Kamerstuk 34200-X-1

Jaarverslag Ministerie van Defensie 2014

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2014

Gepubliceerd: 20 mei 2015
Indiener(s): Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34200-X-1.html
ID: 34200-X-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 20 mei 2015

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 7.787,8 (bedragen x € 1 miljoen)

Uitgavenverdeling Defensie totaal € 7.787,8 (bedragen x € 1 				  miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 291,05 (bedragen x € 1 miljoen)

Ontvangstenverdeling Defensie totaal € 291,05 (bedragen 				  x € 1 miljoen)

INHOUDSOPGAVE

A.

Algemeen

5

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

5

2.

Leeswijzer

7

       

B.

Beleidsverslag

10

3.

Beleidsprioriteiten

11

4.

Beleidsartikelen

23

 

4.1.

Beleidsartikel 1 Inzet

23

 

4.2.

Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten

34

 

4.3.

Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten

38

 

4.4.

Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

42

 

4.5.

Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee

47

 

4.6.

Beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht

52

 

4.7.

Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

62

 

4.8.

Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

65

5.

Niet-beleidsartikelen

68

 

5.1.

Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

68

 

5.2.

Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat

69

 

5.3.

Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

71

 

5.4.

Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

72

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

73

       

C.

Jaarrekening

80

7.

De verantwoordingsstaat

80

8.

De saldibalans

81

       

Baten-lastenagentschappen

87

9.

De samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

87

10.

Defensie Telematica Organisatie

88

11.

Dienst Vastgoed Defensie

97

12.

Paresto

108

       

Publicatie personele topinkomens

115

13.

Publicatie personele topinkomens

115

       

D.

Bijlagen

118

Bijlage 1:

Toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s

118

Bijlage 2:

Inhuur externen

120

Bijlage 3:

Afgerond Evaluatie- en overig onderzoek

121

Bijlage 4:

Integriteitsmeldingen

122

Bijlage 5:

Milieu

123

Bijlage 6:

Rapportage burgerbrieven

127

Bijlage 7:

Rapportage voortgang maatregelen beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland

129

Bijlage 8:

Rapportage inzetbaarheidsdoelstellingen in 2014

135

Bijlage 9:

Lijst met afkortingen

140

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AANBIEDING EN VERZOEK TOT DECHARCHEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Defensie over het jaar 2014 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2014 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2014, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2014 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Defensie, J. A. Hennis-Plasschaert

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

In het jaarverslag 2014 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2014 (Kamerstuk 34 750-X, nr. 1). Het jaarverslag bestaat uit de aanbieding en dechargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de (niet-) beleidsartikelen, de jaarrekening, gegevens over de agentschappen en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Rijk afgegeven controleverklaring.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsartikelen

Budgettaire gevolgen van beleid

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden ten aanzien van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2,5 miljoen voor artikel 1 Inzet en € 5 miljoen voor de overige beleidsartikelen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid».

Investeringsprojecten

De verantwoording over investeringsprojecten is opgenomen in beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht. Bij de investeringsprojecten is een toelichting opgenomen bij die projecten waarvan de realisatie afwijkt van de begroting 2014. Een toelichting wordt gegeven bij relevante verschillen (groter dan € 10 miljoen bij de opdracht «Voorzien in nieuw materieel» en «verkoopopbrengsten groot materieel» en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten).

Niet-beleidsartikelen

Dit betreft een toelichting op de artikelen «Algemeen», «Centraal apparaat», «Geheime uitgaven» en «Nominaal en onvoorzien».

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: rechtmatigheid, de totstandkoming van beleidsinformatie, financieel en materieelbeheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de agentschappen. Daarnaast zijn de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer in deze paragraaf opgenomen.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie. Ook is de verantwoording van de agentschappen opgenomen. Ten slotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.

Bijlagen

Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht met toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s (bijlage 1), een overzicht van externe inhuur (bijlage 2), een overzicht met afgerond evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 3), een overzicht van integriteitsmeldingen (bijlage 4), een bijlage milieu (bijlage 5), de rapportage burgerbrieven (bijlage 6), de rapportage over de voortgang van de maatregelen beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland (bijlage 7), de rapportage over inzetbaarheidsdoelstellingen in 2014 (bijlage 8) en een lijst met afkortingen (bijlage 9).

Groeiparagraaf

  • Op 20 april 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» (Kamerstuk 31 865, nr. 26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In het jaarverslag zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel budgettaire gevolgen van beleid. Door de nieuwe indeling kunnen in sommige tabellen geen gegevens worden opgenomen voor de jaren 2010, 2011 en 2012.

  • Beleidsartikel 6: Investeringen Krijgsmacht. Vanaf de begroting 2013 is een centraal investeringsartikel opgenomen. Over dit artikel zijn de volgende aanvullende afspraken voor 2014 gemaakt met het Ministerie van Financiën:

    • Een ongelimiteerde eindejaarsmarge op het beleidsartikel 6, met daarin de budgetten voor investeringen en de aan investeringen gerelateerde uitgaven aan materieel (inclusief bijbehorende instandhouding, afstotingskosten en verkoopopbrengsten). Onder materieel wordt verstaan de wapensystemen, infrastructuur en aan de krijgsmacht gerelateerde IT-systemen. Voor de rest van de begroting geldt de gebruikelijke 1 procent van het begrotingstotaal als eindejaarsmarge;

    • De verkoopopbrengsten voor groot materieel worden op de voor Defensie gebruikelijke behoedzame wijze geraamd en komen altijd ten bate van het beleidsartikel investeringen, zodat deze ook meerjarig kunnen worden meegenomen. Dit vervangt de eerdere middelenafspraken;

    • Naast de ongelimiteerde eindejaarsmarge wordt twee keer per jaar (voorjaar en augustus) beoordeeld of de budgetten een andere fasering behoeven naar enig jaar. Ook kan de Minister van Financiën vragen om aanpassingen van de fasering ter ontlasting van het kader in enig jaar.

  • Vanaf de begroting voor 2014 zijn de operationele toelagen, conform de rijksbrede definities, gepresenteerd als apparaatsuitgaven. Dit betreft de volgende wijzigingen:

    • Bij de operationele commando’s zijn uit de post «gereedstelling» de operationele toelages overgeheveld van het programma naar het apparaat;

    • Bij het Commando Zeestrijdkrachten is de post «inzet» die betrekking heeft op de Kustwacht in Nederland en het Caribisch gebied samengevoegd bij de post gereedstelling van het programma.

  • In het jaarverslag wordt informatie verstrekt over de mate waarin Defensie voldoet aan de inzetbaarheidsdoelstellingen en over de stand van zaken van de maatregelen als gevolg van de beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland. Informatie over de uitvoering van het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie wordt zowel bij de begroting als bij het jaarverslag afzonderlijk verstrekt.

  • Batenlastenagentschappen: Om de apparaatsuitgaven binnen de baten-lastenagentschappen beter te laten aansluiten bij de uitgavenbegroting, worden Rijksbreed de betalingen aan de baten-lastenagentschappen zichtbaar gemaakt in de uitgavenbegroting, onder de noemer «waarvan bijdragen aan SSO’s» (Shared Service Organisations).

  • Beleidsartikelen:

    • In beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet van de krijgsmacht verantwoord. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded Navo- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is verantwoord, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en de Kustwachten.

    • In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor zeestrijdkrachten, landstrijdkrachten, luchtstrijdkrachten, de marechaussee en de inzet waartoe zij gemandateerd zijn, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

    • In beleidsartikel 6 zijn de investeringen verantwoord voor de krijgsmacht, te weten investeringen in materieel, infrastructuur en ICT. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten van afstoting van materieel en infrastructuur in dit beleidsartikel verantwoord.

    • In de beleidsartikelen 7 Ondersteuning door Defensie Materieel Organisatie en 8 Ondersteuning door Commando DienstenCentra zijn de uitgaven en verplichtingen verantwoord voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieorganisaties.

  • Niet-beleidsartikelen:

    • In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen worden de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen.

    • In het niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie verantwoord, waaronder de uitgaven voor de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), alsmede de niet aan een specifiek artikel toe te wijzen uitgaven voor pensioenen en wachtgelden.

    • Ten slotte worden in de niet-beleidsartikelen 11 en 12 de Geheime uitgaven opgenomen respectievelijk de verantwoording voor Nominaal en onvoorzien.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

De beleidsagenda van de begroting 2014 vloeide voort uit de nota In het Belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 1), waarin het kabinet kiest voor een operationeel en financieel duurzame krijgsmacht, gericht op (internationale) samenwerking. In de nota werden maatregelen aangekondigd om financiële problematiek oplopend van € 234 miljoen in 2014 tot € 348 miljoen in 2018 het hoofd te bieden. In oktober 2013 kondigde het kabinet aanvullende afspraken aan (Begrotingsafspraken 2014, Kamerstuk 33 750, nr. 19), waarmee onder meer € 115 miljoen structureel voor Defensie beschikbaar kwam. Een deel van dit bedrag is aangewend om het effect van onvolledige uitkering van prijscompensatie in 2014 op te vangen. Daarnaast konden maatregelen uit de nota worden verzacht. De afspraken zijn verwerkt in de financiële kaders van de begroting. De uitwerking hiervan is beschreven in een aanvulling op de nota In het Belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 7). De nota en de aanvullende brief behelzen, net als de beleidsbrief 2011 Defensie na de Kredietcrisis (Kamerstuk 32 733, nr. 1), veranderingen voor Defensie. In 2014 hebben de maatregelen uit de beleidsbrief 2011 verder hun beslag gekregen en is er intensief gewerkt aan de uitvoering van de maatregelen die voortvloeien uit eerdergenoemde nota en aanvullende brief. Parallel hieraan is op basis van de nota gewerkt aan het groeitraject financiële duurzaamheid. Hierbij zijn vooral twee elementen van belang: 1) verantwoord handelen en 2) meer inzicht in de kosten van het hebben en gebruiken van wapensystemen.

Met ingang van 2014 was op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking € 250 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de geïntegreerde benadering voor internationale vrede en veiligheid. Het Budget Internationale Veiligheid (BIV) is in 2014 onder meer aangewend voor uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties, de inzet van transportvliegtuigen, de nazorg van militairen, de inzet van Vessel Protection Detachments en capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. In september 2014 heeft het kabinet besloten het BIV, met ingang van 2015, over te hevelen naar de begroting van Defensie. Het geïntegreerde karakter van het BIV voor de gerichte inzet van diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en militaire activiteiten blijft gewaarborgd.

Het beroep op de krijgsmacht in 2014, nationaal en internationaal, was groot. Als gevolg van zorgwekkende ontwikkelingen in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, de Sahel-regio en Oekraïne besloot het kabinet militaire bijdragen te leveren aan onder meer de VN-missie MINUSMA in Mali en de strijd tegen ISIS in Noord-Irak. Om deze extra inzet (financieel) mogelijk te maken, is het BIV-budget achtereenvolgens verhoogd met ruim € 177 miljoen en ruim € 120 miljoen vanuit de HGIS, verdeeld over 2014 en 2015. Daarnaast is Defensie gecompenseerd voor uitgaven in het kader van de inzet van defensiepersoneel en -materieel bij de MH-17 vliegtuigramp. Ook het beroep op de krijgsmacht voor nationale incidentele militaire bijstand en steunverlening steeg ten opzichte van 2012 en 2013.

Aangepaste maatregelen

Sinds de begroting 2014 en het verschijnen van de nota In het belang van Nederland zijn enige maatregelen aangepast, onder meer op grond van de begrotingsafspraken 2014. De belangrijkste aanpassingen zijn:

  • Het 45e pantserinfanteriebataljon blijft behouden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de omvorming van de 13e gemechaniseerde brigade in Oirschot naar een gemotoriseerde brigade. De aanwezige CV90’s worden vervangen door een combinatie van bij Defensie aanwezige wielvoertuigen (Bushmaster, Mercedes-Benz en Fennek) en de nieuw in te stromen Boxer.

  • Het Joint Support Ship (JSS) Karel Doorman is in 2014 overgedragen aan Defensie. Het schip is in 2014 tweemaal ingezet voor transport van hulpgoederen naar door Ebola getroffen gebieden in West-Afrika. Het JSS wordt in eerste instantie alleen voor de maritieme bevoorradingsfunctie in dienst gesteld en derhalve met een gereduceerde bemanning.

  • De marinierscompagnie op Aruba blijft bestaan, waardoor geen compagnieën op roulatiebasis vanuit Nederland nodig zijn. De bataljons in Nederland blijven zo intact, waardoor hun inzetbaarheid toeneemt.

  • Met het oog op de regionale werkgelegenheid blijft de Johan Willem Frisokazerne in Assen behouden. Ook is de maatregel vervallen om de vliegbasis Leeuwarden vooruitlopend op de invoering van de F-35 om te vormen naar een kleinere Deployable Operating Base. De toekomstige inrichting van de basis wordt meegenomen in de transitieplannen voor de invoering van de F-35 en de MALE UAV.

  • De Van Ghentkazerne in Rotterdam blijft behouden op grond van de uitkomsten van de business case waarin de gemeente Rotterdam en het Ministerie van Veiligheid en Justitie medegebruik gaan maken van de Van Ghentkazerne (Kamerstuk 33 763, nr. 37).

  • Bij de Koninklijke Marechaussee wordt de regionale indeling van capaciteiten vervangen door een benadering die berust op informatiegestuurd optreden. In dit kader is in het najaar het Landelijk Tactisch Commando (LTC) van de Koninklijke Marechaussee opgericht. De militaire politietaken nemen minder af dan verwacht. De financiële taakstelling die hiermee samenhangt zal met doelmatigheidswinst van informatiegestuurd optreden worden bereikt.

In bijlage 7 van dit jaarverslag wordt gerapporteerd over de voortgang van de maatregelen uit de beleidsbrief 2011 en de nota In het belang van Nederland, inclusief deze aanpassingen.

Personeel

In 2013 is het grootste deel van de reorganisaties naar aanleiding van de beleidsbrief 2011 voltooid. Dit betekent dat veel medewerkers in 2014 volgens een nieuwe taak- en verantwoordelijkheidsverdeling zijn gaan werken. Het reorganisatietraject van de Defensie Gezondheidszorgorganisatie (DGO) is in 2014 hervat, nadat overeenstemming was bereikt met de centrales van overheidspersoneel over het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg. Ook is de doorontwikkeling ingezet van de Divisie Personeel & Organisatie Defensie (DPOD). Daarnaast is gestart met de uitvoering van de maatregelen uit de nota In het belang van Nederland. In het Actieplan Werving en Behoud (Kamerstuk 33 763, nr. 29) en de Agenda voor de toekomst van het personeelsbeleid bij Defensie (Kamerstuk 33 750 X, nr. 45) is de Kamer geïnformeerd over het plan van aanpak om tot een goede personele vulling te komen. Voor de verbetering van de instroom van personeel is geïnvesteerd in de lastig te werven categorieën zoals vliegers, officieren techniek, luchtvaart- en elektrotechnici en verkeers- en gevechtsleiders. Manschappen en onderofficieren werden in 2014 bij voorkeur geworven vanuit de ROC-opleidingen Veiligheid en Vakmanschap. Het vertrouwen van het personeel in de organisatie begint weer toe te nemen en ook de werving van nieuw personeel trekt aan. In 2014 bedroeg de instroom van militair en burgerpersoneel respectievelijk 86 procent en 73 procent van de planning. Voor burgerpersoneel is dit een positiever beeld dan voorgaande jaren. Bij de defensieopleidingen is de certificering van de initiële opleidingen vrijwel voltooid. Enkele honderden militairen hebben hierdoor hun MBO-diploma behaald.

Met de inwerkingtreding van het Veteranenbesluit is op de tiende Veteranendag, 28 juni 2014, een belangrijk wetgevingstraject voltooid. De Veteranenwet, uitgewerkt in het Veteranenbesluit, vormt de grondslag voor de erkenning van en de waardering voor de (bijzondere) zorg voor veteranen. De opening van het Veteranenloket is hiervan een voorbeeld. Hiermee wordt de toegang tot en de coördinatie van de zorg aan veteranen, militaire oorlogs- en dienstslachtoffers en hun relaties gewaarborgd.

De Reservistennota is in oktober 2014 aangeboden aan de Kamer. De nota beschrijft de intensivering van het reservistenbeleid van Defensie zoals die in eerdere brieven was aangekondigd (Kamerstuk 33 400 X, nr. 81 en Kamerstuk 33 750-X, nr. 10). Ook introduceert de nota de pilots die de defensieonderdelen gaan uitvoeren om de inzet van reservisten concreet vorm te geven. De pilots hebben betrekking op uiteenlopende terreinen bij de zeven defensieonderdelen en hebben elk een eigen tijdschema.

Gereedstelling en inzet

Inzetbaarheid

Defensie voldeed in 2014 grotendeels aan de inzetbaarheidsdoelstellingen, zoals gepresenteerd in de nota In het belang van Nederland. Zoals uiteengezet in de brief van 9 oktober 2014 (Kamerstuk 33 763, nr. 57) is de inzet wel degelijk aan beperkingen onderhevig. Deze beperkingen hebben bijvoorbeeld invloed op het vermogen om operaties langdurig uit te voeren. In bijlage 8 van dit jaarverslag wordt gerapporteerd over de mate waarin Defensie in 2014 in staat was de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen.

Internationale operaties en crisisbeheersing

Evenals in voorgaande jaren is de krijgsmacht ingezet in crisisbeheersingsoperaties, tegen piraterij en voor de opbouw van veiligheidsorganisaties in onder meer Afghanistan, Afrika en het Midden-Oosten en op de Balkan. Tevens heeft Nederland besloten tot bijdragen aan de VN-operatie MINUSMA in Mali en aan de strijd tegen ISIS in Noord-Irak. Daarnaast was de krijgsmacht actief in het Caribische deel van het Koninkrijk. Ook was Defensie intensief betrokken bij de repatriëring van slachtoffers en hun eigendommen van de MH-17 vliegtuigramp.

Afghanistan

Nederland is in 2014 bij Afghanistan betrokken geweest met het Rule of Law programma in de provincie Kunduz, de inzet van civiel politiepersoneel in EUPOL, de militaire bijdrage aan het ISAF-hoofdkwartier en de inzet van de F-16’s in Mazar-e-Sharif. De Navo-operatie ISAF is eind 2014 beëindigd en hetzelfde geldt voor de defensie-bijdrage aan het ISAF-hoofdkwartier en de inzet van de Nederlandse F-16’s. In september 2014 besloot het kabinet tot de Nederlandse deelneming aan de nieuwe Navo-missie Resolute Support in Afghanistan per 1 januari 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 254). Nederland levert honderd militairen voor fase 1 van de missie. Zij zijn vooral geplaatst in Mazar-e-Sharif. In Kabul gaat het om enkele staffuncties.

Irak – strijd tegen ISIS

Op 24 september 2014 besloot het kabinet een militaire bijdrage te leveren aan de strijd tegen ISIS, voor de duur van maximaal een jaar. De Nederlandse bijdrage bestaat uit zes F-16’s (plus twee in reserve), inclusief 250 militairen, en circa 130 trainers om Iraakse en Koerdische strijdkrachten in staat te stellen ISIS op de grond te bestrijden. Begin oktober 2014 is het F-16 detachement volledig ontplooid. Vanaf 7 oktober 2014 zijn er dagelijks meerdere missies gevlogen. De voorbereiding voor de Nederlandse bijdrage aan de trainingsmissie is in 2014 begonnen. Over de voortgang van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS is de Kamer op 19 december 2014 en 5 februari 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. F en Kamerstuk 27 925, nr. 528).

Navo Ocean Shield en EU Atalanta

Nederland heeft ook in 2014 deelgenomen aan de strijd tegen piraterij. Het betrof de internationale maritieme operaties van de Navo (Ocean Shield) en de EU (Atalanta) en zelfstandige militaire teams (Vessel Protection Detachments) ter bescherming van koninkrijksgevlagde schepen. De Navo en EU-mandaten van beide missies gelden tot en met december 2016. Over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de EU-operatie Atalanta is de Kamer op 14 november 2014 geïnformeerd (Kamerstuk 29 521, nr. K). De Nederlandse bijdrage aan de Navo-operatie Ocean Shield wordt in 2015 niet voortgezet.

European Union Training Mission Somalia (EUTM Somalië)

Nederland levert sinds 2013 een bijdrage aan de EUTM Somalië. De EUTM heeft tot doel de training van Somalische veiligheidstroepen ter versterking van de Somali Federal Government. Ook traint de EUTM het hogere kader en de civiele component van het Somalische Ministerie van Defensie ter bevordering van de civiele controle over de krijgsmacht. De Kamer is in december 2013 geïnformeerd over de voortzetting van de missie in Mogadishu (Kamerstuk 29 521, nr. 222). Het Nederlandse mandaat behelst de inzet van maximaal vijftien personen en loopt tot en met 31 maart 2015.

United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS)

Nederland levert sinds de aanvang van deze missie in april 2012 een bijdrage aan UNMISS. Deze bijdrage bestaat uit een militair en een civiel deel. Het gaat om een bijdrage van maximaal dertig personen, zowel militairen als civiele politiefunctionarissen. De Nederlandse bijdrage is in december 2013 verlengd tot 28 februari 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 255). Sinds de crisis in Zuid-Soedan uitbrak in december 2013 is de aard van de missie veranderd. Het takenpakket van de Nederlanders, vooral in het UNPOL-deel, is daarom aangepast. UNMISS houdt zich niet langer bezig met staatsopbouw. Het hoofddoel van de missie is nu bescherming van de burgerbevolking. Concreet houdt dit in dat de Nederlanders in UNPOL niet langer trainingsactiviteiten uitvoeren, maar met name toezien op de veiligheid in de kampen waar een deel van de bevolking zijn toevlucht heeft gezocht.

European Union Training Mission Mali (EUTM Mali)

Nederland heeft in 2014 één militair bijgedragen aan EUTM Mali. Deze missie heeft tot doel de capaciteit van operationele eenheden en de hervorming van de commandostructuur van het Malinese leger te bevorderen. De EU heeft het mandaat van de missie in 2014 verlengd tot 18 mei 2016.

Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA)

Nederland heeft in 2014 zijn bijdrage aan MINUSMA ontplooid. De Nederlandse bijdrage heeft als hoofddoel een effectieve en overdraagbare inlichtingenketen binnen de missie tot stand te brengen. De bijdrage bestaat uit de All Source Intelligence Fusion Unit (ASIFU) met een Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR)-eenheid, het helikopterdetachement (Chinook en Apache) en speciale eenheden. In totaal zijn ongeveer 450 Nederlandse militairen werkzaam in MINUSMA, aangevuld met nationale eenheden die vooral betrokken zijn bij de opbouw van het Nederlandse kamp in Gao. Nederland levert ook een bijdrage aan de civiele component van MINUSMA met maximaal twintig marechaussees, tien politiefunctionarissen en enkele functionarissen van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Justitie.

Patriots Turkije

Eind 2013 werd de plaatsing van twee Nederlandse Patriot-systemen in Turkije met twaalf maanden verlengd tot eind januari 2015 (Kamerstuk 32 623, nr. 117). In augustus 2014 heeft het kabinet besloten deze plaatsing niet nogmaals te verlengen (Kamerstuk 32 623, nr. 136), omdat de inzet sinds begin 2013 het uiterste heeft gevergd van materieel en personeel en een nieuwe verlenging een te zware belasting zou vormen. Inmiddels heeft Spanje besloten de Nederlandse taken over te nemen. De redeployment is derhalve eind 2014 in gang gezet.

EU Battlegroup

In de tweede helft van 2014 nam Nederland deel aan een door België geleide EU Battlegroup. De Nederlandse bijdrage bestond onder meer uit twee infanteriecompagnieën met CV-90’s en Bushmasters, twee Chinook-transporthelikopters, een Role 1 medische faciliteit en een chirurgisch team.

NATO Response Force

In 2014 heeft Nederland wederom eenheden gereed gesteld voor de snelle reactiemacht van de Navo, de NATO Response Force (NRF). Nederland leverde een amfibisch transportschip als varend commandoplatform en acht F-16’s aan de Immediate Response Force (IRF), de initiële reactiemacht van de NRF. Hiervan zijn, in samenspraak met de Navo, vier F-16’s teruggetrokken en ingezet voor Baltic Air Policing. Daarnaast werd vanaf maart en vanaf augustus twee keer voor een periode van drie tot vier maanden een mijnenjager beschikbaar gesteld aan de IRF. Ook leverde Nederland de eerste helft van 2014 een fregat voor een Navo-oefening in de Baltische regio. Tot slot heeft Nederland in de tweede helft van 2014 een onderzeeboot aangeboden voor de Response Forces Pool (RFP).

Reassurance

In 2014 leverde Nederland ook een bijdrage aan de maatregelen ter geruststelling van de bondgenoten aan de oostflank van het Navo-verdragsgebied. Nederland leverde een KDC-10 met Air-to-Air Refuelingcapaciteit ter ondersteuning van de AWACS (Airborne Warning and Control System) operaties en een mijnenjager aan de Standing NATO Mine Countermeasures Group 2. Voorts namen vier Nederlandse F-16’s deel aan Baltic Air Policing in Polen en was een F-16 beschikbaar als reserve van september tot en met december 2014. Tot slot nam Nederland deel aan diverse Navo-oefeningen in het oostelijke deel van het Navo-verdragsgebied en werden nationale oefeningen opengesteld voor Navo-partners.

Nationale inzet

Defensie verricht dagelijks tal van activiteiten, incidenteel en regulier, ten behoeve van de veiligheid in Nederland en de Caribische delen van het Koninkrijk. De laatste jaren doen civiele autoriteiten steeds vaker een beroep op de krijgsmacht. In 2014 is de krijgsmacht ruim 2.500 keer ingezet, tegenover 2.300 keer in 2013 en 1.900 keer in 2012. De gevraagde inspanning is daarmee structureel groter dan het FNIK (Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht)-budget voor incidentele bijstand en steunverlening.

In 2014 zijn de ministeries van Defensie, Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties begonnen met de herijking van het FNIK-convenant, met als doel het budget weer in verhouding te brengen met de werkelijke kosten.

In 2014 is Defensie veelvuldig ingezet voor incidentele militaire bijstand en steunverlening. In het eerste kwartaal zijn verschillende krijgsmachtsonderdelen ingezet bij de ondersteuning van de tweedaagse Nuclear Security Summit (NSS) in de regio Den Haag, met een dagelijkse inzet van 8.000 militairen. In het paasweekeinde ondersteunde het CLSK met een blushelikopter de brandweer bij het bestrijden van een grote brand op de Hoge Veluwe. Met het neerstorten van MH-17 zijn opnieuw grote delen van Defensie ingezet. Daarnaast is de Defensie Duik Groep in 2014 veelvuldig ingezet om onder water naar vermiste personen te zoeken. De Advanced en Intermediate Search Teams van de genie zijn ingezet ter ondersteuning van de politie bij het zoeken naar bijvoorbeeld wapens, munitie, geld en verdovende middelen in verborgen ruimtes. Naast de uitvoering van structurele taken van de krijgsmacht in het Caribische deel van het Koninkrijk heeft de EODD explosieven geruimd. Daarnaast hebben mariniers op Sint Maarten hulp verleend in het orkaanseizoen. Ook ondersteunde Defensie het Openbaar Ministerie op Curaçao bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad.

In het kader van het programma Versterking Civiel Militaire Samenwerking (VCMS) werkte Defensie in 2014 samen met V&J aan verbeterde samenwerking met crisisdiensten. Toenemende samenwerking in de voorbereidende «koude» fase van crisisbeheersing en voorkoming, zoals voorzien in het programma Versterkte Civiel Militaire Samenwerking is in 2014 verder ontwikkeld. Dit kwam tot uiting in meerdere, decentraal gesloten convenanten tussen defensie en haar crisispartners. Defensie verstevigde de ondersteuning van haar partners door het verder ontwikkelen en professionaliseren van de militaire adviescapaciteit. De bij iedere veiligheidsregio aanwezige Officier Veiligheidsregio (OVR) is een zichtbare weergave van de structurele verankering in de nationale veiligheidssector.

MH-17

Om de slachtoffers van de ramp met vlucht MH-17 en hun persoonlijke eigendommen thuis te brengen, is een repatriëringsmissie opgezet. Defensie was hier intensief bij betrokken met zowel personeel als materieel. Militair luchttransport is ingezet tussen Oekraïne en de vliegbasis Eindhoven. De identificatie van de slachtoffers van rampvlucht MH-17 werd uitgevoerd door het Landelijk Team Forensische Opsporing in de Korporaal van Oudheusden Kazerne in Hilversum. Hieraan hebben ook buitenlandse deskundigen meegewerkt.

Begin augustus werd de (grootschalige) missie opgeschort vanwege de veiligheidssituatie op de rampplek in Oost-Oekraïne. Vanaf toen werd dagelijks bekeken wat mogelijk was. Defensie droeg samen met de Nationale Politie zorg voor een «interim presentie» in Kiev en Kharkiv. Deze functionarissen konden de snelle hervatting van de operatie voorbereiden. Als de situatie het toeliet, borg een missieteam stoffelijke resten en verzamelde het persoonlijke bezittingen. Deskundigen hebben in november en december wrakstukken van het vliegtuig geborgen ten behoeve van het onderzoek naar de toedracht van de ramp door de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Investeren in de toekomst en versterken operationele duurzaamheid

Defensie werkt samen met kennisinstituten en het bedrijfsleven om nu en in de toekomst te kunnen voorzien in de behoefte aan modern, kwalitatief hoogwaardig en betaalbaar materieel, dat breed toepasbaar is en een groot aanpassingsvermogen heeft. Het bij de nota In het belang van Nederland geïntroduceerde Concept Development and Experimentation (CD&E-)proces bevordert de doorontwikkeling van kennis en technologie tot inzetbare capaciteiten voor Defensie.

In 2014 nam Nederland deel aan diverse internationale CD&E-initiatieven, onder meer de programma’s Optimising Fire Support en Effective protection against Rocket Artillery Mortars and Class 1 UAV threat van de Navo. Daarnaast stimuleert Defensie Nederlandse bedrijven, vooral het MKB, in de ontwikkeling van innovatieve producten met de CODEMO-regeling. Op het gebied van energieafhankelijkheid bij het operationele optreden werkte Defensie in 2014 samen met het Smart Energy Team van de Navo en het project Military Green van de EU.

In de nota In het belang van Nederland streeft Defensie ernaar om op termijn 20 procent van het budget te besteden aan investeringen. Onder druk van financiële taakstellingen is in de begroting 2014 het geraamde investeringspercentage voor 2014 verlaagd naar 15,7 procent. Dit bleek in de praktijk een uitdaging vanwege knelpunten in de verwervingsketen en onverwachte vertragingen bij veel projecten. Bij de tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 34 085-X, nr. 3) is de Kamer geïnformeerd over uitgaven aan investeringsprojecten die later dan gepland tot realisatie zullen gaan komen. Bij de eindrealisatie is het gerealiseerde investeringspercentage uiteindelijk uitgekomen op 14,3 procent. Het gerealiseerde investeringspercentage in 2014 is ten opzichte van 2013 gestegen.

Op het gebied van cyber zijn er in het afgelopen jaar forse stappen gezet om de capaciteiten van Defensie verder te ontwikkelen. Alle speerpunten van de Defensie Cyber Strategie (DCS) zijn in uitvoering. Het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT) is versterkt met extra personeel en ondersteunt de beveiliging van de meest kritieke netwerken en systemen van Defensie. Hierbij werkt het centrum onder meer samen met het Nationaal Cyber Security Centrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is de inlichtingencapaciteit in het digitale domein van de MIVD geïntensiveerd door uitbreiding van het personeel en investeringen in materieel. Een deel van deze capaciteit betreft de oprichting van de gezamenlijke Joint Sigint Cyber Unit (JSCU) van de AIVD en de MIVD in de zomer van 2014. Ook heeft Defensie een eerste stap gezet in de ontwikkeling van offensieve cybercapaciteiten door de lancering van het Defensie Cyber Commando (DCC) in het najaar van 2014. Tot slot werkt Defensie nauw samen met de publieke en private partners in het cyberdomein en levert een bijdrage aan cyberprogramma’s van de Navo en de EU.

Internationale defensiesamenwerking

Een speerpunt in het defensiebeleid in 2014 was de versterking van internationale militaire samenwerking. Defensie zette zich in 2014 in voor verdere verdieping van militaire samenwerking in multilateraal verband (Navo en EU) en met gelijkgezinde landen in bilateraal verband.

Navo

In 2014 is vooral de samenwerking in Navo-verband in een stroomversnelling geraakt. Vanwege de Russische annexatie van de Krim en de destabilisering van Oost-Oekraïne heeft de Navo maatregelen genomen ter geruststelling van de oostelijke bondgenoten. Nederland heeft bijdragen geleverd aan diverse Navo-maatregelen (zie paragraaf «gereedstelling en inzet»).

Verder heeft de Navo maatregelen genomen die de gereedheid en paraatheid van het bondgenootschap moeten vergroten. Tijdens de Navo-top in Wales op 4 en 5 september 2014 is hiertoe een aanzet gegeven met het Readiness Action Plan (RAP). In het kader van het RAP is binnen het kader van de NATO Response Force de Very High Readiness Joint Taskforce (VJTF) opgericht, die het mogelijk moet maken om binnen zeer korte tijd troepen in te zetten. Op de top bood Nederland een compagnie met daarbij behorende ondersteuning aan.

Europese Unie

In 2014 is gewerkt aan de uitvoering van de afspraken die zijn gemaakt tijdens de Europese Raad van december 2013. Dit heeft onder andere geleid tot de vaststelling van een Europese maritieme veiligheidsstrategie en een bijbehorend actieplan. Nederland, Defensie in het bijzonder, heeft een actieve rol gespeeld bij het opstellen van deze strategie en beziet nu samen met andere departementen hoe ons land de implementatie ervan kan bevorderen.

In november hebben de EU-ministers van de Defensie een overkoepelend beleidskader vastgesteld voor structurele defensiesamenwerking. Voor Nederland is dit beleidskader een belangrijke stap op weg naar meer defensiesamenwerking in Europa.

In 2014 vervulde Nederland een voortrekkersrol bij samenwerkingsinitiatieven in het kader van pooling & sharing en het project gericht op de gezamenlijke verwerving, de instandhouding en het gebruik van tankertransportvliegtuigen (Multi Role Tanker Transport). In het kader van dit project is in december 2014 besloten tot een procedure met de firma Airbus voor de verwerving van vier vliegtuigen. Tot slot is in november 2014, voor het project Joint Deployable Exploitation Analysis Laboratory, een oefenlaboratorium geopend in Soesterberg voor de verbeterde opsporing van Improvised Explosive Devices (IED’s).

Bilaterale samenwerking

Bilateraal werkt Defensie intensief samen met de Benelux en met Duitsland. De Benelux-samenwerking heeft in februari een belangrijke mijlpaal bereikt met de ondertekening van het Memorandum of Understanding over het gemeenschappelijke wapenbeheersingsbureau (Benelux Arms Control Agency) dat is gevestigd in het Belgische Peutie. Personeel van dit bureau is in 2014 voor de OVSE ingezet tijdens de crisis in Oekraïne. Verder zijn vorderingen gemaakt met het verdrag over de integratie van de luchtruimbewaking. In de samenwerking met Duitsland is op 12 juni de integratie gemarkeerd van de Nederlandse Luchtmobiele Brigade in de Duitse Division Schnelle Kräfte met een ceremonie in aanwezigheid van beide ministers van Defensie.

Daarnaast heeft Nederland in 2014 de bilaterale samenwerking geïntensiveerd met onder meer het Verenigd Koninkrijk, door zich aan te sluiten bij het Joint Expeditionary Force (JEF) initiatief. Met Noorwegen werkt Nederland aan een gecoördineerde aanpak van de bestaande samenwerking in internationale verbanden, zoals de Navo, de Northern Group en JEF. Met de Verenigde Staten werkte Nederland nauw samen op meerdere gebieden, zoals bij anti-drugsoperaties in het Caribisch gebied en de ontwikkeling van de F-35. Met Estland zijn, na de verkoop van 44 CV-90 infanterievoertuigen, afspraken gemaakt over informatie-uitwisseling ten aanzien van het gebruik en onderhoud. In april heeft de Minister van Defensie haar Georgische collega bezocht en gesproken over de zes samenwerkingsinitiatieven waarmee Defensie de Georgische krijgsmacht ondersteunt en over de politieke situatie in de regio en de positie van Georgië. Aansluitend aan dit bezoek bracht zij een bezoek aan China, met als doel nadere kennismaking, informatie-uitwisseling over de veiligheidssituatie in bepaalde regio’s en bespreking van de samenwerking in VN-verband, in het bijzonder in het kader van MINUSMA. In februari sloot Nederland met Indonesië een Memorandum of Understanding over verdieping van de defensierelatie. Tijdens een bezoek aan Israël in mei is de Minister met haar Israëlische collega overeengekomen om ten behoeve van de onderlinge samenwerking nadere afspraken te maken over de status van het bezoekende defensiepersoneel en over uitvoeringsaspecten zoals de financiën.

Bedrijfsvoering

Financiële Duurzaamheid (Life Cycle Costing)

Het afgelopen jaar is de levensduursystematiek verder uitgewerkt. Het stappenplan in de brief van 1 november 2013 Inzicht in kosten en uitgaven van wapensystemen en plan van aanpak daarvoor (Kamerstuk 33 763, nr. 27) vormt hiervoor de basis. In 2014 is bepaald welke informatie per wapensysteem in de huidige administratie is opgenomen. Tevens is bepaald hoe in de ontwerpbegroting van 2015 de inrichting op basis van wapensystemen het beste kon worden weergegeven, rekening houdend met de huidige begrotingsindeling en andere begrotingseisen. Er wordt steeds meer en beter inzicht verkregen in de kosten van het hebben en gebruiken van wapensystemen. Duidelijk is dat risico’s en/of budgettaire problematiek eerder dan voorheen erkend worden en dus ook geadresseerd moeten worden.

SAP

Na het beëindigen van het programma SPEER in 2013 heeft de lijnorganisatie gewerkt aan de voltooiing van de basisimplementatie ERP. Het grootste deel van de organisatie is inmiddels gemigreerd. De geplande einddatum voor de migratie van de F-16 is niet gehaald. De ERP-migratie is een arbeidsintensief proces en beperkt het gebruik van de F-16. Dit kon niet worden gecombineerd met de inzet van de F-16’s in 2014. De migratie van de F-16’s zal derhalve niet in één keer gebeuren, maar gefaseerd. De Kamer is hierover op 9 januari 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 31 460, nr. 51). Na voltooiing van de basisimplementatie ERP ontvangt de Kamer in 2016 een eindevaluatie over het bereiken van de doelstellingen van ERP.

Sourcing

De sourcingsagenda van Defensie concentreert zich op de volgende zeven projecten: Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem, Defensiebrede Vervanging Operationele Wielervoertuigen tot 7,5 kN, Vastgoeddiensten, Uitbesteding Cateringdiensten Defensie, Sourcing P&O-diensten, de Michiel Adriaanszoon de Ruyterkazerne en IV/ICT. Voor het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielervoertuigen is in 2014 het testprogramma voor de VW Amaroks succesvol afgesloten. Vanaf oktober 2014 zijn de eerste voertuigen ingestroomd. Voor het project Vastgoeddiensten heeft Defensie zich aangesloten bij het Rijksvastgoedbedrijf, dat is opgericht in juli 2014. Daarnaast is de aanbesteding gestart voor het project Defensie Bewakings- en Beveiligingssysteem. In juli 2014 is aan de Kamer gemeld dat de aanpak van sourcing IV/ICT wordt herijkt, zodat deze aansluit bij de IT-visie van Defensie (Kamerstuk 31 125, nr. 45). Het afgelopen jaar is sourcing, door belegging in de lijn, onderdeel geworden van de reguliere bedrijfsvoering. Over de voortgang van de geselecteerde sourcingprojecten is de Kamer op 26 november 2014 (Kamerstuk 31 125, nr. 44) geïnformeerd.

Vastgoed

In 2014 kregen maatregelen uit het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie hun beslag en zijn aanvullende maatregelen uit de nota In het belang van Nederland uitgewerkt. Als gevolg van de vastgoedmaatregelen uit die nota steeg de totale incidentele investeringsbehoefte van € 395 miljoen naar € 483 miljoen. De verwachte structurele besparing op de jaarlijkse vastgoedexploitatie na voltooiing van de maatregelen loopt ook op, van € 41,9 miljoen in 2019 tot € 66,4 miljoen in 2020. De stijging is onder meer het gevolg van de besparingen ten gevolge van de afstoting van het Marine Etablissement Amsterdam, een hogere opbrengst bij de herinrichting van de munitieketen bij DMO en de maatregelen uit de nota In het belang van Nederland. De Kamer is in augustus en november geïnformeerd over de voortgang en uitwerking van de vastgoedmaatregelen (Kamerstuk 33 763, nr. 53 en Kamerstuk 33 763, nr. 60). Op 1 juli 2014 is het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) opgericht. Vanaf die datum is het overgrote deel van het personeel van de Dienst Vastgoed Defensie gedetacheerd bij het RVB, vooruitlopend op verdere integratie.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen 1

Artikel

Nummer artikel

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

geheel artikel

1

Inzet

     

27 925, nr. 436

   

31 516, nr. 6

nee

2

Taakuitvoering zeestrijdkrachten

               

3

Taakuitvoering landstrijdkrachten

               

4

Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

         

31 516, nr. 2

 

nee

5

Taakuitvoering marechaussee

         

31 516, nr. 3

 

nee

6

Investeringen krijgsmacht

               

7

Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

               

8

Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

         

31 516, nr. 4

 

nee

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link:

http://rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/2015/planning-beleidsdoorlichtingen/x-defensie

X Noot
1

Defensie richt zich in beleidsdoorlichtingen op de verantwoording van het gevoerde beleid van verrichte activiteiten en geleverde prestaties. Per beleidsdoorlichting worden zoveel mogelijk daaraan gerelateerde defensieuitgaven verantwoord. De indeling van de defensiebegroting is echter gekoppeld aan organisatieonderdelen van Defensie, in plaats van een indeling naar beleidsdoelstellingen. Om die reden hebben beleidsdoorlichtingen van Defensie geen betrekking op een geheel artikel.

Toelichting

De beleidsdoorlichting «Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië» is in 2014 verzonden aan de Kamer.

De beleidsdoorlichting «Wijziging samenstelling Koninklijke Marine (2005)» is vanwege gewijzigde prioritering niet in 2014 voltooid. De Kamer is hierover per brief geïnformeerd (Kamerstuk 31 516, nr. 7).

De beleidsdoorlichting «Flexibel personeelssysteem» is niet voltooid in 2014. Daarvoor zijn verschillende oorzaken, in het bijzonder de tijdens de uitvoering verruimde onderzoeksopzet in combinatie met beperkte beschikbaarheid van gegevens, problemen bij het raadplegen van bronnen en beperkte capaciteit. De Kamer is hierover per brief geïnformeerd (Kamerstuk 31 516, nr. 9).

Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Wapensystemen (IBO) is gestart in 2014. Dit IBO onderzoekt de mogelijkheden om aanschaf, beheer en onderhoud van wapensystemen doelmatiger te organiseren door middel van meer internationale samenwerking en het gebruik van geïntegreerde contracten.

Overzicht van risicoregelingen

Per 31 december 2014 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen het Ministerie van Defensie en de vereniging, met als doel de belemmeringen weg te nemen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning. In 2014 zijn er geen aanspraken geweest.

Garantieregeling «vredes- en humanitaire operaties»

Artikel

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Uitstaande garantie 2013

Geraamd te verlenen 2014

Geraamd te vervallen 2014

Uitstaande garanties 2014

Garantieplafond 2014

Geraamd te verlenen 2015

Geraamd te vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Garantieplafond 2015

Totaal plafond

Artikel 8 – Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

Garantie overeenkomst vredes- en humanitaire operaties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

n.v.t.

 

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Financiële gevolgen

Overzicht verloop begroting 2014

Stand begroting 2014

7.602.033

Beleidsmatige mutaties

 

Doorwerking eindrealisatie 2013

– 31.171

Bijdrage vanuit het BIV voor crisisbeheersingsoperaties

326.350

Bijstelling ontvangsten

– 25.884

Kasschuif naar latere jaren

– 113.000

Vrijgave deel van de hoofdsom ABP-lening

– 19.208

Overhevelingen tussen departementen

– 15.960

Begrotingsafspraken 2014 (intensivering)

50.000

Bijdrage MH-17

14.900

Bijstelling uitgaven

88

Loon/prijsbijstelling

13.263

Totaal beleidsmatige mutaties

199.378

Autonome mutaties

 

Bijstelling ontvangsten

– 9.743

Bijstelling uitgaven

– 3.917

Totaal autonome mutaties

– 13.660

Totaal jaarrekening 2014

7.787.751

Toelichting

Doorwerking eindrealisatie 2013

Het defensiebudget is voor 2014 met € 31,2 miljoen verlaagd als gevolg van de begrotingsuitvoering in 2013.

Bijdrage vanuit het BIV

Vanuit het artikel Budget Internationale Veiligheid van de BHOS-begroting is € 326,4 miljoen toegevoegd aan de defensiebegroting voor uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties (waaronder de VN-missie MINUSMA en de strijd tegen ISIS), internationale criminaliteitsbestrijding (VPD’s), civiele militaire capaciteit, luchttransport en training- en capaciteitsopbouw in Afrika.

Bijstelling ontvangsten

De lagere ontvangsten (– € 25,9 miljoen) worden vooral veroorzaakt door het verschuiven van de verkoopontvangsten (– € 48,5 miljoen) van roerende en onroerende goederen naar latere jaren als gevolg van afnemende mogelijkheden op de markt. Hier tegenover staan de hogere ontvangsten als gevolg van een restitutie van de belastingdienst van eerder betaalde WIA-premies en sociale lasten (€ 15,6 miljoen) en overige personele en materiële ontvangsten (€ 7,1 miljoen).

Verschuivingen naar latere jaren

Bij de eerste suppletoire begroting 2014 is met een kasschuif een deel van de budgetten (€ 35 miljoen) voor de Sociaal Beleidskaderregelingen doorgeschoven naar 2015, omdat er dan naar verwachting een hogere instroom is in de desbetreffende regelingen. Bij de tweede suppletoire begroting is er besloten een bedrag van € 68 miljoen van de investeringen groot materieel van de DMO in 2014 door te schuiven naar 2015. Ook voor de missie in Mali is voor € 10 miljoen doorgeschoven naar 2015.

Vrijgave niet relevant deel van de hoofdsom ABP lening

Vanwege het volledig op kapitaaldekking brengen van de militaire ouderdomspensioenen is het Ministerie van Defensie met het ABP een aantal leningen overeengekomen. In 2014 is geen gebruik gemaakt van de leencapaciteit. In 2014 is deze lening niet nodig.

Overheveling van/naar andere departementen

De budgetoverhevelingen tussen de departementen bedragen per saldo – € 16 miljoen. Dit betreft onder meer de overgang van de Audit Functie Defensie naar het Ministerie van Financiën (– € 8,9 miljoen) vanwege centralisatie, de bijdrage van Defensie in de exploitatiekosten van het project C2000 (– € 6,3 miljoen) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de bijdrage in de Joint Sigint Cyber Unit (JSCU; – € 2,8 miljoen) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de bijdrage in de overige zakelijke lasten (structureel – € 2,0 miljoen) en de bijdrage voor het afdoen van de openstaande egalisatieschuld (– € 4,8 miljoen) voor het Rijksvastgoedbedrijf. Daar staat tegenover de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het project noodsleephulp (€ 3,7 miljoen) en het project Advanced Passenger Information (€ 4,8 miljoen) en overige kleinere overhevelingen (per saldo € 0,4 miljoen).

Begrotingsafspraken 2014 (intensivering)

De begroting is gewijzigd door de uitkomst van het begrotingsakkoord van oktober 2013.

Bijdrage MH-17

Dit betreft de compensatie voor de uitgaven voor de inzet van defensiepersoneel en -materieel bij de ramp met de MH-17.

Loon- en prijsbijstelling

Dit betreft de uitkering van loon- en prijsbijstelling voor de defensiebegroting.

Autonome mutaties

Het verschil tussen de stand tweede suppletoire begroting en de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven is bijgesteld met autonome mutaties.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1 Beleidsartikel 1 Inzet

Algemene doelstelling

De Nederlandse krijgsmacht stelt eenheden gereed om invulling te kunnen geven aan zijn drie hoofdtaken:

  • Bescherming van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied, met inbegrip van de Caribische delen van het Koninkrijk, en van de belangen van het Koninkrijk wereldwijd;

  • Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;

  • Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen en daadwerkelijk inzetten van eenheden om de veiligheid van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied te handhaven. Verder is de Minister in samenwerking met bondgenoten verantwoordelijk voor de uitvoering van bijdragen aan missies voor conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Het Koninkrijk der Nederlanden draagt daarmee bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. De eenheden kunnen ook worden ingezet ten behoeve van nationale taken en het verlenen van (internationale) noodhulp.

Opzet artikel

Onder Beleidsartikel 1 Inzet wordt een overzicht geboden van de gehele inzet van de krijgsmacht. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded Navo- en EU-operaties, inzet voor nationale en koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel is daartoe uitgebreid met één niet-financieel overzicht voor de structurele inzet voor nationale en koninkrijkstaken, bijvoorbeeld door de KMar, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en de Kustwachten. In Beleidsartikel 1 is de verantwoording opgenomen van de additionele uitgaven voor inzet onder verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten. In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor zeestrijdkrachten, landstrijdkrachten, luchtstrijdkrachten, de marechaussee en de aan hen gemandateerde inzet, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

Beleidsconclusie

De krijgsmacht is in 2014, ondanks de ingrijpende veranderingen in de organisatie, ingezet voor alle drie de hoofdtaken in operaties op verschillende plaatsen in de wereld en in Nederland. Het beroep op Defensie in 2014 was groot. De krijgsmacht is onder meer ingezet in Afghanistan, Mali, de hoorn van Afrika, het Midden-Oosten, de Balkan en Turkije. Ook de nationale inzet, waaronder die van de Koninklijke Marechaussee, de explosievenopruimingsdienst, luchtruimbewaking, de kustwacht en militaire bijstand en steunverlening ging onverminderd door, evenals de inzet in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er was in 2014 bovendien een groeiende vraag naar ondersteuning door Defensie binnen Nederland. Het kost Defensie echter uiterste inspanningen om aan de gevraagde inzet te kunnen voldoen.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1 Inzet

(Bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil

Verplichtingen

302.029

223.487

165.904

153.728

263.764

6.250

254.514

Programma-uitgaven

318.319

186.102

191.231

177.246

252.576

6.250

246.326

Opdracht Inzet

             

– waarvan crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

318.319

186.102

185.351

170.420

228.517

 

228.517

– waarvan financiering nationale inzet krijgsmacht

   

2.366

2.581

1.939

2.250

– 311

– waarvan overige inzet

   

3.514

4.245

22.120

4.000

18.120

               

Programma-ontvangsten

9.347

3.214

8.384

4.807

11.645

1.407

10.238

– waarvan crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

9.347

3.214

4.286

1.603

8.293

1.407

6.886

– waarvan overige inzet

   

4.098

3.204

3.352

 

3.352

Toelichting algemeen

Binnen artikel 1 worden alleen uitgaven voor inzet begroot en verantwoord:

  • 1. Voor zover deze uitgaven additioneel zijn. Dit betekent dat vormen van inzet budgettair niet zichtbaar zijn in dit artikel indien geen sprake is van aanvullende uitgaven ten opzichte van de uitgaven voor gereedstelling en instandhouding binnen de artikelen van de operationele commando’s (bijvoorbeeld de inzet van helikopters voor Search and Rescue) of indien deze worden verrekend met tweeden of derden (bijvoorbeeld noodhulp die wordt verrekend met het Ministerie van Buitenlandse Zaken).

  • 2. Voor zover deze inzet onder directe verantwoordelijkheid van de Commandant der Strijdkrachten wordt uitgevoerd. Verschillende vormen van inzet zijn gemandateerd aan de operationele commando’s, zoals bijvoorbeeld de inzet voor de Kustwacht, en worden daarom in die artikelen begroot en verantwoord.

Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

In de defensiebegroting 2014 is geen budget voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen. De begrote verplichtingenstand voor crisisbeheersingsoperaties was hierdoor nihil. Het budget was gereserveerd op de begroting 2014 van BZ/BHOS. Met de eerste suppletoire begroting is het budget voor crisisbeheersingsoperaties overgeheveld naar de defensiebegroting en dit heeft derhalve geleid tot benodigde ruimte voor het aangaan van verplichtingen. Dit verklaart het verschil tussen de stand in de defensiebegroting 2014 en de realisatie 2014.

Uitgaven

In de defensiebegroting 2014 is geen budget voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen. Met de eerste suppletoire begroting is het budget voor crisisbeheersingsoperaties overgeheveld van de BHOS-begroting naar de defensiebegroting. In 2014 is voor het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties € 228,5 miljoen uitgegeven.

Toelichting crisisbeheersingsoperaties (HGIS)

De uitgaven per missie zien er als volgt uit:

Crisisbeheersingsoperaties

Bedragen x € 1.000

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

1e supp. begroting 2014

Verschil

Uitgaven missies

               

AFGHANISTAN

64.146

107.275

118.244

97.645

38.195

0

50.050

– 11.855

OCEAN SHIELD

4.386

7.788

21.191

6.043

6.048

0

7.800

– 1.752

EU ATALANTA

11.049

3.297

6.188

21.148

13.714

0

14.500

– 786

EUFOR ALTHEA

7.281

6.105

312

206

234

0

255

– 21

KFOR

538

561

489

452

343

0

300

43

CMF

196

244

265

164

247

0

250

– 3

NLTC

29

124

144

11

17

0

175

– 158

UNTSO

587

559

551

571

612

0

600

12

EULEX

588

606

501

598

568

0

300

268

MISSIES ALGEMEEN

1.398

1.825

2.608

2.316

4.913

0

5.500

– 587

NS2AU (voorheen AMIS)

8

 

49

54

98

0

100

– 2

UNMISS

   

1.266

1.514

1.784

0

1.300

484

MFO

     

234

273

0

182

91

PATRIOTS TURKIJE (BMTF)

     

18.620

18.224

0

21.900

– 3.676

EUCAP NESTOR

       

10

0

600

– 590

EUTM SOMALIE

     

372

609

0

1.200

– 591

EUAVSEC

     

59

5

0

10

– 5

EUTM Mali

     

43

80

0

50

30

UNDOF

     

30

105

0

80

25

MINUSMA

     

218

87.672

0

108.300

– 20.628

EUFOR CAR

       

38

0

200

– 162

STRIJD TEGEN ISIS (ATF ME & CMBI)

       

15.983

0

0

15.983

Beëindigde missies

213.533

39.924

12.954

   

0

 

0

Uitgaven contributies

14.580

17.794

20.589

20.121

38.745

0

17.200

21.545

Opbouw regionale vredeshandhavingscapaciteit

         

0

0

0

Overig, waaronder beveiliging, internationale criminaliteitsbestrijding en overige enablers

         

0

0

0

Voorziening Crisisbeheersingsoperaties

         

0

1.822

– 1.822

Totale uitgaven aan missies

318.319

186.102

185.351

170.420

228.517

0

232.674

– 4.157

In de defensiebegroting 2014 is geen budget voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen. Het budget was gereserveerd op de Begroting 2014 van BZ/BHOS. Met de eerste suppletoire begroting is het budget voor crisisbeheersingsoperaties overgeheveld naar de defensiebegroting. Daarom wordt in deze tabel en de toelichting daarop, in afwijking van de andere tabellen in dit jaarverslag, de realisatie afgezet tegen de eerste suppletoire begroting.

Hieronder worden de verschillen groter dan € 2,5 miljoen per missie toegelicht.

Afghanistan

ISAF heeft in 2014 in Afghanistan bijgedragen aan de opbouw van de Afghaanse veiligheidstroepen en de verantwoordelijkheid voor de veiligheid verder overgedragen aan de Afghaanse regering zodat Afghanistan niet opnieuw een vrijhaven voor terroristen zal worden. Nederland heeft in 2014 met enkele honderden militairen deelgenomen aan ISAF middels de Air Task Force (ATF) en een bijdrage aan de hoofdkwartieren van ISAF. De ATF is per 1 juli beëindigd. De ISAF-missie is 31 december 2014 beëindigd en opgevolgd door de Resolute Support Mission (RSM).

United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA)

UNAMA heeft, als politieke missie, in 2014 ondersteuning gegeven aan de Afghaanse regering en de Afghaanse bevolking door het creëren van draagvlak voor duurzame vrede en de ontwikkeling van goed bestuur. Nederland leverde in 2014 één militair aan UNAMA.

Financiële toelichting

De raming (verdiepingshoofdstuk 2014) bedroeg € 62 miljoen. Met de eerste suppletoire begroting is de raming met € 12 miljoen neerwaarts bijgesteld naar € 50 miljoen. Dit kan worden verklaard doordat de voor de redeployment geraamde transportkosten met de SAC C-17 uit de GPM-begroting zijn verschoven naar de post «Contributies» binnen het BIV. Met de tweede suppletoire begroting is de raming met € 3,7 miljoen verlaagd tot € 46,3 miljoen. Deze bijstelling is het gevolg van het twee maanden eerder redeployen van de ATF.

De eindrealisatie bedroeg in totaal € 38,2 miljoen (voor ISAF, GPM, UNAMA en Resolute Support). De onderrealisatie wordt voor € 8,1 miljoen verklaard door naar 2015 overlopende verplichtingen en achterblijvende betalingen aan coalitiepartners en de Navo om het gebruikte materieel terug te brengen in de originele staat.

Patriots Turkije (BMDTF)

De Patriotsystemen zijn in 2014 ingezet in Turkije met als doel de bevolking en het grondgebied van deze Navo-bondgenoot te beschermen door het onderscheppen van eventuele inkomende ballistische raketten en zo bij te dragen aan de de-escalatie van de crisis langs de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap. Nederland heeft in 2014 enkele honderden militairen ingezet in Turkije.

Financiële toelichting

Voor de Patriots in Turkije bedroeg de raming € 21,9 miljoen. Dit bedrag is met de eerste suppletoire begrotingswet toegevoegd aan de defensiebegroting. Met de tweede suppletoire begroting is de raming met € 1,7 miljoen verlaagd tot € 20,2 miljoen. Deze bijstelling is het gevolg van minder wegtransport, minder brandstofverbruik en minder uitgaven voor internet en telefonie. De eindrealisatie bedroeg € 18,2 miljoen. De onderrealisatie van € 2 miljoen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting wordt verklaard door lagere transportuitgaven als gevolg van het gebruik van eigen transportcapaciteit.

United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA)

MINUSMA heeft zich in 2014 gericht op begeleiden van Mali naar een functionerende overheid die veiligheid en andere diensten aan de bevolking levert in het gehele land. In 2014 is de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA ontplooid naar Mali. Nederland leverde in 2014 een bijdrage aan MINUSMA van enkele honderden militairen en enkele helikopters.

Financiële toelichting

De raming voor de missie in Mali bedroeg € 108,3 miljoen. Dit bedrag is met de eerste suppletoire begroting toegevoegd aan de defensiebegroting. De realisatie bedroeg € 87,7 miljoen. De onderrealisatie van € 20,6 miljoen is hoofdzakelijk ontstaan door latere ontplooiing van de hoofdmacht en door vertraging in de definitieve oplevering van kamp Castor.

Strijd tegen ISIS (Irak)

Een internationale coalitie is in 2014, op verzoek van de Iraakse regering, gestart met het bijdragen in de strijd tegen ISIS. De Nederlandse militaire bijdrage van enkele honderden militairen is initieel gericht op het stoppen van de opmars van ISIS en het ondersteunen van Iraakse en Koerdische strijdkrachten (Kamerstuk 27 925, nr. 506). De Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS bestond in 2014 uit een Air Task Force Middle East (ATF-ME), Planning Liaison Teams in Bagdad en Erbil in voorbereiding op de trainingsmissie en noodhulp aan Noord-Irak.

Financiële toelichting

Voor de missie ter bestrijding van ISIS is initieel € 30 miljoen geraamd in 2014, waarvan € 18,5 miljoen voor de ATF-ME en € 11,5 miljoen voor de Capacity Building Mission Iraq (CBMI) voor de trainingseenheden. Het bedrag van € 30 miljoen is met de tweede suppletoire begroting toegevoegd aan de defensiebegroting. De realisatie in 2014 bedroeg € 16 miljoen. De onderrealisatie van € 14 miljoen wordt grotendeels verklaard door het niet starten van de trainingsmissie CBMI in 2014. Hierdoor zijn er slechts geringe uitgaven gedaan in de voorbereidingsfase.

De onderrealisatie van ruim € 2 miljoen op het budget van de ATF-ME wordt veroorzaakt door goedkopere huisvesting en voeding.

Uitgaven contributies

De contributie-uitgaven zijn € 21,5 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit komt voornamelijk omdat per 2014 de bijdrage aan het project SAC C-17 wordt gefinancierd uit contributies, daar waar dit voorheen uit het bredere budget voor crisisbeheersingsoperaties werd betaald.

Opbouw regionale vredeshandhavingscapaciteit en overig

De budgetten voor opbouw regionale vredeshandhavingscapaciteit en overig (waaronder beveiliging, internationale criminaliteitsbestrijding en overige enablers) zijn overgeheveld naar Buitenlandse Zaken.

Toelichting overige Inzet

MH-17

Voor MH-17 was in totaal € 14,9 miljoen begroot. Dit werd met de tweede suppletoire begroting toegevoegd aan de defensiebegroting. De eindrealisatie bedroeg € 11,2 miljoen. De onderrealisatie van € 3,7 miljoen wordt voor € 1,1 miljoen verklaard doordat in 2014 aangegane verplichtingen nog niet tot betaling zijn gekomen. Ook zijn de geplande activiteiten in de Oekraïne anders uitgevoerd dan bij de initiële raming was voorzien, met name door de inzet van minder mensen.

Inzet Vessel Protection Detachments (VPD’s)

Voor VPD's was € 9,4 miljoen begroot. Met de tweede suppletoire begroting is het budget met € 3,0 miljoen verlaagd naar € 6,4 miljoen. Dit was het gevolg van een verlaging van de inschatting van het aantal te realiseren VPD-opdrachten van (75 naar 60). De eindrealisatie bedroeg € 4,3 miljoen. Deze onderrealisatie wordt verklaard door het nog lagere aantal gerealiseerde VPD's (53).

Toelichting op ontvangsten

Ontvangsten HGIS

In 2014 is € 11,6 miljoen ontvangen. Hiervan is € 8,3 miljoen binnen crisisbeheersingsoperaties ontvangen, waarvan € 5,4 miljoen bijdragen van de VN voor de missie MINUSMA, € 2,4 miljoen contributies en € 0,5 miljoen voor overige missies.

Ontvangsten VPD’s (overige inzet)

Voor de inzet van VPD’s is in totaal € 3,3 miljoen van Nederlandse reders ontvangen. Dat is € 2 miljoen minder dan begroot (€ 5,3 miljoen). Dit wordt veroorzaakt doordat er minder VPD’s zijn ingezet dan geraamd in de begroting.

Beleidsmatige informatie resterende operaties en missies

In het kader van de levering van een bijdrage aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit heeft Nederland deelgenomen aan verscheidene operaties. Hieronder worden de desbetreffende operaties beschreven voor zover zij hierboven niet aan de orde zijn gekomen.

Operatie Ocean Shield (OOS)

OOS heeft zich in 2014 ingezet tegen piraterij in de omgeving van Somalië door middel van het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. Nederland heeft in 2014 Zr.Ms. Evertsen ingezet in OOS. De Nederlandse bijdrage aan OOS is per 31 december 2014 beëindigd (Kamerstuk 29 521, nr. 267).

European Naval Force (EUNAVFOR) Atalanta

EUNAVFOR heeft in 2014 bijgedragen aan het beschermen van schepen van het VN World Food Program, het beschermen van koopvaardijschepen in de Golf van Aden, en het patrouilleren in gebieden met een verhoogde dreiging van piraterij. Nederland heeft in 2014 Zr.Ms. De Zeven Provinciën en Zr.Ms. Van Speijk ingezet in EUNAVFOR. De regering heeft het Nederlandse mandaat in 2014 verlengd tot 31 december 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 267).

European Union Force (EUFOR) Althea

EUFOR Althea heeft in 2014 bijgedragen aan een safe and secure environment in Bosnië en Herzegovina en heeft ondersteuning geboden bij de uitvoering van het executieve mandaat door de Hoge Vertegenwoordiger. Nederland nam in 2014 met enkele militairen deel aan het trainingsgedeelte van de EU-missie. De regering heeft in 2014 het Nederlandse mandaat verlengd tot 15 november 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1421).

European Union Rule of Law in Kosovo (EULEX Kosovo)

EULEX heeft in 2014 bijgedragen aan de capaciteitsopbouw van de rule of law sector in Kosovo. Nederland nam in 2014 met ongeveer 15 militairen deel aan deze EU-missie. Als gevolg van een herstructurering van de missie is de Nederlandse militaire bijdrage teruggebracht. De regering heeft in 2014 het Nederlandse mandaat verlengd tot 14 juni 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 252).

Kosovo Force (KFOR)

KFOR heeft in 2014 bijgedragen aan een veilige omgeving en de handhaving van de openbare orde in Kosovo. Nederland nam in 2014 met enkele militairen deel aan KFOR. De regering heeft het Nederlandse mandaat in 2014 verlengd tot 1 oktober 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1421).

Combined Maritime Force (CMF)

CMF heeft zich in 2014 gericht op de strijd tegen het internationale terrorisme en piraterijbestrijding. Nederland heeft in 2014 met enkele militairen deelgenomen aan de staf van CMF in Bahrein.

United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO)

UNTSO heeft in 2014 toegezien op de naleving van de bestaande bestandsafspraken tussen Syrië, Israël en Libanon. Nederland nam in 2014 met een ruim tien militairen deel aan UNTSO.

United Nations Mission in the Republic of South Sudan (UNMISS)

UNMISS heeft zich in 2014 vooral gericht op de bescherming van de burgerbevolking en het creëren van een veilige omgeving. Nederland nam in 2014 met enkele tientallen militairen deel aan UNMISS. De regering heeft in 2014 het Nederlandse mandaat verlengd tot 28 februari 2015 (Kamerstuk 29 521, nr. 231).

Multinational Force and Observers (MFO)

MFO heeft in 2014 toegezien op de naleving van het vredesverdrag tussen Egypte en Israël op het Sinaï-schiereiland en heeft zich ingezet ter voorkoming van schendingen van het verdrag. Nederland heeft in 2014 enkele militairen ingezet in de operatie van de MFO. De regering heeft het Nederlandse mandaat in 2014 verlengd tot 1 februari 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1383).

European Union Training Mission (EUTM) Somalië

EUTM heeft in 2014 Somalische veiligheidstroepen getraind ter versterking van de Somali Federal Government (SFG). Nederland heeft in 2014 met een tiental militairen deelgenomen aan EUTM.

European Union Training Mission (EUTM) Mali

EUTM heeft in 2014 de Malinese krijgsmacht ondersteund met training en advisering op het gebied van commandovoering, logistieke en personele aangelegenheden en mensenrechten. Nederland nam in 2014 met één militair in een Belgische eenheid deel aan de trainingsmissie. De regering heeft het Nederlandse mandaat in 2014 verlengd tot 18 mei 2016 (Kamerstuk 29 521, nr. 243).

United Nations Disengagement Observer Force (UNDOF)

UNDOF heeft in 2014 toegezien op het staakt-het-vuren tussen Syrië en Israël. Daarnaast heeft UNDOF bescherming geleverd aan de (ongewapende) UNTSO-missie. Nederland nam in 2014 met enkele militairen deel aan UNDOF. De Nederlandse regering heeft in 2014 het Nederlands mandaat verlengd tot 31 augustus 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1401).

United States Security Coordinator (USSC)

USSC heeft in 2014 bijgedragen aan de professionalisering van de Palestijnse veiligheidssector, zowel als basisvoorwaarde voor een levensvatbare toekomstige Palestijnse staat als om een veilige leefomgeving voor Palestijnse burgers en de regio te creëren. Nederland heeft in 2014 met enkele militairen bijgedragen aan het samenwerkingsprogramma USSC.

European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah – Gaza)

EUBAM is gericht op de monitoring en begeleiding van de Palestijnse grensbewaking bij de grensovergang Rafah ter bevordering van veilig grensverkeer en vergroting van de beweging van goederen en personen. Als gevolg van de machtsovername in de Gazastrook door Hamas en het sluiten van de grensovergang Rafah in juni 2007, is EUBAM Rafah opgeschort. Nederland heeft in 2014 enkele militairen stand-by gehad voor de EUBAM-missie. De Nederlandse regering heeft in 2014 het Nederlandse mandaat verlengd tot 30 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1421).

European Union Aviation Security Mission (EUAVSEC)

EUAVSEC had als doel bij te dragen aan het effectief, volgens internationale standaarden opereren van Juba International Airport. Als gevolg van de onrust in Zuid-Soedan heeft EUAVSEC haar activiteiten eind 2013 moeten staken. De EUAVSEC-missie is op 18 januari 2014 beëindigd. Nederland nam met enkele militairen deel aan EUAVSEC.

Regional Fusion Law Enforcement Centre for Safety and Security at Sea (REFLECS3)

REFLECS3 heeft in 2014 bijgedragen aan het aanpakken van piraterij door het bevorderen van informatiedeling over piratenleiders, financiers en onderhandelaars, het plegen van onderzoek naar deze individuen, en het vergroten van capaciteit van landen in de regio op het gebied van onderzoek naar en vervolging van piraten. Nederland leverde in 2014 één militair aan REFLECS3. De Nederlandse bijdrage is per 1 oktober 2014 beëindigd.

Security Sector Development (SSD) Burundi

Het SSD-programma heeft in 2014 bijgedragen aan een professionele en onder civiel toezicht staande Burundese veiligheidssector, die door de Burundese bevolking als legitiem wordt gezien. Nederland heeft in 2014 met enkele militairen deelgenomen aan dit samenwerkingsprogramma.

Africa Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA)

Het ACOTA-samenwerkingsprogramma heeft in 2014 bijgedragen aan de versterking van de capaciteit van Afrikaanse partnerlanden zodat zij kunnen deelnemen aan multinationale operaties onder leiding van de VN of AU. Nederland heeft in 2014 enkele tientallen militairen ingezet in verschillende trainingen.

Toelichting op Nationale inzet

Structurele taken ter ondersteuning van de civiele autoriteiten op grond van wetgeving en formele afspraken

Taak

 

Realisatie

Artikel

Explosieven opruiming

Aantal ruimingen

1998

CLAS/FNIK

Patiëntenvervoer

Aantal uitgevoerde transporten

224

CLSK

SAR

Aantal uitgevoerde vluchten

21

CLSK

Onderschepping luchtruim

Aantal onderscheppingen

7

CLSK

Incidentele militaire bijstand en steunverlening

Aantal aanvragen

Artikel

Bijstand Caribisch Gebied

15

CZSK/FNIK

Bijstand Caribisch Gebied door KMAR

8

KMAR/FNIK

Bijstand Politiewet 2012 – artikel 57 (KMAR)

19

KMAR/FNIK

Strafrechtelijke Handhaving Rechtsorde (Politiewet 2012)

85

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Handhaving Openbare Orde (Politiewet 2012)

19

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Steunverlening Openbaar belang

59

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Bijstand Wet Veiligheidsregios

11

Alle krijgsmachtdelen/FNIK

Defensie voert een groot aantal nationale taken uit, zowel structureel als incidenteel. De financiële middelen van de structurele nationale taken zijn opgenomen in de verschillende begrotingsartikelen van Defensie. Incidentele militaire bijstand en steunverlening wordt verantwoord via het FNIK-budget in dit artikel. Incidentele inzet met een uitzonderlijk karakter, zoals bij de NSS en de MH-17, is niet uit het FNIK-budget gefinancierd. Hiervoor ontving Defensie compensatie vanuit de HGIS en de generale middelen.

Structurele nationale taken

Defensie voert een groot aantal structurele taken uit ten behoeve van civiele overheden. Structurele taken zijn vastgelegd in wet- of regelgeving, inclusief ministeriële besluiten, convenanten of arrangementen. Onder de structurele taken vallen de taken van de KMar, de Kustwacht in Nederland en het Caribisch gebied, de luchtruimbewaking, de Bijzondere Bijstandseenheden en de Explosievenopruiming.

Incidentele nationale taken: militaire bijstand en steunverlening

Defensie verleent militaire bijstand voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid en voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde op basis van de Politiewet 2012. Deze bijstand wordt zowel door de KMar geleverd (op grond van artikel 57) als door andere defensie-eenheden (artikel 58). Daarnaast wordt bijstand verleend op grond van de Wet Veiligheidsregio’s 2010 in geval van een ramp of crisis, of de vrees voor het ontstaan daarvan. Steunverlening aan bestuursorganen wordt verleend op grond van de regeling militaire steunverlening in het openbaar belang uit 2007.

In 2014 is Defensie veelvuldig ingezet voor militaire bijstand of steunverlening. De onderstaande voorbeelden illustreren de incidentele nationale inzet in 2014.

Het eerste kwartaal 2014 stond in het teken van de Nuclear Security Summit (NSS) die in Den Haag is gehouden van 24 tot en met 26 maart. Grote delen van de krijgsmacht zijn ingezet voor de ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de beveiliging van deze top. De KMar voerde naast haar organieke taken ook ceremoniële taken uit. Het CLSK zorgde voor de bewaking van het luchtruim en het CZSK voerde de maritieme bewaking en beveiliging uit. Het CLAS is vooral ingezet voor het bewaken en beveiligen van de routes tussen Schiphol en Den Haag en leverde onder andere ook luchtverdediging en ondersteuning met interne verbindingen. Het CDC had een groot aandeel in de legering en voeding van militairen en politie.

In het Paasweekeinde van april 2014 ondersteunde het CLSK met een blushelikopter de brandweer bij het bestrijden van een grote brand op de Hoge Veluwe. Mede dankzij de inzet van de blushelikopter kreeg de brandweer deze brand snel onder controle. In juni van 2014 hebben Defensie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, in samenwerking met de Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland, een vernieuwd convenant voor de inzet van blushelikopters getekend.

Na het neerstorten van de MH-17 in juli 2014 zijn opnieuw grote delen van Defensie ingezet. Naast het luchttransport van het CLSK en het gebruik van de luchtmachtbasis Eindhoven, zijn militairen van onder meer het CLAS, de KMar, de EODD en het CBRN-centrum ingezet in Oekraïne en in Nederland in het kader van de ondersteuning van berging en identificatie. De Korporaal van Oudheusden kazerne in Hollandsche Rading is ingericht als tijdelijk mortuarium en voor de identificatie van slachtoffers. Militairen van alle krijgsmachtdelen zijn ook op de vliegbasis Eindhoven ingezet voor de ceremonie waarmee de slachtoffers in Nederland zijn ontvangen. Ook de officiële herdenking in november 2014 heeft Defensie ondersteund, onder meer met verbindingsmiddelen.

Ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk is Defensie ingezet in 2014. De EODD ruimde explosieven en het mariniersdetachement van Sint Maarten verleende hulp in het orkaanseizoen. Aan het einde van het jaar ondersteunde Defensie gedurende maanden het Openbaar Ministerie op Curaçao bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad.

De Defensie Duik Groep is in 2014 veelvuldig ingezet om onder water naar vermiste personen te zoeken. Daarnaast ondersteunden zij Koningsdag in Graft de Rijp en andere evenementen rondom het water. Een andere vorm van zoekcapaciteit wordt geleverd door de Advanced en Intermediate Search Teams van de genie. Deze teams zijn frequent en succesvol ingezet ter ondersteuning van de politie bij het zoeken naar bijvoorbeeld wapens, munitie, geld en verdovende middelen in verborgen ruimtes.

Overzicht missies

4.2 Beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten

Algemene doelstelling

De zeestrijdkrachten leveren operationeel gerede maritieme capaciteit, zowel vloot als mariniers, voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de zeestrijdkrachten en van de mate van gereedheid van maritieme eenheden. Voor de maritieme capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de maritieme eenheden. De zeestrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

Het CZSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Het CZSK heeft in 2014 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Zo zijn drie fregatten, Zr.Ms. Evertsen, Zr.Ms. de Zeven Provinciën en Zr.Ms. Van Speijk, in 2014 ingezet in de strijd tegen piraterij. Op Aruba is de aanwezigheid van de krijgsmacht via de vaste compagnie van het CZSK in de West gecontinueerd. Zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit zijn beschikbaar gesteld voor structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk. CZSK heeft bijvoorbeeld een bijdrage geleverd aan de nationale taken in het kader van de kustwacht Nederland en de hydrografische taak.

In 2014 is het CZSK, ondanks aanhoudende spanningen op het personele en materiële vlak, in staat gebleken de eenheden op te werken voor de geplande inzet.

Op het personele vlak waren er tekorten in de onderbouw bij technisch personeel, en bij operationeel en medisch personeel zowel bij officieren als schepelingen (onderofficieren en manschappen). Op het materiële vlak waren de effecten van de reorganisatie merkbaar en legde de invoering van ERP een flink beslag op de schaarse capaciteit. De migratie van de Dienst Materiele Instandhouding (DMI) is een belangrijke mijlpaal in de invoering van ERP geweest. Hiermee is een belangrijke stap gezet in de defensiebrede standaardisatie van de bedrijfsvoering.

Indicatoren operationele doelstelling

De operationele doelstellingen waar het CZSK conform de begroting aan moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie tegen de doelstellingen afgezet.

Realisatie doelstellingen CZSK 2014

Groep

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel gerede OG eenheden

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Staf

NLMARFOR

1

1

1

0

0

Vlooteenheden

Fregatten

LC-Fregatten

4

2

1,9

2

2,1

 

M-fregatten

2

1

1

1

1

 

Patrouilleschepen

4

2

3

2

1

 

Bevoorradingsschip

1

1

1

0

0

 

Landing Platform Docks

2

1

1

1

1

 

Onderzeeboten

4

1

1

3

3

 

Ondersteuningsvaartuig OZD

1

0,2

0,7

0,8

0,3

 

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

6

3

3

3

3

 

Hydrografische opnemingsvaartuigen

2

1

1

1

1

Marinierseenheden

Marines Combat Group

2

1

1

1

1

 

Surface Assault Group

2

1

1

1

1

 

Sea-based Support Group

1

1

1

0

0

 

Squadron NLMARSOF

2

1,5

2,0

0,5

0,0

CZMCARIB

Infanteriecompagnie Curaçao

1

1

1

0

0

 

Infanteriecompagnie Aruba

1

1

1

0

0

 

Infanteriepeloton Sint Maarten

1

1

1

0

0

 

Bootpeloton Caribisch gebied

1

1

1

0

0

 

Ondersteuningsvaartuig Caribisch gebied

1

0,7

0,75

0,3

0,25

Overige eenheden

Defensie Duikgroep

1

1

1

0

0

Toelichting

Inzet

Gedurende 2014 is door eenheden van het CZSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CZSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan. Ten behoeve van de bestrijding van ebola heeft het Joint Support Ship Karel Doorman in 2014 twee transporten met hulpgoederen van Europese landen en hulporganisaties uitgevoerd. Vanaf begin november heeft het schip lading afgeleverd in Guinee, Sierra Leone en Liberia (Kamerstuk 33 625, nr. 130).

Ook in 2014 heeft CZSK actief deelgenomen in de Standing NATO Mine Counter Measures Group (SNMCMG), de snel inzetbare maritieme Navo-eenheid voor mijnenbestrijding, onder andere in de Oostzee.

Verder heeft het CZSK in 2014 inzet verricht voor de kustwacht in Nederland en de kustwacht in het Caribisch gebied. Dit betreft aan CZSK gemandateerde inzet.

Operationele gereedheid

Zoals uit de doelstellingenmatrix blijkt, heeft het CZSK in 2014 de opgedragen gereedheid- en inzetdoelstellingen voor bijna alle eenheden gerealiseerd. Alleen het LCF heeft de opgedragen doelstelling niet volledig kunnen realiseren, omdat de certificering van Zr.Ms. Tromp is uitgesteld als gevolg van ondercapaciteit bij de Flag Officer Sea Training (FOST) in Plymouth (Verenigd Koninkrijk).

Indien er sprake is van een geëmbarkeerde vluchteenheid (helikopter) aan boord van een schip, wordt daarover gerapporteerd in beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil

Verplichtingen

599.001

573.652

679.465

697.563

750.869

694.784

56.085

Totaal Uitgaven

613.849

590.214

671.975

711.618

736.193

694.784

41.409

Programma-uitgaven

65.573

63.581

60.009

155.982

133.877

131.680

2.197

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando ZSK 1

65.573

63.581

60.009

155.982

133.877

131.680

2.197

– waarvan inzet en gereedstelling

63.420

61.048

57.328

59.002

20.161

21.674

– 1.513

– waarvan bijdragen aan SSO's 2

       

16.619

13.500

3.119

– waarvan instandhouding

2.153

2.533

2.681

96.980

97.097

96.506

591

               

Apparaatsuitgaven

548.276

526.633

611.966

555.636

602.316

563.104

39.212

Staven

14.783

11.896

8.865

8.610

10.035

9.264

771

Operationele eenheden Commando ZSK

528.100

509.989

598.370

547.026

592.281

553.840

38.441

Bijdragen aan SSO's3

5.394

4.749

4.731

       
               

Apparaat per uitgavencategorie

548.277

526.634

611.966

555.636

602.316

563.104

39.212

personele uitgaven 1

428.969

409.977

491.725

491.414

534.497

502.653

31.844

– waarvan eigen personeel

     

472.659

504.028

472.659

31.369

– waarvan operationele toelage

     

29.994

27.818

29.994

– 2.176

– waarvan externe inhuur

       

2.651

 

2.651

materiële uitgaven

119.308

116.657

120.241

64.222

67.819

60.451

7.368

– waarvan bijdragen aan SSO's 4

       

6.917

2.800

4.117

– waarvan huisvesting en infrastructuur

32.387

31.692

30.689

4.707

5.925

4.092

1.833

– waarvan ICT

23.707

25.151

24.583

2.139

3.308

1.553

1.755

– waarvan overige exploitatie

63.214

59.814

64.969

57.376

51.669

52.006

– 337

Apparaatsontvangsten

11.791

9.876

10.418

18.882

19.714

20.044

– 330

X Noot
1

Het Marinebedrijf is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten.

X Noot
2

Shared Service Organisatie Rijkswaterstaat corporate dienst.

X Noot
3

Bijdragen aan Shared Service Organisations (SSO's) zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.

X Noot
4

Shared Service Organisatie Paresto.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De verplichtingen zijn € 56,1 miljoen hoger gerealiseerd dan begroot. De hogere realisatie wordt voor een groot deel verklaard door de uitgaven (€ 41,4 miljoen). De overige € 14,7 miljoen hogere verplichtingen zijn het gevolg van het aangaan van verplichtingen in 2014 met een meerjarige doorwerking naar latere jaren, met name voor het verwerven van reservedelen en voor de instandhouding van wapensystemen (waaronder de vervanging van stuurautomaten van onderzeeboten, onderhoud van de Zr.Ms. Evertsen, een onderhoudscontract APAR/SMART-L aan boord van het LCF en aanschaf van mobiele kranen).

Uitgaven

Het CZSK heeft het budget met € 41,4 miljoen overschreden. Deze overschrijding wordt bijna volledig veroorzaakt door de apparaatsuitgaven en wordt hieronder toegelicht. De verschillen binnen de opdracht gereedstelling en instandhouding ten opzichte van de begroting zijn gering.

Apparaatsuitgaven

De hogere apparaatsuitgaven van € 39,2 miljoen worden veroorzaakt door de hogere personeelsuitgaven (€ 31,8 miljoen). Vanuit het budget van de Bestuursstaf is € 9,3 miljoen overgeheveld naar het CZSK ter dekking van de uitgaven voor ontslagbescherming. Bovendien is door CZSK € 5,8 miljoen extra uitgegeven als gevolg van de hogere instroom in de ontslagbescherming vanuit het sociaal beleidskader. Het aantal medewerkers dat gebruik heeft gemaakt van deze regeling is hoger uitgevallen dan verwacht. De personele uitgaven zijn tevens bijgesteld op basis van het In- Door- en Uitstroomplan (€ 8,8 miljoen), waarbij € 6 miljoen voort komt uit de vertraging van de invoering van de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO). Doordat ook in 2014 nog een herstelpremie aan het ABP moest worden afgedragen is € 4,2 miljoen meer uitgegeven. CZSK heeft tot slot € 1,5 miljoen uitgekeerd gekregen voor de loonbijstelling ter dekking van de stijging van de sociale lasten.

Naast hogere personele uitgaven is ook sprake van hogere materiële uitgaven (€ 7,4 miljoen). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere bijdrage aan de bedrijfsvoering van Shared Service Organisatie Paresto (€ 4,1 miljoen) voor voeding en catering als gevolg van meer uitzendingen en oefeningen.

4.3 Beleidsartikel 3 Taakuitvoering landstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De landstrijdkrachten leveren operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en samenstelling van de landstrijdkrachten en van de mate van gereedheid van grondgebonden eenheden. Voor de grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De landstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

Het CLAS heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Het CLAS heeft in 2014 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. De meeste aandacht ging uit naar de grote missies in Mali (MINUSMA) en Afghanistan (Resolute Support). Daarnaast is het nodige personeel uitgezonden ten behoeve van een aantal kleinere missies, zoals de EUTM in Somalië en UNMISS in Sudan. De langdurige inzet van de Patriots in Turkije kon niet langer worden voortgezet. Dit besluit is in 2014 aan de Kamer gecommuniceerd. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit beschikbaar gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk. In dit kader heeft de explosieven opruimingsdienst circa 2000 ruimingen uitgevoerd.

Het CLAS heeft niet volledig kunnen voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen. Een groot aantal systemen kent al langdurig een lage materiële gereedheid. Ook de situatie bij de (gevechts)ondersteunende eenheden levert beperkingen op voor de inzetbaarheidsdoelstellingen. De tekortkomingen op dit gebied betreffen onder meer bevoorradings- & transportbataljons, CIS, medische ondersteuning en personele capaciteit voor ondersteuning van missies (National Support Element)

Binnen de organisatie van de CLAS werden de voorbereidingen getroffen om de 13e gemechaniseerde brigade om te vormen tot een gemotoriseerde brigade. Deze operatie zal in 2015 een vervolg krijgen. Het CLAS is als eerste krijgsmachtdeel gemigreerd naar het ERP-systeem. De lessen die hieruit zijn getrokken, zijn meegenomen bij de migratie van de andere krijgsmachtdelen. Het effect van de migratie van het CLAS was in 2014 onder meer zichtbaar in de verbeterde realisatie van het materiele exploitatiebudget. Er zijn meer verplichtingen aangegaan voor het inlopen van de achterstanden bij reservedelen voor wapensystemen.

Indicatoren operationele doelstelling

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS conform de begroting moet voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede (OG) eenheden en voortzettingsvermogen. In onderstaande matrix is per organieke eenheid de realisatie afgezet tegen de doelstellingen.

Realisatie doelstellingen CLAS 2014

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel gerede

(OG) eenheden

(inclusief inzet)

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

NLD deel staf HRF HQ

1

1

1

0

0

NLD deel CIS Battalion

1

1

1

0

0

NLD deel Staff Support Battalion

1

1

1

0

0

Staf

3

1

1

2

2

Verkenningseskadron

2

1

0

1

2

ISTAR Module

5

2

2

3

3

CIMIC Support Element

4

2

2

2

2

Psyops Support Element

4

2

1

2

3

Hoofdkwartier OOCL

1

1

0,5

0

0,5

Staf

1

1

1

0

0

Patriot Fire Unit

3

1

3

2

0

AMRAAM peloton

2

1

0

1

2

Stinger peloton

3

2

0

1

3

Commandotroepencompagnie

4

1,5

2

2,5

2

Gemechaniseerd bataljon

4

1

0

3

4

Luchtmobiel bataljon

3

1

1

2

2

PzH/Mortier batterij

3

2

0

1

3

Pantsergeniecompagnie

4

1

1

3

3

Luchtmobiel geniepeloton

3

1

0

2

3

CIS compagnie

3

1

0

2

3

ROLE 1 Medical Treatment Facility

22

12

7

10

15

Cybercommando

1

1

0

0

1

Staf vuursteuncommando

1

1

0

0

1

Staf geniebataljon

3

1

1,5

2

1,5

Constructiecompagnie

2

1

1

1

1

Brugmodule

2

1

1

1

1

CBRN compagnie

2

1

0,3

1

1,7

EODD ploeg

48

20

31

28

17

Bataljonsstaf National Support Element

2

1

0

1

2

Bataljonsstaf Geneeskundig bataljon

1

0,25

0

0,75

1

Compagniestaf NSE

8

3

1,6

5

6,4

Transportcompagnie

4

2

1

2

3

Zware transportcompagnie

1

0,5

0

0,5

1

Clustercompagnie

2

1

0,5

1

1,5

Dienstencompagnie

1

0,5

0,25

0,5

0,75

Bevoorradingscompagnie

3

1

0

2

3

Herstelpeloton

11

5

3

6

8

ROLE 2 Medical Treatment Facility

4

2

0

2

4

NATRES Bataljon

3

3

3

0

0

Toelichting

Inzet

Gedurende het jaar hebben eenheden van het CLAS deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CLAS heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Niet alle eenheden van het CLAS hebben kunnen voldoen aan de doelstellingen zoals verwoord in de begroting 2014. De belangrijkste redenen zijn hieronder uiteengezet.

Reorganisaties

Bij een aantal eenheden waren de reorganisaties bij aanvang van 2014 nog niet voltooid. Hierdoor zijn bij OOCL, het geneeskundig bataljon en de herstelpelotons de doelstellingen niet gehaald. Het Cybercommando is gedurende 2014 opgericht.

Materiële inzetbaarheid

Zoals reeds eerder aan de Kamer gemeld, kampte het CLAS in 2014 met achterstanden in de verwerving en tekorten aan reservedelen. Ook het grote aantal missies heeft zijn uitwerking niet gemist op de materiele gereedheid van de middelen en de beschikbaarheid van middelen ten behoeve van oefeningen. Deze combinatie van factoren heeft er voor gezorgd dat bij een aantal eenheden de operationele doelstellingen niet zijn gehaald. De doelstellingen bij het AMRAAM-peloton zijn niet gehaald doordat beschikbare cryptosleutels niet bruikbaar zijn in de daarvoor bestemde dataradio’s en door inzet van personeel bij de Patriot-missie.

Geoefendheid

De geoefendheid bij diverse eenheden van CLAS stond in 2014 onder druk. De belangrijkste oorzaken hiervoor waren de beperkte materiële gereedheid bij een aantal eenheden, de (na-ijleffecten van) reorganisaties of de invoering van nieuwe systemen. Specifiek voor CIS, AMRAAM en Patriot geldt dat door de inzet in Turkije niet het volledige oefenprogramma kon worden doorlopen, waardoor de geoefendheid in de breedte is gedaald.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3 Taakuitvoering Landstrijdkrachten

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil

Verplichtingen

1.349.347

1.261.386

1.273.299

1.175.948

1.290.862

1.105.853

185.009

Uitgaven

1.384.682

1.280.930

1.277.277

1.155.056

1.203.245

1.105.853

97.392

Programma-uitgaven

93.227

76.631

92.598

154.992

139.710

133.670

6.040

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LAS

93.227

76.631

92.598

154.992

139.710

133.670

6.040

– waarvan inzet

             

– waarvan gereedstelling

89.408

73.157

89.325

87.150

49.031

52.032

– 3.001

– waarvan instandhouding

3.819

3.474

3.273

67.842

90.679

81.638

9.041

               

Apparaatsuitgaven

1.291.455

1.204.299

1.184.679

1.000.064

1.063.535

972.183

91.352

Staven1

5.857

6.236

7.950

8.098

3.666

13.835

– 10.169

Operationele eenheden Commando LAS 2

1.265.478

1.180.399

1.159.744

991.966

1.059.869

958.348

101.521

Bijdragen aan SSO's3

20.120

17.664

16.985

       
               

Apparaat per uitgavencategorie

1.291.455

1.204.299

1.184.679

1.000.064

1.063.535

972.183

91.352

personele uitgaven

1.026.819

966.045

951.777

931.372

986.631

905.795

80.836

– waarvan eigen personeel

       

939.518

867.504

72.014

– waarvan operationele toelage

       

42.618

38.291

4.327

– waarvan externe inhuur

       

4.495

4.495

materiële uitgaven

264.636

238.254

232.902

68.692

76.904

66.388

10.516

– waarvan bijdragen aan SSO's 4

       

9.151

8.400

751

– waarvan overige exploitatie

       

67.753

57.988

9.765

Apparaatsontvangsten

21.017

21.470

18.346

26.772

21.691

20.523

1.168

X Noot
1

Formatie van Staf Clas omvat de afdeling Kabinet en Planning & Control.

X Noot
2

Het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten.

X Noot
3

Bijdragen aan SSO's zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.

X Noot
4

Shared Service Organisatie Paresto

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen van € 185 miljoen is vooral het gevolg van hogere uitgaven (€ 97,4 miljoen). Deze hogere uitgaven worden hieronder toegelicht.

De overige € 87,6 miljoen hogere verplichtingen zijn het gevolg van een overheveling van verplichtingen van DMO naar het CLAS en van het aangaan van verplichtingen in 2014 met een meerjarige doorwerking naar latere jaren. Deze meerjarige verplichtingen zijn met name voor het inlopen van de achterstanden in de verwerving van reservedelen voor de instandhouding van wapensystemen.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De uitgaven voor instandhouding zijn € 9,0 miljoen hoger dan begroot. In 2014 was er sprake van een budgetoverheveling van € 18,5 miljoen voor de onderhoudscontracten van wapensystemen vanuit DMO. Hier staan herschikkingen van het budget binnen de CLAS tegenover van zo’n € 11 miljoen waardoor het instandhoudingsbudget met dit bedrag werd verlaagd.

Apparaatsuitgaven

De apparaatsuitgaven zijn € 91,4 miljoen hoger gerealiseerd dan was begroot. Deze overschrijding komt voor € 80,8 miljoen door hogere personele uitgaven. Het CLAS heeft in totaal € 26,6 miljoen extra uitgegeven als gevolg van de hogere instroom in de ontslagbescherming vanuit het sociaal beleidskader. Hiervan is € 11,1 miljoen gecompenseerd door middel van een budgetoverheveling vanuit de Bestuursstaf. Meer medewerkers dan verwacht hebben gebruik gemaakt van de garantieregeling voor oudere medewerkers kort voor leeftijdsontslag. De vertraging van de reorganisatie bij de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO) heeft tot hogere uitgaven geleid bij het CLAS van € 22,7 miljoen. Doordat ook in 2014 nog de herstelpremie aan het ABP moest worden afgedragen is € 8,8 miljoen meer uitgegeven. Daarnaast is er meer uitgegeven aan de operationele toelagen (€ 4 miljoen), door een hogere realisatie van manoefendagen dan gepland. Het CLAS heeft tot slot € 2,4 miljoen uitgekeerd gekregen voor de loonbijstelling ter dekking van de stijging van de sociale lasten. Het resterende verschil (€ 16,3 miljoen) wordt vooral verklaard doordat het instromend personeel hoger is opgeleid en een hogere gemiddelde leeftijd heeft en daardoor hoger wordt ingeschaald. Ook heeft de geplande verjonging van het personeel zich nog niet gematerialiseerd.

De materiële uitgaven zijn € 10,5 miljoen meer dan begroot, wat voornamelijk komt door een interne herverdeling van het budget: € 10 miljoen is overgeheveld van instandhouding naar overige exploitatie en daar gerealiseerd.

4.4 Beleidsartikel 4 Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

Algemene doelstelling

De luchtstrijdkrachten leveren lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang en de samenstelling van de luchtstrijdkrachten. Voor de lucht- en grondgebonden capaciteit van de krijgsmacht is het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) verantwoordelijk voor het operationeel gereedstellen en in stand houden van de eenheden. De luchtstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire taken als voor nationale taken.

Beleidsconclusie

Het CLSK heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Het CLSK heeft in 2014 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Met de langdurige inzet van vier F-16’s in Afghanistan, Air Policing in Oost-Europa en in het laatste kwartaal de inzet tegen ISIS met zes (plus twee in reserve) F-16’s is het ambitieniveau voor gevechtsvliegtuigen meer dan volledig gevuld. Daarnaast is naast de gegarandeerde capaciteit een additionele bijdrage geleverd voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening, zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk. Met de inzet van de C-130 is in het kader van de ramp met de MH-17 een bijdrage geleverd aan de benodigde transportcapaciteit.

De materiële gereedheid van de Apache en de Chinook is in de laatste maanden van 2014 pas verbeterd. Het duurt naar verwachting tot ten minste eind 2015 voordat de beschikbaarheid en inzetbaarheid volledig zijn. De afname van de laatste zeven NH-90 helikopters is in de tweede helft van 2014 opgeschort vanwege bovenmatige corrosie en slijtage. In december is besloten de afname te hervatten (Kamerstuk 25 928, nr. 69). De eerste toestellen zijn inmiddels geleverd. Om het capaciteitstekort te beperken, is in 2014 besloten om, naast de acht reeds aangehouden Cougar helikopters, de resterende Cougars niet te verkopen en een aantal opnieuw in gebruik te nemen.

De beschikbaarheid van verschillende vliegtuigtypes is het afgelopen jaar negatief beïnvloed door het tekort aan vooral technisch personeel en door de invoering van het ERP-systeem. Zo was het kwantitatief en kwalitatief vullen van data in de onderhoud- en voorraadsystemen een tijdrovend en complex proces. In een aantal gevallen konden bestellingen niet worden geplaatst of defecte componenten niet worden gerepareerd door onvoldoende datavulling in systemen. Dit had een negatief effect op de geoefendheid en daarmee op de operationele gereedheid, in het bijzonder het voortzettingsvermogen. Dit heeft ertoe geleid dat verschillende vliegtuigtypes in 2014 niet op elk moment konden voldoen aan de operationele doelstellingen. Zie verder de toelichting bij de diverse types onder de tabel.

Indicatoren operationele doelstelling

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande matrix is per eenheid de laagste realisatie afgezet tegen de doelstellingen.

Realisatie doelstellingen CLSK 2014

Groep

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel gerede (OG) eenheden

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Jachtvliegtuigen

F-16

61

11

14,2

50

46,8

Helikopters

AH-64D Apache

29

10

10,7

19

18,3

 

CH-47 Chinook

17

6

6,3

11

10,7

 

AS-532 Cougar

8

4

3,5

4

4,5

 

AB-412 SP

3

2

1,6

1

1,4

 

NH-90

11->20

2->5

1,9

9->15

11,1

Transportvliegtuigen

KDC-10

2

1

0,9

1

1,1

 

C-130H Hercules

4

2

1,5

2

2,5

KWNed

Dornier DO-228

2

1

1,3

1

0,7

Force Protection

OGRV vluchten

4

2

2

2

2

 

C2 element

2

1

2

1

0

Air C4ISR

AOCS NM

1

1

1

0

0

 

NDMC

1

1

1

0

0

Bij de NH-90 is de doelstelling van het voortzettingsvermogen vanaf Q3 bijgesteld naar 8.

Toelichting

Inzet

Gedurende het jaar hebben eenheden van het CLSK deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Het CLSK heeft aan alle inzetopdrachten voldaan. In 2014 is veelvuldig gebruik gemaakt van de Nederlandse Air-to-Air Refueling capaciteiten via de mechanismen van het European Air Transport Command (EATC).

Baltic Air Policing (BAP)

In 2014 leverde Nederland een bijdrage aan de Navo-luchtruimbewaking van de Baltische staten. De Baltische staten beschikken niet over de middelen om deze bewaking zelf te kunnen uitvoeren. Nederland heeft met jachtvliegtuigen en ongeveer 100 militairen bijgedragen aan deze Navo-taak.

Operationele gereedheid

De operationele gereedheid is in 2014 niet voor alle wapensystemen van het CLSK behaald. Hieronder worden deze eenheden nader toegelicht.

Cougar-helikopter

Het afgelopen jaar zijn de Cougar-helikopters en haar bemanningen in staat geweest alle opdrachten in het kader van nationale en internationale inzet uit te voeren. Door de vertraagde levering van reservedelen in het eerste kwartaal van 2014, zijn de post- maritieme inspecties later dan gepland voltooid. Dit heeft geleid tot tijdelijk minder inzetbare toestellen. Om de reservedelenproblematiek aan te pakken is een aantal grote materieelcontracten gesloten en is het onderhoudsregime verbeterd. Hierdoor zijn minder fase-inspecties noodzakelijk. Gedurende 2014 waren voldoende geoefende bemanningen beschikbaar.

AB-412

De AB-412 kende begin 2014 een terugval in de beschikbaarheid door het uitlopen van de jaarlijkse inspectie bij de industrie. Met de Cougar als back-up is ook in deze periode aan alle opgedragen taken voldaan. In de tweede helft van 2014 heeft de AB-412 haar laatste operationele maanden positief afgerond. Vanaf 1 januari 2015 zijn deze Search and Rescue (SAR) helikopters afgestoten en zijn de taken elders ondergebracht.

NH-90 helikopter

De introductie van de NH-90 heeft verdere vertraging opgelopen. Naast de latere levering van helikopters en de geringe beschikbaarheid van reservedelen, tooling en missiepakketten zijn corrosie- en slijtageproblemen ontstaan. Dit heeft ertoe geleid dat Defensie de verdere afname van de NH-90 heeft gestaakt totdat goede afspraken met de producent zijn gemaakt en vastgelegd in een roadmap. Eind 2014 is weer begonnen met de afname van de NH-90 nadat deze roadmap juridisch was vastgelegd. De Kamer is hierover per brief geïnformeerd (Kamerstuk 25 928, nr. 69).

(K)DC-10 (tanker)transportvliegtuig

Doordat vooral het geplande onderhoud bij de externe onderhoudsbedrijven veel meer tijd heeft gekost dan voorzien, zijn de (K)DC-10 (tanker)transportvliegtuigen niet in staat geweest om in de tweede helft van 2014 te voldoen aan de opgedragen doelstellingen. Gedurende 2014 zijn wel alle transportopdrachten uitgevoerd.

C-130 transportvliegtuig

In 2014 hebben de C-130 transportvliegtuigen voldaan aan alle opgedragen transporttaken. Door de vele inzet en de lagere graad van serviceability in de tweede helft van het jaar bleven er echter onvoldoende vlieguren over om de bemanningen tot volledig combat ready op te leiden. Hierdoor kon de C-130 capaciteit niet volledig voldoen aan de opgedragen doelstellingen.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil

Verplichtingen

754.488

609.073

627.070

857.262

704.621

638.348

66.273

Uitgaven

721.088

685.357

661.877

651.319

653.271

638.348

14.923

               

Programma-uitgaven

53.291

47.208

45.001

149.516

147.339

132.995

14.344

Opdracht Gereedstelling en instandhouding Commando LSK

53.291

47.208

45.001

149.516

147.339

132.995

14.344

– waarvan gereedstelling

38.897

33.372

25.971

20.538

9.562

12.481

– 2.919

– waarvan instandhouding

14.394

13.836

19.030

128.978

137.777

120.514

17.263

               

Apparaatsuitgaven

667.797

638.149

616.876

501.803

505.932

505.353

579

Staven1

39.818

42.935

25.105

16.756

10.265

21.349

– 11.084

Operationele eenheden Commando LSK 2

619.272

586.758

584.512

485.047

495.667

484.004

11.663

Bijdragen aan SSO's3

8.707

8.456

7.259

               

Apparaat per uitgavencategorie

667.797

638.149

616.876

501.803

505.932

505.353

579

personele uitgaven

432.708

406.332

414.284

401.910

413.109

392.226

20.883

– waarvan eigen personeel

       

404.707

387.182

17.525

– waarvan operationele toelage

       

4.679

5.044

– 365

– waarvan externe inhuur

       

3.724

 

3.724

materiele uitgaven

235.089

231.817

202.592

99.893

92.823

113.127

– 20.304

– waarvan bijdragen aan SSO's 4

       

3.856

1.850

2.006

– waarvan overige exploitatie

       

88.967

111.277

– 22.310

Apparaatsontvangsten

15.986

13.556

13.854

15.256

13.052

15.227

2.175

X Noot
1

De definitie formatie staf CLSK is in 2012 aangepast n.a.v. wijziging begrotingsindeling. Onder Staf wordt nu verstaan Commandant, afdeling Kabinet en Planning & Control.

X Noot
2

Het Logistieke Centrum Woensdrecht is in 2012 toegevoegd aan formatie (exploitatie) en in 2013 ook voor de gereedstelling en instandhoudingsbudgetten.

X Noot
3

Bijdragen aan SSO's zijn in 2013 geconcentreerd bij de ondersteunende diensten DMO en CDC.

X Noot
4

Shared Service Organisatie Paresto (€ 2,896 miljoen) en KNMI SSO van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu € 0,96 miljoen.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De hogere realisatie van de verplichtingen van € 66,3 miljoen is onder andere het gevolg van hogere uitgaven (€ 14,9 miljoen). Deze hogere uitgaven worden hieronder toegelicht. De overige € 51,4 miljoen hogere verplichtingen zijn het gevolg van een overheveling van verplichtingen van DMO naar CLSK.

Uitgaven

Het CLSK heeft het geraamde budget overschreden met € 14,9 miljoen. De gereedstelling heeft met een klein verschil van – € 2,9 miljoen binnen de gestelde marge van haar budget haar taakuitvoering gerealiseerd. Grotere verschillen tussen de begroting en de realisatie zijn er binnen de opdracht instandhouding, personele uitgaven en materiële uitgaven. Deze worden hieronder toegelicht.

Instandhouding

De uitgaven voor instandhouding zijn € 17,3 miljoen hoger dan begroot. Dit komt vooral door diverse budgetoverhevelingen vanuit andere defensieonderdelen naar het CLSK. Het betreft de ontvlechting van budgetten (die zijn gerealiseerd) van de DMO naar het CLSK voor luchttransport (€ 23,3 miljoen) en Unmanned Aerial Vehicles (€ 2,2 miljoen). Tevens is realisatie van het budget naar aanleiding van de inzet van de Patriots (€ 3,8 miljoen) ten laste van het CLSK gebracht.

Het onderhoud van de NH-90 (€ 2,5 miljoen) is daarentegen overgeheveld naar de DMO. Ook is de beschikbare budgetruimte van CLSK verhoogd door de verrekening van de inzet boven Irak (€ 4,2 miljoen) en de ondersteuning van de ramp met de MH-17 (€ 2,3 miljoen). De verkregen budgetruimte is in 2014 echter niet omgezet in daadwerkelijke uitgaven omdat er vertraging is tussen de inzet en het aanvullen van de voorraad en het onderhoud na de inzet.

Het resterende verschil tussen begroting en realisatie (€ 3 miljoen) bestaat uit de ontvangen prijscompensatie en kleine posten op de operationele onderdelen en het Logistiek Centrum Woensdrecht.

Apparaatsuitgaven

De afwijkende apparaatsuitgaven van € 0,6 miljoen worden veroorzaakt door de hogere personeelsuitgaven (€ 20,9 miljoen) en lagere materiële uitgaven (– € 20,3 miljoen).

De hogere realisatie op de personeelsuitgaven komt onder meer door de bijstelling van de personele budgetten voor de herstelpremie ABP (€ 3,8 miljoen), het ontvangen van de loonbijstelling (€ 1,8 miljoen) als compensatie voor de premies voor sociale lasten, de overheveling van budget vanuit het CDC in verband met de vertraging in de reorganisatie bij de Defensie Gezondheidszorgorganisatie (DGO) (€ 4,5 miljoen) en de hogere uitgaven aan ontslagbescherming (€ 10,3 miljoen), waarvan € 5,7 miljoen is gecompenseerd vanuit de Bestuursstaf.

De lagere realisatie op materiële uitgaven, voornamelijk op overige exploitatie, komt vooral doordat het verwervingsbudget naar het CDC is overgegaan (€ 4,7 miljoen) en door lagere uitgaven voor de vliegeropleidingen (€ 10 miljoen). Daarnaast heeft herallocatie van budgetten plaatsgevonden voor het oplossen van defensiebrede problematiek (€ 3,2 miljoen).

4.5 Beleidsartikel 5 Taakuitvoering marechaussee

Algemene doelstelling

De Koninklijke marechaussee (KMar) levert militaire politiecapaciteit voor nationale en internationale operaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van het CKMar. De uitvoering is opgedragen aan de Commandant van de Koninklijke Marechaussee. Het gezag over de KMar berust naast de Minister van Defensie bij de Minister van Veiligheid en Justitie.

Het CKMar heeft een takenpakket in binnen- en buitenland en houdt zich bezig met beveiliging, handhaving van de Vreemdelingenwetgeving (waaronder grenstoezicht), politietaken ten behoeve van Defensie en op burgerluchtvaartterreinen, samenwerking met en bijstand aan de politie en uitvoering van politietaken in het kader van internationale vredesoperaties. Naast het reguliere takenpakket fungeert het CKmar als strategische reserve voor de Nederlandse politie. Hiermee levert het CKmar direct of indirect een bijdrage aan de veiligheid van de staat, door optreden in binnen- en buitenland.

Beleidsconclusie

Het CKMar heeft een bijdrage geleverd aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan belangrijke onderdelen van het ambitieniveau van Defensie. Het CKMar heeft in 2014 met diverse onderdelen deelgenomen aan grote en kleine internationale operaties. Daarnaast is zowel gegarandeerde als niet-gegarandeerde capaciteit ter beschikking gesteld voor de uitvoering van structurele nationale taken en bijstand en steunverlening zowel in Nederland als in het Caribische deel van het Koninkrijk. In 2014 zijn voorbereidingen getroffen voor de invoering van het Informatiegestuurd optreden (IGO) van de KMar.

Indicatoren algemene doelstelling

De operationele doelstellingen waaraan het CKMar moet voldoen zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. In onderstaande tabel is weergegeven wat de operationele beschikbaarheid moest zijn en hoeveel daarvan gerealiseerd is. Waar het aantal eenheden gedurende het jaar varieert, is het rekenkundig gemiddelde in de tabel opgenomen.

Realisatie doelstellingen KMar 2014

Organieke component

Totaal aantal eenheden

Operationeel

Gereed

Voortzettingsvermogen

Doelstelling

Realisatie

Doelstelling

Realisatie

Vte'n voor expeditionaire inzet

306

153

153

153

153

Peloton voor Crowd and Riot Control

1

1

1

– 

– 

Vte'n voor Close Protection Teams van VIP's

26

13

13

13

13

Vte’en voor Close Protection Team (CPT) ter begeleiding ambassadepersoneel (convenant BZ)

132

33

33

99

99

Toelichting

In het meerjarige convenant met het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de uitvoering van de beveiliging van ambassadepersoneel is vastgelegd dat voor de uitvoering van deze taak jaarlijks budget naar het Ministerie van Defensie wordt overgeheveld met de eerste suppletoire begroting. Daarom is de doelstelling niet zichtbaar in de begroting, maar komt hij wel terug in het jaarverslag van Defensie.

Inzet

Gedurende 2014 is door eenheden van het CKMar deelgenomen aan diverse crisisbeheersingsoperaties. Deze operaties worden vermeld onder beleidsartikel 1 Inzet. Het CKMar heeft aan alle inzetopdrachten voldaan.

Operationele gereedheid

Zoals uit de doelstellingenmatrix blijkt, heeft het CKMar in 2014 de opgedragen gereedheid- en inzetdoelstellingen voor alle eenheden volledig gerealiseerd.

Overige inzet

Het takenpakket van het CKMar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Drie operationele speerpunten vormen hierbij de basis: bewaken en beveiligen, de grenspolitietaak, internationale en militaire politietaken. Het CKMar legt de nadruk op de veiligheid van de staat en speelt hierbij snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden.

Bewaken en beveiligen

Het CKMar draagt zorg voor de bewaking en beveiliging van bepaalde vitale objecten en personen. Zij doet dit in samenwerking met nationale en internationale publieke en private partners.

Kengetallen

Prognose

2014

Realisatie

2014

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

100%

Het aantal permanent te bewaken objecten

7

7

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten voor De Nederlandsche Bank

100%

100%

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor expeditionaire beveiligingsopdrachten

(zie doelstellingenmatrix)

(zie doelstellingenmatrix)

Grenspolitietaak

CKMar richt zich op de bestrijding van illegale migratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. Deze taak wordt risicogestuurd, flexibel en efficiënt uitgevoerd door, zowel de informatiepositie van het CKMar als de informatiepositie van de ketenpartners optimaal te benutten. Als grenspolitie wendt de KMar bedreigingen voor Nederland en het Schengengebied af bij de grens, zowel in Nederland als in gezamenlijk EU-verband (ter ondersteuning van Frontex-operaties).

Kengetallen

Prognose 2014

Realisatie 2014

Aantal luchthavens waar grensbewaking wordt uitgevoerd

8

8

waarvan permanent

6

6

Aantal prioriteitsmeldingen (op luchthavens waar politietaken worden uitgevoerd)

12.000

23.9481

Aantal verwijderingen (directe verwijderingen en verwijderingen na aanlevering van DT&V)

6.000

3.6081

waarvan begeleid

2.000

5651

X Noot
1

Aangezien de realisatie afhankelijk is van het aanbod wordt geen toelichting gegeven op het verschil tussen prognose en realisatie.

Internationale en militaire politietaken

Het CKMar is als één van de vier operationele commando’s van het Ministerie van Defensie mede verantwoordelijk voor de uitvoering van het buitenland- en veiligheidsbeleid van Nederland. Vanwege de specifieke organisatiekenmerken kan het CKMar met andere krijgsmachtsonderdelen of als zelfstandige politieorganisatie in binnen- en buitenland optreden.

Kengetallen

Prognose 2014

Realisatie 2014

Aantal misdrijfdossiers (aangeleverd aan OM Arnhem)

Beschikbare operationele KMar-eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties

Op basis van criminaliteitsbeeldanalyse

(zie doelstellingenmatrix)

558

(zie doelstellingenmatrix)

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5 Taakuitvoering Koninklijke Marechaussee

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil

Verplichtingen

381.059

398.677

388.505

329.085

337.665

311.529

26.136

Uitgaven

403.414

400.456

392.326

328.658

333.990

311.529

22.461

Programma-uitgaven

6.681

7.366

7.140

2.252

1.617

282

1.335

Opdracht Inzet KMar

6.681

7.366

7.140

2.252

1.617

282

1.335

– waarvan gereedstelling 1

6.681

7.366

7.140

2.252

1.617

282

1.335

               

Apparaatsuitgaven

396.733

393.090

385.186

326.406

332.373

311.247

21.126

Staven2

30.427

30.662

11.786

22.883

35.817

9.293

26.524

Operationele eenheden KMar

362.722

359.469

370.233

303.523

296.556

301.954

– 5.398

Bijdragen aan SSO's

3.584

2.959

3.167

       
               

Apparaat per uitgavencategorie

396.733

393.090

385.186

326.406

332.373

311.247

21.126

personele uitgaven

288.843

292.357

289.364

288.490

297.663

279.415

18.248

– waarvan eigen personeel

       

293.639

277.505

16.134

– waarvan operationele toelage

       

3.744

1.910

1.834

– waarvan externe inhuur

       

280

280

materiele uitgaven

107.890

100.733

95.822

37.916

34.710

31.832

2.878

– waarvan bijdragen aan SSO's3

       

753

300

453

– waarvan overige exploitatie

       

33.957

31.532

2.425

Apparaatsontvangsten

5.941

6.219

8.074

7.154

6.529

4.590

1.939

X Noot
1

In de ontwerpbegroting 2014 is (ten onrechte) het begrotingsbedrag € 282.000 voor gereedstelling onder inzet opgenomen.

X Noot
2

De definitie formatie staf KMar is in 2012 aangepast n.a.v. wijziging begrotingsindeling. Onder Staf wordt nu verstaan Commandant, afdeling Kabinet en Planning & Control.

X Noot
3

Shared Service Organisatie Paresto.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De verplichtingen zijn € 26,1 miljoen hoger gerealiseerd dan begroot. Dit komt met name door de hogere realisatie van uitgaven (€ 22,5 miljoen).

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

De overschrijding op het budget «Staven» wordt veroorzaakt doordat een deel van het formatiebudget (€ 26,5 miljoen) ten onrechte ten laste is gekomen van de staf terwijl dit op de operationele eenheden terecht moest komen. Omdat het onderscheid op formatie tussen staf en operationele eenheden in de begroting 2015 verdwijnt, doet dit probleem zich in de toekomst niet meer voor.

De hogere apparaatsuitgaven van € 21,1 miljoen worden vooral veroorzaakt door hogere personeelsuitgaven (€ 18,2 miljoen). Dit komt onder meer door beveiliging van ambassades in hoog risicogebieden (€ 8,3 miljoen), waarvoor volgens het convenant compensatie is ontvangen van Buitenlandse Zaken. De KMar heeft daarnaast in totaal € 4,9 miljoen extra uitgegeven als gevolg van de hogere instroom in de ontslagbescherming vanuit het sociaal beleidskader. Hiervan is € 3,4 miljoen gecompenseerd vanuit de Bestuursstaf. Door de reorganisatie in 2013 zijn medewerkers in aanmerking gekomen voor de garantieregeling voor oudere medewerkers kort voor leeftijdsontslag. De realisatie laat zien dat het aantal gebruikers van de regeling hoger is dan verwacht. Doordat ook in 2014 nog een herstelpremie aan het ABP moest worden afgedragen is € 2,7 miljoen meer uitgegeven. Het CKMar heeft bovendien € 0,7 miljoen uitgekeerd gekregen voor de loonbijstelling. Daarnaast is sprake van een hogere personele bezettingsgraad dan waarmee in de oorspronkelijke begroting rekening was gehouden.

4.6 Beleidsartikel 6 Investeringen krijgsmacht

Algemene doelstelling

Defensie voorziet in nieuw materieel, infrastructuur en ICT-middelen en zij verkoopt, indien aan de orde, groot materieel en infrastructuur.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het tijdig voorzien in nieuw materieel, infrastructuur en ICT-middelen en de afstoting van overtollig groot materieel en infrastructuur.

Beleidsconclusie

In 2014 bleek het een uitdaging om de investeringsquote te realiseren door capaciteitsproblemen in de verwervingsketen 1 en onverwachte vertragingen bij diverse projecten. Vanwege reorganisaties, inclusief de verkleining de van staven, en de invoering van ERP vormden vooral de personele capaciteit en de beschikbaarheid van technische deskundigheid een knelpunt in 2014. Het beoogde investeringspercentage van 15,7 procent is daardoor niet gehaald en is uitgekomen op 14,3 procent. In onderstaande tabel valt af te lezen dat de gerealiseerde IQ in 2014 wel is gestegen ten opzichte van 2013.

Het herstel van de investeringsquote heeft hoge prioriteit. In 2014 zijn diverse maatregelen getroffen die zich richten op het vergroten van de investeringsmogelijkheden en het wegnemen van onderliggende structurele oorzaken in de verwervingsketen: taskforce onderrealisatie, een onderzoek naar de «voorzien in»-keten, de evaluatie en herziening van het Defensie Materieel Proces (DMP) en tot slot de uitbreiding van de personele capaciteit van de DMO. De effecten moeten de komende jaren zichtbaar worden.

Voor de afgelopen vijf jaren was de investeringsquote gemiddeld 15,3 procent.

De investeringen zijn gedurende 2014 met € 138 miljoen verlaagd. Door een overrealisatie van ruim € 10 miljoen in de laatste maanden van 2014 zijn de investeringen in totaal € 128 miljoen lager uitgekomen. De uitgaven die in 2014 niet zijn gerealiseerd, zullen in latere jaren alsnog tot realisatie komen. De Kamer is eerder geïnformeerd over de daling van de investeringsquote en de opgetreden vertragingen (Kamerstuk 33 750-X, nr. 68).

Tabel: Gerealiseerde Investeringsquote vs. Gemiddelde Investeringsquote.

Tabel: Gerealiseerde Investeringsquote vs. Gemiddelde 					 Investeringsquote.
Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 6 Investeringen Krijgsmacht

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

verschil

Verplichtingen

635.365

926.864

970.395

633.007

996.956

1.617.520

– 620.564

Uitgaven

1.460.952

1.331.345

1.234.615

1.019.656

1.065.480

1.193.654

– 128.174

Programma-uitgaven

1.460.952

1.331.345

1.234.615

1.019.656

1.065.480

1.193.654

– 128.174

Opdracht Voorzien in nieuw materieel 1

1.036.808

908.594

829.577

739.145

604.014

805.634

– 201.620

Opdracht Voorzien in infrastructuur

219.435

240.239

255.481

142.451

309.820

202.707

107.113

– waarvan bijdragen SSO (DVD)

       

27.353

27.143

210

Opdracht Voorzien in ICT

88.300

78.518

62.042

47.460

64.938

91.110

– 26.172

– waarvan bijdragen SSO (DTO)

       

68.113

51.735

16.378

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

74.736

69.447

70.663

59.166

59.403

62.800

– 3.397

Bijdrage aan de Navo

41.673

34.547

16.852

31.434

27.305

31.403

– 4.098

               

Programma-ontvangsten

271.321

278.089

216.241

118.077

119.620

163.788

– 44.168

– waarvan verkoopopbrengsten groot materieel

248.094

207.449

170.575

98.603

92.946

146.218

– 53.272

– waarvan verkoopopbrengsten infrastructuur

19.234

63.176

30.706

13.736

20.417

15.700

4.717

– waarvan overige ontvangsten

3.993

7.464

14.960

5.738

6.257

1.870

4.387

X Noot
1

De realisatie Opdracht voorzien in nieuw materieel bedraagt in totaal € 612,3 miljoen. Van het projectbudget Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS) is € 8,3 miljoen aan uitgaven ten laste gebracht van beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten.

De posten met relevante verschillen ten opzichte van de begroting worden hieronder toegelicht. Het betreft verschillen groter dan € 10 miljoen bij de opdracht Voorzien in nieuw materieel en Verkoopopbrengsten groot materieel en groter dan € 5 miljoen bij de overige uitgaven en ontvangsten.

Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

De realisatie van het verplichtingenbudget is € 621 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken.

In 2014 was er sprake van capaciteitsproblemen in de gehele voorzien-in-keten. Hierdoor stagneerde een deel van de geplande verwervingsactiviteiten (geraamde financiële omvang € 400 miljoen). De reorganisatie van de defensieorganisatie in 2013 heeft hier in 2014 een na-ijleffect op gehad. In de raming van de verplichtingenstand voor 2014 is hiermee onvoldoende rekening gehouden.

Daarnaast zijn gedurende 2014 diverse oorzaken van invloed geweest op de realisatie van de verplichtingen. Zo is door het aantekenen van juridisch bezwaar op de aanbestedingsprocedure door potentiële leveranciers van de projecten Verbeterd Operationeel Systeem Soldaat en Helderheidsversterkende brillen de verplichtingen verlaagd met respectievelijk € 167 en € 43 miljoen. In tegenstelling tot de planning zijn deze verplichtingen niet in 2014 tot aanbesteding gekomen. Deze verplichtingen zullen in latere jaren alsnog worden aangegaan. Tenslotte zijn diverse geplande projecten met een lang aanbestedingstraject tegen verwachting niet in 2014 tot een juridische verplichting gekomen.

Programma-uitgaven

Opdracht Voorzien in nieuw materieel

De realisatie van de programma-uitgaven bij voorzien in nieuw materieel is € 193,32 miljoen lager dan begroot. Dit heeft meerdere oorzaken, die hieronder worden toegelicht.

Investeringen zeestrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2014)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2013

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven in 2014

Verschil uitgaven 2014

Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft (FRISC)

28,6

2014

25,8

0,8

0,9

0,1

Instandhouding Goalkeeper

33,2

2016

10,7

9,6

10,5

0,9

Instandhouding M-fregatten

58,7

2015

41,5

10,1

3,5

– 6,6

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten

95,3

2019

26,2

14,2

10,1

– 4,1

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF)

1.560,3

2015

1.546,4

7,4

6,4

– 1,0

LCF Munitie

308,2

2018

303,8

0,0

0,0

0,0

Maritime Ballistic Missile Defence (MBMD)

117,2

2019

38,0

20,3

17,6

– 2,7

Patrouilleschepen

529,6

2015

502,8

10,2

10,6

0,4

Verbetering MK 48 torpedo

71,6

2017

11,7

13,7

4,9

– 8,8

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

409,3

2015

277,2

86,5

86,71

0,2

X Noot
1

De realisatie van het projectbudget verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS) bedraagt € 86,7 miljoen. Hiervan komt € 78,4 miljoen ten laste van beleidsartikel 6 Investeringen en € 8,3 miljoen ten laste van beleidsartikel 2 Taakuitvoering zeestrijdkrachten.

Investeringen landstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2014)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2013

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven in 2014

Verschil uitgaven 2014

Battlefield Managementsystem (BMS)

62,8

2014

52,6

7,0

1,0

– 6,0

Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

43,0

2014

35,7

5,2

2,4

– 2,8

Groot Pantserwielvoertuig (GPW, Boxer), productie

792,7

2018

343,5

137,0

130,7

– 6,3

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en Training

1118,1

2014

1.107,7

6,2

7,9

1,7

Patriot Vervanging COMPATRIOT

29,7

2015

5,9

15,8

3,4

– 12,4

Vervanging genie- & doorbraaktank

90,4

2014

47,1

1,6

20,4

18,8

Bij het project Patriot Vervanging COMPATRIOT valt de realisatie € 12,4 miljoen lager uit dan begroot als gevolg van de Patriot-missie in Turkije. COMPATRIOT is het commando-, communicatie- en informatiesysteem rondom Patriot (verbindingsapparatuur, computers, software). Door het uitvoeren van de missie was het niet mogelijk de ingezette systemen en het reservesysteem in 2014 te modificeren.

Bij het project Vervanging genie- & doorbraaktank werd er van uitgegaan dat de voertuigen in 2013 zouden worden opgeleverd, afgenomen en betaald, met restuitgaven in 2014. De voertuigen bleken in 2013 niet aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. In 2014 is dit hersteld, waardoor de voertuigen zijn afgeleverd. Dit heeft geleid tot een overrealisatie van € 18,8 miljoen.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2014)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2013

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven in 2014

Verschil uitgaven 2014

AH-64D block II upgrade

120,0

2015

15,5

42,5

14,3

– 28,2

AH-64D verbetering bewapening

25,9

2017

0,4

4,3

0,6

– 3,7

Chinook Uitbreiding & Versterking (4 + 2)

366,2

2014

350,2

2,3

6,8

4,5

F-16 Mode 5 IFF

39,7

2016

22,3

8,0

3,4

– 4,6

F-16 verbetering lucht-grond bewapening,

fase 1

59,1

2015

38,9

13,5

0,9

– 12,6

F-16 verbetering lucht-grond bewapening,

fase 2

75,3

2027

25,0

0,0

0,5

0,5

F-16 Zelfbescherming (ASE)

81,1

2016

8,2

0,0

0,7

0,7

Bij het project AH-64D Block II Upgrade valt de realisatie € 28,2 miljoen lager uit doordat de actuele prijs van de modkits aanzienlijk lager is dan geraamd in de Letter of Offer and Acceptance (LOA). Tevens is er sprake van een leverschema dat achterloopt op de ramingen in de LOA. De vrijgevallen middelen worden nu gebruikt voor verwerving van de uitgestelde functionaliteit video downlink/uplink-functionaliteit en zijn geherfaseerd naar de periode 2016–2019.

Bij het project F-16 verbetering lucht-grond bewapening (fase 1) valt de realisatie € 12,6 miljoen lager uit doordat de afgeleverde modkits, om ballistische bommen van een doelzoekcapaciteit te voorzien, niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Dit als gevolg van productieproblemen bij de firma Raytheon. Bij deze stand van zaken was het niet mogelijk de modkits over te nemen. Nadat de leverancier de productieproblemen heeft verholpen, wordt de afname van de modkits hervat.

Verwerving F-35

Het project Vervanging F-16 heeft tot doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. Naast de verwerving van nieuwe jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële opleidingen en transport en de betaling van BTW. Met de nota In het belang van Nederland kiest Defensie ervoor om de F-16 te vervangen door de F-35. Hiervoor is een projectbudget van € 4.675,3 miljoen (prijspeil 2014) beschikbaar. In de huidige planning zullen de eerste toestellen vanaf 2019 aan Nederland worden geleverd en kan Nederland eind 2021 de eerste F-35 eenheid operationeel gereed hebben. De twee reeds afgeleverde (test)toestellen worden tot 2019 ingezet voor deelname aan de operationele testfase van het F-35 programma en de voorbereidingen daarop. Defensie neemt reeds sinds 2007 deel aan het Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) Memorandum of Understanding (MoU) voor de F-35.

Raming uitgaven (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

(Ontwerpbegroting 2014)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2013

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven in 2014

Verschil uitgaven 2014

Verwerving F-35

4.520,6

2023

417,1

37,5

37,4

– 0,1

Waarvan verwerving 2 testtoestellen (inclusief bijkomende middelen)

282,0

2013

257,1

0,0

4,5

4,5

Waarvan verwerving toestellen (inclusief bijkomende middelen)

3.836,1

2023

160,0

37,5

32,9

– 4,6

Waarvan PSFD MoU

177,3

2023

126,8

15,5

11,0

– 4,5

Waarvan deelname IOT&E (inclusief exploitatie testtoestellen t/m 2018)

74,2

2018

0,0

17,4

17,3

– 0,1

Waarvan risicoreservering investeringen

402,5

2023

0,0

0,0

0,0

0,0

Bij de begroting 2014 is uitgegaan van de verwachting dat de hele verplichting voor de beide (test)toestellen in 2013 zou worden gefactureerd. Inmiddels is duidelijk geworden dat de facturering achterloopt op de planning en dat modificaties die deel uitmaken van de verplichting ook nog in de komende jaren zullen plaatsvinden. Een deel van de facturen is in 2014 betaald. De komende jaren worden nog facturen verwacht voor de modificatiewerkzaamheden.

Uit hoofde van het PSFD MoU voor het project vervanging F-16 wordt jaarlijks een bijdrage aan de programmakosten betaald. Deze bijdrage is gebaseerd op het geplande aantal af te nemen toestellen door een partnerland. Het geplande aantal voor Nederland is verlaagd van 85 naar 37. Het voor 2014 begrote bedrag ging nog uit van een gepland aantal van 85 en is aangepast naar 37, hierdoor is € 4,5 miljoen minder uitgegeven.

Investeringen defensiebreed

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2014)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2013

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven in 2014

Verschil uitgaven 2014

NH-90

1.193,4

2017

924,1

67,4

42,8

– 24,6

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

132,1

2017

109,4

9,4

3,8

– 5,6

Militaire Satelliet Capaciteit (MILSATCAP)

31,4

2018

13,0

5,1

4,9

– 0,2

Modernisering navigatiesystemen

39,0

2018

17,7

3,4

0,9

– 2,5

Richtkijker wapen schutter lange afstand

28,7

2014

26,5

2,0

0,3

– 1,7

Uitbreiding CBRN-capaciteit (materieel)

47,3

2016

6,3

17,6

6,8

– 10,8

De realisatie van het project NH-90 is in 2014 € 24,6 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Het budget voor het jaar 2014 is geherfaseerd als gevolg van het later contracteren van behoeften dan aanvankelijk was voorzien, bijvoorbeeld modificaties om de NH-90 geschikt te maken voor transporttaken. Deze verschuivingen hebben geen gevolgen voor de levering van de toestellen.

Het programma ICMS/CBRN bestaat uit onderling verwante projecten. Vertraging van een aantal (kosten intensieve) projecten hebben ertoe geleid dat de verwachte uitgaven voor 2014 niet gehaald zijn.

Opdracht Voorzien in infrastructuur

Bij de opdracht voorzien in infrastructuur is in 2014 € 107 miljoen meer uitgegeven dan geraamd. Door drie leningen vervroegd af te lossen is er € 143 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Daarnaast waren de uitgaven aan lopende projecten € 36 miljoen lager. De grootste projecten zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 miljoen

Investeringen Infrastructuur

Projecten in uitvoering > € 25 miljoen (bedragen x € 1 miljoen)

Project volume (2014)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2013

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven 2014

Verschil uitgaven 2014

Nieuwbouw Schiphol1

140,4

2015

115,6

20,8

12,6

– 8,2

Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

226,6

2015

212,6

1,2

1,0

– 0,2

Hoger onderhoud Woensdrecht1

88,8

2018

37,0

2,6

1,4

– 1,2

Nieuwbouw LOKKmar1

85,3

2018

35,1

13,1

12,8

– 0,3

EPA Maatregelen

65,3

2018

20,1

10,0

10,0

0

Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarktcomplex

26,0

2015

24,6

1,3

0,3

– 1

Strategisch vastgoedplan KMar

26,4

2015

14,9

7,6

6,2

– 1,4

Bouwtechnische verbetermaatregelen brandveiligheid

43,7

2017

2,6

12,9

0,1

– 12,8

HVD Mariniers naar Zeeland (extra kosten PPS Marinierskazerne)

200,0

2019

0,0

5,0

2,3

– 2,7

HVD Schuifplan Ermelo

65,6

2023

14,2

33,3

24,0

– 9,3

HVD Herbelegging Oranjekazerne Schaarsbergen

27,7

2020

2,7

2,2

0,1

– 2,1

HVD Herbelegging De Ruyter van Steveninckkazerne Oirschot

60,2

2020

9,8

10,1

4,5

– 5,6

Infrastructuur en voorziening KMA 2

52,3

2019

22,6

0,0

0,0

0

HVD Belegging Breda

35,7

2021

0,0

5,0

1,1

– 3,9

CLAS Reorganisatie materieel-logistieke eenheden 3

25,8

2016

4,9

5,5

4,5

– 1

X Noot
1

In de realisatie t/m 2013 zijn correcties opgenomen die betrekking hebben op eerdere jaren.

X Noot
2

Ondergebracht in Deelproject 2a.6 HVD Belegging Breda (Maatregel 12).

X Noot
3

T/m 2012 bekend onder project onderhoudsvoorzieningen IBL Leusden.

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

In het kader van de overdracht van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn in 2014 versneld de leningen afgelost voor de Koningin Maximakazerne (€ 85 miljoen), het Logistiek Centrum Woensdrecht (€ 34 miljoen) en het Kmar Opleidingscentrum (€ 24 miljoen).

Het project nieuwbouw KMar Schiphol

Het project nieuwbouw KMar Schiphol is door gewijzigde wetgeving bij aanbestedingen, capaciteitsproblemen bij de DVD in de voorbereiding en vertraging in de uitvoering niet voltooid in 2014, maar loopt door in 2015. De te verwachten uitgaven voor 2015 bedragen € 12,4 miljoen. Dit is exclusief de vervroegde aflossing van de eerder vermelde lening hiervoor.

HVD Mariniers naar Zeeland en HVD schuifplan Ermelo

Het HVD-project «Schuifplan Ermelo» heeft eveneens vertraging opgelopen. Dit heeft naar verwachting geen invloed op de geplande einddatum. Bij dit project is tevens sprake van een voordelig aanbestedingsresultaat. Ook bij het HVD-project «Herbelegging de Ruyter van Steveninckkazerne Oirschot» is sprake van vertraging.

Bij het project «Bouwtechnische verbetermaatregelen brandveiligheid» is aanzienlijke vertraging ontstaan in de ontwikkeling van de maatregelen. De realisatie in 2014 is daarom nihil. In overleg met de Inspectie Leefomgeving en Transport zal in 2015 eerst een pilot project worden uitgevoerd. Als gevolg van de vertraging verschuift het project naar 2018.

Opdracht Voorzien in ICT

Bij de opdracht Voorzien in ICT is de realisatie in totaal € 26,2 miljoen lager dan begroot. Deze lagere realisatie heeft betrekking op diverse projecten. Dit wordt veroorzaakt door vertragingen in het verwervingsproces en vertragingen in realisatie door capaciteitsproblemen. De projecten schuiven door naar 2015. Het betreft in alle gevallen projecten die geen directe relatie hebben met de ICT-problematiek.

De realisatie van het project Advanced Passenger Information (API) is € 9,7 miljoen lager dan begroot. Bij het project secure werkplekken is de realisatie € 6,6 miljoen lager dan begroot. Bij overige projecten wijkt de realisatie minder dan € 5,0 miljoen af van de verwachting.

Bedragen x € 1 miljoen

Omschrijving project

Projectvolume (begroting 2014)

Fasering tot

Gerealiseerde uitgaven t/m 2013

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven in 2014

Verschil uitgaven 2014

ERP/M&F (SPEER)

277,3

2014

262,6

8,7

12,9

4,2

CODEMO

Naar aanleiding van de motie Günal-Gezer/Eijsink (Kamerstuk 33 750-X, nr. 24) is in de Ontwerpbegroting 2015 het aantal ingediende, gehonoreerde, afgewezen en voltooide CODEMO-voorstellen opgenomen. Met ingang van 2014 wordt de doorlooptijd van CODEMO-voorstellen geregistreerd. In 2014 zijn zes voorstellen ingediend door het MKB. In alle gevallen kregen de aanvragers binnen drie maanden uitsluitsel over het al dan niet honoreren van het ingediende voorstel.

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek

Bekostiging Wetenschappelijk onderzoek (bedragen in € 1.000)

2014

Omschrijving

Verwachte uitgaven in 2014

Gerealiseerde uitgaven in 2014

Verschil

Programmafinanciering TNO (en MARIN)

32.558

34.108

1.550

Programmafinanciering NLR

517

517

0

Contractonderzoek Technologie-ontwikkeling (TO)

23.630

20.918

– 2.712

Contractonderzoek Kennistoepassing

6.095

3.860

– 2.235

Totaal generaal

62.800

59.403

– 3.397

Toelichting bij tabel:

Gedurende 2014 is uitvoering gegeven aan het Research & Development Plan 2014. De Strategische Kennis & Innovatie Agenda van Defensie fungeert daarbij als fundament. Defensie investeert nadrukkelijk in de opbouw en de instandhouding van een Defensie specifieke externe kennisbasis ten behoeve van het behoud van een breed inzetbare, hoogwaardige en innovatieve krijgsmacht. In 2014 is hieraan invulling gegeven door te investeren in kennis en kunde bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN.

Programmafinanciering TNO, MARIN en NLR

In 2014 zijn 48 kennisopbouw programma’s uitgevoerd. Acht nieuwe programma’s zijn gestart en dertien programma’s zijn in de loop van het jaar voltooid.

Contractonderzoek technologieontwikkeling

Naast de programmafinanciering is 2014 gewerkt aan 71 lopende technologie ontwikkelingsprojecten. Hiervan zijn er in de loop van 2014 26 projecten voltooid. Daarnaast zijn er 23 nieuwe technologieprojecten gestart. Het merendeel van de nieuwe projecten is pas vanaf het derde kwartaal gecontracteerd, waardoor nieuwe projecten later dan gepland in de realisatiefase zijn gekomen. Daarnaast kende een aantal lopende projecten een langere doorlooptijd.

Contractonderzoek kennisgebruik

In 2014 zijn er zes nieuwe kennisgebruiksprojecten gestart en zijn er drie voltooid.

Bijdrage aan de Navo

De uitgaven hebben betrekking op de Nederlandse bijdrage aan gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma’s. Ook de uitgaven voor de AWACS-vliegtuigen zijn hierin opgenomen. De lagere bijdrage aan de Navo (€ 4,1 miljoen) wordt vooral veroorzaakt doordat de realisatie van Navo Veiligheid Investerings Programma (NVIP), in de Navo-lidstaten, lager uitviel dan begroot. Om die reden heeft de Navo lagere bijdragen gevraagd.

Verkoopopbrengsten groot materieel

Bij afstoting van overtollig materieel wordt onderscheid gemaakt tussen strategische en niet-strategische roerende zaken. Overtollige strategische roerende zaken, zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop hiervan gebeurt in samenwerking met Domeinen. De verkoopopbrengsten komen toe aan Defensie.

De gerealiseerde ontvangsten van contracten die in eerdere jaren via Domeinen zijn gesloten, bedroegen in 2014 € 92,9 miljoen. In 2014 is voor circa € 400 miljoen aan verkoopcontracten afgesloten. De ontvangsten uit deze contracten zullen de komende jaren plaatsvinden. Het merendeel van het groot materieel is daarmee verkocht. In de loop van 2014 is tevens besloten om de verkoopactiviteiten van de Cougar-transporthelikopters, de mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaarklasse (AMBV’s) en de laatste Leopard 2 tanks vooralsnog stop te zetten.

Ten opzichte van de begroting 2014 vallen de verkoopopbrengsten groot materieel € 53,3 miljoen lager uit. In de eerste suppletoire begroting is € 30 miljoen aan verkoopontvangsten van roerende goederen verschoven naar latere jaren als gevolg van afnemende mogelijkheden op de markt. Er is € 6,8 miljoen minder ontvangen door vertraging bij de betalingen van lopende contracten en ook € 10,3 miljoen aan verwachte ontvangsten van royalties is niet in 2014 ontvangen. Beide verwachte ontvangsten verschuiven van 2014 naar 2015. Tot slot is € 6,2 miljoen minder ontvangen door externe factoren, zoals vertraging in het tekenen van contracten en het wachten op vergunningen door externe partijen.

4.7 Beleidsartikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor de verwerving van modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel en de beschikbaarstelling van ICT-middelen, brandstof, munitie en kleding en uitrusting aan de defensieonderdelen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.

Beleidsconclusie

De DMO heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstelling van de krijgsmacht door de levering van modern, robuust, kwalitatief en inzetbaar materieel. De DMO heeft hiervoor ondersteuning geleverd door de aanschaf van het materieel, de instandhouding ervan en de afstoting. Verder heeft de DMO in 2014 ondersteuning geleverd aan grote en kleine internationale operaties.

De migratie van DMO naar het ERP-systeem is voltooid, met uitzondering van het brandstoffenbedrijf. Eind 2014 is het Defensie Brand- en Bedrijfsstoffen Bedrijf (DBBB), dat deel uit maakt van de DMO, deels gemigreerd. De migratie van de brandstoffen volgt in 2015.

2014 was een uitdagend jaar voor de informatietechnologie (IT). Zo werd geconstateerd dat de technische staat van IT-infrastructuur moet worden versterkt. De eerste stappen richting structureel herstel zijn ingezet. Specialistisch personeel is aangenomen, besloten is datacentra te vervangen en apparatuur te moderniseren. Deze maatregelen moeten in 2015 aanvangen.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 7 Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieel Organisatie

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

verschil

Verplichtingen

867.425

999.355

1.039.074

846.181

606.479

815.316

– 208.837

Uitgaven

1.135.800

1.121.262

871.683

853.971

788.427

815.316

– 26.889

Programma-uitgaven

551.400

576.355

541.336

361.144

293.389

338.936

– 45.547

Opdracht Logistieke ondersteuning

             

– waarvan gereedstelling

243.454

278.045

232.613

246.323

214.792

237.820

– 23.028

– waarvan instandhouding

294.052

282.794

299.936

114.821

78.597

101.116

– 22.519

– waarvan afstoting

13.894

15.516

8.787

       
               

Apparaatsuitgaven

584.400

544.907

330.347

492.827

495.038

476.380

18.658

Staven1

5.898

5.870

6.276

5.566

8.382

7.185

1.197

Ondersteuning operationele eenheden 2

575.397

537.253

322.638

487.261

486.656

469.195

17.461

Bijdragen aan SSO's

3.105

1.784

1.433

       
               

Apparaat per uitgavencategorie

584.400

544.907

330.347

492.827

495.038

476.380

18.658

personele uitgaven

336.102

319.313

130.587

178.093

192.287

179.845

12.442

– waarvan eigen personeel

       

172.534

179.533

– 6.999

– waarvan operationele toelage

       

180

312

– 132

– waarvan externe inhuur

       

19.573

 

19.573

materiele uitgaven

248.298

225.594

199.760

314.734

302.751

296.535

6.216

– waarvan huisvesting en infrastructuur 3

102.960

105.867

87.242

       

– waarvan ICT door SSO DMO OPS 4

21.272

19.039

11.406

220.486

228.784

217.265

11.519

– waarvan exploitatie door SSO Paresto / DVD

       

363

2.631

– 2.268

– waarvan overige exploitatie

124.066

100.688

101.112

94.248

73.604

76.639

– 3.035

Apparaatsontvangsten

44.822

52.532

58.451

59.554

25.189

42.933

– 17.744

X Noot
1

Onder staf wordt verstaan: DMO Dir. F&C/OIB; Fin. Control en Directeur F&C.

X Noot
2

Ondersteuning operationele eenheden, Gereedstelling en instandhouding zijn inclusief de logistieke bedrijven voor de periode 2009 tot en met 2012.

X Noot
3

Huisvesting en infrastructuur in 2013 gecentraliseerd bij CDC.

X Noot
4

Informatievoorziening in 2013 gecentraliseerd bij IVENT en ondergebracht bij DMO (thans DMO/OPS).

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De lagere realisatie van de verplichtingen (€ 208,8 miljoen) is veroorzaakt door verscheidene herschikkingen naar defensieonderdelen (circa € 143 miljoen), interdepartementale budgetoverhevelingen (circa € 10 miljoen) en doordat er minder (kortlopende) verplichtingen zijn aangegaan voor met name gereedstelling (munitie en brandstof) en instandhouding.

Uitgaven

Gereedstelling

De realisatie van de gereedstelling is per saldo € 23,0 miljoen lager dan begroot. Dit is deels veroorzaakt door het overhevelen van € 2,2 miljoen naar het instandhoudingsbudget CLSK voor de Unmanned Aerial Vehicles (Mini UAV Raven en UAV Scan Eagle). Hier tegenover staan diverse overhevelingen (€ 0,3 miljoen) en interne herschikkingen (€ 1,7 miljoen).

Daarnaast is de beschikbare budgetruimte van DMO verhoogd door verrekeningen met inzet. De verkregen budgetruimte is in 2014 echter niet omgezet in daadwerkelijke uitgaven. Het treft verrekenen in het kader van inzet in Mali (€ 7,7 miljoen), inzet boven Irak (€ 4,7 miljoen) en ondersteuning bij de ramp met de MH-17 (€ 1,7 miljoen).

Verder is er sprake van vertraging in geplande leveringen voor in totaal € 4,7 miljoen waardoor deze in 2015 plaatsvinden.

Instandhouding

De realisatie van de instandhouding is per saldo € 22,5 miljoen lager dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de overheveling van € 22,4 miljoen naar instandhoudingsbudget van CLSK voor de (K)DC-10 en C-130.

Personele uitgaven

De realisatie van de personele uitgaven is per saldo € 12,4 miljoen hoger dan begroot. Om het verwachte productieverlies, als gevolg van de onvolledige vulling van de organisatie, te minimaliseren is voor € 19,6 miljoen meer dan begroot aan externe inhuur gepleegd. Doordat een groot aantal vacatures niet vervuld konden worden is aan eigen personeel € 5,0 miljoen minder uitgegeven dan begroot.

Materiele uitgaven

De realisatie van de materiele uitgaven is per saldo € 6,2 miljoen hoger dan begroot. Dit is veroorzaakt door de langzamere defensiebrede afbouw van het aantal werkplekken en accounts dan was voorzien.

Ontvangsten

De realisatie van de ontvangsten zijn € 17,7 miljoen lager dan begroot. De neerwaartse bijstelling is het gevolg van het achterblijven van diverse geraamde (incidentele) personele en materiele ontvangsten. In 2013 heeft het achterblijven van een verwacht positief resultaat bij de baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie ertoe geleid dat geen sprake is van een winstafdracht. De tegenvallende ontvangsten hebben geleid tot een verlaagd uitgavenbudget (programma) van de DMO.

4.8 Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra (CDC) voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht. Het CDC draagt zorg voor de levering van ondersteunende diensten aan de krijgsmacht, is wereldwijd actief en voorziet in randvoorwaarden en faciliteiten, zodat de defensieonderdelen zich kunnen concentreren op hun kerntaken. Deze ondersteunende diensten betreffen huisvesting, beveiliging, facilitaire diensten, transport, catering, P&O dienstverlening, gezondheidszorg en opleidingen voor officieren.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een doeltreffende en doelmatige dienstverlening binnen Defensie waaraan het CDC een bijdrage levert.

Beleidsconclusie

In de begroting voor 2014 is gemeld dat de ondersteunende diensten van Defensie verder worden geconcentreerd bij het CDC. Hieraan is vervolg gegeven met de vorming van de divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD), waarin een aantal personele taken zijn gebundeld. Verder is de oprichting van het Financieel Administratie- en Beheerkantoor (FABK) in de divisie Facilitair en Logistiek voltooid. De samenvoeging van de defensiebrede niet-operationele gezondheidszorg bij de divisie Defensie Gezondheidsorganisatie (DGO) is in de besluitvormingsfase. Op 1 juli 2014 is het Rijksvastgoedbedrijf opgericht. Vanaf die datum is het overgrote deel van het personeel van de Dienst Vastgoed Defensie gedetacheerd bij het RVB, vooruitlopend op verdere integratie.

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

verschil

Verplichtingen

783.389

807.989

940.428

1.111.277

1.057.642

972.277

85.365

Uitgaven

852.022

911.032

906.135

1.040.029

1.061.257

972.277

88.980

Programma-uitgaven

 

1.087

12.984

7.600

12

 

12

Opdracht Dienstverlenende eenheden

             

– waarvan gereedstelling

 

1.087

7.112

7.590

1

 

1

– waarvan afstoting

   

5.058

       

– waarvan instandhouding

   

814

10

11

 

11

               

Apparaatsuitgaven

852.022

909.945

893.151

1.032.429

1.061.245

972.277

88.968

Staf CDC1

17.681

19.902

19.302

13.760

9.706

15.802

– 6.096

Ondersteuning operationele eenheden

800.108

860.044

843.678

956.930

1.033.689

938.077

95.612

Bijdragen aan SSO's

12.294

9.562

9.926

41.909

     

Attachés

21.939

20.437

20.245

19.830

17.850

18.398

– 548

               

Apparaat per uitgavencategorie

852.022

909.945

893.151

1.032.429

1.061.245

972.277

88.968

               

personele uitgaven

337.765

477.234

475.274

424.809

443.228

451.970

– 8.742

– waarvan eigen personeel

325.065

466.564

464.167

411.204

414.134

441.052

– 26.918

– waarvan operationele toelage

       

1.037

248

789

– waarvan attachés

12.700

10.670

11.107

13.605

11.841

10.670

1.171

– waarvan externe inhuur

       

16.216

 

16.216

               

materiele uitgaven

514.257

432.711

417.877

607.620

618.017

520.307

97.710

Huisvesting en infrastructuur (incl. bijdrage SSO DVD 2

9.667

39.735

135.425

396.124

385.000

340.933

44.067

– waarvan bijdrage SSO DVD huisvesting en infrastructuur

       

193.218

116.761

76.457

ICT3

143.840

142.247

134.198

       

Overige exploitatie (incl bijdrage SSO Paresto)

351.511

240.962

139.116

205.271

227.008

171.646

55.362

– waarvan bijdrage door SSO Paresto (catering; overige exploitatie)

       

31.013

35.140

– 4.127

Overige exploitatie attachés

9.239

9.767

9.138

6.225

6.009

7.728

– 1.719

Apparaatsontvangsten

49.682

68.106

75.041

55.319

49.243

51.377

– 2.134

X Noot
1

Onder staf CDC wordt verstaan de ondersteuningsgroep en kabinet.

X Noot
2

Huisvesting en infrastructuur in 2012 geconcentreerd bij CDC, waarvan groot deel wordt uitgevoerd door SSO DVD.

X Noot
3

Exploitatie informatievoorziening door batenlastendienst IVENT in 2012 naar DMO.

Toelichting op de financiële instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 85,4 miljoen hoger dan geraamd als gevolg van de hogere uitgaven voor huisvesting en infrastructuur en de hogere verplichtingen bij de materiële uitgaven.

Uitgaven

Personele uitgaven

De lagere realisatie van de personele uitgaven – € 26,9 miljoen is onder meer het gevolg van de vertraging van de invoering van de reorganisatie bij de divisie Defensie Gezondheidsorganisatie (DGO) (– € 14,7 miljoen). Vanwege formatieve ondervulling heeft er externe inhuur plaats gevonden (€ 16,2 miljoen). Daarnaast is de verhoging van de pensioenpremies (€ 4,7 miljoen) gecompenseerd. Verder zijn de budgetten voor ontslagbescherming uit het sociaal beleidskader overgeheveld van het centraal apparaatsartikel naar de defensieonderdelen (€ 2,3 miljoen). Gedurende 2014 hebben er verschillende kleinere mutaties plaatsgevonden (– € 3,0 miljoen)

Externe inhuur

De externe inhuur (€ 16,2 miljoen) is ontstaan vanwege formatieve ondervulling en het niet tijdig kunnen vullen van de vacatures. Dit heeft een direct verband met de onderrealisatie van het eigen personeel.

Materiële uitgaven

Huisvesting en infrastructuur

De uitgaven voor huisvesting en infrastructuur zijn € 44 miljoen hoger dan begroot. Het budget voor instandhouding was initieel te laag begroot. Dit komt onder andere door een vertraging in de reductie van het aantal vierkante meters. Het budget voor instandhouding infrastructuur, waarvan de werkzaamheden wordt uitgevoerd door SSO DVD, is met € 76,5 miljoen naar boven bijgesteld om het op het gewenste peil te brengen. Hiervan is € 43,4 miljoen gecompenseerd door interne herschikking binnen de materiële uitgaven. In verband met nieuwbouw en verbouw is er aan het budget facilitair ten behoeve van vastgoed € 11,1 miljoen toegevoegd en € 22 miljoen voor instandhouding vanuit de budgetten voor investeringen infrastructuur.

Overige exploitatie

De uitgaven voor overige exploitatie zijn € 55,4 miljoen hoger dan begroot. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door de overdracht van activiteiten met de daarbij horende budgetten, waaronder de overheveling van de budgetten voor personeelsdiensten en de begeleiding en bemiddeling bij (reorganisatie)ontslag (€ 10 miljoen), de wervingsbudgetten (€ 16,7 miljoen), het budget voor tweede lijnsgezondheidszorg (€ 6,9 miljoen), de bijdrage voor het Host Nation Support (€ 4,7 miljoen) en het budget voor flexibel transport (€ 2,8 miljoen). Daarnaast is de prijsbijstelling tranche 2014 verdeeld over de verschillende dienstverleningsactiviteiten (€ 13,2 miljoen).

Ontvangsten

De lagere ontvangsten zijn het gevolg van vertraging bij de verbouwing van het Centraal Militair hospitaal (CMH). Hier tegenover staan lagere uitgaven op artikel 6 Investeringen (Voorzien in Infrastructuur).

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1 Niet-beleidsartikel 9 Algemeen

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 9 Algemeen

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2014.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 9 Algemeen

Artikel 9 Algemeen

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

verschil

Verplichtingen

115.582

94.131

116.660

84.443

81.246

113.716

– 32.470

Uitgaven

116.572

100.993

90.850

100.566

100.370

113.716

– 13.346

Programma-uitgaven

             

Subsidies en bijdragen

19.697

21.554

21.904

21.682

22.104

21.752

352

Bijdrage Navo en internationale samenwerking

37.061

35.740

30.077

39.906

37.001

44.918

– 7.917

Overige uitgaven

59.814

43.699

38.869

38.978

41.265

47.046

– 5.781

Totaal programma-uitgaven

116.572

100.993

90.850

100.566

100.370

113.716

– 13.346

Totaal ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 32,5 miljoen lager dan was begroot. Dit omdat in 2012 de meerjarige verplichting voor de nieuwbouw van het Nationaal Militair Museum is aangegaan en de verplichtingenstanden van 2013 en 2014 hier ten tijde van de Ontwerpbegroting 2013 en 2014 niet neerwaarts op zijn aangepast, volgend uit het nieuwe meerjarige verplichtingenverloop. Dit heeft tot gevolg dat de realisatie ten opzichte van de begrote stand lager uitkomt.

Uitgaven

Bijdrage Navo en Internationale samenwerking

De lagere realisatie op bijdragen aan de Navo en internationale samenwerking van € 7,9 miljoen is het gevolg van een budgetoverheveling van € 4,7 miljoen naar CDC vanwege uitgaven aan Host Nation Support. Het resterende verschil van € 3,2 miljoen valt uiteen in voornamelijk een lagere realisatie op de AWACS exploitatie van € 1,4 miljoen en diverse kleinere posten van in totaal € 1,8 miljoen.

Overige Uitgaven

De lagere realisatie van de overige uitgaven (€ 5,8 miljoen) betreft voornamelijk de niet gerealiseerde betaling van (extra) uitgaven voor het Nationaal Militair Museum van € 5,5 miljoen.

5.2 Niet-beleidsartikel 10 Centraal apparaat

Op dit artikel zijn alle verplichtingen, personele en materiële uitgaven en ontvangsten van de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst weergegeven. Tevens zijn in dit artikel de defensiebrede uitgaven ondergebracht voor pensioenen en uitkeringen (waarvan een deel «niet relevant» dat betrekking heeft op de lening voor de kapitaaldekking van de militaire ouderdomspensioenen), wachtgeld, inactiviteitswedden en SBK-gelden.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 10 centraal apparaat

Artikel 10 Centraal apparaat

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

verschil

Verplichtingen

1.451.490

1.539.764

1.761.039

1.655.999

1.584.117

1.698.315

– 114.198

Uitgaven

1.462.716

1.542.481

1.763.530

1.658.703

1.589.049

1.698.315

– 109.266

Apparaatsuitgaven

             

Bestuursstaf

125.721

116.779

107.015

89.315

74.754

86.837

– 12.083

Militaire inlichtingen- en Veiligheidsdienst

70.848

72.751

70.670

59.437

62.522

64.294

– 1.772

Pensioenen en uitkeringen1

1.147.502

1.224.066

1.380.124

1.256.134

1.237.183

1.224.978

12.205

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

109.833

123.102

202.876

253.817

214.590

322.206

– 107.616

Ziektekostenvoorziening

8.812

5.783

2.845

       
               

Apparaat per uitgavencategorie

1.462.716

1.542.481

1.763.530

1.658.703

1.589.049

1.698.315

– 109.266

personele uitgaven

1.419.639

1.498.742

1.723.733

1.638.573

1.575.860

1.676.536

– 100.676

– waarvan eigen personeel

153.494

145.790

137.888

128.622

121.615

129.352

– 7.737

– waarvan externe inhuur

       

2.472

 

2.472

– waarvan pensioenen, wachtgelden en uitkeringen

1.266.145

1.352.952

1.585.845

1.509.951

1.451.773

1.547.184

– 95.411

materiele uitgaven

43.077

43.739

39.797

20.130

13.189

21.779

– 8.590

– waarvan bijdragen aan SSO's 2

       

498

170

328

– waarvan huisvesting en infrastructuur

162

593

         

– waarvan ICT

17.174

21.213

20.404

       

– waarvan overige exploitatie

25.741

21.933

19.393

20.130

12.691

21.609

– 8.918

Totaal ontvangsten

16.540

6.749

24.839

2.669

24.360

6.908

17.452

X Noot
1

Waarvan niet relevant.

X Noot
2

Shared Service Organisatie Paresto.                                 41.992            81.915           80.976              84.140             84.857

Toelichting op de instrumenten

De posten met een verschil groter dan € 5,0 miljoen worden hieronder nader toegelicht.

Verplichtingen

De lagere realisatie van de verplichtingen van € 114,2 miljoen is het gevolg van lagere uitgaven.

Uitgaven

Bestuursstaf

Met de overgang van de Auditfunctie Defensie naar het Ministerie van Financiën is een bedrag van € 8,9 miljoen overgeheveld. De resterende € 3,2 miljoen zijn diverse overhevelingen naar andere defensieonderdelen.

Pensioenen en uitkeringen

De realisatie van de pensioenen en uitkeringen is € 12,2 miljoen hoger dan begroot. Dit bestaat uit hoger uitgevallen uitkeringen van € 31,2 miljoen en de post niet relevante uitgaven voor de financiering van de overgang naar het kapitaaldekkingsstelsel van € 19,1 miljoen die niet tot uitgaven heeft geleid. De hogere uitgaven voor de uitkeringen hebben betrekking op meerdere mutaties, waaronder de regeling ereschulden, de waardeoverdrachten pensioenen, een herstelpremie ABP en een betaling die niet heeft plaatsgevonden in 2013.

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

De realisatie van SBK 2012, SBK 2004 en W&I is € 107,6 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit komt onder meer doordat er budgetoverhevelingen hebben plaatsgevonden naar beleidsartikelen. Zo is het budget met betrekking tot de ontslagbeschermers herschikt over de defensieonderdelen en het budget voor de om-, her- en bijscholing overgeheveld naar het CDC (beleidsartikel 8). Daarnaast heeft er een kasschuif plaatsgevonden van 2014 naar 2015 en is de hogere realisatie uit 2013 in mindering gebracht op de begroting van 2014.

Ontvangsten

De hogere ontvangstenrealisatie betreft grotendeels een eenmalige gedeeltelijke teruggaaf van de basispremie WAO/WIA zoals geregeld is in het Belastingplan 2014.

5.3 Niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2014.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven

Artikel 11 Geheime uitgaven

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

verschil

Verplichtingen

2.236

6.238

5.251

5.264

3.893

5.264

– 1.371

Geheime uitgaven

2.236

6.238

5.251

5.264

3.893

5.264

– 1.371

Totaal uitgaven

2.236

6.238

5.251

5.264

3.893

5.264

– 1.371

De geheime uitgaven worden jaarlijks gecontroleerd door de president van de Algemene Rekenkamer.

5.4 Niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 12 Nominaal en onvoorzien

De onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen voor 2014.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 12 Nominaal

Artikel 12 Nominaal en onvoorzien

(bedragen x € 1.000)

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

verschil

Verplichtingen en uitgaven

       

0

46.727

– 46.727

Loonbijstelling

             

Prijsbijstelling

             

Nader te verdelen

       

0

46.727

– 46.727

Onvoorzien

             

Totaal uitgaven

       

0

46.727

– 46.727

In dit begrotingsartikel worden de door het Ministerie van Financiën toegekende bedragen opgenomen. Met de tweede suppletoire begroting is het resterende bedrag volledig uitgedeeld naar de defensieonderdelen. Het saldo is nihil.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De bedrijfsvoeringsparagraaf kent vier verplichte onderdelen

  • 1. Rechtmatigheid;

  • 2. Totstandkoming beleidsinformatie;

  • 3. Financieel beheer en materieel beheer;

  • 4. Overige aspecten bedrijfsvoering.

1. Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de Rijksbrede normering toegepast.

In de verantwoording voorkomende fouten en onzekerheden in de verplichtingen zijn binnen de interdepartementaal overeengekomen (artikel)toleranties gebleven. Om binnen deze toleranties te blijven is een correctie op de posten aangegane verplichtingen in de verantwoordingsstaat en de post openstaande verplichtingen in de saldibalans doorgevoerd waardoor de, statistisch gezien meest waarschijnlijke, fout in de saldibalans nihil is. Voor de uitgaven en ontvangsten geldt dat bij twee beleidsartikelen de rapportagetolerantie voor de onzekerheden zijn overschreden. Het betreft het beleidsartikel 8 Commando DienstenCentra (CDC) en niet-beleidsartikel 9 Algemeen. Ook is er een overschrijding voor de onzekerheden en de fouten bij de uitgaven en ontvangsten op totaalniveau.

Op beleidsartikel 8 Commando DienstenCentra is er een onzekerheid bij de uitgaven en ontvangsten van € 90.067.000, waarbij de artikeltolerantie € 33.315.000 is. Dit is een overschrijding van 170,3 procent van de artikeltolerantie en 8,1 procent aan onzekerheden op een totaal van € 1.110.500.000 aan uitgaven en ontvangsten op artikel 8.

Op niet-beleidsartikel 9 Algemeen is er een onzekerheid bij de uitgaven en ontvangsten van € 16.344.000, waarbij de artikeltolerantie € 10.037.000 is. Dit is een overschrijding van 62,8 procent van de artikeltolerantie en 16,3 procent aan onzekerheden op een totaal van € 100.370.000 aan uitgaven en ontvangsten op niet-beleidsartikel 9.

De rapporteringstolerantie van Defensie voor de onzekerheden in de uitgaven en ontvangsten kent een tolerantiegrens van € 243.522.000. De onzekerheden bedragen € 368.702.000, hetgeen een overschrijding van 51,4 procent van de rapporteringstolerantie betekent en 4,6 procent aan onzekerheden op een totaal van € 8.078.794.000 aan uitgaven en ontvangsten.

De rapporteringstolerantie van Defensie voor de fouten in het totaal van uitgaven en ontvangsten kent een tolerantiegrens van € 81.174.000. De fouten bedragen € 127.296.000, hetgeen een overschrijding van 56,8 procent van de rapporteringstolerantie betekent en 1,6 procent aan fouten op een totaal van € 8.078.794.000 aan uitgaven en ontvangsten.

De overschrijdingen van de (artikel)toleranties voor de onzekerheden in de uitgaven en ontvangsten zijn onder meer het gevolg van het niet voldoende aanwezig zijn van achterliggende documentatie van de uitgaven, niet voldoen aan gestelde contractvoorwaarden en gewenning aan de nieuwe werkwijze als gevolg van de implementatie van ERP M&F. De overschrijding van de tolerantie voor de fouten in de uitgaven en ontvangsten is met name het gevolg van betalingen waarbij niet is voldaan aan de contractvoorwaarden.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

In het jaarverslag is opgenomen in hoeverre Defensie in staat is geweest de inzetbaarheidsdoelstellingen en de doelstellingen per operationeel commando te halen. Over de mate waarin aan de inzetbaarheidsdoelstellingen kan worden voldaan wordt de Kamer sinds 2014 tweemaal per jaar geïnformeerd.

De operationele gereedheid van de eenheden wordt bepaald door te kijken naar de personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid. Samen met de appreciatie van de commandant bepaalt dit of een eenheid operationeel gereed is. Sinds 2014 wordt er niet meer gekeken naar de gemiddelde operationele gereedheid in het jaar, maar naar het minimaal aantal eenheden dat te allen tijde operationeel gereed is. De verbeterslag ten aanzien van de uniformering van gereedheidsinformatie is bijna afgerond. Voor de personele en materiële gereedheid is inmiddels bepaald welke basisadministratie moet worden gebruikt. Voor geoefendheid loopt deze verbeterslag nog, waarbij wordt verwacht dat de eerste resultaten in 2015 zichtbaar zijn.

3. Financieel- en materieel beheer

Financieel beheer

In 2014 was de focus erop gericht om, na de afronding eind 2013 van de reorganisatie van het controlveld, de verbetermaatregelen werkend en de resultaten zichtbaar te krijgen. Hierbij wordt nadrukkelijk gestuurd op risico’s. Stappen zijn gezet om de financiële processen te verbeteren. Ook zijn er diverse maatregelen ingericht in het kader van regie en monitoring. Zo is binnen het Financieel Administratie- en Beheerkantoor (FABK) een dashboard ontwikkeld en wordt steekproefsgewijs een onderbouwing bij de prestatieverklaring opgevraagd. Daarnaast zijn er op diverse niveaus overleggremia waarbij de stand van zaken ten aanzien van het financieel beheer wordt gevolgd.

De migratie naar ERP M&F blijft een risico binnen het financieel beheer. Deze migratie is een complexe en grootschalige verandering, waarbij er sprake is van een wijziging van taken en verantwoordelijkheden en een verandering van de werkwijze als gevolg van de koppeling tussen het materieellogistieke domein en de financiële processen. Deze (gefaseerde) migratie heeft, onder meer door de nog niet gesloten ketens, (negatieve) gevolgen voor de ordelijkheid van het financieel beheer. Dit heeft zich met name geuit op het gebied van:

  • Verschillen in de verplichtingenstanden als gevolg van de wijziging in de manier van vastlegging van geconverteerde contracten. Deze verschillen zijn extra-comptabel ten behoeve van de saldibalans gecorrigeerd.

  • De beschikbaarheid van financiële rapportages met betrekking tot voorschotten en verplichtingen. Door het combineren van een aantal gegevens kon de benodigde informatie alsnog worden opgeleverd. De stuurinformatie ten aanzien van de budgetuitputting op kasbasis is in 2014 wel op orde geweest, evenals de informatie over verplichtingen voor het betaalproces (relateren facturen).

Betaalproces

In 2013 zijn er als gevolg van de reorganisatie omissies geconstateerd bij de verificatie en de dossiervorming in het betaalproces. In 2014 zijn maatregelen genomen deze punten te verbeteren, zoals digitale dossiervorming bij zowel de aanlevering van documenten als de verificatiewerkzaamheden en het steekproefsgewijs opvragen van de onderbouwing bij de prestatieverklaring. De effecten van deze maatregelen zijn in 2014 nog niet voldoende zichtbaar geworden.

Verplichtingenbeheer

Het verplichtingenbeheer was in 2013 verslechterd als gevolg van de grootschalige reorganisatie. In 2014 zijn maatregelen genomen om de vastlegging van de verplichtingen te verbeteren. Deze hebben in 2014 nog beperkt effect gehad. Daarnaast hebben als gevolg van de migratie naar ERP M&F en de gewenning aan de nieuwe werkwijze onjuistheden voorgedaan in de vastlegging van de verplichtingen. Er is een extracomptabele correctie in de jaarrekening nodig geweest om binnen de goedkeuringstolerantie te blijven.

Verbeterprogramma financieel beheer

De maatregelen in 2014 waren vooral gericht op het normaliseren van de financiële processen. Conform het groeipad uit het plan van aanpak Verbeteren Beheer zal het financieel beheer in 2015 structureel verbeterd moeten zijn. Het FABK ondersteunt, door uniformering en concentratie van kennis en kunde, het administratieve proces van de begrotingsuitvoering. Er is hierbij een dashboard op basis van indicatoren ingericht om in de toekomst afwijkingen in de financiële processen tijdig te detecteren en te herstellen. Daarbij gaat het niet alleen om de interne bedrijfsvoering van FABK, maar ook om de procesbewaking. De tijdigheid en kwaliteit van administratieve beheerhandelingen zijn in 2014 verbeterd ten opzichte van 2013. Het aantal vorderingen is afgenomen en de tussenrekeningen zijn tijdig afgedaan. De voortgang van de verbetermaatregelen is periodiek besproken in het Audit Comité.

Inkoopbeheer / Europese aanbestedingsregels

De naleving van de (Europese) aanbestedingsrichtlijnen in 2014 was vergelijkbaar met 2013. In 2014 zijn acht dossiers aangemerkt als aanbestedingsfouten, waarvan zes boven de Europese drempel, met een totale opdrachtwaarde (incl. BTW.) van € 2.970.000. Er zijn geen dossiers aangeboden voor de zogenaamde SG-procedure. De aangetroffen fouten betreffen met name het niet tijdig aanbesteden van raamovereenkomsten waarvan de expiratiedatum eindigt en meervoudig aanbesteden.

Materieel Beheer

Na een succesvol verlopen verbeterprogramma «Professionaliseren Materieelbeheer Defensie» (PMD) is het projectbureau per 1 januari 2015 opgeheven. Gedurende 2014 zijn de resterende taken en verantwoordelijkheden van het PMD-bureau in de staande organisatie belegd en ingebed. In overleg met de defensieonderdelen is ook de overlegstructuur vanaf 2015 nader ingevuld.

Gedurende 2014 bleek de kwaliteit van het materieelbeheer stabiel ten opzichte van 2013 en voldeed het wederom aan de gestelde norm.

Misbruik, oneigenlijk gebruik en frauderisico’s

Risico’s op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) en fraude zijn onder te verdelen naar drie hoofdcategorieën regelingen:

  • Misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidieregelingen (externe fraude).

  • Frauduleus handelen aangaande (vergoedings)regelingen op het personele gebied (interne fraude).

  • Frauduleus handelen bij verwervingsactiviteiten (interne fraude).

Interne fraude is binnen Defensie onder de noemer integriteitsschendingen gebracht. De algemene bepalingen van het integriteitsbeleid van Defensie zijn opgenomen in Aanwijzing SG A/984 (Uitvoering van het integriteitsbeleid Defensie). Defensie is niet betrokken bij onderwerpen uit het rijksbrede actieplan tegen fraude met publieke middelen.

Subsidieregelingen

Bij misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidieregelingen zijn twee algemene risico’s te onderkennen:

  • Een conflict omtrent de doelstelling / aanwending van de subsidie tussen Defensie en de ontvangende partij.

  • Het verstrekken van onjuiste gegevens door de subsidieontvanger teneinde een te hoog bedrag aan subsidie te verkrijgen.

In de Aanwijzing SG A/942 (Voorkoming en bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik) zijn de algemene maatregelen ter beheersing opgenomen, welke in de specifieke regelgeving verder zijn uitgewerkt. Zo bevat de Regeling Defensiesubsidies aanvullende maatregelen op de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Belangrijke algemene maatregelen, welke aansluitend bij het Uniform Subsidiekader rijksoverheid (USK) worden gedifferentieerd op basis van het financieel belang betreffen onder andere:

  • Een vijfjaarlijks evaluatieonderzoek van de desbetreffende subsidie.

  • Het indienen van een begroting en samenhangend activiteitenplan bij aanvraag tot toekenning van de subsidie. Deze worden getoetst op overeenstemming met het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt en het bij begroting beschikbare bedrag.

  • Het indienen van een (op basis van een controleprotocol door een accountant gecontroleerd) jaarverslag en activiteitenverslag ten behoeve van de vaststelling van de jaarlijkse subsidie.

In 2014 is begonnen met de ontwikkeling van een standaard aanvraagformulier en standaard beschikkingen, teneinde de (algemene) maatregelen verder te borgen in het subsidieproces. Het completeren van het geheel vindt vervolgens plaats door, conform vereisten, vanuit een risicoanalyse de standaard beschikking en algemene maatregelen verder aan te vullen met specifieke voorwaarden en maatregelen alvorens tot subsidieverlening wordt overgegaan.

Vergoedingsregelingen

Bij vergoedingsregelingen geldt het risico dat de betrokkene op grond van onjuiste gegevens aanspraak maakt op een vergoedingsregeling (valsheid in geschrifte). Hieronder wordt ook het risico verstaan dat betrokkene geen melding doet als het recht op een aanspraak vervalt.

Beheersingsmaatregelen op het gebied van toelagen en vergoedingen zijn zowel toebedeeld aan de leidinggevende als aan het Dienstencentrum HR in de vorm van verbijzonderde interne controles. Bij het gebruik van vergoedingsregelingen dient de dienstleiding declaraties te accorderen. Waar van toepassing dienen daarbij bewijsstukken te worden overlegd. Voorts vinden voor alle mogelijke vergoedingen integrale of steekproefgewijze verbijzonderde controles plaats om te toetsen of vergoedingen rechtmatig zijn aangevraagd of verstrekt. Waar van toepassing worden betaalde vergoedingen teruggevorderd.

Verwerving

Naast frauderisico’s bij specifieke regelingen bestaat een inherent frauderisico bij verwervingsactiviteiten. Belangrijke risico’s zijn:

  • Samenspanning tussen verwerver en leverancier en andere onzakelijke contacten met het bedrijfsleven.

  • Belangenverstrengeling bij de verwerver.

  • Schending van de vertrouwelijkheid van informatie.

In de Aanwijzing SG A/987 (Handboek verwerving Defensie) zijn de procedures en maatregelen opgenomen welke een zorgvuldig verwervingsproces borgen. Belangrijke maatregelen zijn:

  • Gedragsrichtlijnen op het gebied van bevoegdheden, geheimhouding, het melden van nevenwerkzaamheden en zakelijke belangen met een toets op de toelaatbaarheid daarvan, verblijf en vervoer, uitnodigingen en geschenken van het bedrijfsleven.

  • Het uitvoeren van integriteitstoetsen van leveranciers.

  • Het aanbrengen van functiescheiding binnen het verwervingsproces, concurrentiestelling, het vooraf benoemen van selectie- en gunningscriteria, vertrouwelijke behandeling van informatie, eventuele toetsing door een contractencommissie etc. om een zorgvuldig proces te borgen.

Overige maatregelen

Er bestaan verschillende wegen om (mogelijke) integriteitschendingen te melden (Aanwijzing SG A/963, Melden van voorvallen). Voor onderzoeken naar mogelijke integriteitschendingen zijn procedures en kaders opgenomen in de Aanwijzing SG A/989 (Protocol interne onderzoeken Defensie). Bij een vermoeden van het plegen van een strafbaar feit wordt aangifte gedaan. Tenslotte zijn maatregelen rond schadeverhaal bij fraude opgenomen in de Beleidsregel inzake schadeverhaal Defensiepersoneel.

Aandachtspunten Algemene Rekenkamer

Doorlooptijden MIVD

In het Rapport bij het Jaarverslag over 2013 merkte de Algemene Rekenkamer de tijdigheid van afhandeling van aanvragen voor verklaringen van geen bezwaar (VGB’s) niet langer aan als een onvolkomenheid maar als aandachtspunt. In het proces zijn bij de MIVD structurele aanpassingen getroffen, zodat nieuwe achterstanden worden voorkomen. In 2014 is meer dan 90 procent van de aanvragen binnen acht weken afgehandeld, waarmee de norm wederom is gehaald.

VGB Bestuursstaf

Het aandachtspunt rondom de verklaringen van geen bezwaar bij medewerkers van de Bestuurstaf is opgepakt. Er zijn maatregelen genomen om de actualiteit van de veiligheidsmachtigingsniveaus en de tijdigheid van aanvragen voor (herhalings)onderzoeken door de MIVD te borgen. Elk kwartaal vinden controles plaats en wordt gericht actie ondernomen. Ultimo 2014 resteerde een incidenteel geval waar een veiligheidsonderzoek nog in gang moest worden gezet.

4. Overige aspecten bedrijfsvoering

Staat van de IV/ICT

In de staat van de IT zijn in 2014 tekortkomingen geconstateerd. De technische staat van de IV/ICT-infrastructuur was onder de maat. Door veroudering van apparatuur nam de kans op uitval van netwerken en rekencentra toe. Daarnaast schoot de besturing (governance) van het IV/ICT-domein tekort. Het ontbrak aan een duidelijke visie, ondanks het belang van IT binnen Defensie voor de operaties en de bedrijfsvoering. Tevens was er een verstoorde verhouding tussen twee belangrijke spelers in de uitvoering van de IV/ICT-dienstverlening, namelijk het Joint IV Commando (JIVC) en IV Operaties (OPS).

Toen bovenstaande problemen in de IT aan het licht kwamen, zijn voor de meest dringende problemen meteen maatregelen genomen. Om te zorgen dat de problemen permanent tot het verleden gaan behoren, waren maatregelen voor de toekomst nodig. Zoals gemeld aan de Kamer in de brief van 16 september 2014 (Kamerstuk 31 125, nr. 41) en in de brief van 19 december 2014 (Kamerstuk 31 125, nr. 52) heeft Defensie, met het oog op de toekomst, maatregelen genomen ter verbetering van de vernieuwing van de IT-infrastructuur en de herijking van de sourcing van IT-systemen aangekondigd.

Om tot een nieuwe, toekomstbestendige IT te komen is een richtinggevende IT-visie nodig. Deze visie «Let’s make IT happen» is met de brief van 24 oktober 2014 (Kamerstuk 31 125, nr. 45) aan de Kamer aangeboden.

Grote IT Projecten

Rijksbreed zijn in 2008 en 2011 maatregelen getroffen om de beheersing van grote IT-projecten te verbeteren (Kamerstuk 26 632, nr. 135 en nr. 172). De uitvoering en monitoring van grote IT-projecten bij Defensie volgen deze rijksbrede afspraken. Eén van deze afspraken is de jaarlijkse rapportage op het Rijks ICT-dashboard. Dit is een website die informeert over grote en hoogrisico projecten, beheerd door de Minister van Wonen & Rijksdienst (W&R). De rapportageplicht geldt voor grote(re) ICT-projecten. Een ICT-project wordt als «groot» aangemerkt vanaf een projectomvang van € 20 miljoen of met een projectomvang van € 5 miljoen als de risicobeoordeling hoog is. De risicobeoordeling wordt uitgevoerd volgens een format van W&R. De risicoprojecten bij Defensie worden geselecteerd uit het Defensie Investeringsplan (DIP). Projecten waarvan het product uitsluitend een militair-operationele toepassing krijgt (wapensysteem/inzet bij militaire conflicten) vallen buiten de scope van de Rijks ICT-rapportage. Deze projecten worden vanaf een projectomvang van € 25 miljoen gerapporteerd in het Materieel Projecten Overzicht (MPO). Op deze wijze wordt niet dubbel gerapporteerd.

De rapportageplicht geldt tenslotte uitsluitend voor projecten die daadwerkelijk in uitvoering zijn. Dit betreft projecten waarvan het project initiatiedocument (PID) is vastgesteld. Daarnaast is voor projecten met een omvang groter dan € 20 miljoen die zijn gestart na 2012, een Privacy Impact Assessment (PIA) van toepassing. Defensie heeft op dit moment zes ICT-projecten waarover op deze wijze gerapporteerd wordt. Twee hiervan zijn voor 31 december 2014 officieel voltooid.

Audit Comité (AC)

Het Audit Comité Defensie is een adviesorgaan van de SG en een platform voor het bespreken van sturings- en beheersingsvraagstukken met als doel de bedrijfsvoering op het gewenste niveau te krijgen en te houden.

Het Audit Comité is in 2014 vijf keer bij elkaar gekomen. De voornaamste agendapunten betroffen het op orde krijgen en houden van het beheer (personeel, materieel en financieel), de defensiebrede risicoanalyse, een nieuwe werkwijze voor de auditplanning en de uniformering van stuur- en verantwoordingsinformatie.

Het aantal externe leden van het Audit Comité Defensie is in 2014 vergroot van twee naar drie. Er zijn twee nieuwe leden aangetreden (één ter vervanging van een in 2013 vertrokken lid). De externe leden zijn zodanig geselecteerd dat zij elkaar en de overige leden van het Audit Comité aanvullen als het gaat om achtergronden, deskundigheden en disciplines. Hierbij is onder meer gekeken naar werkinhoudelijke, financieel-economische, ICT en bedrijfskundige achtergronden.

Cryptosleutels en publicaties

Eén van de aanbevelingen van de ADR uit 2013 was de implementatie van een self-assessmenttool voor het van beheer van Cryptosleutels en -Publicaties (CSP). Deze tool, de CSP-monitor, is vergelijkbaar met Monitor Kwaliteit Materieelbeheer. Vanaf 1 februari 2015 vindt met de CSP-Monitor op basis van checklisten een systeemgerichte controle plaats. De lijn wordt op deze manier in staat gesteld zelf knelpunten te signaleren en, waar nodig, gerichte verbetermaatregelen te treffen. De ADR toetst de werking van de monitor.

Personeelsbeheer

Incomplete personeelsdossiers zijn één van de onvolkomenheden van de Algemene Rekenkamer. In 2013 is aangegeven dat de focus is gelegd op het treffen van maatregelen om nieuwe incomplete dossiers vanaf 2014 te voorkomen. Met de kamerbrief «stand van zaken verbeterprogramma beheer» is gemeld dat de maatregelen in het derde kwartaal nog onvoldoende effect hadden. Sindsdien zijn de maatregelen verder aangescherpt. Inmiddels is circa 98 procent van alle personeelsdossiers van burgers en beroepsmilitairen aangesteld na 1 januari 2014 voorzien van een identiteitsbewijs en verklaring omtrent de loonheffingen wat voldoet aan de eisen. Het resterende deel betreft met name documenten waar de kwaliteit nog niet voldoet. Het aantal personeelsdossiers van medewerkers die zijn aangesteld voor 1-1-2014 en voorzien zijn van een identiteitsbewijs en de verklaring omtrent de loonheffingen is licht gestegen naar 81 procent. Dit is de minimumpositie omdat niet alle dossiers meer worden gevolgd op completering.

C. DE JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2014 van het Ministerie van Defensie (X)

(Bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

Artikel Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

 

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

TOTAAL

8.025.899

7.602.033

326.797

7.678.114

7.787.751

291.043

– 347.785

185.718

– 35.754

                   

Beleidsartikelen

6.161.877

5.738.011

319.889

6.008.858

6.094.439

266.683

– 153.019

356.428

– 53.206

                   

1. Inzet

6.250

6.250

1.407

263.764

252.576

11.645

257.514

246.326

10.238

2. Taakuitvoering zeestrijdkrachten

694.784

694.784

20.044

750.869

736.193

19.714

56.085

41.409

– 330

3. Taakuitvoering landstrijdkrachten

1.105.853

1.105.853

20.523

1.290.862

1.203.245

21.691

185.009

97.392

1.168

4. Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

638.348

638.348

15.227

704.621

653.271

13.052

66.273

14.923

– 2.175

5. Taakuitvoering koninklijke marechaussee

311.529

311.529

4.590

337.665

333.990

6.529

26.136

22.461

1.939

6. Investeringen krijgsmacht

1.617.520

1.193.654

163.788

996.956

1.065.480

119.620

– 620.564

– 128.174

– 44.168

7. Ondersteuning krijgsmacht door Defensie Materieelorganisatie

815.316

815.316

42.933

606.479

788.427

25.189

– 208.837

– 26.889

– 17.744

8. Ondersteuning krijgsmacht door Commando Dienstencentra

972.277

972.277

51.377

1.057.642

1.061.257

49.243

85.365

88.980

– 2.134

                   

Niet-beleidsartikelen

1.864.022

1.864.022

6.908

1.669.256

1.693.312

24.360

– 194.766

– 170.710

17.452

                   

9. Algemeen

113.716

113.716

0

81.246

100.370

0

– 32.470

– 13.346

0

10. Centraal apparaat

1.698.315

1.698.315

6.908

1.584.117

1.589.049

24.360

– 114.198

– 109.266

17.452

11 Geheime uitgaven

5.264

5.264

0

3.893

3.893

0

– 1.371

– 1.371

0

12 Nominaal en onvoorzien

46.727

46.727

0

0

0

0

– 46.727

– 46.727

0

8. SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2014 (bedragen x € 1.000)
   

31-12-2014

31-12-2013

   

31-12-2014

31-12-2013

1

Uitgaven ten laste van de begroting

7.787.751

7.702.087

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

291.043

308.490

3

Liquide middelen

39.282

31.474

       

4

Rekening-courant RHB

   

4a

Rekening-courant RHB

7.451.625

7.347.676

       

5

Begrotings reserves

   

6

Uitgaven buiten begrotings verband

56.655

61.031

7

Ontvangsten buiten begrotings verband

141.021

138.426

8

Kas trans verschillen

           

9

Openstaande rechten

   

9a

Tegenrekening openstaande rechten

10

Extra-comptabele vorderingen

618.157

289.832

10a

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

618.157

289.832

11a

Tegenrekening extra-comptabele schulden

   

11

Extra-comptabele schulden

   

12

Voorschotten

3.224.716

3.128.409

12a

Tegenrekening voorschotten

3.224.716

3.128.409

13a

Tegenrekening garantie verplichtingen

   

13

Garantie verplichtingen

   

14a

Tegenrekening openstaande verplichtingen

3.442.687

3.566.714

14

Openstaande verplichtingen

3.442.687

3.566.714

15

Deelnemingen

   

15a

Tegenrekening deelnemingen

   
 

Totaal

15.169.249

14.779.547

 

Totaal

15.169.249

14.779.547

Toelichting behorende bij de saldibalans van het Ministerie van Defensie per 31 december 2014 (alle bedragen x € 1.000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 39.282 en bestaat uit de volgende saldi:

(bedragen x € 1.000).

Kas

10.947

Bank

28.335

Totaal

39.282

In de liquide middelen en de ontvangsten buiten begrotingsverband staat op een separate bankrekening € 47 opgenomen voor gelden die door het Duitse Bundesministerium der Verteidigung verstrekt zijn om het Duitse aandeel in het project Licht-Verkennings-en Bewakingsvoertuig (Fennek) te betalen.

ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 56.655

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (alle bedragen x € 1.000).

Defensie Materieel Organisatie

Voor de uitgaven buitenbegrotingsverband staat één contract open met een vorderingspositie groter dan € 10.000. Dit betreft een contract met het agentschap DTO inzake salariskosten, waarvan de salarissen oktober tot en met december ad € 29.325 nog te ontvangen was per 31-12-2014. Intussen is het bedrag ontvangen.

ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 141.021. Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 78.473) en daarnaast voor € 50.722 uit vooruit ontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven, de zogenoemde negatieve derdenrekeningen vorderingen. Het restant (€ 11.826) betreft grotendeels gelden die door Defensie worden aangehouden voor derden.

ad 9. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.

ad 10. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 618.157 (bedragen x € 1.000).

Aard van de vordering

Bedrag

Personeel

9.363

Baten-lastendiensten Defensie

24.076

CMH/MRC

11.745

Diversen

25.399

Buitenlandse mogendheden

20.809

Koninklijke Schelde Groep lening

8.168

Verkoop overtollige goederen

546.088

Subtotaal

645.648

Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, derdenrekeningen

27.491

Balanssaldo extra-comptabele vorderingen 31-12-2014

618.157

Als criterium voor de toelichting van vorderingen geldt een grensbedrag van € 10.000 (bedragen x € 1.000).

Defensie Materieel Organisatie

In verband met gesloten contracten over de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2014 tot en met 2026 via de Dienst Domeinen (Ministerie van Financiën) nog een bedrag van € 546.088 tegoed. Hiervan is € 129.047 op korte termijn en € 417.041 op lange termijn opeisbaar. De Dienst Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.

De vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. (KSG) van nominaal € 20.420 betreft een aan de KSG verstrekt krediet ter gedeeltelijke financiering van de investeringen voor herinrichting en verhuizing in verband met een nieuwe bouwplaats voor marine activiteiten op de locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn is vervallen op 31 juli 2009. De termijn voor 2014 is ontvangen. Het openstaande vorderingenbedrag is € 8.168.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven. De verkoop van overtollige goederen ten bedrage van € 546.088 is buiten beschouwing gelaten.

Ouderdom vorderingen ultimo 2014: € 72.069 (bedragen x € 1.000).

Vorderingen groter dan € 2.000 die in 2014 buiten invordering zijn gesteld (bedragen x € 1.000).

Er zijn geen vorderingen groter dan € 2.000 buiten invordering gesteld.

ad 11. Extracomptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 12. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.224.716.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle voorschotten van voor 2008 staan tegen de maandkoers van december 2007 gewaardeerd en de voorschotten vanaf 2008 zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende maandkoers.

Het saldo op de saldibalans bedraagt (bedragen x € 1.000).

Jaar van ontstaan

Beginstand

verstrekt

verrekend

Openstaand voorschot

<2011

405.229

 

108.617

296.612

2011

299.855

 

67.701

232.154

2012

560.118

 

88.614

471.504

2013

1.863.207

 

1.349.801

513.406

2014

 

1.746.810

35.770

1.711.040

Totaal

3.128.409

1.746.810

1.650.503

3.224.716

Als criterium voor de toelichting van voorschotten geldt een grensbedrag van € 100.000 (bedragen x € 1.000).

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven is in 2013 en 2014 een bedrag van € 1.295.421 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2014 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van het ABP met betrekking tot de ereschulden veteranen is in 2012 t/m 2014 een bedrag van € 230.576 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2014 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Voor de declaraties van KPMG met betrekking tot de wachtgelden is in 2014 een bedrag van € 122.920 betaald. De bedragen zijn in de financiële verantwoording 2014 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Er staat een drietal voorschotten met betrekking tot het project vervanging F-16 open dat groter is dan € 100.000. Een voorschot van € 162.296 betreft de aanschaf van het eerste Nederlandse F-35A toestel en een tweede voorschot van € 120.313 betreft de aanschaf van het tweede Nederlandse F-35A toestel. Beide toestellen zijn in 2013 afgeleverd door de leverancier en door Nederland in gebruik genomen. Verrekening van deze voorschotten zal nog enige tijd vergen, omdat hiervoor de financiële nacalculatie van de contracten moet zijn voltooid. Dit is aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 26 488, nrs. 320 en 335). Een derde voorschot betreft het Production, Sustainment & Follow-on Development Memorandum of Understanding (PSFD MoU) ter waarde van € 126.401. Met dit MoU uit 2006 streven Nederland, de Verenigde Staten en de zeven andere partnerlanden naar een doeltreffende en doelmatige samenwerking op het gebied van de productie, instandhouding en doorontwikkeling van de F-35. Dit MoU heeft een geldigheidsduur van 45 jaar bevat afspraken over het management van het F-35 programma en over de financiële, contractuele en industriële aspecten.

Naast deze drie voorschotten staan nog voorschotten open met betrekking tot de System Development & Demonstration fase van het F-35 programma (€ 21.292) en de Nederlandse projecten als onderdeel van deze fase (€ 32.794), alsmede voor de toekomstige doorontwikkeling van de F-35 (€ 34.746) en voor overige zaken verbonden aan de verwervingsvoorbereiding van de F-35 (€ 35.684).

Een voorschot van € 279.143 betreft de aanschaf van 200 Boxers (Groot pantser wielvoertuig). De levering en verrekening van het verstrekte voorschot hebben plaats tussen 2014 en 2017.

ad 13. Garantieverplichtingen

Het saldo op de saldibalans is nihil. Voor de garantieverplichtingen wordt geen gescheiden administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2014 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars over de verzekerbaarheid van personeel. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel de belemmeringen die defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen. In 2014 zijn er geen aanspraken geweest.

ad 14. Openstaande verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 3.442.687. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers. De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen de plandollar koers van € 0,758. Verplichtingen die voortkomen uit bestellingen vanuit het materieel-logistiek proces in SAP MM worden gewaardeerd tegen de in SAP opgenomen middenkoers van de maand waarop de verplichting in de administratie is opgenomen.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen.

Verplichtingen 1/1/2014

3.566.714

Aangegane verplichtingen in verslagjaar

7.983.072

Subtotaal

11.549.786

Tot betaling gekomen in verslagjaar

8.107.099

Openstaande verplichtingen per 31/12/2014

3.442.687

Als criterium voor de toelichting van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van € 100.000 (bedragen x € 1.000).

Openstaande verplichtingen van € 301.769 betreffen de aanschaf van 200 stuks Groot Pantserwielvoertuig (Boxer) in meerdere uitvoeringen inclusief toebehoren, documentatie voor training en reservedelen. De leveringen heeft plaats vanaf 2013 tot en met 2017.

Een openstaande verplichting van € 408.310 betreft het deel waarvoor Nederland participeert in een multinationaal samenwerkingsverband van twaalf landen, het Strategic Airlift Capability programma van de Navo waarbij gevlogen wordt met drie Boeing C-17 Globemasters van de NATO Airlift Management Agency (NAMA) naar diverse missies, waarvan recent in Mali, Afghanistan en Turkije. De betalingen en leveringen staan gepland tot en met 2033.

Een openstaande verplichting van € 96.231 betreft een overeenkomst voor het opleiden en trainen van F-16 vliegers in de VS. Het contract is aangegaan voor een periode van 5 jaar. De laatste betaling wordt in 2019 verwacht. Daarnaast staat er voor de oude overeenkomst voor het opleiden en trainen van vliegers in de VS nog een bedrag van € 9.111. Deze overeenkomst had een looptijd t/m 2013. De case closure is aangevraagd.

ad 15. Deelnemingen

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

9. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2014 INZAKE BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

(Bedragen in € 1.000)

1

2

3=2–1

Omschrijving

Oorspronkelijke vastgestelde begroting 2014

Realisatie 2014

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

 

Baten-lastendienst Defensie Telematica

       

1

Organisatie

       
 

Totale baten

303.000

333.063

30.063

307.259

 

Totale lasten

303.000

324.354

21.354

307.966

 

Saldo van baten en lasten

0

8.709

8.709

– 707

           
 

Totale kapitaalontvangsten

10.000

26.548

16.548

27.791

 

Totale kapitaaluitgaven

32.700

40.138

7.438

91.389

           
 

Baten-lastendienst Dienst Vastgoed

       

2

Defensie

       
 

Totale baten

146.235

222.377

76.142

219.318

 

Totale lasten

146.235

216.800

70.565

220.187

 

Saldo van baten en lasten

0

5.577

5.577

– 869

         

 

Totale kapitaalontvangsten

41.415

161.446

120.031

37.118

 

Totale kapitaaluitgaven

45.009

164.367

119.358

37.015

           

3

Baten-lastendienst Paresto

       
 

Totale baten

71.691

80.060

8.369

80.345

 

Totale lasten

71.691

78.033

6.342

79.210

 

Saldo van baten en lasten

0

2.027

2.027

1.135

         

 

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

 

Totale kapitaaluitgaven

600

674

74

0

10. BATEN-LASTENAGENTSCHAP DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Defensie Telematica Organisatie (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

269.000

296.897

27.897

270.638

Omzet overige departementen

32.000

36.019

4.019

36.473

Omzet derden

2.000

120

– 1.880

120

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

27

27

28

Bijzondere baten

Totaal baten

303.000

333.063

30.063

307.259

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

165.000

164.390

– 610

153.025

Waarvan eigen personeel

130.000

118.251

– 11.749

120.855

Waarvan inhuur

35.000

46.139

11.139

32.170

         

– materiële kosten

107.000

132.309

25.309

128.773

Waarvan apparaat ICT

9.000

9.777

777

9.691

Waarvan bijdrage aan SSO's

2.888

2.406

– 482

550

       

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

3.000

4.060

1.060

3.230

– materieel

25.000

20.373

– 4.627

21.774

Overige lasten

 

 

– dotaties voorzieningen

54

54

27

– rentelasten

3.000

610

– 2.390

642

– bijzondere lasten

2.558

2.558

495

Totaal lasten

303.000

324.354

21.354

307.966

Saldo van baten en lasten

8.709

8.709

– 707

Toelichting op de staat van baten en lasten

De omzet van DTO bestaat voor het merendeel uit ontvangsten voor geleverde producten en diensten die zijn opgenomen in de Service Catalogus. De nadere toelichting is opgenomen bij de tabel doelmatigheidsindicatoren.

Opbrengst moederdepartement

Naast de hogere afname van de generieke services heeft vooral de extra omzet uit eenmalige opbrengsten zoals handel en rekencapaciteit voor klanten ertoe geleid dat € 28 miljoen extra omzet in 2014 is gerealiseerd ten opzichte van de begroting.

Opbrengst overige departementen

Dienstverlening aan overige departementen vindt pas plaats na goedkeuring door de Secretaris Generaal van het Ministerie. De extra omzet voor de overige departementen komt deels door eenmalige projectopbrengsten voor project C2000 Opstelpunt Verbindingen (COV), anderzijds door verlenging van de dienstverlening aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Opbrengst derden

Een klein deel van de dienstverlening wordt verleend aan de Navo en haar partners. Deze dienstverlening is ten opzichte van het niveau van 2013 gelijk gebleven.

Vrijval voorzieningen

Deze vrijval heeft betrekking op de aanpassing van de voorziening incourante voorraad.

Personele kosten

De personele kosten van eigen personeel zijn lager dan begroot (€ 11,8 miljoen) en de inhuurkosten hoger dan begroot (€ 11,1 miljoen). Er is een behoorlijke uitstroom geweest van medewerkers. Vacaturestelling heeft plaatsgevonden maar heeft niet tot resultaat geleid. In de begroting is uitgegaan van 1.857 vte. Ultimo 2014 waren er 1.593 vte en gemiddeld voor 2014 betrof het 1.630 vte. Door de hoge uitstroom ontstond een capaciteitsprobleem, dit is deels opgevangen met inhuur. Voor afdeling TOO (Transitie Organisatie Operations) was een reductie van inhuurmedewerkers gepland maar niet gerealiseerd. Tevens is de inhuur ten behoeve van HDP-projecten overgekomen naar DTO.

Materiële kosten

De hogere materiële kosten (€ 25,3 miljoen) worden hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere directe kosten (€ 21,0 miljoen) en hogere kosten voor (onderhoud van) hardware & software (€ 4,1 miljoen). Tegenover deze hogere kosten staat één op één hogere omzet. Het betreft dus verkoopkosten (handelsgoederen, klantopdrachten, etc.).

Afschrijvingskosten

Evenals in 2013 zijn de investeringen in 2014 achtergebleven bij de begroting. Het betreft ruim € 8 miljoen minder investeringen dan gepland voornamelijk als gevolg van capaciteitstekort. Een deel van deze investeringen wordt in 2015 gerealiseerd evenals investeringen die later worden opgeleverd dan gepland.

Rentelasten

De lagere rentelasten zijn hoofdzakelijk veroorzaakt door een lager investeringsniveau en door het zeer lage rentepercentage op de rekening courant faciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Bijzondere lasten

Onder de bijzondere lasten is onder andere een bedrag opgenomen van € 1,2 miljoen, dit betreft salarislasten van niet DTO medewerkers. Deze lasten hadden in rekening gebracht moeten worden bij JIVC. Daarnaast is voor € 1,3 miljoen aan netwerkapparatuur gedesinvesteerd. Deze apparatuur functioneert niet goed en wordt vervangen door andere apparatuur.

Balans per 31 december 2014
(bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Stand

31-12-2014

Stand

31-12-2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

13.728

11.258

Materiële vaste activa

– gebouwen

16.432

15.979

– inventaris/installaties

3.149

4.630

– computer hardware en -software

55.691

52.363

– overige materiele vaste activa

14

33

Voorraden

1.608

3.462

Debiteuren

26.598

6.427

Nog te ontvangen (overlopende activa)

32.995

31.356

Liquide middelen

922

2.722

Totaal activa

151.137

128.229

Passiva

Eigen Vermogen

17.988

19.666

– exploitatiereserve

– onverdeeld resultaat

8.709

– 707

Subtotaal eigen vermogen

26.697

18.959

     

Voorzieningen

Leningen bij het MvF

41.451

28.398

Crediteuren

38.934

21.234

Nog te betalen (overlopende passiva)

44.055

59.638

Totaal passiva

151.137

128.229

Toelichting op de balans

Immateriële en materiële vaste activa

De immateriële investeringen betreft voornamelijk:

  • De aanschaf van licenties voor de VDI omgeving.

  • De aanschaf van licenties voor de storage-omgeving (life cycle).

  • Gebruiksrecht met vaste capaciteit voor de Carib kabel (netwerk).

In 2014 is geïnvesteerd in materiële vaste activa:

  • Voor het upgraden van de datacenters.

  • Voor het opwaarderen van het NAFIN glasnetwerk.

  • Voor de Storage omgeving (life cycle).

  • Voor het WIFI netwerk.

  • Voor het noodzakelijk vervangen van eindgebruiker hardware conform lifecycle vervangingsplan.

Voorraden

De voorraden hebben betrekking op de voorraden in het centrale magazijn in Soesterberg en bij leverancier Morpho. Bij deze laatste liggen de voorraden nog niet gepersonifieerde smartcards. Gelet op de daadwerkelijke afname in de afgelopen jaren is een groot deel van deze voorraden te beschouwen als incourant. Deze incourante voorraad is voor een bedrag van € 0,7 miljoen opgenomen in de voorziening. Daarnaast is een klein bedrag voor mogelijke incourantheid van de normale voorraad opgenomen.

Voorraden (bedragen x € 1.000)

Voorzieningen

Stand

31-12-2013

Dotaties

2014

Vrijval

2014

Onttrekkingen

2014

Stand

31-12-2014

Voorraden

742

44

– 27

759

Totaal aan voorzieningen

742

44

– 27

759

Debiteuren

Door het laat op gang komen van het facturatieproces als gevolg van vertraging in de vaststelling van de Service Catalogus, waarin opgenomen de tarieven en door het laat beschikbaar komen van getekende contracten, was de debiteurenstand ultimo 2014 hoog. Een groot deel (60 procent) van de post is al in de eerste helft van januari ontvangen.

Debiteuren (bedragen x € 1.000)

Debiteuren

Stand

31-12-2014

Stand

31-12-2013

Debiteuren

26.798

6.627

Voorziening voor dubieuze vordering

– 200

– 200

Totaal debiteuren

26.598

6.427

(Bedragen x € 1.000)

Debiteuren (excl. voorziening)

Stand

31-12-2014

Moederdepartement

17.990

Agentschappen

3.327

overige departementen

5.450

Derden

31

Totaal debiteuren (excl. voorziening)

26.798

Overlopende activa / nog te ontvangen

Onder de overlopende activa worden onder andere de posten «nog te factureren bedragen» voor € 8,2 miljoen en «vooruitbetaald onderhoud hardware en software» voor € 23,0 miljoen gepresenteerd. Deze laatste heeft vooral betrekking op vooruitbetaald onderhoud op Microsoft licenties voor een bedrag van € 11,1 miljoen, maar ook voor € 1,6 miljoen aan onderhoud voor de Defensiepas en € 1,0 miljoen SAP licenties.

Overlopende activa/nog te ontvangen (bedragen x € 1.000)

Nog te ontvangen (Overlopende Activa)

Stand

31-12-2014

Moederdepartement

4.485

Agentschappen

653

overige departementen

3.601

Derden

24.256

Totaal overlopende activa

32.995

Eigen vermogen

DTO heeft in 2014 een positief resultaat behaald van € 8,7 miljoen Dit resultaat wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. Het eigen vermogen dient om de gevolgen van de bezuinigingen, de noodzaak tot investeringen en de kosten voor het project Sourcing op te vangen. Op basis van 5 procent van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen 3 jaar (€ 378,6 miljoen in 2012, € 307,2 miljoen in 2013 en € 333,1 miljoen in 2014) bedraagt het maximaal toelaatbaar eigen vermogen € 17,0 miljoen. Het nieuw ontstane surplus van € 9,7 miljoen zal in 2015 met het moederdepartement worden afgerekend, uiterlijk per eerste suppletoire begroting conform de Regeling Agentschappen.

Eigen vermogen (bedragen x € 1.000)

Vermogensontwikkeling

2010

2011

2012

2013

2014

1.

Eigen vermogen per 1 januari

– 769

20.412

41.235

59.631

18.959

2.

Saldo van baten en lasten

20.412

41.223

39.520

– 707

8.709

             
 

3a. Uitkering aan moederdepartement

 

– 20.400

– 21.124

– 39.965

– 971

 

3b. Bijdrage moederdepartement ter versterking van eigen vermogen

769

 

 

3c. Overige mutaties in eigen vermogen

3.

Totaal directe mutaties in eigen vermogen

769

20.400-

– 21.124

– 39.965

– 971

4.

Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)

20.412

41.235

59.631

18.959

26.697

Leningen bij het Ministerie van Financiën (langlopend)

Van het totaalbedrag aan leningen is een bedrag van € 12,1 miljoen overgeboekt naar kortlopende leningen. Per ultimo 2014 is een bedrag van € 25,2 miljoen geleend voor de investeringen.

Crediteuren

De relatief hoge stand van de crediteuren ten opzichte van 2013 wordt verklaard door grote facturen die per ultimo 2014 open stonden voor betaling van de salarissen van de maanden oktober en november aan het moederdepartement.

De crediteuren aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Crediteuren (bedragen x € 1.000)

Crediteuren

Stand

31-12-2014

Moederdepartement

22.137

Agentschappen

21

overige departementen

383

Derden

16.393

Totaal Crediteuren

38.934

Het restant van het saldo betreft de overige crediteuren niet zijnde crediteuren moederdepartement of andere departementen.

Overlopende passiva/nog te betalen

De overlopende passiva is als volgt opgebouwd:

Salarissen en sociale lasten

€ 14,6 miljoen

Aflossing leningen Ministerie van Financiën

€ 12,1 miljoen

Nog te ontvangen facturen

€ 10,8 miljoen

Vooruit gefactureerde omzet

€ 3,0 miljoen

Vooruitbetaalde facturen

€ 2,8 miljoen

Overige overlopende activa

€ 0,8 miljoen

De overlopende activa aangaande moeder- en andere departementen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

(Bedragen x € 1.000)

Nog te betalen (Overlopende passiva)

Stand

31-12-2014

Moederdepartement

17.719

Agentschappen

overige departementen

12.126

Derden

14.210

Totaal overlopende passiva

44.055

Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

Kastroomoverzicht

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil realisatie en begroting

Realisatie 2013

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2013 + stand depositorekeningen

33.223

2.722

30.501-

61.017

           

2.

Totaal operationele kasstroom

30.000

11.789

18.213-

5.303

           
 

Totaal investeringen (-/-)

– 25.000

– 30.572

– 5.572

– 27.395

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

1.388

1.388

3.991

           

3.

Totaal investeringskasstroom

– 25.000

– 29.184

– 4.184

– 23.404

           
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 971

– 969

– 39.965

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 
 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 7.700

– 8.594

– 894

– 24.029

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

10.000

25.160

15.160

23.800

           

4.

Totaal financieringskasstroom

2.300

15.597

13.297

– 40.194

           

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2013 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

(maximale roodstand 0,5 miljoen €)

40.523

922

39.601-

2.722

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

In de operationele kasstroom is naast het resultaat en de afschrijvingen tevens de stijging in het debiteurensaldo met € 20,2 miljoen en het crediteurensaldo met € 17,7 miljoen een belangrijke factor.

Investeringskasstroom

De gerealiseerde investeringen zijn niet in lijn met de begroting voor de kasstroom van 2014. Dit komt doordat de investeringsplanning was gebaseerd op € 37 miljoen voor 2014. De desinvestering heeft voor het overgrote deel betrekking op niet goed functionerende netwerkapparatuur. Deze apparatuur wordt vervangen door nieuwe apparatuur. Een specificatie van de investeringen in (im)materiële activa is opgenomen bij de toelichting op de balans.

Financieringskasstroom

In 2014 is een beroep gedaan op de leenfaciliteit van Ministerie van Financiën voor een bedrag van € 25,2 miljoen. Dus van de € 29,4 nieuwe investeringen is € 25,2 miljoen is gefinancierd met een nieuwe lening. Deze lening is afgesloten tegen een gemiddeld rentepercentage van 0,4 procent.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2014

Het overzicht doelmatigheidsindicatoren bestaat uit een generiek deel en een specifiek deel.

Doelmatigheidsindicatoren (Omzetbedragen x M€ 1)

Doelmatigheidsindicatoren

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Budget 2014

Budget 2015

Budget 2016

Budget 2017

Budget 2018

Omzet

               

Housing

2,6

1,9

2,5

2,0

1,4

1,3

1,3

1,3

Defensiepas / MFSC

5,7

5,1

7,0

7,0

6,5

6,1

6,1

6,1

Handelsgoederen

16,4

19,9

20,2

2,0

Dienstontwikkeling en klantopdrachten

7,0

6,5

12,1

5,0

2,7

2,5

2,5

2,5

Werkplekensten

126,3

92,0

104,5

95,0

79,7

73,1

71,7

71,7

Communicatie

27,5

20,1

21,8

22,0

14,4

13,6

13,4

13,4

Connectivity

39,7

37,3

37,4

33,0

30,7

29,0

28,5

28,5

Totale omzet product(groep) Generiek

225,2

182,8

205,5

166,0

135,4

125,6

123,5

123,5

Advies en applicaties

21,6

14,1

6,3

8,0

7,5

7,0

7,0

7,0

IV Services

92,1

86,3

102,6

101,0

85,8

78,5

77,6

77,6

IV-I (Inhuur + inkoop)

39,1

23,5

18,4

27,0

25,1

23,7

23,3

23,3

Niet standaard aanvragen

0,5

0,6

0,1

1,0

0,9

0,9

0,9

0,9

Totale omzet product(groep) Specifiek

153,3

124,5

127,5

137,0

119,3

110,1

108,8

108,8

Total omzet

378,5

307,3

333,0

303,0

254,7

235,7

232,3

232,3

Tarieven in €

               

Gemiddeld gewogen tarief per uur

€ 87,0

€ 79,4

€ 76,1

€ 76,4

€ 76,5

€ 76,6

€ 76,7

€ 76,7

Totaal aantal FTE per ultimo het jaar

               

(exclusief inhuur)

1.836

1.760

1.593

1.857

1.530

1.253

1.202

1.202

Saldo baten/lasten als percentage totale baten

10%

– 0,1%

3%

0%

0%

0%

0%

0%

Betrouwbaarheid informatievoorziening

99%

99%

99%

97%

97%

97%

97%

97%

Ontwikkeling tarief werkplek Defensie (2007=100%)

77%

59%

57%

60%

62%

62%

62%

62%

Gemiddeld gewogen kostprijs applicatietaken

€ 71,8

€ 67,1

€ 63,2

€ 64,0

€ 64,1

€ 64,2

€ 64,3

€ 64,3

Gemiddeld gewogen kostprijs ontwikkeltaken

€ 80,3

€ 72,9

€ 66,9

€ 69,9

€ 70,0

€ 70,1

€ 70,2

€ 70,3

Percentage niet facturabele medewerkers

23%

12%

10%

14%

13%

13%

13%

13%

Declarabiliteit in uren per jaar

1.450

1.450

1.428

1.450

1.450

1.450

1.450

1.450

Aantal externe inhuur t.b.v. eigen apparaat

63

80

172

70

125

125

125

125

Aantal externe inhuur t.b.v. klant(opdrachten)

99

138

79

142

50

50

50

50

Met ingang van de begroting 2014 zijn de doelmatigheidsindicatoren opgesteld in overeenstemming met model 3.33 van de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Omzet

De opbrengsten zijn € 30,1 miljoen (9,9 procent) hoger dan oorspronkelijk begroot:

  • De afwijking bij handelsgoederen wordt veroorzaakt door een grotere klantbehoefte dan in de begroting was voorzien. Het gaat voornamelijk om grote materieelprojecten en door de defensieonderdelen zelf aangevraagde licenties.

  • De afwijking op de werkplekdienst wordt enerzijds veroorzaakt door de extra aanschaf van Thin Clients en iPhones en anderzijds door een hogere afzet (diensten). De geplande vraagdemping bij de defensieonderdelen is niet conform planning gerealiseerd.

  • De afwijking bij dienstontwikkeling en klantopdrachten wordt enerzijds veroorzaakt door additionele eenmalige opdrachten en anderzijds door additionele licenties als gevolg van het nieuwe Microsoft Contract.

  • De afwijking bij Connectivity wordt veroorzaakt door het COV. Dit project was niet in de begroting opgenomen.

  • De afwijking bij IV-I (inhuur + inkoop) wordt veroorzaakt door vertraging in projectvoorstellen waardoor de inhuur later dan gepland noodzakelijk was.

Totaal aantal vte per ultimo 2014

Ultimo 2014 heeft DTO een bezetting van 1.631 eigen medewerkers (1.593 vte) gesplitst in 1.571 burgers en 60 militairen. In dit aantal van 1.593 vte zitten geen herplaatsers meer.

Inhuur

Per ultimo 2014 waren 321 vte inhuur werkzaam waarvan 100 vte ten behoeve van afdeling TOO, 127 vte binnen de overige afdelingen en 94 vte werkzaam op klantopdrachten.

Prijs per werkplek

Als indicator voor de ontwikkeling van de doelmatigheid wordt de prijs per werkplek gebruikt. De prijs per werkplek in het jaar 2007 is gesteld op 100 procent. De daling van de kostprijs per werkplek is het gevolg van efficiencymaatregelen. Het tarief is in 2014 gebaseerd op de afgenomen accounts, printers, beeldschermen etc. De werkplek prijs is ten opzichte van 2013 met 2 procent gedaald. De daling van de prijs per werkplek wordt voornamelijk veroorzaakt door het verder uitrollen van thin clients en het afbouwen van fat clients. Deze trend zal zich echter niet voortzetten na 2015 omdat de kosten niet verder zullen dalen. Hoewel de fysieke werkplekken steeds verder worden afgebouwd en daarmee ook de kosten, komen daar nieuwe kosten voor terug in de vorm van licentiekosten en mobile device management kosten.

11. BATEN-LASTENAGENTSCHAP DIENST VASTGOED DEFENSIE

De bijdrage aan het jaarverslag Defensie 2014 is de laatste bijdrage van de zijde van het agentschap DVD. Met ingang van 1 januari 2015 maakt het agentschap onderdeel uit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is vastgelegd met een koninklijk besluit (KB2014002422 d.d. 12 december 2014).

Op 16 januari 2014 hebben de fusiepartners Dienst Vastgoed Defensie en de Rijksgebouwendienst de governance code veiligheid in de bouw ondertekend samen met andere opdrachtgevers en opdrachtnemers in de bouw. Deze governance code heeft tot doel het veiligheidsniveau in de bouwketen te verhogen.

De ondertekening leidde ertoe dat de directie van het Rijkvastgoedbedrijf de sturingsstrategie veiligheid als fundament heeft vastgesteld. Het doel hiervan is veiligheid te borgen voordat besluiten worden genomen op basis van andere afwegingscriteria. In het verlengde hiervan is een programma Sturen op veiligheid gestart. De prioriteiten in dit programma, zoals gegevensbeheer, meldpunt, organisatie en dergelijke moeten de veiligheidsperformance van het Rijksvastgoedbedrijf op een hoger niveau brengen. Zo is bijvoorbeeld een organisatiebreed veiligheidsoverleg ingesteld.

Voor wat betreft veiligheid en gezondheid in het kader van het arbeidsomstandighedenbesluit is in overleg met de inspectie SZW een programma in gang gezet om bewuster met de opdrachtgeversrol om te gaan en zo het veiligheidsniveau in de hele keten te verbeteren.

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie (Bedragen x € 1.000)

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap Dienst Vastgoed Defensie (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

 
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

61.010

67.593

6.583

70.866

Omzet inzake programmafacturen instandhouding

75.588

143.332

67.744

140.267

Omzet huisvesting

9.637

5.393

– 4.244

4.508

Omzet overige departementen

 

1.806

1.806

1.438

Omzet derden

     

1

Mutatie onderhanden projecten

 

2.647

2.647

– 193

Rentebaten

 

156

156

43

Rentebaten huisvestingsactiviteiten

       

Vrijval uit voorzieningen

       

Bijzondere baten

 

1.450

1.450

2.388

Totaal baten

146.235

222.377

76.142

219.318

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

55.080

57.452

2.372

56.379

waarvan eigen personeel

 

50.780

50.780

53.343

waarvan externe inhuur

 

4.239

4.239

3.036

waarvan overige

 

2.433

2.433

– uitbesteding

2.500

1.316

– 1.184

2.512

– materiële kosten

1.639

8.232

6.593

12.702

waarvan apparaat ICT

 

149

149

159

waarvan bijdrage aan SSO's

 

4.822

4.822

3.774

waarvan overige

 

3.261

3.261

8.769

– programmagelden instandhouding

75.588

142.583

66.995

142.261

Rentelasten investeringen DVD

776

889

113

985

Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie

6.042

3.454

– 2.588

2.681

Rentelasten rekening-courant

       

Afschrijvingskosten

       

– materieel

515

472

– 43

631

– materieel huisvestingsactiviteiten

3.595

1.905

– 1.690

1.730

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

500

– 500

0

– bijzondere lasten

497

497

306

Totaal lasten

146.235

216.800

70.565

220.187

Saldo van baten en lasten

0

5.577

5.577

– 869

Toelichting op de staat van baten en lasten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is opgebouwd uit het honorarium voor het totale dienstverleningspakket van de DVD. Voor 2014 werd rekening gehouden met een fors lager budget voor het product «instandhouding». De begrote programmagelden dekken nog niet de helft van de daadwerkelijke behoefte af (op basis van vastgestelde normen). Door een reeks budgettaire maatregelen binnen de Defensiebegroting is met de voorjaarsnota het beschikbare budget verhoogd in de richting van deze behoefte.

Omzet inzake programmafacturen instandhouding

De omzet voor programmafacturen instandhouding is de vergoeding die de DVD ontvangt van het moederdepartement voor de kosten van externe partijen die het planmatig en het niet planmatig onderhoud uitvoeren aan het defensie vastgoed. In de opstelling van de ontwerpbegroting was de helft van de instandhoudingsbehoefte budgettair afgedekt binnen de Defensiebegroting als gevolg van bezuinigingen. In een later stadium is het tekort gesuppleerd.

Omzet huisvesting

De omzet huisvesting is de ontvangen tegemoetkoming voor het beschikbaar stellen van investeringen in gebouwen en werken & terreinen voor de «leenfaciliteitprojecten» (afschrijvingen en rente) en de rentebaten over de investeringen van nog niet opgeleverde leenfaciliteitprojecten (inclusief voorfinanciering). Door de vertraging in de uitvoering van de leenfaciliteitprojecten hebben er in 2014 geen opleveringen plaatsgevonden. Er zijn voor projectbetalingen van de leenfaciliteitprojecten in 2014 geen leningen afgeroepen. Per 1 december zijn de leningen afgelost. Dit heeft een verlagend effect op zowel de baten als de lasten van de huisvestingsactiviteiten.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft vooral te maken met de dienstverlening voor Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksgebouwendienst (RGD).

Mutaties onderhandenprojecten

In de begroting is deze post op nihil gesteld. Omdat er minder projecten zijn afgerond dan verwacht zijn veel uren op onderhanden werk blijven staan. De nadruk heeft door de grote werklast in relatie tot de beschikbare capaciteit op de relatief grote projecten gelegen.

Rentebaten

Over het positief saldo van rekening courant bij het Ministerie van Financiën is in 2014 rentevergoeding ontvangen.

Bijzondere baten

De incidentele baten zijn opbrengsten uit de normale bedrijfsvoering van voorgaande boekjaren. Dit betreft ultimo 2013 onterecht opgenomen transitoria apparaatskosten (€ 0,2 miljoen) en omzet van 2013 (€ 0,2 miljoen).

Voor de dienstverlening van DMO/JIVC zijn de begrote kosten € 0,7 miljoen te hoog ingeschat ten opzichte van de werkelijke inkoopfacturen. Dit heeft geleid tot een afboeking.

Personele kosten

In de begroting werd een volledige vulling van de formatie als uitgangspunt gehanteerd. Dit is 2014 niet realistisch gebleken, mede door toedoen van een tweetal reorganisaties van de DVD in één begrotingsjaar (waaronder de migratie naar het RVB). De onderbezetting is gecompenseerd met inhuur. Hier ligt ook een relatie met de hogere capaciteitsbehoefte ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, omdat zoals eerder vermeld de werklast hoger is uitgevallen door de budgettaire toevoegingen aan het instandhoudingsbudget.

Uitbesteding

De kosten voor uitbesteding zijn uiteindelijk lager uitgevallen, mede vanwege de toename van het aantal ingezette externen op de werklocaties (inhuur).

Materiële kosten

In de begroting werd uitgegaan van het herzien verrekenbeleid binnen Defensie. Teneinde de transactiekosten terug te dringen heeft dit beleid als doel geen onderlinge verrekening van dienstverlening meer toe te passen op dienstverlening binnen het departement. De dienstverlening tussen agentschappen werd hiervan later uitgezonderd. Dit betreft vooral de IV/ICT dienstverlening (€ 4,0 miljoen) en huisvesting (€ 2,5 miljoen). Dit is de belangrijkste verklaring van het verschil tussen begroting en realisatie.

Programmagelden instandhouding

De hogere lasten hangen samen met de extra gelden die door het moederdepartement beschikbaar zijn gesteld. De lasten zijn ca. € 0,8 miljoen lager uitgevallen dan de opbrengsten. Dit «programmaresultaat» blijft beschikbaar voor Defensie in het kader van het instandhoudingsprogramma. Hierover zijn in het Protocol van Overdracht inzake de overgang van de DVD naar het Ministerie van BZK afspraken gemaakt.

Rentelasten investeringen DVD

Dit betreft de rentelasten die samenhangen met de financiering van activa die tot het apparaat van de DVD behoren. Het gaat hierbij met name om huisvesting van de DVD.

Rentelasten huisvestingsactiviteiten

Dit betreft de verschuldigde rente voor de leningen ten behoeve van de investeringen inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen ten behoeve van de krijgsmacht. Voor de verklaring van de daling wordt verwezen naar de toelichting op de omzet huisvesting.

Afschrijvingskosten materieel

Op automatiseringsmiddelen en gebouwen is minder afgeschreven dan voorzien in de begroting. De begroting is uitgegaan dat delen van de gebouwen in aanbouw opgeleverd zouden worden in 2014. De gebouwen zijn echter per 1 december 2014 overgedragen aan het moederdepartement.

Afschrijvingskosten materieel huisvestingsactiviteiten

Door de vertraging in uitvoering van de leenfaciliteitprojecten hebben in 2014 geen opleveringen plaatsgevonden. Er zijn voor de projectbetalingen van de leenprojecten in 2014 geen leningen afgeroepen. Per 1 december 2014 zijn de leningen afgelost in verband met de overdracht van de panden aan het moederdepartement. Dit heeft een verlagend effect gehad op de afschrijvingskosten.

Dotaties voorzieningen

In de begroting werd nog uitgegaan van een bedrag van € 0,5 miljoen. Dit betrof een globale raming van de kosten die samenhangen met herplaatsingen als gevolg van de naderende reorganisatie. In het uitvoeringsjaar 2014 zijn er geen voorzieningen gevormd, met uitzondering van de voorziening voor vermoedelijk oninbare vorderingen, die opgenomen is onder de debiteuren.

Bijzondere lasten

Dit zijn incidentele lasten van de gewone bedrijfsuitoefening uit voorgaande boekjaren.

Het betreft de afboeking van een oninbare vordering (€ 0,2 miljoen), afboeking projectkosten (€ 0,1 miljoen) en te laag opgenomen transitoria ultimo 2013 (€ 0,2 miljoen).

Omzet per productgroep van het moederdepartement, overige departementen en omzet derden

Opbrengst verkopen naar product groep (bedragen per € 1.000)
 

Begroting 2014

Realisatie 2014

Verschil realisatie en oorspronkelijke begroting

Realisatie 2013

Expertise & Advies

6.820

5.794

– 1.026

7.413

Verwerving & Afstoting

17.300

16.791

– 509

15.366

Commandantenvoorziening (COVO)

1.400

2.443

1.043

3.666

Instandhouding

33.400

42.219

8.819

44.770

Overig

2.090

2.152

62

1.090

De meerjarige raming van het product «expertise en advies» is neerwaarts bijgesteld als gevolg van de herallocatie van middelen op de defensie begroting.

Het product «commandanten-voorzieningen» heeft een aantal tussentijdse aanvullende opdrachten gekregen. De omzet voor het product «instandhouding» is hoger uitgevallen als gevolg van de eerder genoemde budgetaanpassingen.

Balans per 31 december 2014

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Materiële activa

   

– grond en gebouwen

0

104.606

– gebouwen in aanbouw

0

40.341

– transportmiddelen

0

0

– overige

0

134

Vlottende activa

   

Onderhanden projecten

9.630

6.984

Debiteuren

435

1.627

Vorderingen op moederdepartement

92

796

Overlopende activa

35.184

1.809

Liquide middelen

23.629

40.103

Totaal activa

68.970

196.400

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

522

1.391

– verplichte reserve

0

– onverdeeld resultaat

5.577

– 869

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

142.506

Voorzieningen

   

Crediteuren

22.276

7.990

Schulden aan moederdepartement

725

1.002

Overlopende passiva

39.870

44.380

Totaal passiva

68.970

196.400

Toelichting op de balans

Materiële activa

De op de balans van de DVD geactiveerde gebouwen zijn in december 2014 tegen boekwaarde verkocht aan het moederdepartement. Dit betreft niet alleen de geactiveerde en vanuit de leenfaciliteit gefinancierde vastgoeddelen op Woensdrecht, Gilze-Rijen en Schiphol, maar ook de bedrijfspanden van de DVD.

De overige materiële vaste activa bestaan uit communicatiemiddelen, inventaris, automatiseringsmiddelen en ondersteunende middelen. De waarderingsgrondslag is in verband met de overgang naar het RVB gewijzigd. Dit heeft geleid tot afwaardering met een negatief effect van € 0,3 miljoen op het resultaat.

Onderhanden projecten

De stand van de onderhanden projecten is gestegen. In de begroting is deze post op nihil gesteld. Omdat er minder projecten zijn afgerond dan verwacht zijn veel uren op onderhanden werk blijven staan. De nadruk heeft door de grote werklast in relatie tot de beschikbare capaciteit op de relatief grote projecten gelegen.

Debiteuren en vorderingen moederdepartement

Het saldo van de debiteuren inclusief vorderingen moederdepartement bedraagt € 0,5 miljoen (2013: € 2,4 miljoen), inclusief een voorziening voor vermoedelijke oninbare vorderingen op derden van € 0,02 miljoen (2013: € 0,1 miljoen).

Debiteuren (bedragen x € 1.000)

Ministerie Defensie

92

B/L-diensten Defensie

61

Ministeries & B/L-diensten niet Defensie

327

Derden

47

Voorziening voor vermoedelijk oninbare vorderingen (bedragen per € 1.000)

Stand 31-dec-2013

108

Dotatie

791

Ontrekking ivm oninbare vorderingen

– 8

Vrijval

– 871

Stand 31-dec-2014

20

In verband met de overgang naar het RVB is de grondslag voor bepaling van de voorziening in 2014 aangepast. Vorderingen binnen de rijksoverheid worden in principe niet voorzien. Op basis van individuele beoordeling kan op balansdatum hiervan worden afgeweken.

Overlopende activa

De post «overlopende activa» bedraagt eind 2014 € 35,2 miljoen (2013: € 1,8 miljoen). De verklaring is deels gelegen in de stijging van het te vorderen programmageld (€ 11 miljoen.) en deels in de stijging van de nog te ontvangen bedragen (€ 24,2 miljoen). De stijging ten opzicht van 2013 wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de laatste 2 weken van 2013 geen inkoopfacturen zijn gescand. De stijging van de nog te ontvangen bedragen wordt tevens veroorzaakt door de vordering op het moederdepartement (€ 17,4 miljoen) inzake de overdracht van de DVD panden.

Overlopende activa (bedragen x € 1.000)

Ministerie Defensie

29.590

B/L-diensten Defensie

2

Ministeries & B/L-diensten niet Defensie

197

Derden

5.395

Liquide middelen

De daling van de liquide middelen is het gevolg van het feit dat er in december 2014 aanzienlijk meer inkoopfacturen zijn betaald, die niet allemaal doorbelast konden worden aan het moederdepartement.

Eigen vermogen

Het resultaat van € 5,6 miljoen in 2014 wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. In het Protocol van Overdracht inzake de overgang van de DVD naar het Ministerie van BZK zijn afspraken gemaakt over het «programmaresultaat» instandhouding van ca. € 0,8 miljoen, dit blijft voor Defensie beschikbaar in het kader van het instandhoudingsprogramma.

De grens voor het eigen vermogen is voor 2014 maximaal € 11,4 miljoen op basis van de ontwikkeling van het eigen vermogen in relatie tot het plafond van 5 procent van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar. Omdat de grens voor het eigen vermogen in 2014 niet is bereikt, vindt er geen afdracht plaats aan het moederdepartement.

Door schattingsfouten in de transitorische posten Instandhouding ultimo 2013 zijn onterecht kosten ten laste van 2014 gekomen. Hierdoor is het resultaat 2014 € 1,2 miljoen lager uitgevallen. Per saldo heeft dit geen effect op de hoogte van het eigen vermogen ultimo 2014.

Leningen

Leningen (bedragen per € 1.000)
 

Stand

31-12-2014

Stand

31-12-2013

Leningen bij het Ministerie van Financiën

   

Vermogensconversielening

0

5.180

Investeringsleningen

0

137.326

Totaal leningen

0

142.506

De leningen zijn aan het eind van 2014 in zijn geheel afgelost door het moederdepartement.

Crediteuren

Het saldo van de crediteuren bedraagt € 22,3 miljoen (2013: € 8,0 miljoen). Doordat in de laatste 2 weken van december 2014 alle gescande inkoopfacturen nog zijn verwerkt en klaar zijn gezet voor betaling is de stand ten opzichte van 2013 aanzienlijk gestegen.

Crediteuren (bedragen x € 1.000)

Ministerie Defensie

725

B/L-diensten Defensie

3.113

Ministeries & B/L-diensten niet Defensie

0

Derden

19.163

Schulden aan het moederdepartement

Deze post is gedaald van € 1,0 miljoen eind 2013 naar € 0,8 miljoen eind 2014. De daling wordt veroorzaakt doordat in de vergelijkende cijfers 2013 de baten- en lastendiensten van het moederdepartement zijn opgenomen.

Overlopende passiva

Overlopende passiva (bedragen per € 1.000)
 

Stand

31-12-2014

Stand

31-12-2013

Aflossing leningen Ministerie van Financiën

0

3.119

Vooruitontvangen bedragen

10.403

10.225

Met betrekking tot huidig boekjaar te betalen bedragen

26.045

27.574

Te betalen vakantiegelden

1.641

1.698

Betalingen onderweg

0

41

Te betalen vakantiedagen

1.781

1.723

Totaal overlopende passiva

39.870

44.380

De overlopende passiva dalen met € 4,5 miljoen tot € 39,9 miljoen eind 2014 (€ 44,4 miljoen in 2013). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de aflossing van de leningen (€ 3,1 miljoen).

Overlopende passiva (bedragen x € 1.000)

Ministerie Defensie

15.167

B/L-diensten Defensie

379

Ministeries & B/L-diensten niet Defensie

172

Derden

24.152

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

Kasstroomoverzicht

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014+ stand depositorekeningen

46.884

40.103

– 6.781

         

2.

Totaal operationele kasstroom

4.050

– 13.553

– 17.603

         
 

Totaal investeringen (-/-)

– 26.415

– 18.742

7.673

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

15.000

161.446

146.446

3.

Totaal investeringskasstroom

– 11.415

142.704

154.119

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

   

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

   

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 18.594

– 145.625

– 127.031

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

26.415

0

– 26.415

4.

Totaal financieringskasstroom

7.821

– 145.625

– 153.446

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

47.340

23.629

– 23.711

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Kasstroom uit operationele activiteiten

De liquiditeit uit operationele activiteiten is met € 17,6 miljoen gedaald ten opzichte van de begroting. Dit wordt met name veroorzaakt door de effecten van de sterke toename van overlopende activa en onderhanden projecten. De toename van de overlopende activa wordt voornamelijk veroorzaakt door de vordering op het moederdepartement (€ 17,4 miljoen) inzake de overdracht van de DVD-panden.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

De investeringen hebben betrekking op de vanuit de leenfaciliteit gefinancierde projecten Woensdrecht, Gilze-Rijen en Schiphol. Het verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de overdracht van de leenprojecten en panden aan het moederdepartement in december 2014. Onder de desinvesteringen is tevens de herwaardering van € 0,8 miljoen opgenomen ten gevolge van de overdracht van de DVD panden aan het moederdepartement.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De mutatie in de kasstroom uit financieringsactiviteiten is het gevolg van de aflossing van de leningen in december 2014.

Het rekening courant saldo is ten opzichte van de begroting sterk gedaald. Deze daling is het gevolg van de sterke toename van de overlopende activa en de aflossing van de leningen.

Doelmatigheidsparagraaf

Het beeld voor 2014 wordt incidenteel sterk beïnvloed door een reorganisatie die heeft plaatsgevonden in 2014 en een begrote gereduceerde werklast als gevolg van het budgettekort op het product instandhouding. Er werd daarom toen geen inhuur voorzien. Door ophoging van het budget (voorjaarsnota) is de werklast toch beduidend hoger uitgevallen en daarmee ook de behoefte aan externe capaciteit.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2014
 

Realisatie

 

Oorspronkelijke begroting

Verschil

Omschrijving generieke deel

2011

2012

2013

2014

2014

Vte'n totaal

1.008

849

858,5

854,1

810

44,1

– waarvan in eigen dienst

986

847

838,5

818,0

810

8,0

– waarvan inhuur

22

2

20

36,1

36,1

Servicelevels (norm = 80%)

81%

74%

65%

.

80%

Projecttevredenheid (norm = 90%)

95%

98%

95%

98%

90%

8%

Productiviteit (omzet per medewerker in K€)

80,7

103,7

104,6

100,8

90

10,8

Saldo baten/lasten als % van totale baten

– 3,5%

0,6%

– 0,4%

2,5%

0,0%

2,5%

Omschrijving specifiek deel

2011

2012

2013

2014

2014

 

Kostprijzen per productgroep

           

Expertise & Advies

81,96

77,25

75,95

80,28

69

11,28

Verwerving & Afstoting (excl. COVO)

69,94

71,55

70,81

74,12

69

5,12

COVO

53,87

63

63,45

65,68

58

7,68

Instandhouding

63,97

64,59

61,3

62,08

52

10,08

Gemiddeld

64,18

65,07

65,07

67,34

64

3,34

             

Omzet per productgroep

           

Expertise & Advies

9.059

8.562

7.413

5.794

6.821

– 1.027

Verwerving & Afstoting (excl. COVO)

20.394

19.106

15.366

16.791

17.300

– 509

COVO

1.980

2.225

3.666

2.443

1.400

1.043

Instandhouding

45.262

49.813

44.770

42.219

33.400

8.819

Beveiliging

         

0

Overig

   

1.090

2.152

2.090

62

Vte’n totaal

De vte’n zijn uitgedrukt in de gemiddelde sterkte over het jaar. Het aantal vte’n is voor wat betreft de formatieve bezetting een stabiel gegeven. Extra is de inhuur. Dit houdt verband met de hogere werklast als gevolg van de verdubbeling van het instandhoudingsbudget.

Kostprijzen per productgroep

De gemiddelde kostprijs per productgroep is in 2014 incidenteel gestegen ten opzichte van 2013. Dit is het gevolg van de reorganisatie die in 2014 heeft plaatsgevonden.

Omzet per productgroep

In de omzet Verwerving & Afstoting is de mutatie van het onderhanden werk opgenomen. Deze mutatie is opgelopen omdat er relatief veel (kleine) projecten niet zijn afgerond. De prioriteit is gelegd bij grotere projecten. Op de nog niet afgeronde fasen zijn wel uren geschreven.

Servicelevels

Door systeemtechnische oorzaken enerzijds (servicelevels) en organisatorische onvolkomenheden anderzijds (een tweetal reorganisaties) is dit niet gemeten in 2014.

Projecttevredenheid

In de begroting 2014 was het doel gesteld op 90 procent. Dit is gerealiseerd met een score van 98 procent.

Productiviteit

De productiviteit is het quotiënt van de omzet (inclusief mutatie onderhanden projecten en exclusief programmagelden instandhouding, expertise en advies en huisvestings-activiteiten) en de hiervoor benodigde directe vte’n.

12. BATEN-LASTENAGENTSCHAP PARESTO

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto (Bedragen x € 1.000)

Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Paresto (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

71.010

77.629

6.619

77.479

Omzet overige departementen

 

Omzet derden

642

676

34

642

Rentebaten

39

91

52

77

Overige omzet

942

Vrijval voorzieningen

452

452

Bijzondere baten

1.212

1.212

1.204

Totaal baten

71.691

80.060

8.369

80.344

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

40.304

41.181

877

42.385

waarvan eigen personeel

39.133

35.735

– 3.397

39.080

waarvan externe inhuur

1.172

4.729

3.557

3.305

waarvan overige personele kosten

 

717

717

 

– materiële kosten

31.076

36.635

5.559

33.884

waarvan apparaat ICT

1.676

588

– 1.088

1.421

waarvan bijdrage aan SSO's

 

1.055

1.055

1.004

waarvan overige materiele kosten

 

2.107

2.107

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

       

– materieel

311

8

– 303

73

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

     

2.830

– rentelasten

       

– bijzondere lasten

209

209

39

Totaal lasten

71.691

78.033

6.342

79.210

Saldo van baten en lasten

2.027

2.027

1.135

Toelichting op de staat van baten en lasten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit twee delen: de omzet bedrijfsvoering (verkopen) ad € 49,2 miljoen en de omzet bijdrage defensieonderdelen ad € 28,4 miljoen.

Omzet bedrijfsvoering (verkopen)

Dit betreft in het boekjaar de door Paresto in rekening gebrachte opbrengst verkopen voor verrichte leveranties en diensten.

Opbrengst verkopen naar productgroep (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Omzet regulier

23.000

26.038

Omzet niet-regulier

6.220

9.913

Omzet logistiek ondersteuning

9.950

13.242

Totaal opbrengst verkopen

39.170

49.193

De omzet bedrijfsvoering is onder te verdelen in de volgende productgroepen:

  • De omzet regulier betreft de verkopen in de bedrijfsrestaurants, de kantines en toko’s op locaties;

  • De omzet niet-regulier is omzet van onder andere vergaderingen, diners en recepties die op locaties worden gehouden;

  • De omzet logistieke ondersteuning betreft onder andere de leveringen van gevechtsrantsoenen door de logistieke centra in Bathmen en Den Helder.

De reguliere en niet-reguliere omzet is hoger dan begroot. Dit is voornamelijk veroorzaakt door niet voorziene activiteiten zoals MH-17 en NSS en doordat er meer oefeningen hebben plaatsgevonden. De omzet logistieke ondersteuning is hoger dan de begroting. Dit is voornamelijk veroorzaakt doordat meer oefeningen en missies hebben plaatsgevonden.

Omzet bijdrage Defensieonderdelen

De omzet werkgeversbijdrage betreft de vergoeding die Paresto ontvangt voor de personele en materiële inzet op de locaties. Deze is 3,4 miljoen lager dan begroot. Dit is voornamelijk veroorzaakt doordat er in de loop van 2014 meer medewerkers de dienst hebben verlaten. Daarnaast zijn er een tweetal locaties minder gesloten, waardoor er een hogere omzet verkopen is gerealiseerd.

Omzet derden

De omzet derden betreft de omzet die Paresto in rekening brengt bij het CDC voor cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum. Het CDC berekent deze als ziektekosten door aan de ziektekostenverzekeraars.

Rentebaten

Dit betreft de rente die Paresto heeft ontvangen op deposito (gemiddeld rentepercentage van 0,35 procent) en de lopende rekening courant met het Ministerie van Financiën (gemiddeld rentepercentage van 0,104 procent). Het gemiddelde rentepercentage is hoger dan vooraf ingeschat.

Vrijval voorziening

In verband met de verschuiving van de transitie datum van de logistieke ondersteuning aan het CLAS, is er een hernieuwde inschatting gedaan van de waarde van de voorraden, die onderdeel uit maken van het verlieslatende overdracht. Er is € 0,4 miljoen vrijgevallen uit de voorziening. Daarnaast zijn gelden vrijgevallen bij de voorzieningen voor sourcing en vervanging chipknip.

Bijzondere baten

Dit betreft hier incidentele baten, zoals betalingskorting en producentenbonussen € 0,9 miljoen en minder kosten vanuit het vorige boekjaar, te weten vrijval reservering kleding € 0,1 miljoen, en diverse kleine baten € 0,2 miljoen.

Personele kosten

De realisatie van de gemiddelde bezetting over 2014 ten opzichte van de begroting is als volgt:

Personele kosten (bedragen x € 1)
 

Budget

Realisatie

 

Vte'n

Prijs per vte

Vte'n

Prijs per vte

Militair personeel

142

52.321

130

50.975

Burger personeel

667

46.083

622

44.898

Overige categorieën:

Inhuur en uitzendkrachten

22

53.257

83

57.047

Herplaatsers en SBK

21

46.083

42

44.898

Totaal/Gemiddeld

852

47.305

877

46.952

In de loop van 2014 hebben meer medewerkers de dienst verlaten dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. Daarentegen heeft er meer inhuur plaatsgevonden.

De loonsom van inhuurkrachten is hoger dan begroot door inhuur van management.

Materiële kosten

De post materiële kosten bestaat voornamelijk uit ingrediëntkosten (€ 32,9 miljoen) en is hoger dan begroot door de hogere omzet uit verkopen.

Afschrijvingskosten

In het kader van de verwachte outsourcing vindt er geen nieuwe activering plaats. De begrote investering voor vervanging van de Chipknip is daarom ten laste van de in 2014 opgenomen voorziening gebracht. Hierdoor zijn de afschrijvingskosten lager dan begroot.

Overige lasten

De bijzondere lasten betreffen incidentele lasten, te weten een nagekomen factuur CAOP en een verrekening met een leverancier uit vorig boekjaar 2013.

Resultaatbestemming

Het resultaat in 2014 bedraagt € 2,0 miljoen. In 2014 is € 0,7 miljoen aan het moederdepartement uitgekeerd. De grens voor de exploitatiereserve 2014 is € 4,1 miljoen (maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar). Met een eigen vermogen van € 6,2 miljoen gaat Paresto over deze grens. Het surplus van € 2,2 miljoen wordt met de eerste suppletoire begroting in 2015 aan het moederdepartement afgedragen conform de regeling agentschappen.

Balans per 31 december 2014

(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële activa

   

Materiële vaste activa

4

12

– grond en gebouwen

   

– installaties en inventarissen

4

12

– overige materiële vaste activa

   

Voorraden

3.259

1.493

– voorziening incourante voorraden

– 10

– 50

Debiteuren

1.547

465

Nog te ontvangen

2.710

3.543

Liquide middelen

8.990

18.461

Totaal activa:

16.500

23.924

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

4.198

3.738

– onverdeeld resultaat

2.027

1.135

Voorzieningen

3.565

4.975

Leningen bij het Ministerie van Financiën

   

Crediteuren

1.077

7.086

Nog te betalen

5.633

6.991

Totaal passiva

16.500

23.924

Toelichting op de balans

Materiële vaste activa

In het kader van de verwachte outsourcing van de cateringdienstverlening zijn de meeste materiële vaste activa afgeschreven. Deze post bevat nog enkele ICT-activa.

Voorraden

Op de balans zijn de voorraden van de locaties van Paresto en de voorraden van de logistieke centra Bathmen en Den Helder opgenomen. De toename wordt veroorzaakt door de ontvangst van grote bulk leveringen voor de logistieke voorraad.

Debiteuren

De debiteuren bestaat uit vorderingen op rijksonderdelen (€ 1,4 miljoen) en niet- rijksonderdelen (€ 0,1 miljoen).

Nog te ontvangen

Deze post is nader te specificeren in nog te ontvangen van rijksonderdelen (€ 1,4 miljoen) en niet- rijksonderdelen (€ 1,3 miljoen).

Liquide middelen

De post liquide middelen omvat voornamelijk de gelden in rekening courant bij het Ministerie van Financiën (€ 9,0 miljoen)

Eigen Vermogen

Het resultaat in 2014 bedraagt € 2,0 miljoen. In 2014 is € 0,7 miljoen aan het moederdepartement uitgekeerd. De grens voor de exploitatiereserve 2014 is € 4,1 miljoen (maximaal 5 procent van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar). Met een eigen vermogen van € 6,2 miljoen gaat Paresto over deze grens. Het surplus van € 2,2 miljoen wordt met de eerste suppletoire begroting in 2015 aan het moederdepartement afgedragen conform de regeling agentschappen.

Leningen

Alle door Paresto opgenomen gelden bij Ministerie van Financiën (leningen) zijn volledig afgelost.

Voorzieningen

Voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Stand

1-1-2014

Dotaties

2014

Vrijval

2014

Onttrekkingen

2014

Stand

31-12-2014

Externe expertise outsourcing

757

 

47

360

350

Verlieslatende overdracht voorraad LogOst

3.574

 

360

3.215

Vervanging chipknip

644

 

46

598

Totaal aan voorzieningen

4.975

452

958

3.565

In 2014 heeft er geen dotatie aan de voorziening plaats gevonden. Na een vrijval van € 0,5 miljoen, resteert er nog € 3,2 miljoen ter dekking van de verlieslatende overdracht van voorraden logistieke ondersteuning aan het CLAS in 2015. De onttrekking betreft uitgaven van ingehuurde partijen voor het project Outsourcing en facturen voor de vervanging chipknip.

Crediteuren

Het crediteuren saldo van € 1,1 miljoen bestaat uit schulden aan rijksonderdelen (€ 0,2 miljoen) en niet- rijksonderdelen (€ 0,9 miljoen)

Nog te betalen

Nog te betalen (bedragen x € 1.000)
 

Stand

31-12-2014

Stand

31-12-2013

Vakantieverplichting personeel

2.293

2.367

Aflossingen leningen die binnen een jaar vervallen

Restitutie defensieonderdelen

Overige schulden

3.340

4.624

Totaal nog te betalen

5.633

6.991

De vakantieverplichtingen aan het personeel bestaan uit € 1,3 miljoen te betalen aan vakantiedagen en € 1,0 miljoen te betalen aan vakantiegelden. De overige schulden hebben voornamelijk betrekking op de salarissen van december en suppletieaangiftes van de afgelopen jaren. Uitgesplitst naar rijksonderdelen (€ 0,5 miljoen) en niet- rijksonderdelen (€ 5,1 miljoen)

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2014 (bedragen x € 1.000)
 

1

2

3=2–1

 

Kasstroomoverzicht

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014+ stand depositorekeningen

13.954

18.363

4.409

         

2.

Totaal operationele kasstroom

311

– 8.775

– 9.086

         
 

Totaal investeringen (-/-)

– 600

600

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

         

3.

Totaal investeringskasstroom

– 600

600

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 674

– 674

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

 

Aflossingen op leningen (-/-)

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

         

4.

Totaal financieringskasstroom

– 674

– 674

         

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

13.664

8.914

– 4.750

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de indirecte methode.

Kasstroom uit operationele activiteiten

De kasstroom uit operationele activiteiten bestaat uit de kasstroom bedrijfsactiviteiten, de mutatie in het werkkapitaal en de ontvangen dan wel betaalde interest. De operationele kasstroom is lager dan begroot met name vanwege een daling in de crediteurenstand en voorziening.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

In 2014 zijn er geen investeringen of desinvesteringen gedaan. De begrote investering voor vervanging van de chipknip is ten laste van de in 2014 opgenomen voorziening gebracht.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

In 2014 is € 0,7 miljoen aan het moederdepartement uitgekeerd.

Doelmatigheidsparagraaf.

De omzet bij Paresto bestaat uit verkopen van ingekochte producten. Er is geen sprake van productie en hierdoor dus geen kostprijs per product. De gekozen indeling in een specifiek deel en een generiek deel vloeit voort uit de aard van de dienstverlening door Paresto. Gestuurd wordt op de brutomarge van de locaties. Hiermee samenhangende indicatoren zijn daarom als specifiek benoemd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2014
 

realisatie

 

oorspronkelijke begroting

Omschrijving generieke deel

2011

2012

2013

2014

2014

Omzet verkopen (x € 1.000)

43.840

45.054

44.568

49.193

39.812

Vte'n totaal

1.122

1.062

918

877,2

852

– waarvan in eigen dienst

1.085

1.024

860

794,2

830

– waarvan inhuur

36

38

58

83,0

22

           

saldo baten/lasten als % van totale baten

– 0,1%

– 1,5%

1,4%

2,5%

0,0%

Omschrijving specifiek deel

2011

2012

2013

2014

2014

Aantal locaties

125

108

85

82

80

Productiviteit per medewerker (omzet per vte)

39.082

42.422

48.536

56.087

46.746

% Ziekteverzuim

8,9%

8,3%

7,6%

7,1%

8,0%

% Bruto marge locaties

37,7%

37,4%

37,3%

39,1%

36,6%

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (ruim 90 procent) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten. De doelmatigheid komt met name tot uitdrukking in twee belangrijke graadmeters, de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

De doelmatigheid is verder toegenomen. Door het behalen van een hogere omzet verkopen is de productiviteit per medewerker toegenomen, waardoor er een hogere bruto-marge is behaald. Deze stijging is mede te verklaren door niet voorziene activiteiten.

Paresto slaagt erin de productiviteit per medewerker jaarlijks te laten stijgen. Dit komt ondermeer door een dalend aantal vaste medewerkers, een kleiner aantal locaties en een lager ziekteverzuim.

PUBLICATIE PERSONELE TOPINKOMENS

13: PUBLICATIE PERSONELE TOPINKOMENS

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bepaalt dat de bezoldiging van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moet worden in het financieel jaarverslag. Dit geldt tevens voor eventuele ontslaguitkeringen. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedraagt in 2014 € 230.474.

Met de Reparatiewet WNT van 12 november is de publicatieplicht vervallen voor niet-topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam instelling

Naam (gewezen) top functionaris

Functie

Aard v/d functie

Datum aanvang dienst verband

Datum einde dienst verband

Omvang dienst verband (FTE)

Op externe inhuur basis

Beloning

Onkosten ver goeding

Voorziening beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging

Motivering (indien overschrijding)

MINDEF

WEHREN

PLAATSVERVANGEND COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

TOPFUNCTIONARIS

   

1,00

NVT

128.911,52

132,45

31.416,48

160.460,45

NVT

MINDEF

SCHNITGER

COMMANDANT DER LUCHTSTRIJDKRACHTEN

TOPFUNCTIONARIS

   

1,00

NVT

169.527,73

573,95

36.171,47

206.273,15

NVT

MINDEF

HOITINK

INSPECTEUR GENERAAL DER KRIJGSMACHT

TOPFUNCTIONARIS

2014-06-16

 

1,00

NVT

69.162,68

44,15

17.381,26

86.588,09

NVT

MINDEF

KRUIF

COMMANDANT DER LANDSTRIJDKRACHTEN

TOPFUNCTIONARIS

   

1,00

NVT

127.978,58

88,30

31.416,48

159.483,36

NVT

MINDEF

BROEKS

HOOFD PMV-NAVO

TOPFUNCTIONARIS

   

1,00

NVT

128.546,28

0,00

31.416,48

159.962,76

NVT

MINDEF

MIDDENDORP

COMMANDANT DER STRIJDKRACHTEN

TOPFUNCTIONARIS

   

1,00

NVT

135.717,72

0,00

33.807,36

169.525,08

NVT

MINDEF

LEIJTENS

COMMANDANT KMAR

TOPFUNCTIONARIS

   

1,00

NVT

123.060,36

176,60

31.416,48

154.653,44

NVT

MINDEF

BORSBOOM

COMMANDANT DER ZEESTRIJDKRACHTEN

TOPFUNCTIONARIS

 

2014-10-19

1,00

NVT

128.426,28

485,65

31.416,48

160.328,41

NVT

MINDEF

BORSBOOM

DIRECTEUR DMO

TOPFUNCTIONARIS

2014-10-20

 

1,00

NVT

       

NVT

MINDEF

VERKERK

COMMANDANT DER ZEESTRIJDKRACHTEN

TOPFUNCTIONARIS

2014-09-15

 

1,00

NVT

34.544,88

44,15

8.512,01

43.101,04

NVT

MINDEF

EDE

INSPECTEUR GENERAAL DER KRIJGSMACHT

TOPFUNCTIONARIS

 

2014-06-30

1,00

NVT

80.264,40

44,15

15.708,24

96.016,79

NVT

MINDEF

TIESKENS

CHIEF OF STAFF

TOPFUNCTIONARIS

 

2014-04-13

1,00

NVT

       

NVT

MINDEF

TIESKENS

DETACHERING

TOPFUNCTIONARIS

2014-04-14

2014-10-31

1,00

NVT

128.659,5

1.795,28

26.180,4

156.635,18

NVT

Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven de WNT-norm

Naam instelling

Functie

Aard v/d functie

Datum aanvang dienst verband

Datum einde dienst verband

Omvang dienst verband (FTE)

Op externe inhuurbasis

Beloning

Onkosten vergoeding

Voorziening beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging

Motivering (indien overschrijding)

MINDEF

OFF GN (KOO)

NIET TOPFUNCTIONARIS

11-8-2014

29-2-2036

1,00

NVT

209.556,29

0

23.607

233.163

Met terugwerkende kracht aangesteld o.g.v. een gerechtelijke uitspraak.

Uitkeringen aan (gewezen) topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

Niet van toepassing.

In 2014 heeft het Ministerie van Defensie geen uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband verstrekt.

Uitkeringen boven de WNT-norm aan niet-topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

Niet van toepassing.

In 2014 heeft het Ministerie van Defensie geen uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband verstrekt.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S EN RWT’S

Het Ministerie van Defensie kent twee rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT), namelijk de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK) en de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON).

De Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht heeft als taak te zorgen voor het beheer en het uitvoeren van de ziektekostenverzekering voor militairen in actieve dienst. Deze militairen zijn niet verzekerd op grond van de Zorgverzekeringswet (ZVW), maar zijn wettelijk verplicht gebruik te maken van de zorgverlening door of vanwege de militair geneeskundige diensten van de krijgsmacht, zoals vastgelegd in hoofdstuk 9 Algemeen Militair Ambtenaren Reglement (AMAR) en de Regeling ziektekostenverzekering militairen.

Eind 2011 is de Stichting Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek NLDA (SWOON) opgericht. Deze stichting ziet in het kader van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toe op het wetenschappelijke niveau van het onderwijs en onderzoek op de Nederlandse Defensie Academie. De stichting verzorgt de wetenschappelijke bachelor en master programma’s als onderdeel van de officiersopleiding, in overeenstemming met de eisen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder verleent de stichting graden die behoren bij wetenschappelijk onderwijs, laat zij opleidingen accrediteren en geaccrediteerd houden en verzorgt ze wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van de wetenschappelijke opleidingen. Vanaf 2013 wordt de bijdrage aan de stichting (de jaarlijkse subsidie en de beschikbaar gestelde «om niet» middelen) expliciet opgenomen in de begroting en het jaarverslag. In 2014 heeft de stichting haar werkzaamheden naar tevredenheid uitgevoerd. Defensie heeft de stichting daarbij ondersteund door 99 formatieplaatsen ter beschikking te stellen met een gemiddelde bezetting van 88. Op basis van extracomptabele berekening wordt dit in totaal gewaardeerd op € 13,0 miljoen.

Toezichtsrelaties en ZBO’s en RWT’s

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Financiering(realisatiecijfers)

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzing (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

         

begroting

Premies (€)

Tarieven

     

SZVK

X

 

Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

Wordt per defensieonderdeel betaald uit de post salarissen en sociale lasten

91.601.419

90.765.343

 

www.szvk.nl

 

1

SWOON

X

 

Toezicht wetenschappelijk niveau onderwijs en onderzoek

Beleidsartikel 8 voor wat betreft de personele en materiële uitgaven. Beleidsartikel 9 voor wat betreft de subsidie.

13.035.114,67

20.000,–2

     

X Noot
1

De rechtmatigheidsverklaring van de externe accountant in het jaarverslag over 2013 is ontvangen. De accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is. De verklaring over 2014 wordt medio juni 2015 afgegeven.

X Noot
2

Het Ministerie van Defensie heeft voor € 13.035 miljoen middelen «om niet» ter beschikking gesteld ten behoeve van personele en materiële uitgaven van de stichting. Deze middelen zijn geborgd binnen Beleidsartikel 8 Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra. De rechtmatigheidsverklaring van de accountant volgt medio 2015. Tevens heeft het Ministerie van Defensie de stichting in 2014 ondersteund met een subsidie van € 20.000 uit Niet-beleidsartikel 9 Algemeen.

BIJLAGE 2: INHUUR EXTERNEN

Ministerie van Defensie Verslagjaar 2014 (Bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

   

1. Interim-management

3.358

 

2. Organisatie- en formatieadvies

989

 

3. Beleidsadvies

27

 

4. Communicatieadvisering

   

Beleidsgevoelig

 

4.374

5. Juridisch advies

291

 

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

46.347

 

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

185

 

(Beleids)ondersteunend

 

46.823

8. Uitzendkrachten (formatie en piek)

54.387

 

Ondersteuning bedrijfsvoering

 

54.387

Totaal uitgaven inhuur externen

 

105.584

In 2014 gaf het Ministerie van Defensie € 105,6 miljoen uit aan externe inhuur. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 3,1 miljard. Het inhuurpercentage van Defensie, conform de Rijksbrede normering, komt uit op 3,3 procent.

Inhuur externen buiten mantelcontracten 2014

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting

 

BIJLAGE 3: AFGEROND EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

In deze bijlage bij het jaarverslag wordt een overzicht opgenomen van de onderzoeken die in het begrotingsjaar (t) zijn gestart dan wel zijn voltooid. Het overzicht maakt onderscheid tussen onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid en ander onderzoek. Binnen het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid worden beleidsdoorlichtingen apart vermeld. Ook ex-ante en ex-post evaluatieonderzoek naar de doeltreffendheid en/of doelmatigheid wordt opgenomen.

Bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Artikel

Titel/onderwerp

jaar van afronding

vindplaats

1. Inzet

     

1.a. Beleidsdoorlichting(en)

Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië

2014

31 516, nr. 6

 

Inzet defensiepersoneel en -materieel voor ISAF, i.h.k.v. de eindevaluatie ISAF, incl. Bos en Van Geel-gelden

2011

27 925, nr. 436

1.b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie Nederlandse inzet in de antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield 2013

2014

29 521, nr. 264

 

Tussentijdse evaluatie van Nederlandse militaire bijdragen aan lopende operaties 2013

2014

29 521, nr. 244

 

Eindevaluatie geïntegreerde politietrainingsmissie

2014

27 925, nr. 489

 

Tussentijdse evaluatie van overige operaties 2012

2013

27 925, nr. 208

 

Tussentijdse evaluatie missies en Security Sector Reform en Development activiteiten 2011

2012

29 521, nr. 185

 

Brede evaluatie inzet Vessel Protection Detachments

2012

32 706, nr. 35

 

Eindevaluatie inzet antipiraterijoperaties Atalanta en Ocean Shield van juli 2010 tot juni 2011

2012

32 706, nr. 26

 

Tussentijdse evaluatie kleine missies en SSR-/SSD-activiteiten 2010

2011

29 521, nr. 167

 

Eindevaluatie inzet Vessel Protection Detachments 2011–1 en 2011–2

2011

32 706, nr. 10

 

Tussentijdse evaluatie kleinschalige missies 2009

2010

29 521, nr. 141

       

4. Taakuitvoering luchtstrijdkrachten

     

1.a. Beleidsdoorlichting(en)

Strategische luchttransportcapaciteit

2013

31 516, nr. 2

       

5. Taakuitvoering marechaussee

     

1.a. Beleidsdoorlichting(en)

Inzet KMar mensenhandel en mensensmokkel

2013

31 516, nr. 3

       

8. Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra

   

1.a. Beleidsdoorlichting(en)

Actieplan werving en behoud

2013

31 516, nr. 4

       

10. Centraal apparaat

     

1.b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Evaluatie veteranenbeleid

2011

30 139, nr. 93

BIJLAGE 4: INTEGRITEITSMELDINGEN

Sinds 2012 heeft Defensie de rapportagesystematiek inzake integriteit in overeenstemming gebracht met de sector Rijk. In 2014 zijn 410 meldingen in de registratiesystemen over een (vermoedelijke) integriteitschending gedaan.

De drie meest voorkomende geregistreerde typen van (vermoedelijke) integriteitschendingen zijn misdragingen in de privé-sfeer, het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of de overschrijding interne regels en financiële schendingen.

De meldingen over misdragingen in de privésfeer zijn vaak meldingen die betrekking hebben op gedragingen in de vrije tijd van de medewerkers en daarbij is er geen directe relatie met de uitoefening van de functie. De meldingen over het oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen en/of overschrijding interne regels gaan voornamelijk over overschrijding van interne regels, zoals drugsbeleid en het anders gebruiken van de dienstmiddelen dan waarvoor deze bedoeld zijn. De meldingen over financiële schendingen gaan voornamelijk over interne diefstal of vermissing.

Integriteitsmeldingen

Type schendingen «MVV»

Defensie 2014

Defensie 2013

Financiële schendingen

83

84

Misbruik positie en belangenverstrengeling

10

4

Lekken en misbruik van informatie

12

6

Misbruik van bevoegdheden

6

6

Misbruik van geweldsbevoegdheid

4

3

Ongewenste omgangsvormen

56

64

Misdragingen in de privé-sfeer

130

143

Oneigenlijk gebruik van dienstmiddelen/overschrijding interne regels

109

125

Misstand volgens de klokkenluidersregeling

0

0

Totaal

410

435

Bron: registratiesysteem «Melding Voorvallen» en «Politie Bedrijfs Processen Systeem».

Naar aanleiding van deze vermoedens zijn in totaal 433 integriteitonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van deze onderzoeken zijn er in totaal 361 integriteitschendingen daadwerkelijk geconstateerd.

De volgende maatregelen zijn in 2014 naar aanleiding van een integriteitschending genomen:

  • 95 werknemers zijn ontslagen;

  • In 142 zaken is een ambtsbericht opgemaakt of is de medewerker berispt;

  • 12 werknemers zijn verplaatst;

  • In 315 zaken is een andere maatregel genomen;

  • In 115 zaken is geen maatregel genomen.

Een aantal uitgevoerde integriteitonderzoeken leidden tot meerdere maatregelen. In de overige gevallen is over de afdoening van het incident nog niet besloten of de afdoening is nog niet geregistreerd. In een aantal gevallen is ook aangifte gedaan bij de Koninklijke Marechaussee.

BIJLAGE 5: MILIEU

Algemeen

Defensie meet en registreert de milieubelasting als gevolg van haar activiteiten. Hierbij spelen energie- en waterverbruik, geluidemissie, bodem- en waterverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Met deze informatie volgt Defensie de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 (DDN2009). Uitgangspunt voor het duurzaamheidsbeleid van Defensie is het voldoen aan wet- en regelgeving en uitvoeren van het Rijksbeleid. Bij dat laatste geldt als belangrijke randvoorwaarde dat de primaire taak van de defensieorganisatie, de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht, gegarandeerd moet blijven.

Het jaar 2014 werd gekenmerkt door reorganisaties, zowel bij Defensie zelf als bij de Dienst Vastgoed Defensie, die is opgegaan in het Rijksvastgoedbedrijf. Dat heeft over het algemeen geresulteerd in vermindering van de personele capaciteit voor milieutaken en als gevolg daarvan vertraging bij de uitvoering van milieuactiviteiten en -projecten. Vanaf 2014 wordt gewerkt aan het opnieuw inrichten van de milieuorganisatie. Het afgelopen jaar is de opvolger van de DDN2009: de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota 2015, waarin voor de periode 2015–2018 de richting op milieugebied wordt vastgelegd, vrijwel afgerond.

Energie en klimaat

Het energieverbruik bij het onroerend goed was in 2014 7,8 procent lager dan in 2013. Daarmee wordt de reductiedoelstelling van 1,5 procent per jaar gehaald. Over de afgelopen 5 jaar is het energieverbruik in het onroerend goed 20 procent gedaald; een jaarlijkse reductie van 4 procent. In 2014 is 100 procent van de extern opgewekte elektriciteit duurzaam ingekocht. Een deel van het elektriciteitsverbruik wordt door Defensie zelf in de warmtekracht(WKK)-centrale te Den Helder en in een aantal kleinere WKK-installaties met behulp van aardgas opgewekt. De WKK-installaties produceren naast elektriciteit ook warm water voor het verwarmen van gebouwen. De drie windturbines in Coevorden, die in 2011 in gebruik zijn genomen, hebben in het verslagjaar 16,5 miljoen kWh duurzame elektriciteit opgewekt; goed voor 4,7 procent van het defensieverbruik. Omdat er onvoldoende duurzaam geproduceerd gas op de markt aanwezig is heeft Defensie het verbruikte aardgas in 2014 wederom verduurzaamd door het aanschaffen van Verified Emission Rights. De verbruikte hoeveelheid brandstof -en daarmee de CO2-uitstoot- voor de voer-, vlieg- en vaartuigen ligt in dezelfde orde van grootte als de jaren daarvoor.

Geluid

Voor acht militaire luchthavens dient een luchthavenbesluit op grond van de Wet luchtvaart te worden vastgesteld. Het luchthavenbesluit is een algemene maatregel van bestuur die op voordracht van de Minister van Defensie in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu wordt gemaakt. Voor een aantal luchthavens wordt voorafgaand een Milieueffectrapport (MER) opgesteld. Inmiddels zijn de besluiten voor drie luchthavens (Deelen, Eindhoven en Leeuwarden) gereed; de overige besluiten zullen uiterlijk 1 november 2016 zijn vastgesteld.

Bodem

Defensie werkt sinds 1991 aan de uitvoering van haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en bij nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht, waarna ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst. Alle 3.800 verdachte locaties zijn inmiddels oriënterend onderzocht en 93 procent van die locaties is «gereed», wat wil zeggen: uit onderzoek is gebleken dat de locatie schoon was of de noodzakelijke sanering is afgerond. Defensie ligt nog steeds goed op schema om alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen in 2023 gesaneerd of beheerst te hebben.

Water

Watertoetsen en -balansen geven een beeld van alle hemel-, grond-, drink- en afvalwaterstromen op een defensieterrein en leiden tot maatregelen om waterbesparing te realiseren en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze toetsen op in nauw overleg met gemeenten, het drinkwaterbedrijf, de provincie en overige belanghebbenden. In 2014 zijn 34 nieuwe watertoetsen en -balansen opgesteld waardoor nu 70 procent van het programma is gerealiseerd. Het pakket aan waterbesparende voorzieningen, dat in de plannen wordt geadviseerd, is nu voor 40 procent uitgevoerd en loopt achter op de planning. Bij die voorzieningen moet bijvoorbeeld gedacht worden aan waterbesparende douchekoppen en toiletten en bemetering.

Afval

Defensie heeft gekozen voor het reduceren van de afvalhoeveelheden door middel van preventie en voor het zo veel mogelijk scheiden van afval in herbruikbare deelstromen. Hierdoor wordt vooral gestuurd op het verminderen van de hoeveelheid restafval. Een nieuwe ontwikkeling op afvalgebied is de verwerking van afgedankte defensiekleding tot textielvezels, die opnieuw in de productieketen worden gebracht. Dit spaart de tot nu toe gebruikelijke vernietigingskosten uit en levert op termijn zelfs geld op. Een ander veelbelovend project is de Waste-reduction and Energy Recovery– installatie, die in operationele kampementen elektriciteit uit afval moet gaan genereren. Naar verwachting zal de ontwikkelingsfase van deze installatie in 2015 zijn afgerond.

Biodiversiteit en natuur

Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen vindt op een zodanige wijze plaats dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en te behouden. Defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd. Daaruit blijkt dat deze terreinen -als gevolg van het specifieke gebruik en beheer- gekenmerkt worden door de aanwezigheid van bijzondere flora en fauna. Defensie heeft 59 terreinen waarop een monitoringsverplichting rust. In 2014 is ook een begin gemaakt met de inventarisatie van natuurwaarden op de bebouwde objecten. Eveneens is in het verslagjaar met het Ministerie van EZ gewerkt aan de opstelling van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).

Een bron van onderwatergeluid die een bedreiging voor zeezoogdieren kan vormen zijn onderwaterexplosies. Defensie laat één tot twee keer per week oude munitie, vooral afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog, op zee springen. Defensie heeft in 2014 het onderzoek naar de impact van onderwaterexplosies op zeezoogdieren voortgezet.

Milieumanagement

Goed werkende milieumanagementsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de gestelde milieudoelen. De milieumanagementsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14001 norm voldoen en extern gecertificeerd worden. In 2014 zijn goede stappen gezet in de verdere verbetering en certificering van milieumanagementsystemen. De certificaten van de CZSK, de KMar en de 11e Luchtmobiele Brigade bij de CLAS zijn weer met drie jaar verlengd; bij de overige brigades van de CLAS, bij het CLSK, het CDC en onderdelen van de DMO is hard gewerkt aan het gereed maken van de organisatie voor certificering.

In 2014 is door Defensie verder gewerkt aan de invoering van «Systeemgericht Toezicht». Hierbij wordt door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie Infrastructuur en Milieu gebruik gemaakt van controles die door Defensie zelf zijn uitgevoerd en wordt bezien of de milieumanagementsystemen goed genoeg werken om het voldoen aan wet- en regelgeving te garanderen. De Defensie Pijpleiding Organisatie voldoet als eerste binnen Defensie aan de criteria om volledig op Systeemgericht Toezicht over te gaan. Er wordt gewerkt aan het opzetten van het geautomatiseerde systeem NaBoS (Naleving Borgings-Systeem) dat controlelijsten voor inspecties genereert en dat de resultaten van interne controles vastlegt. De controlelijsten zullen zowel door Defensie als ILT gebruikt gaan worden. In 2014 zijn door het bevoegd gezag 100 inspectiebezoeken uitgevoerd, zowel klassiek als systeemgericht. In 26 gevallen (26 procent) is een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. Dit heeft acht maal tot het opstellen van een dwangsombeschikking geleid, waarvan er vijf daadwerkelijk zijn geïnd. Dat is een lichte toename ten opzichte van de vijf voorafgaande jaren.

Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Nederland draait mee in Navo-werkgroepen waar gestandaardiseerde milieuprocedures worden voorbereid en waar aan de verduurzaming van kampementen wordt gewerkt. Bij de bouw van het kampement in Mali is op grote schaal gebruik gemaakt van zonnepanelen voor de opwekking van elektriciteit, zodat minder brandstof hoeft te worden opgevoerd.

Infrastructuur

In juli 2014 is de Dienst Vastgoed Defensie samengevoegd met de overige vastgoeddiensten van de rijksoverheid in het Rijksvastgoedbedrijf als onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Aan de implementatie van het duurzaamheidbeleid voor het vastgoed van Defensie wordt in samenspraak met het RVB gewerkt. Defensie is beheerder van 11.325 gebouwen en is verantwoordelijk voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden daaraan. Zowel bij nieuwbouw als in de exploitatiefase, worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen zoveel mogelijk worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij douches en toiletten), hergebruik van sloopmaterialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de Vastgoednormen van Defensie is het aspect Duurzaam Bouwen dwingend voorgeschreven.

BIJLAGE 6: RAPPORTAGE BURGERBRIEVEN 2014

Aanvragen

Aantal verslagjaar1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebrekestellingen

Aantal betaalde dwangsommen

2.445

2.430

99%

0

0

X Noot
1

Aanvragen veiligheidsonderzoeken met betrekking tot sollicitanten en toegangsverleningen zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze onderzoeken grotendeels betrekking hebben op de relatie werkgever-werknemer en bovendien door onderdelen van Defensie worden aangevraagd.

Bezwaarschriften

Aantal verslagjaar1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebrekestellingen

Aantal betaalde dwangsommen

59

38

64%

21

€ 7.540

X Noot
1

De bezwaarschriften met betrekking tot veiligheidsonderzoeken zijn buiten beschouwing gelaten (zie voetnoot Aanvragen).

Klaagschriften

Aantal verslagjaar

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

   

688

639

93%

   

Andere brieven. Hierover kan niet in aantallen worden gerapporteerd. 3

Wob-verzoeken

Aantal verslagjaar1

Aantal afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Percentage afgedaan binnen (verdaagde) wettelijke termijn

Aantal ontvangen ingebreke-stellingen

Aantal betaalde dwangsommen

219

210

96%

9

€ 6.070

X Noot
1

Het gaat hier om Wob-verzoeken inzake verkeersovertredingen en – overige Wob-verzoeken.

Postbus 51 – e-mailberichten en telefonie

Aantal ontvangen in Postbus 51 in verslagjaar

Aantal doorgestuurd naar Defensie

Percentage doorgestuurd naar Defensie

   

14.645

1.662

11%

   

Uit bovenstaand overzicht kan worden opgemaakt dat het merendeel van de burgerbrieven binnen de, al dan niet verdaagde, wettelijke termijn afgedaan.

Het aantal aanvragen neemt af van 2.948 in 2013 naar 2.445 in 2013. Net als in 2013 zijn er geen dwangsommen betaald. Het aantal bezwaarschriften neemt af van 71 in 2013 naar 59 in 2014. In 2014 is 64 procent afgedaan binnen de wettelijke termijn, ten opzichte van 10 procent in 2013. Het bedrag aan betaalde dwangsommen is € 7.450, ten opzichte van € 16.750 in 2013. Het aantal klaagschriften neemt toe van 668 in 2013 naar 688 in 2014. Net als in 2013 is in 2014 93 procent afgedaan binnen de wettelijke termijn.

Het aantal Wob-verzoeken neemt af van 422 in 2013 naar 219 in 2014. Ook het aantal ingebrekestellingen en het totaalbedrag aan betaalde dwangsommen is lager dan vorig jaar. Het aantal Postbus 51 e-mailberichten en telefonie neemt toe, van 11.216 in 2013 naar 14.645 in 2014. Het percentage doorgestuurd naar Defensie stijgt van 10 procent in 2013 naar 11 procent in 2014.

BIJLAGE 7: RAPPORTAGE VOORTGANG MAATREGELEN BELEIDSBRIEF 2011 EN NOTA IN HET BELANG VAN NEDERLAND

Bij de begroting en in het jaarverslag wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen uit de Beleidsbrief 2011 (Kamerstuk 32 733, nr. 1) en uit de nota In het belang van Nederland (2013) (Kamerstuk 33 763, nr. 1). De brief van 14 oktober jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 58) betreft de rapportage over de eerste helft van 2014. Hierin is voor het eerst gerapporteerd over de invulling van de taakstelling rijksdienst van € 48 miljoen op de apparaatsuitgaven. Deze bijlage in het jaarverslag Defensie is de tweede rapportage over het jaar 2014.

Over een aantal maatregelen wordt gerapporteerd in afzonderlijke rapportages. In dat geval wordt naar deze rapportages verwezen. Dit betreft vastgoed, sourcing en het Materieel Projecten Overzicht (MPO).

I. maatregelen beleidsbrief 2011

Spoor 1 Bestuur

In 2014 is het overgrote deel van de geplande reorganisaties voltooid. Na de overeenstemming met de centrales voor overheidspersoneel medio 2014 over het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg is het reorganisatietraject Defensie Gezondheidszorgorganisatie (DGO) herpakt. Door de oprichting van het bedrijfsbureau Poolen Niet Operationeel Dienstvervoer (PNOD) en de gunning van het informatiesysteem zijn aan de randvoorwaarden voldaan om te starten met de uitrol van de landelijke voertuigenpools. De verwachting is dat eind 2015 dit traject is voltooid.

Spoor 2 Ondersteuning

Voltooide maatregelen

  • Materieellogistiek

  • Opleidingen (zakgeldregeling)

  • Ceremonieel

  • Postverzorging

  • Afzien van aanschaf vaartuig (KMar)

  • Kazernelogistiek

  • Informatievoorziening (oprichting JIVC)

  • Militaire muziek

  • Combineren functies (sportinstructeurs)

  • VIP-vervoer

  • Operationele kennis

  • Aanpassen vullingspercentage

  • Bladen en media

  • Afname politietaken Kmar

  • Control & Audit

Personeelslogistiek

De verdere concentratie van uitvoerende P&O-taken in de Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) bij het Commando DienstenCentra wordt in twee fasen doorgevoerd. In de eerste fase in 2013 zijn de P&O-taken gebundeld in enkele nieuwe uitvoeringsbedrijven en de staf DPOD. De tweede fase betreft de doorontwikkeling van de DPOD om de opgelegde reducties te behalen. De doorontwikkeling is intussen ingezet en wordt eind 2015 voltooid. Voor deze fasering is gekozen zodat de DPOD eerst de andere reorganisaties operationeel kan ondersteunen.

Reservisten

Om de flexibiliteit van de organisatie te vergroten en de verankering van de krijgsmacht in de samenleving te versterken, heeft Defensie onderzocht hoe reservisten slimmer kunnen worden ingeschakeld. In mei 2013 is de Kamer geïnformeerd over de verdere ontwikkeling van het reservistenbeleid (Kamerstuk 33 400-X, nr. 81). Daarmee is deze maatregel voltooid. In het vervolg wordt de Kamer via de jaarlijkse reservistennota geïnformeerd over het reservistenbeleid van het kabinet. De reservistennota 2014 is in oktober aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 34 000-X, nr. 34). De nota beschrijft de intensivering van het reservistenbeleid van Defensie zoals die in eerdere brieven was aangekondigd (33 400-X, nr. 81 en Kamerstuk 33 750-X, nr. 10). Ook introduceert de nota de pilots die de defensieonderdelen gaan uitvoeren om de inzet van reservisten concreet vorm te geven. De pilots betreffen uiteenlopende terreinen bij de zeven defensieonderdelen en hebben elk een eigen tijdschema. De vorderingen van deze pilots worden beschreven in de personeelsrapportages.

Informatievoorziening

Deze maatregel bestaat uit meerdere delen: de oprichting van het Joint IV Commando (JIVC), een korting op de werkplekdiensten en sourcing van delen van de IV/ICT-dienstverlening. De oprichting van het JIVC is in november 2013 gerealiseerd. In april 2014 is de nieuwe werkpleknormering vastgesteld. De verwachting is dat vanaf 2016 aan de werkpleknormering wordt voldaan en dat daarmee dit deel van de maatregel kan worden afgesloten. Over de stand van zaken van de sourcing van de IV/ICT-dienstverlening wordt de Kamer geïnformeerd via de voortgangsrapportage sourcing (Kamerstuk 31 125, nr. 44). Er is een plan van aanpak opgesteld met maatregelen voor onder meer sourcing van IV/ICT-dienstverlening (Kamerstuk 31 125, nr. 52). Deze maatregelen zijn in gang gezet. In april 2015 wordt de Kamer hierover nader geïnformeerd.

Infrastructuur

Voor de uitvoering van maatregelen in het vastgoeddomein is een Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie HVD) opgesteld. De Kamer ontvangt informatie over de voortgang van het HVD en de vastgoedmaatregelen uit de nota In het belang van Nederland in de halfjaarlijkse rapportages vastgoed Defensie. In 2014 heeft de Kamer in augustus en november een voortgangsrapportage ontvangen (Kamerstuk 33 763, nr. 53 en Kamerstuk 33 763, nr. 60).

Opleidingsveld

Defensie benut de civiele certificering van functieopleidingen, de Leergang Topmanagement Defensie is opgeheven en het opleidings- en trainingsveld is heringericht. Het aanbod van studierichtingen bij de Nederlandse Defensieacademie is verkleind tot drie bacheloropleidingen. Hiermee wordt schaalvoordeel behaald. De maatregelen zijn per defensieonderdeel verwerkt in de financiële en formatieve kaders. De maatregel om militairen langer op functie te laten zitten wordt binnen de bestaande regelgeving uitgevoerd. De maatregel is daarmee voltooid.

Gezondheidszorg

Medio 2014 is overeenstemming bereikt tussen Defensie en de centrales voor overheidspersoneel over het voorzieningenniveau van de gezondheidszorg en heeft het vertraagde reorganisatietraject Defensie Gezondheidszorgorganisatie (DGO) een doorstart gemaakt. Totdat deze maatregel is voltooid houden het CZSK, het CLAS en het CLSK hun oude medische organisaties langer in stand.

Traditiekamers

De verkleining van de traditiekamers en hun collecties maakt deel uit van het project Nationaal Militair Museum. De uitvoering zal nog enkele jaren in beslag nemen. De opgedragen financiële reductie is verwerkt in de begroting.

Poolen operationele wielervoertuigen

Defensie richt een pool in van operationele wielvoertuigen. Het CLAS heeft een eerste pilot uitgevoerd. Momenteel worden voertuigen in een Pool Operationele Wielervoertuigen gevoegd. Gelijktijdig wordt een mechanisme uitgewerkt zodat eenheden tijdig over de juiste voertuigen (kwalitatief en kwantitatief) kunnen beschikken. De eerste resultaten daarvan worden niet eerder dan begin 2015 verwacht en zijn mede bepalend hoe dit concept defensiebreed kan worden ingevoerd.

Poolen civiele voertuigen

Defensie heeft eind 2013 het aantal civiele dienstauto’s met 1.200 stuks teruggebracht. Hiermee is de vastgestelde bezuiniging voor 2014 van deze maatregel gehaald. Daarnaast versobert Defensie het voertuigenassortiment. Door de invoering van centrale regievoering en de onderbrenging van civiele voertuigen in decentrale pools ontstaat inzicht in de bezettings- en benuttingsgraad van de voertuigen en kunnen deze doelmatiger worden ingezet. ook biedt de centralisatie mogelijkheden tot verdere schaalvoordelen op het gebied van verwerving en instandhouding. Vanaf 1 april 2014 verzorgt het Centraal Wagenparkbeheer de centrale regievoering. Naar verwachting is de inrichting van de decentrale pools van civiele dienstauto’s medio 2015 voltooid.

Operationele catering

Defensie beperkt zowel het voorzieningenniveau als het voortzettingsvermogen van de capaciteit voor operationele catering. Het CLAS voert centraal (als single service manager) de operationele catering voor grondgebonden operaties uit. In 2013 is de eerste fase van deze maatregel voltooid. De doorontwikkeling en de gewijzigde organisatie is door het CLAS opgenomen in een concept reorganisatieplan. In de reorganisatie worden delen van de formatie van het CDC en het budget overgenomen door het CLAS. De verwachting is dat het reorganisatieplan, na positief advies van de medezeggenschap, begin 2015 wordt vastgesteld, zodat deze maatregel kan worden voltooid.

Spoor 3 Operationele capaciteiten

Voltooide maatregelen

  • Luchtverdediging (Stinger)

  • Aanpassing capaciteiten CLAS (MRAT, GLVD, OOCL)

  • Lucht- en raketverdediging (Patriot)

  • Grondgebonden vuursteun

  • Reductie constructiegeniecapaciteit

  • Opheffen artillerieondersteuningsbatterij

  • Inlichtingen en veiligheid

  • Internationale samenwerking (functies)

Duits-Nederlands legerkorps

De reorganisatie is in december 2014 voltooid.

Afstoten operationele wapensystemen

In de beleidsbrief is aangekondigd dat diverse operationele capaciteiten gedeeltelijk of volledig zullen worden afgestoten. De volgende systemen zijn inmiddels verkocht, ontmanteld, gebruikt voor reservedelen, of op andere wijze van de sterkte afgevoerd: het bevoorradingsschip Zuiderkruis (ontmanteld), negentien F-16’s (waarvan vijftien verkocht en vier logistieke reserve), een DC-10 (ontmanteld met behoud van reservedelen), een Patriot-batterij (logistieke reserve), 40 Fennek-voertuigen (logistieke reserve), drie van de zes pantserhouwitsers (logistieke reserve) en 102 tanks (100 verkocht en twee ten behoeve van musea).

Een aantal systemen is nog niet volledig afgestoten. De vier mijnenjagers en vijftien resterende tanks staan nog in de verkoop, evenals drie van de zes pantserhouwitsers. Zoals aangekondigd in de begroting 2015 neemt Defensie de Cougar helikopters weer in gebruik en komt de maatregel om deze af te stoten te vervallen.

II. Maatregelen In het belang van Nederland (2013)

De opbouw van dit deel volgt het overzicht dat is opgenomen in de bijlage van de brief met de gevolgen van de Begrotingsafspraken 2014 voor de nota In het belang van Nederland van 25 oktober 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 7).

Voltooide maatregelen

  • Afstoten kazerne Rotterdam (vervallen)

  • Afstoten Gulfstream (uitgesteld)

  • Reductie vlieguren F-16

  • Maatregel investeringen

Maatregelen CZSK

Flexibel bemannen

De vereiste reorganisatie wordt doorgevoerd. Eerst worden de bemanningen van de operationele eenheden gereduceerd in 2015. Vervolgens worden de bemanningen tijdens onderhoudsperioden gedurende de jaren 2015 – 2018 efficiënter ingericht. De maatregel ligt daarmee op schema.

Reductie bemanning JSS

Het reorganisatietraject naar de gereduceerde basisbemanning zal tot medio 2015 duren.

Afstoten kazerne Texel

De reorganisatie is in voorbereiding. De voor de verhuizing benodigde infrastructuur op de Nieuwe Haven wordt eveneens voorbereid. De maatregel ligt daarmee op schema. De doelstelling is om eind 2015 gereed te zijn.

Maatregelen CLAS

Omvormen 13 Gemechaniseerde Brigade

De omvorming van de 13 Gemechaniseerde Brigade naar een gemotoriseerde brigade verloopt volgens plan. In augustus 2014 is begonnen met een compagnie die als pilot functioneert bij het 17 pantserinfanteriebataljon. Deze pilot wordt begin 2015 geëvalueerd waarna de uitkomsten betrokken worden bij de omvorming van de overige twee compagnieën in 2015. Als gevolg van deze maatregel worden 44 CV-90’s afgestoten. Met de brief van 8 december 2014 (Kamerstuk 27 830, nr. 140) is de Kamer geïnformeerd dat met Estland overeenstemming is bereikt over de verkoop van deze 44 pantservoertuigen CV-90’s.

Maatregelen CLSK

Afstoten AOCS Nieuw Milligen

Defensie is, samen met de Luchtverkeersleiding Nederland, gestart met de realisatie van de co-locatie van het grootste deel van de militaire luchtverkeersleidingtaken van het Air Operations Control Station (AOCS) Nieuw Milligen op Schiphol. Ook is begonnen met de voorbereiding voor de overdracht van de overige taken van de militaire luchtverkeersleiding van het AOCS Nieuw Milligen naar het Maastricht Upper Area Control Center van Eurocontrol. De verplaatsing van de gevechtsleiding en de Nationale Datalink Management Cell naar de vliegbasis Volkel zijn voorzien in 2019. Dit was voorheen gepland in 2018.

Internationale samenwerking luchttransport

De Kamer ontvangt informatie over de voortgang van deze maatregel in het MPO, onder het project Internationale strategische tank- en luchttransportcapaciteit. In 2014 is het MPO in september aan de Kamer verzonden (Kamerstuk 27 830, nr. 134).

Maatregelen KMar

Politieoptreden KMar en militaire politietaken

Vanaf 1 januari 2015 is de commandant van het Landelijk Tactisch Commando (LTC) verantwoordelijk voor de aansturing van de districtscommandanten van de Koninklijke Marechaussee. Hierdoor is de territoriale indeling van capaciteiten niet meer dominant en is er sprake van een (mobiele) landelijke en flexibele benadering die berust op Informatie Gestuurd Optreden (IGO) met een centrale sturing. Hoe de inrichting van het definitieve LTC er uiteindelijk uit komt te zien, wordt in de komende twee jaar ontwikkeld door experimenten en proefnemingen in nauwe relatie met het uitvoerend personeel. De noodzakelijke infrastructuur en de IT-voorzieningen worden hiervoor aangepast en ingericht. De transitie is onderwerp van overleg met de medezeggenschap en de Centrales van Overheidspersoneel.

III. Taakstelling Rijksdienst (€ 48 miljoen)

In de rapportage van oktober is voor het eerst gerapporteerd over de taakstelling rijksdienst. De maatregelen zijn via de begroting verwerkt in de financiële en formatiekaders per defensieonderdeel vanaf 2016, waardoor de opbrengst van de financiële taakstelling is gewaarborgd. De uitwerking van de maatregelen is gestart. Afwijkingen of onzekerheden zullen in vervolgrapportages worden benoemd. Er zijn momenteel nauwelijks wijzigingen ten opzichte van de rapportage van oktober.

De taakstelling Rijksdienst is belegd bij de ondersteunende onderdelen CDC en DMO alsmede bij de Bestuursstaf. De opbrengsten komen uit verschillende maatregelen die door de betrokken defensieonderdelen zijn opgebracht. Defensiebrede maatregelen kunnen in een enkel geval een financiële doorwerking hebben richting de operationele commando’s.

Maatregelen intern Defensie

Defensie treft maatregelen onder meer op het gebied van het beter benutten van voorraadlocaties, waardoor overtollige gebouwen of locaties kunnen worden afgestoten. Hiermee worden de exploitatiekosten van het apparaat verlaagd. Ook stuurt Defensie meer op geïntegreerde dienstverlening en minder stafcapaciteit. Verder wordt bezien of de reeds eerder gestarte sourcing-trajecten kunnen bijdragen aan de beoogde besparingen.

Rijksbrede samenwerking

Defensie is betrokken bij de oprichting van het Rijksvastgoedbedrijf met de Directie Vastgoed Defensie en bij rijksbreed categoriemanagement. De opbrengsten hiervan zijn verwerkt in rijksbrede business cases. Het Rijksvastgoedbedrijf is per 1 juli 2014 conform planning opgericht. Tevens vindt samenwerking met de Nationale Politie plaats op het gebied van kleding en uitrusting. Voor verdere invulling van deze samenwerking is besluitvorming bij de Nationale Politie van belang.

Rijksbrede trajecten

In het kader van digitaal werken worden maatregelen genomen die zijn gericht op een verbeterde interne samenwerking en meer doelmatigheid. Zo is een korting voorzien op de dienstreizen. Ook wordt op het gebied van inkoop efficiënter gewerkt, waardoor minder inhuur mogelijk is.

BIJLAGE 8: RAPPORTAGE INZETBAARHEIDSDOELSTELLINGEN IN 2014

Bij de begroting en in het jaarverslag wordt de Kamer geïnformeerd over de mate waarin Defensie in staat is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen (Kamerstuk 32 733, nr. 116). De brief van 9 oktober jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 57) betreft de rapportage over de eerste helft van 2014, uitgaande van de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals in de nota In het belang van Nederland geformuleerd. Deze bijlage in het jaarverslag is de tweede rapportage over het jaar 2014. De wijzigingen ten opzichte van de rapportage van oktober betreffen onder meer de situatie bij de helikopters (NH-90, Cougar en de afgestoten AB-412), het toegenomen beslag op de F-16’s door Air Policing in Oost-Europa en in het laatste kwartaal ook de inzet tegen ISIS, de uitbesteding van Search And Rescue taken en enkele nieuwe beperkingen bij de in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten.

Het beeld over 2014 is dat Defensie grotendeels voldoet aan de inzetbaarheids-doelstellingen. Het beroep op Defensie in 2014 was groot. De krijgsmacht is onder meer ingezet in Afghanistan, Mali, de hoorn van Afrika, het Midden-Oosten, de Balkan en Turkije. Ook de nationale inzet, waaronder die van de Koninklijke Marechaussee, de explosievenopruimingsdienst, luchtruimbewaking, de kustwacht en militaire bijstand en steunverlening ging onverminderd door, evenals de inzet in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er was in 2014 bovendien een groeiende vraag naar ondersteuning door Defensie binnen Nederland.

Zoals onderkend in de begroting stond de haalbaarheid van de inzetbaarheidsdoelstellingen onder druk. Deze beperkingen hebben invloed op het vermogen om operaties langdurig uit te voeren. Ook de mogelijkheid om gelijktijdig verschillende operaties uit te voeren was aan beperkingen onderhevig.

In het algemeen gold voor de haalbaarheid van de inzetbaarheidsdoelstellingen in 2014 het volgende:

  • Gelijktijdige eenmalige inzet van een brigade, een maritieme taakgroep en/of acht jachtvliegtuigen kan niet plaatsvinden zonder beperkingen op het gebied van Combat Support of Combat Service Support (CS/CSS), tenzij het gaat om dezelfde missie in hetzelfde operatiegebied.

  • Bij gelijktijdige langdurige operaties op land of op zee, kan de krijgsmacht niet of niet volledig voorzien in eigen CS/CSS capaciteit. Voor de tweede (land of maritieme) operatie zal hiervoor een beroep moeten worden gedaan op bondgenoten.

  • Door de uitvoering van eenzijdige missies laag in het geweldspectrum staat de geoefendheid voor ander type operaties onder druk. Ook materiële beperkingen en het gebrek aan gespecialiseerd personeel beïnvloeden het voortzettingsvermogen en de geoefendheid van de krijgsmacht. Dit heeft tot gevolg dat voor inzet bij een hoger dreigingsscenario een langere voorbereidingstijd nodig is.

Specifieke aandachtspunten worden geconstateerd op de volgende gebieden:

  • Beschikbaarheid helikopters. De materiele gereedheid van de Apache en de Chinook is in het vierde kwartaal licht verbeterd, maar het duurt naar verwachting tot tenminste eind 2015 totdat de beschikbaarheid en inzetbaarheid voldoende zijn. De afname van de laatste zeven NH-90 helikopters is in de tweede helft van 2014 opgeschort vanwege bovenmatige corrosie en slijtage. In december is besloten de afname te hervatten (Kamerstuk 25 928, nr. 69). De eerste toestellen zijn inmiddels geleverd. De verwachting is dat het beoogde evenwicht tussen vraag en aanbod in 2023 wordt bereikt (Kamerstuk 25 928, nr. 68 van 27 oktober jl.). Om het capaciteitstekort te beperken, is in 2014 besloten om, naast de acht reeds aangehouden Cougar helikopters, de Cougars niet te verkopen en een aantal opnieuw in gebruik te nemen. Zoals bekend, heeft de Cougar-helikopter beperkingen op het gebied van de maritieme taakuitoefening. Zo kan deze helikopter niet de maritieme gevechtstaak van de NH-90 invullen, niet op elk type schip landen en niet automatisch boven een plaats stil hangen (automatische hover). Defensie blijft zoeken naar wegen om dit tekort, in ieder geval deels, te kunnen ondervangen.

  • CS/CSS eenheden. De grootste niet-planmatige tekortkomingen op het gebied van CS/CSS betreffen bevoorradings- & transportbataljons, CIS, medische ondersteuning, personele capaciteit voor ondersteuning van missies (National Support Element), voorzieningen om te opereren vanaf kale vliegvelden en de beschikbaarheid van mobiele drinkwaterinstallaties. De hoofdoorzaken hiervan zijn de beperkte materiële gereedheid en in een aantal gevallen de lage personele bezetting.

  • Materieel. Bij alle krijgsmachtdelen zijn er beperkingen op het gebied van de materiële gereedheid. De problematiek is per wapensysteem verschillend, maar de belangrijkste oorzaken zijn de beschikbaarheid van reservedelen, verwervingsachterstanden en de beschikbaarheid van schaars personeel. Diverse verbetermaatregelen zijn of worden getroffen voor het aanvullen van de voorraden en de versterking van de verwervingsketen. De aanvulling van reservedelen vergt in veel gevallen tijd vanwege complexe en langdurige aanbestedingen. Bij het CZSK voldoet de materiële gereedheid van de meeste systemen aan de norm, ondanks materiële tekortkomingen bij vrijwel alle systemen. Het torpedowerkschip Zr. Ms. Mercuur is echter voorlopig niet inzetbaar. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan vertragingen in de aanbesteding van het instandhoudingsprogramma. Bij de mariniers kennen de verouderde wielvoertuigen een teruglopende materiële gereedheid en is er een beperkte hoeveelheid nachtzichtapparatuur. Bij het CLAS kent een groot aantal systemen al langdurig een lage materiële gereedheid. Bij het CLSK is de materiële gereedheid van de DC-10 en de NH-90 onder de norm. De materiële gereedheid van de F-16, Apache en Chinook voldoen aan de norm, maar blijven onder druk staan. Bij de KMar is de beschikbaarheid van de gepantserde voertuigen nog beperkt, maar deze verbetert.

  • Personeel. Het aanhoudende beroep op een kleiner geworden krijgsmacht is voelbaar. De werving en aanstelling tonen een positieve tendens, maar voorzien nog niet in de totale behoefte aan nieuw personeel. Bij alle defensieonderdelen is sprake van een kwalitatief tekort aan gespecialiseerd personeel. Hierbij gaat het vooral om technisch en medisch personeel, maar ook om kernbezettingen (zoals loadmasters) bij CLSK, en logistiek en operationeel personeel bij CZSK.

  • In het laatste kwartaal van 2014 is als gevolg van de veranderende veiligheidssituatie vanuit Navo en EU aandacht ontstaan voor snelle inzetbaarheid. Dit heeft geen gevolgen gehad voor de inzetbaarheidsdoelstellingen in 2014.

Realisatie inzetbaarheidsdoelstellingen

Hieronder worden per inzetbaarheidsdoelstelling de eventuele beperkingen of aandachtpunten beschreven.

  • 1. De verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen. Deze taak wordt in bondgenootschappelijk verband uitgevoerd. In dat kader kan ook de Navo een beroep doen op Nederland.

Ad 1.

Deze doelstelling, die de inzet betreft van alle eenheden (operationeel gereed of niet), was haalbaar in 2014.

  • 2. De deelneming aan operaties wereldwijd ter bevordering van de internationale stabiliteit en rechtsorde, voor noodhulp bij rampen en humanitaire crises en voor de bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Deze operaties worden meestal in internationaal verband uitgevoerd, waarbij bijdragen van verschillende partners in samengestelde eenheden worden geïntegreerd. In dat kader kan de krijgsmacht de volgende bijdragen leveren:

    • Op land: Eenmalig een samengestelde taakgroep van brigadeomvang of langdurig een samengestelde taakgroep van bataljonsomvang. Naast de langdurige inzet van een bataljonstaakgroep kunnen gedurende kortere tijd een tweede bataljonstaakgroep en langere tijd kleinere bijdragen worden ingezet (inclusief de presentie in het Caribisch gebied).

    • Op en vanaf zee: Eenmalig een maritieme taakgroep van vijf schepen of langdurig twee schepen afzonderlijk, waarbij vloot en mariniers geïntegreerd optreden.

    • In de lucht: Tot de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig een groep van acht jachtvliegtuigen of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Na de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Helikopters ondersteunen het optreden op land en zee.

    • Speciale operaties: Langdurige deelneming van compagniesomvang aan een joint taakgroep Special Forces.

    • Cyberoperaties: defensieve en offensieve cybertaken evenals inlichtingenvergaring.

    • Nichecapaciteiten (naast Special Forces en offensieve cybercapaciteit): onderzeeboten, het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier, Luchttransport, Air-to-Air Refueling, Patriots en het Civil-Military Interaction commando.

Al deze vormen van inzet zijn inclusief ondersteunende eenheden, zowel de gevechtsondersteuning (combat support) als de logistieke ondersteuning (combat service support). Vooral voor logistieke ondersteuning kan een beroep worden gedaan op internationale partners. Andersom is de ondersteuning van internationale partners door onze krijgsmacht eveneens mogelijk. De inzet van afzonderlijke modules van ondersteunende capaciteiten is ook een optie.

Ad 2.

Deze doelstellingen waren in 2014 haalbaar met beperkingen. Deze beperkingen komen naar voren indien het langdurige inzet betreft (voortzettingsvermogen), indien inzet plaats moet vinden in een hoog dreigingsscenario of als er sprake is van meer dan één inzet tegelijkertijd In dat laatste geval is de inzet van de CS en CSS eenheden de beperkende factor, tenzij bondgenoten de benodigde ondersteuning leveren. Zo is langdurige inzet van een NH-90 helikopter voor zowel het Caribisch gebied als anti piraterij-operaties door de corrosie en slijtage problematiek niet mogelijk gebleken. Binnen de niche-capaciteiten leverde de continue inzet van de Patriot problemen op voor de systemen en de geoefendheid van het Patriot personeel. Na twee jaar onafgebroken inzet is besloten de missie niet nogmaals te verlengen.

In het domein lucht is met langdurig vier F-16’s in Afghanistan, Air Policing in Oost-Europa en in het laatste kwartaal de inzet tegen ISIS met zes (plus twee in reserve) F-16’s het ambitieniveau voor gevechtsvliegtuigen meer dan volledig gevuld. Om die reden is voor 2015 besloten de F-16’s terug te trekken uit de NRF. Voor de andere domeinen is geen inzet geweest in de volledige omvang zoals benoemd in de inzetbaarheidsdoelstellingen, maar heeft wel een groot aantal kleinere missies op veel verschillende locaties plaatsgevonden. Ook heeft er geen langdurige inzet van special forces binnen een joint taakgroep plaatsgevonden. Wel is er sprake van een veelheid aan kleinere missies en van een SF-inzet van compagniesomvang in Mali. De inzet van operationele inlichtingen capaciteit in Mali legt beperkingen op aan de ondersteuningsmogelijkheden voor de andere doelstellingen.

  • 3. Het bijdragen aan de nationale veiligheid onder civiel gezag. In dat kader levert de krijgsmacht de in wettelijke en interdepartementale afspraken vastgelegde bijdragen. Het gaat hierbij om:

    • De uitvoering van structurele nationale taken zoals de politietaken van de Koninklijke Marechaussee, de beveiliging van het Nederlandse luchtruim met jachtvliegtuigen, de coördinatie van en de bijdrage aan de Kustwacht Nederland evenals de hydrografische taak;

    • Het samen met veiligheidspartners kunnen optreden tegen digitale bedreigingen en aanvallen (cybercapaciteit);

    • Militaire bijstand en steunverlening bij handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid, in het bijzonder met de in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten;

    • Militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises – zo nodig met alle op dat moment beschikbare eenheden.

Ad 3.

De structurele nationale taken waren gedurende 2014 haalbaar. De in de tussentijdse rapportage genoemde beperkingen op het gebied van helikopters voor Search en Rescue capaciteit zijn opgeheven door de uitbesteding van deze taken (Kamerstuk 30 490, nr. 24 van 11 december jl.). Het patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden is tijdelijk overgenomen door Cougar-helikopters, totdat hiervoor in de loop van 2015 een alternatieve oplossing is gerealiseerd.

Aan de inzetbaarheidsdoelstellingen op het gebied van cyber, militaire steunverlening bij handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid wordt grotendeels voldaan. De vraag van civiele autoriteiten voor ondersteuning door Defensie is groot. Defensie voldoet aan de vraag, maar indien eenheden gelijktijdig voor nationale en internationale inzet nodig zijn, is een prioriteitstelling noodzakelijk. Hoewel geen knelpunten daadwerkelijk zijn opgetreden in de uitvoering, waren er de volgende beperkingen in de tweede helft van 2014 met betrekking tot de in totaal 19 in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten:

  • Kleine onbemande vliegtuigen i.v.m. inzet in het Caribisch gebied

  • De back-up voorzieningen in geval van uitval van bestaande verbindingen van bestuurlijk-operationele centra zijn beperkt beschikbaar. Dit wordt veroorzaakt door de inzet van deze (CIS)capaciteiten in missies en door beperkingen in de materiele gereedheid van de resterende systemen in Nederland.

  • De zes geneeskundige hulpposten, een mobiel noodhospitaal voor tweedelijns verzorging en een peloton ziekenauto’s kunnen niet in volle omvang binnen 48 uur worden geleverd door een lagere materiele gereedheid en het beperkte aantal artsen.

  • De CBRN-ontsmettingscapaciteit is beperkt door het aantal beschikbare beschermende pakken. De verwervingsprocedure hiervoor is gestart. De beperking heeft geen gevolgen voor de CBRN-detectiecapaciteit.

Er waren gedurende 2014 geen beperkingen op het gebied van militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises.

  • 4. Een permanente militaire presentie in het Caribisch gebied, zowel voor de verdedigingstaak (zie doelstelling 1) als voor de ondersteuning van lokale en regionale civiele autoriteiten (zie doelstelling 3, in het bijzonder de ondersteuning van de Kustwacht, de regionale drugsbestrijding, de politietaken van de Marechaussee en het beteugelen van woelingen). De permanente presentie bestaat uit een vaste compagnie van het CZSK en een roulerende compagnie van het CLAS, een bootpeloton, een groot bovenwaterschip, een ondersteuningsschip en een brigade Marechaussee. Als de situatie dit vereist, kan de militaire presentie in het Caribisch gebied worden vergroot. Dit zal dan wel ten koste gaan van de overige inzetmogelijkheden.

Ad 4.

Aan deze doelstelling is in 2014 voldaan. De vraag voor ondersteuning vanuit het Caribisch gebied is gedurende 2014 toegenomen.

BIJLAGE 9: LIJST MET AFKORTINGEN

AC

=

Aanmeldcentrum

ACOTA

=

Africa Contingency Operations Training and Assistance

AD

=

Algemene Dienst

AE

=

Aanhoudingseenheid

AFD

=

Audit Functie Defensie

AMB

=

Air Manoeuvre Brigade

AMBV

=

Mijnenbestrijdingsvaartuig van de Alkmaar-klasse

AMET

=

Aero Medical Evacuation Team

AMISOM

=

African Union Mission in Somalia

API

=

Advanced Passenger Information

AOM

=

Allied Operations and Missions

AOCS (NM)

=

Air Operations Control Station (Nieuw Milligen)

ATF

=

Air Task Force

ATF-ME

=

Air Taskforce Middle East

AWACS

=

Airborne Warning and Control System

BE

=

Bijstandseenheid

BG

=

Battle Group

BG

=

Bedrijfsgroep

BINUB

=

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi

BLOW

=

Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie

BMS

=

Battlefield Management System

BTW

=

Belasting Toegevoegde Waarde

CARIB

=

Caribisch Gebied

CDC

=

Commando DienstenCentra

CD&E

=

Concept Development and Experimentation

CFK

=

Chloorfluorkoolstoffen

CFMCC

=

Combined Force Maritime Component Command

CIED

=

Counter Improvised Explosive Devices

CIMIC

=

Civil-military Cooperation

CIS

=

Communicatie- en Informatiesystemen

CKMAR

=

Commando Koninklijke Marechaussee

CLAS

=

Commando Landstrijdkrachten

CLSK

=

Commando Luchtstrijdkrachten

CMH

=

Centraal Militair Hospitaal

CODEMO

=

Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling

COID

=

Centrale Organisatie Integriteit Defensie

CONTCO

=

Contingentscommando

CS

=

Combat Support

CSS

=

Combat Service Support

CSTC(A)

=

Combined Security Transition Command Afghanistan

CTF

=

Commander Task Force

CUP

=

Capability Upgrade Programme

CZSK

=

Commando zeestrijdkrachten

DBBO

=

Defensie Beveiligings- en Bewakingsorganisatie

DBV

=

Dienst Beveiliging Vastgoed

DCC

=

Defensie Cyber Commando

DCHR

=

Dienstencentrum Human Resources

DCIVB

=

Dienstencentrum IV-beheer

DCOID

=

Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie

DefCert

=

Defensie Computer Emergency Response Team

DDG

=

Defensie DuikGroep

DDN

=

Defensie Duurzaamheidsnota

DGI

=

Defensiegerelateerde industrie

DGO

=

Defensie Gezondheidsorganisatie

DHC

=

Defensie Helikopter Commando

DIS

=

Defensie Industrie Strategie

DMO

=

Defensie Materieel Organisatie

DMP

=

Defensie Materieelkeuze Proces

DPOD

=

Divisie Personeel en Organisatie Defensie

DR&D

=

Defence Research & Development

DRC

=

Democratische Republiek Congo

DSK

=

Division Schnelle Kräfte

DTO

=

Defensie Telematica Organisatie

DUBO

=

Duurzaam Bouwen

DVD

=

Dienst Vastgoed Defensie

EATC

=

European Air Transport Command

EDA

=

Europees Defensie Agentschap

EGF

=

Europese Gendarmerie Force

EODD

=

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

EOV

=

Elektronische oorlogsvoering

EPA

=

Energie Prestatie Adviezen

ERP

=

Enterprise Resource Planning

EU

=

Europese Unie

EUAVSEC

=

European Aviation Security Mission

EUBAM

=

EU Border Assistance Mission

EUFOR

=

European Force

EULEX

=

European Union Rule of Law Mission (Kosovo)

EUMM

=

European Union Monitor Mission

EUNAVFOR

=

EU Naval Force

EUPM

=

European Union Police Mission (Bosnië en Herzegovina)

EUPOL

=

European Police

EUSEC

=

European Security

EUTM

=

European Union Training Mission

EVDB

=

Europees Veiligheids- en Defensiebeleid

FBUH

=

Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners

FABK

=

Financieel Administratie en Beheer Kantoor

FCSS

=

Fast Combat Support Ship

FGBADS

=

Future Ground Based Air Defence System

FHQ

=

Field Headquarters

FINAD

=

Financiële Administratie

FNIK

=

Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht

FMS

=

Foreign Military Sales

FPS

=

Flexibel Personeelssysteem

FPU

=

Flexibel Pensioen en Uittreden

GVKKA

=

Geïntegreerde Verplichtingen Kas- en Kostenadministratie

HGIS

=

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HLD

=

High Level Design

HQ

=

Headquarter

HRF(L)HQ

=

High Readiness Forces (Land) Headquarters

HRM

=

Human Resource Management

IBO

=

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICMS

=

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

IED

=

Improvised Explosive Devices

IG

=

Innovation Game

IGV

=

Infanterie Gevechtsvoertuig

ILS

=

Integrated Logistic Support

IND

=

Immigratie- en Naturalisatie Dienst

INK

=

Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg

IPU

=

Integrated Police Unit

ISAF

=

International Security Assistance Force

ISR

=

Information Storage and Retrieval

ISTAR

=

Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance

IV

=

Informatievoorziening

IV/ICT

=

Informatievoorziening en Informatie- en communicatie technologie

IVENT

=

Informatievoorziening en Telematica

JEF

=

Joint Expeditionary Force

JISTARC

=

Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance Command

JIVC

=

Joint IV Commando

JSCU

=

Joint Sigint and Cyber Unit

JSF

=

Joint Strike Fighter

JSS

=

Joint Support Ship

JTFC

=

Joint Task Force Counter

KAF

=

Kandahar Airfield

KFOR

=

Kosovo Force

KMA

=

Koninklijke Militaire Academie

LCF

=

Luchtverdedigings- en Commandofregat

LCW

=

Logistiek Centrum Woensdrecht

LOKKMAR

=

Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR

LOT

=

Liaison and Observation Team

LRIP

=

Low Rate Initial Production

LSV

=

Luchtmobiel Speciaal Voertuig

LTC

=

Landelijk Tactisch Commando

LZV

=

Landelijk Zorgsysteem Veteranen

MARIN

=

Maritiem Research Instituut Nederland

ME

=

Mobiele eenheid

MECHBRIG

=

Gemechaniseerde Brigade

MFO

=

Multinational Foce and Observers

MGGZ

=

Militair Geestelijke Gezondheidszorg

MIA

=

Maatschappelijke Innovatie Agenda

MILSATCOM

=

Militaire Satellietcommunicatie

MINUSMA

=

Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali

MIVD

=

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

MKB

=

Midden- en Kleinbedrijf

MoU

=

Memorandum of Understanding

MRAT

=

Medium Range Anti-Tank

MRC

=

Militair Revalidatie Centrum

MTADS

=

Modernized Target Acquisition and Designation Sight

NAHEMA

=

NATO Helicopter Management Agency

NATO

=

North Atlantic Treaty Organisation

NATRES

=

Nationale Reserve

NAVO

=

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NBC

=

Nucleair, Biologisch, Chemisch

NDMC

=

Nationale Datalink Management Cel

NEC

=

Network Enabled Capabilities

NFO

=

Normal Framework Operations

NGO

=

Non-Governemental Organisation/Niet-Gouvernementele Organisatie

NH 90

=

Navo Helicopter ’90

NIC

=

National Intelligence Cell

NIMCIS

=

Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem

NIST

=

National Institute for Standards and Technology

NLMARFOR

=

Netherlands Maritime Forces

NLR

=

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NLTC

=

Netherlands Liaison Team Centcom

NRF

=

NATO Response Force

NSE

=

National Support Element

NSS

=

Nuclear Security Summit

NTM-A

=

NATO Training Mission Afghanistan

NTM-I

=

NATO Training Mission Iraq

NTP

=

Nationaal Technologie Project

OD

=

Operationele doelstelling

OGRV

=

Operationele Grondverdediging

OHQ

=

Operational Headquarters

OM

=

Openbaar Ministerie

OMLT

=

Operational Mentoring and Liaison Teams

OOCL

=

Operationeel Ondersteuningscommando Land

OOS

=

Operatie Ocean Shield

OPCO

=

Operationeel Commando

OVR

=

Officier Veiligheidsregio

PAC

=

Patriot Advanced Capability

PAM

=

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit

PMD

=

Professionaliseren Materieelbeheer Defensie

POP

=

Persoonlijk Ontwikkelplan

PPS

=

Publiek-Private Samenwerking

PRT

=

Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)

PSFD

=

Production, Sustainment and Follow-on Development

RAP

=

Readiness Action Plan

RCA

=

République Central Africaine

RCP

=

Rafah Crossing Point

RC(S)

=

Regional Command (South)

RDTF

=

Redeployment Task Force

R&D

=

Research and Development

RGD

=

Rijksgebouwen Dienst

RHB

=

Rijkshoofdboekhouding

ROC

=

Regionaal Opleidingscentrum

RPV

=

Remotely Piloted Vehicles

RSM

=

Resolute Support Mission

RWT

=

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAC

=

Strategic Airlift Command

SAR

=

Search and Rescue

SBIR

=

Small Business Innovation Research

SBK

=

Sociaal Beleidskader

SFIR

=

Stabilization Force Iraq

SLA

=

Service Level Agreement

SPEER

=

Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering

SSD

=

Security Sector Development

SSO

=

Shared Service Organisatie

SSR

=

Security Sector Reform

STANAG

=

Standardisation Agreement

STARS

=

Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for Sustainable security

SVP

=

Strategisch Vastgoedplan

SZVK

=

Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht

TACTIS

=

Tactische Indoor Simulator

TF(U)

=

Task Force (Uruzgan)

TNO

=

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

UAV

=

Unmanned Aerial Vehicle

UNAMA

=

United Nations Assistance Mission in Afghanistan

UNAMID

=

United Nations African Union Mission in Dafur

UNIFIL

=

United Nations Interim Forces in Lebanon

UNDOF

=

United Nations Disengagement Observer Force

UNMIS

=

United Nations Mission in Sudan

UNMISS

=

United Nations Mission in the Republic of South Sudan

UNPOL

=

United Nations Police

UNTSO

=

United Nations Truce Supervision Organisation

USSC

=

United States Security Coordinator

VCMS

=

Versterking Civiel Militaire Samenwerking

VIP

=

Very Important Person

VJTF

=

Very High readyness Joint Response Force

VMS

=

Veiligheidsmanagementsysteem

VN

=

Verenigde Naties

VTE

=

Voltijdsequivalent

VPD

=

Vessel Protection Detachment

ZBO

=

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZUIS

=

Zeescheepvaart Uitbreidbaar Informatie Systeem