Ontvangen 8 september 2015
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel III, onderdeel B, komt te luiden:
B
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. het rentevoordeel van een door de inhoudingsplichtige dan wel door een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap aan de werknemer verstrekte geldlening, daaronder begrepen een gedeelte van een geldlening, waarvan de rente als aftrekbare kosten in de zin van de artikelen 3.120 tot en met 3.123 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking genomen kan worden alsmede de aan deze geldlening verbonden kosten, tenzij het rentevoordeel door de inhoudingsplichtige in aanmerking wordt genomen als een branche-eigen product als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel i.
2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. naar een tarief van 80% met betrekking tot een rentevoordeel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i.
II
In artikel XX wordt na het eerste lid, onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot derde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel III, onderdeel B, in werking met ingang van 1 januari 2017.
Onderhavig wetsvoorstel regelt dat de rentekorting die medewerkers van hun werkgever ontvangen niet langer gedefiscaliseerd is. De korting is belast loon en is vervolgens aftrekbaar als hypotheekrente. De rentekorting kan op grond van onderhavig wetsvoorstel niet onder de werkkostenregeling vallen, omdat dan onduidelijkheid bestaat of de rentekorting aftrekbaar is als hypotheekrente.
Indiener acht het onwenselijk dat de rentekorting anders behandeld wordt als andere kortingen op producten uit het eigen bedrijf. Daarvoor kennen we immers een vrijstelling van 20% tot maximaal € 500. Daarnaast acht indiener het onwenselijk dat kosten die niet op de belastingplichtige drukken, wel aftrekbaar zijn. Bovendien is de voorgestelde regeling erg ingewikkeld, waardoor het de voorkeur verdient dat de rentekorting als loon wordt uitbetaald en de werkgever voor zowel werknemers als niet-werknemers dezelfde hypotheekrente vraagt.
Daarom regelt dit amendement dat het rentevoordeel als verplicht eindheffingsbestanddeel wordt aangemerkt, tenzij gekozen wordt voor de gerichte vrijstelling voor korting op producten uit het eigen bedrijf. De rentekorting is dan ook niet aftrekbaar als hypotheekrenteaftrek.
Doel hiervan is om de route van een rentekorting fiscaal te ontmoedigen. Om werkgevers en werknemers in de gelegenheid te stellen de onderlinge afspraken aan te passen, is de inwerkingsdatum van het amendement 1 januari 2017.
Omtzigt