiel hebben en daarom zijn uitgezonderd. Zij worden niet aangemerkt als financiële rekeningen in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van het verdrag en zijn daarom ook geen te rapporteren rekeningen. Het betreft bepaalde:
– pensioen(gerelateerde) producten en categorieën, de zogenoemde derde pijlerproducten;
– bepaalde overeenkomsten van levensverzekering;
– rekeningen die deel uitmaken van een nalatenschap indien gedocumenteerd met een testament of overlijdensakte;
– geblokkeerde rekeningen («escrow accounts») in verband met een gerechtelijk bevel of gerechtelijke uitspraak, met een verkoop of verhuur van dan wel handel in goederen dan wel in verband met te betalen belastingen.
– rekeningen in Curaçao die volgens een IGA tussen de VS en een andere FATCA-partnerland niet kwalificeren onder de definitie van financiële rekeningen.
Onderdeel VI. Begripsomschrijvingen
In onderdeel VI. A en onderdeel VI. B van Bijlage II zijn twee aanvullende begripsomschrijvingen opgenomen die omschrijven wat een «Reporting Model 1 FFI» is alsmede een «Participating FFI». Een «Reporting Model 1 FFI» is een FI ten aanzien waarvan een niet-Amerikaanse overheid zich verplicht om op basis van een IGA informatie op te vragen en uit te wisselen met de VS.
Een «Participating FFI» is een FI die op basis van een Model 2 IGA met de VS een overeenkomst heeft afgesloten. In dit kader wordt ook verwezen naar hetgeen is vermeld over de twee modelovereenkomsten in paragraaf 2.2. van de toelichting.
Het Verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen gelden voor Curaçao.
De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders