Vastgesteld 11 juni 2015
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 29 mei 2015 voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Bij brief van 9 juni 2015 zijn ze door de Minister van Veiligheid en Justitie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Ypma
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
1
Bestonden er al meerjarige vergoedingen overeenkomsten met telecomproviders? Zo ja, waarom was deze overschrijding dan niet al voorzien en meegenomen in het oorspronkelijke verplichtingenbudget? Zo ja, zijn deze vergoedingen nu verhoogd en waarom?
Ja, er waren reeds meerjarige contracten met zes telecomproviders. Het betreft kosten die de providers maken voor het aftappen en gegevensverstrekking. De huidige contracten zijn in 2014 gesloten betreffende de jaren 2014 tot en met 2016.
Er is geen sprake van een kasoverschrijding, maar van een technische mutatie in het verplichtingenbudget. De ophoging van het verplichtingenbudget betreft een correctie op het oorspronkelijk opgenomen verplichtingenbedrag 2014.
Ik verwijs u in dit kader ook naar mijn brief aan uw Kamer met als onderwerp «Begrotingsuitvoering 2014» van 26 februari 2015 (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 67).
2
Kunt u de overschrijding van 15,6 euro miljoen van het oorspronkelijke verplichtingenbudget voor de aanschaf van flitspalen nader toelichten? In hoeverre zijn nu ook het onderhoud en de vervanging van de flitspalen verwerkt in het meerjarig kader?
De overschrijding van het oorspronkelijke verplichtingenbudget is het gevolg van een verandering van de boekhoudsystematiek bij het OM die in 2014 in overleg met de Accountantsdienst Rijk (ADR) is doorgevoerd. Deze wijziging houdt in dat de meerjarige verplichtingen gerelateerd aan het verkeersbudget worden vastgelegd op het moment dat de verplichting is aangegaan. De verplichtingen die zijn opgenomen in het meerjarig kader zijn inclusief onderhoud en vervanging van flitspalen.
3
Welke projecten op het gebied van reclassering zijn doorgeschoven naar 2015? Waarom?
Het gaat met name om de projecten op het terrein persoonsgerichte aanpak overvallers in de regio’s Drenthe, Almere en Regio Zuid. Deze projecten stonden gepland voor het jaar 2014 maar zijn in de uitvoering later gestart dan gepland.
4
Waarom is op het artikel contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid 2,6 miljoen euro minder uitgeven dan begroot en 4,7 miljoen euro minder aan verplichtingen aangegaan?
Door vertraging in de uitvoering is, als saldo van overschotten en tekorten, op beleidsartikel 36 minder uitgegeven en verplicht. De vertraging deed zich met name voor bij de voorbereiding op de Global Conference on Cyberspace 2015 waarbij een deel van de uitgaven doorschoof naar 2015 en bij het verstrekken van bijdragen en opdrachten.
5
Met wat voor subsidies wordt de vreemdelingenketen versterkt nu wordt aangegeven dat er minder bijdragen zijn verstrekt dan geraamd op het onderdeel versterking vreemdelingenketen door minder aanvragen voor subsidies in 2014?
Ofschoon er in totaal weliswaar minder subsidies en bijdragen zijn toegekend aan ketenpartners, zijn er in 2014 diverse bijdragen geleverd aan projecten met juist een ketenbreed en -ondersteunend karakter. Daarbij valt te denken aan de bijdrage aan de Koninklijke Marechaussee voor diverse liaisons op Nederlandse ambassades en een bijdrage aan de Dienst Terugkeer & Vertrek voor het project «Geen kind in de cel». Ook is een bedrag voor het Coördinatiecentrum Mensenhandel geleverd.
6
Hoe komt het dat het aantal vertrekkende vreemdelingen is verminderd? Waarom is dit tijdelijk?
Het aantoonbaar ketenbreed vertrek is in 2014 uitgekomen op 8.510, in 2013 was dit 8.530. Het ketenbrede zelfstandig vertrek zonder toezicht was in 2014 een aantal van 7.440, in 2013 was dit 7.240.
Het aantoonbaar vertrek is nagenoeg gelijk gebleven. Er is een stijging zichtbaar bij het zelfstandig vertrek (2013: 3.660, 2014: 4.110), maar een daling bij het gedwongen vertrek (2013: 4.870, 2014: 4.400). Het gedwongen vertrek is afgenomen door onder andere beperkte mogelijkheden voor inbewaringstelling, zie het antwoord op vraag 26 bij het Jaarverslag 2014. Dit zal vooralsnog een blijvend dempend effect hebben op het gedwongen vertrek.
In 2014 was de aard van de asielinstroom zodanig, dat er veel inwilligingen zijn geweest van Syriërs en Eritreeërs. In vergelijking met het voorgaande jaar leidde dit tot een tijdelijke terugval in de instroom in het terugkeerproces. Deze terugval is derhalve mede gekoppeld aan de aard van de asielinstroom en de situatie in de relevante herkomstlanden. Daarmee is dus niet noodzakelijk sprake van een structurele daling van vertrekkende vreemdelingen.
(Bron cijfers: Rapportage Vreemdelingenketen 2014)