Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 februari 2016
Hierbij bied ik u de tweede nota van wijziging (Kamerstuk 34 255, nr. 12) aan op het voorstel van wet uitbetaling pensioen in pensioeneenheden (Kamerstuk 34 255). De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u op 19 februari jl. geïnformeerd (Kamerstuk 34 255, nr. 10) over ons gezamenlijke besluit om het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering (Kamerstuk 34 344) van de regering te integreren in dit initiatiefvoorstel. Deze integratie vindt plaats via bijgevoegde nota van wijziging. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het verzoek dat diverse Kamerfracties tijdens de eerste termijn van de plenaire behandeling van wetsvoorstel met Kamerstuk 34 255 (Handelingen II 2015/16, nr. 55, Initiatief-Lodders Uitbetaling pensioen in pensioeneenheden) aan de Staatssecretaris en aan mij hebben gedaan om met een gezamenlijk voorstel te komen voor een eenduidige aanpassing van het wettelijk kader voor premie- en kapitaalovereenkomsten.
Het regeringsvoorstel en het initiatiefvoorstel hebben dezelfde aanleiding; een te beperkend wettelijk kader voor premie- en kapitaalovereenkomsten (premieregelingen). Beide voorstellen strekken tot een verbetering van dit kader, waardoor pensioenkapitaal dat in het kader van een premieregeling is opgebouwd, in de uitkeringsfase (deels) risicodragend kan worden belegd. Doorbeleggen leidt naar verwachting tot een hoger pensioenresultaat en maakt het pensioen minder afhankelijk van de rentestand op pensioendatum. Beide wetsvoorstellen bevatten verder waarborgen om de risico’s van doorbeleggen voor de hoogte van het pensioen te beperken.
De uitwerking van beide wetsvoorstellen is echter verschillend. Ten behoeve van de integratie zijn daarom keuzes gemaakt. De sterke onderdelen van beide wetsvoorstellen zijn hierbij samengevoegd, waardoor het resultaat kan worden beschouwd als «het beste van twee werelden».
De belangrijkste consequenties van de integratie zijn hieronder beschreven.
Reikwijdte
Het gewijzigde wetsvoorstel biedt uitdrukkelijk ruimte voor een pensioen dat wordt gebaseerd op de koerswaarde van pensioeneenheden. De nota van wijziging bevat een definitie van een dergelijk pensioen plus een delegatiebepaling waarmee hierover regels kunnen worden gesteld. De uitvoeringspraktijk is bekend met dergelijke flexibele pensioencontracten, waardoor deze snel na de inwerkingtreding van de wetswijziging kunnen worden aangeboden aan de deelnemers.
Daarnaast biedt het voorstel, in overeenstemming met het regeringsvoorstel, ruimte voor andere vormen van een variabel pensioen. Hiermee blijft ook de in de pensioensector gewenste innovatie van pensioencontracten mogelijk. De mogelijkheid om het beleggingsrisico collectief te delen, die in het regeringsvoorstel is opgenomen, wordt eveneens ingebracht in het initiatiefvoorstel.
De uitbreiding van de reikwijdte van het initiatiefvoorstel is aanleiding om de citeertitel te wijzigen in (voorstel van) Wet verbeterde premieregeling.
Optie voor spreiden mee- en tegenvallers
Het initiatiefvoorstel bevatte geen mogelijkheid om financiële mee- en tegenvallers in de tijd te spreiden. In het regeringsvoorstel is hiervoor wel een regeling getroffen. Met deze nota van wijziging krijgen de partijen bij een pensioencontract (meestal werkgevers en werknemers) de optie om een spreiding van mee- en tegenvallers overeen te komen, binnen het wettelijke kader dat daarvoor in het regeringsvoorstel is opgenomen.
Keuze tussen verzekeren of collectief delen macro langlevenrisico
Met deze nota van wijziging wordt aan contractspartijen tevens de optie geboden om – naast een verzekering van het macro langlevenrisico – overeen te komen dat dit risico collectief wordt gedeeld. Contracten voor een variabel pensioen waarin het macro langlevenrisico collectief wordt gedeeld, kunnen ook door een premiepensioeninstelling worden uitgevoerd. De keuzes van contractspartijen voor het (al dan niet) spreiden van financiële mee- of tegenvallers en voor het verzekeren, dan wel collectief delen van het macro langlevenrisico zijn voor de pensioenuitvoerder bindend.
Projectierente
Door de integratie van de twee wetsvoorstellen is het nu, voor individuele contracten, mogelijk om te kiezen voor een (maximale) projectierente. Het initiatiefwetsvoorstel ging oorspronkelijk uit van een risicovrije rente of het U-rendement. Door te kiezen voor een projectierente komt daar een extra keuze bij. De projectierente is minimaal de risicovrije rente (zoals in het initiatiefwetsvoorstel) maar er kan gewerkt worden met een risicovrije rente met een opslag.
Bij contracten met een collectieve deling van het beleggingsrisico kan sprake zijn van ex ante herverdeling. In het regeringsvoorstel wordt dit tegengegaan door voor deze contracten een risicovrije projectierente voor te schrijven. Het regeringsvoorstel biedt in de collectieve variant de mogelijkheid om het pensioenkapitaal anders over de uitkeringsfase te verdelen, waardoor dezelfde initiële hoogte en hetzelfde verloop van de pensioenuitkering kan worden gerealiseerd als bij individuele varianten. Dat voorkomt concurrentie tussen individuele contracten en collectieve contracten op de hoogte van de uitkering op basis van de rente. In het huidige voorstel wordt voor collectieve contracten aangesloten bij het regeringsvoorstel.
Default is vast pensioen
Mede naar aanleiding van de eerste termijn van de plenaire behandeling van onderhavig wetsvoorstel is besloten om de defaultregeling van het initiatiefvoorstel te handhaven. Deelnemers met een premieregeling moeten dus bewust en expliciet kiezen voor een risicodragend variabel pensioen. Zo niet, dan dient de pensioenuitvoerder voor betrokkene een vast pensioen uit te voeren, dan wel – als de uitvoerder geen vast pensioen aanbiedt – de pensioenaanspraken van de betrokken deelnemer over te dragen aan een pensioenuitvoerder die wel een vast pensioen aanbiedt. Om alle deelnemers de keuze tussen een variabel of een vast pensioen te bieden, is het beperkte shoprecht uit het regeringsvoorstel overgenomen.
Beleggingen en zorgplicht
In het kader van zijn zorgplicht dient de pensioenuitvoerder de voorkeur van de deelnemer voor een vast of een variabel pensioen uit te vragen op het moment in de opbouwfase waarop deze voorkeur relevant is voor de samenstelling van de beleggingen. Dat is dus op het moment waarop het beleggingsrisico (gedeeltelijk) wordt afgebouwd. De beleggingen dienen op basis van die voorkeur te worden ingericht. Ook hier geldt dat – als de deelnemer zijn voorkeur niet aan de pensioenuitvoerder bekend maakt – deze uit moet gaan van een voorkeur voor een vast pensioen.
Communicatie
Ten aanzien van informatieverplichtingen voor pensioenuitvoerders is bij de integratie besloten om, in overeenstemming met het initiatiefvoorstel, deelnemers met een premieregeling bij aanvang van de deelname te informeren over de mogelijkheid van een variabel pensioen. De verplichting om deelnemer jaarlijks, en gewezen deelnemers per vijf jaar, te informeren over de mogelijkheid om op pensioendatum te kiezen voor een variabel pensioen, is eveneens in overeenstemming met het initiatiefvoorstel. Vanwege de ruimere reikwijdte is de regeling voor de informatievoorziening bij het eventuele keuzemoment op pensioendatum van het regeringsvoorstel overgenomen.
Lodders