Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het nodig is om Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES alsmede de Wet luchtvervoer BES te wijzigen, ter uitvoering van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb. 2000, 32 en Trb. 2001, 91 en 107);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES wordt als volgt gewijzigd:
Er wordt een nieuw artikel 1322 ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van de Wet luchtvervoer BES, is op het internationale vervoer van personen, bagage of goederen met luchtvaartuigen tegen betaling het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Trb. 2000, 32 en Trb. 2001, 91 en 107) van toepassing op:
a. luchtvervoer tussen twee staten die partij zijn bij het verdrag;
b. luchtvervoer dat aanvangt en eindigt binnen een staat die partij is bij het verdrag, mits er een tussenlanding plaatsvindt in een andere staat ongeacht of deze laatste partij is bij het verdrag.
2. Dit verdrag is eveneens van toepassing op:
a. luchtvervoer door opeenvolgende luchtvervoerders welk vervoer partijen als een enkele handeling beschouwen,
b. luchtvervoer verricht door een andere dan de contractuele vervoerder en
c. luchtvervoer dat kosteloos door een luchtvaartonderneming wordt verricht.
3. Het verdrag bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op luchtvervoer binnen het Koninkrijk der Nederlanden tussen en vanaf de openbare lichamen Bonaire, St. Eustatius en Saba.
De Wet luchtvervoer BES wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te vervallen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Veiligheid en Justitie,
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,