Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 17 juni 2015
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Jaarverslag Defensie 2014 duidelijk maakt dat het de Defensieorganisatie niet lukt om naast de inzet voor missies voldoende materieel over te houden om te kunnen trainen en opleiden en voor veel van de uit te voeren taken de beschikbare middelen te krap zijn bemeten, waarbij tekorten aan reserveonderdelen en onderhoudscapaciteit zorgen dat materieel soms lange tijd stilstaat;
constaterende dat het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer zich richt op de inzetbaarheidsdoelstellingen waarbij de Algemene Rekenkamer tot het oordeel komt dat Defensie van veel wapensystemen net genoeg materieel heeft om de gestelde doelen uit te voeren en een dusdanig grote inzet doet met deze wapensystemen dat ze inteert op de mate waarin personeel voldoende geoefend is voor een breed palet aan taken;
overwegende dat de Minister van Defensie niet ingaat op de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om in de begroting 2016 aan te geven waar aanvullende middelen nodig zijn om bestaande ambities waar te maken dan wel aan te geven welke bestaande ambities neerwaarts worden bijgesteld;
van mening dat de Defensieorganisatie veel aan kan, maar de bestaande ambities en uitdagingen omvangrijk zijn;
van mening dat de regering de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer om de balans te herstellen, door een gedoseerde aanpak met scherpe prioriteitstelling, over moet nemen;
verzoekt de regering om, in de begroting 2016 aan te geven waar aanvullende middelen nodig zijn om bestaande ambities waar te maken dan wel aan te geven welke bestaande ambities neerwaarts worden bijgesteld,
en gaat over tot de orde van de dag.
Eijsink
Teeven