Kamerstuk 34200-V-1

Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2014

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2014

Gepubliceerd: 20 mei 2015
Indiener(s): Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34200-V-1.html
ID: 34200-V-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

Aangeboden 20 mei 2015

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 10.513,2 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 10.513,2 (in EUR 				  mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 744,2 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2014 Totaal 744,2 (in EUR 				  mln)

Inhoudsopgave Buitenlandse Zaken (V)

A.

Algemeen

6

 

Aanbieding en dechargeverlening

6

 

Leeswijzer

8

     

B.

Beleidsverslag

11

 

Beleidsprioriteiten (inclusief een tabel realisatie beleidsdoorlichtingen)

26

     
 

Beleidsartikelen:

Belangrijke financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

28

 

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

30

 

2. Veiligheid en stabiliteit

33

 

3. Europese samenwerking

38

 

4. Consulaire belangenbehartiging en het internationale uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

42

     
 

Niet-beleidsartikelen:

48

 

5. Geheim

48

 

6. Nominaal en onvoorzien

49

 

7. Apparaat

50

     
 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

53

     

C.

Jaarrekening

60

 

Verantwoordingsstaat

60

 

Samenvattende verantwoordingsstaat CBI

61

 

Jaarverantwoording Baten-lastenagentschap CBI per 31 december 2014

62

 

Saldibalans

68

 

Topinkomens

78

     

D.

Bijlagen

81

 

1. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

81

 

2. Externe inhuur

83

 

3. Afkortingen

84

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag met betrekking tot de begroting Buitenlandse Zaken (V) over het jaar 2014 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2014 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • 1. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • 2. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • 3. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • 4. de betrokken saldibalans;

  • 5. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • 6. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2014, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2014 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Zaken toegelicht, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

De begroting van Buitenlandse Zaken is in februari 2013 met een incidentele Suppletoire Begroting gesplitst in een departementale begrotingsstaat voor Buitenlandse Zaken (V) en een begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII). Met ingang van het begrotingsjaar 2014 is sprake van separate begrotingswetten voor beide hoofdstukken.

Het jaarverslag 2014 vormt in principe een spiegel van de Memorie van Toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2013 aan de Kamer is aangeboden.

De jaarverslagen en begrotingen van Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten waarin wordt ingegaan op de prioriteiten van Buitenlandse Zaken en de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2014. Daarnaast is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen.

Vervolgens is artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2014, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van in 2014 afgerond evaluatieonderzoek waarbij met name wordt ingegaan op beleidsdoorlichtingen.

Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren zijn – daar waar zinvol en haalbaar – naast en in de teksten bij de beleidsartikelen opgenomen om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2014 opgenomen. In de toelichting wordt ingegaan op de verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in 2014 voor zover deze niet zijn toegelicht bij de Eerste of Tweede Suppletoire Begroting. Waar nodig is een verwijzing naar deze begrotingen opgenomen. Met de invoering van verantwoord begroten worden de tabellen met de budgettaire gevolgen van beleid rijksbreed uniform opgesteld. Omdat de realisaties op instrumentniveau jaarlijks verschillen zijn deze voor de voorliggende jaren niet weergegeven.

Voor de artikelen zijn verschillen in de realisatie ten opzichte van de vastgestelde Ontwerpbegroting vanaf 10% op sub-artikel toegelicht, met een ondergrens van EUR 2 miljoen. Voor het niet-beleidsartikel 7 worden verschillen vanaf 1% toegelicht. Bij de verplichtingen en ontvangsten is een afwijking groter dan 10% op artikelniveau toegelicht.

Om de leesbaarheid te waarborgen worden alleen de financiële instrumenten die meer dan 3 procent van het artikelonderdeel uitmaken opgenomen in de financiële tabel. Dat betekent dat er in sommige gevallen geen uitputtende opsomming is van de financiële instrumenten per artikelonderdeel. Bij het opstellen van de Ontwerpbegroting is voor sommige uitgaven voor één instrument gekozen, terwijl in de realisatie blijkt dat uitgaven op meerdere instrumenten verwerkt zijn. Om de leesbaarheid van de tabellen financiële gevolgen van beleid te waarborgen, is ervoor gekozen om de realisatie onder te brengen bij het in de begroting genoemde instrument en niet op te splitsen.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de niet-beleidsartikelen 5–7, de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van Buitenlandse Zaken en drie bijlagen: 1) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken, 2) de externe inhuur, en 3) de afkortingen.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie. Daarnaast wordt hierin ook aandacht besteed aan het onderwerp fraude.

Groeiparagraaf

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam Verantwoord Begroten in de Tweede Kamer behandeld. De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In de twee voorliggende jaarverslagen zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften.

HGIS-jaarverslag

Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2014 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de Auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

B. BELEIDSVERSLAG

Inleiding

Het werk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken stond in 2014 voor een belangrijk deel in het teken van de ramp met MH17 die op 17 juli plaatsvond. Deze gebeurtenis heeft Nederland diep geschokt. Voor het kabinet hadden de berging en repatriëring van de slachtoffers de eerste en absolute prioriteit. Gezamenlijk met de Minister-President zette de Minister van Buitenlandse Zaken zich in om hiervoor internationaal draagvlak te verkrijgen. Daarnaast werd consulaire bijstand verleend aan de nabestaanden. Daarbij is nauw samengewerkt met andere landen die veel slachtoffers te betreuren hadden, met name Maleisië en Australië.

Nederland heeft zich in 2014 in alle relevante internationale gremia, met name de VN, de OVSE en de EU, ingezet om draagvlak te verkrijgen voor de drie doelstellingen van het kabinet: terugbrenging van de lichamen van slachtoffers en hun persoonlijke bezittingen, onafhankelijk onderzoek naar de toedracht en strafrechtelijk onderzoek naar de schuldvraag. Basis voor dit alles vormde de dankzij een actieve Nederlandse lobby tot stand gekomen VN-Veiligheidsraadresolutie 2166.

In 2014 konden 295 van de 298 slachtoffers worden geïdentificeerd. Het onderzoek naar de toedracht van de ramp wordt door de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) uitgevoerd. De voor het onderzoek benodigde wrakstukken zijn in 2014 geborgen en naar Nederland gebracht. De onderzoeksresultaten worden in de zomer van 2015 verwacht. Het strafrechtelijk onderzoek wordt uitgevoerd door het Openbaar Ministerie in samenwerking met een Joint Investigation Team (JIT), waar verschillende landen een bijdrage aan leveren.

In 2014 zag Nederland zich naast de crisis in Oekraïne geconfronteerd met toenemende destabilisatie langs de zuidgrenzen van Europa, met name in Irak, Syrië en Libië. De instabiliteit in deze regio en met name de snelle opmars van ISIS in Irak en Syrië had niet alleen ingrijpende gevolgen voor de regio zelf maar had direct en indirect ook gevolgen voor de veiligheid in Nederland en Europa. Nederland heeft zich nationaal en internationaal, langs bilaterale weg en via de VN, de OVSE, de NAVO, de EU en de anti-ISIS-coalitie ingezet om deze dreigingen het hoofd te bieden.

In het licht van de destabilisatie aan de zuidflanken, de gebeurtenissen aan de oostflank van Europa en de NAVO heeft het kabinet in november met de Beleidsbrief Internationale Veiligheid een nieuwe analyse gemaakt van de internationale veiligheidsomgeving, ter actualisering van de Internationale Veiligheidsstrategie van juni 2013.

Ook een aantal positieve gebeurtenissen dat plaatsvond in 2014 is de moeite van het belichten waard. Zo zijn tijdens de Nuclear Security Summit (NSS) concrete afspraken gemaakt over nucleaire veiligheid. Bovendien heeft het evenement – dat zowel inhoudelijk als logistiek zeer succesvol verliep – het aanzien van ons land in de wereld vergroot. Ook waren er uitgaande staatsbezoeken naar Polen, Japan en Zuid-Korea en vond een inkomend staatsbezoek van China plaats.

Tot slot werd in 2014 verder uitvoering gegeven aan de Kamerbrief «Voor Nederland, wereldwijd: samenwerken aan toonaangevende diplomatie» waarbij de Nederlandse diplomatieke dienst wordt omgevormd tot een flexibele netwerkorganisatie. Vanwege de motie Sjoerdsma c.s. hoeft 20 miljoen minder te worden bezuinigd op het postennet. Het kabinet heeft aangegeven bij de uitwerking van de motie vooral in te zetten op herallocatie van middelen van grote Westerse posten, inzet op instabiele regio’s nabij Europa en een focus op economische diplomatie, met name in opkomende markten. Daarnaast blijven de vertegenwoordigingen in Antwerpen, München, Chicago en Milaan in afgeslankte vorm bestaan. Dit geldt ook voor het consulaat-generaal in Osaka.

De Adviescommissie Modernisering Diplomatie heeft haar eindrapport gepresenteerd. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de kabinetsreactie. De aanbevelingen die gaan over de interne organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn meegenomen in de moderniseringsagenda die nu wordt uitgevoerd en de voorgestelde mijlpalen worden gebruikt om toe te zien op de voortgang.

Op 12 november 2014 vond een Algemeen Overleg plaats met de Vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken, onder meer naar aanleiding van het slotrapport Adviescommissie Modernisering Diplomatie. Na het Algemeen Overleg is de motie Van Ojik c.s. met brede steun aangenomen. De motie dient ertoe om de slagkracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het licht van de volatiele geopolitieke situatie te versterken. Daarmee werd erkend dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken gezien de internationale crises en de zich opdringende internationale agenda ten aanzien van een veilig en welvarend Nederland mensen en middelen nodig heeft. Tegelijkertijd is het belang onderstreept de moderniseringsagenda onverkort door te voeren.

Europese samenwerking

In 2014 is de Nederlandse agenda van «focus, balans & legitimiteit», zoals in het regeerakkoord opgenomen, met succes uitgevoerd. De Europese Raad nam een «Strategische Agenda» aan waarin principes en prioriteiten zijn vastgelegd. Subsidiariteit en proportionaliteit zijn in het DNA van de Europese Commissie gebracht en kwamen in de organisatie van de Commissie zelf tot uiting. Mede als gevolg van deze agenda is Frans Timmermans de Eerste Vice-President van de Europese Commissie geworden.

De Europese financiën stonden in 2014 onverminderd onder druk; onder meer de financieel-economische situaties in Frankrijk en Italië baarden zorgen. Nederland had een actieve rol in het beheersen van de eurocrisis en benadrukte steevast het belang van strikte toepassing van begrotingsregels en van structurele hervormingen. Naast de clean-exits uit steunprogramma's door Ierland, Portugal en Spanje, is het steunprogramma voor Griekenland met twee maanden verlengd. In 2015 wordt over een vervolg besloten. Nederland heeft hierbij gepleit voor het nakomen van afspraken uit het huidige programma, voordat aan een vervolg kan worden begonnen. Ook zijn belangrijke stappen genomen om de bankenunie te vervolmaken. Na een comprehensive assessment en asset quality reviews over Europese bankbalansen, begon de Europese Centrale Bank (ECB) in november met Europees bankentoezicht. De nieuwe Europese Commissie presenteerde een pakket aan maatregelen om economische groei te bevorderen, waaronder een investeringsplan, dat Nederland heeft verwelkomd. Uitwerking daarvan volgt in 2015. Nederland ziet dit pakket als onderdeel van een geïntegreerde aanpak, bestaande uit, naast investeringen, gezonde overheidsfinanciën en structurele hervormingen.

Koninkrijkszaken

Vanuit zijn Koninkrijksbevoegdheid bezocht de Minister van Buitenlandse Zaken in juni Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Op 3 juni vond op Sint Maarten het Koninkrijksoverleg Buitenlandse Betrekkingen (KOBB) plaats tussen de Minister en de Ministers-Presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Tijdens het overleg werden politieke ontwikkelingen besproken en afspraken gemaakt over onder meer de strategische reisagenda, diensten van het postennet, Memoranda of Understanding (Colombia, Dominicaanse Republiek, Panama), bijeenkomsten van internationale organisaties en de Koninkrijkskandidatuur voor de VN Veiligheidsraad.

De Kamer is op 19 september 2014 via de Kamerbrief «beleidsvisie veiligheidsbeleid Midden-Amerika en Caribisch gebied» geïnformeerd over hoe de strategische Koninkrijksbelangen op het gebied van vrede en veiligheid in de regio worden behartigd. Op 1 september 2014 is een voorstel voor een Rijkssanctiewet bij de Tweede Kamer en de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ingediend. Tijdens het KOBB werd afgesproken dat de Landen zo vroeg mogelijk bij het proces van totstandkoming van EU-sancties worden betrokken daar waar die sancties de Landen raken.

Ook zijn in 2014 de betrekkingen met Cuba aanzienlijk geïntensiveerd, hetgeen wordt geïllustreerd door het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken, het openstellen van het NUFFIC-programma en de ontvangst van een Cubaanse landbouwmissie. De toenadering tussen de VS en Cuba kan kansen voor het bedrijfsleven bieden. Op het gebied van rechten voor lesbiennes, homo's, biseksuelen en transgenders (LHBR) werd ingezet op trilaterale samenwerking met Cuba en Brazilië. In 2014 is trilaterale samenwerking op gebied van non-discriminatie met Argentinië in El Salvador van start gegaan. Verder herstelden Nederland en Suriname in 2014 de diplomatieke betrekkingen op ambassadeursniveau. Hiermee wordt recht gedaan aan de wederzijdse historische, culturele en maatschappelijke banden.

Versterkte internationale rechtsorde en de eerbiediging van de mensenrechten

Nederland kent een lange traditie als voorvechter van een sterke internationale rechtsorde als basis voor een rechtvaardige, vreedzame en welvarende wereld. Op 21 oktober 2014 werd het koninkrijk der Nederlanden gekozen in de Mensenrechtenraad (MRR) voor de periode 2015–2017. Inhoudelijk leidend voor het lidmaatschap van de MRR zijn de prioriteiten uit de nota «Respect en recht voor ieder mens».

In 2014 stonden de bescherming van mensenrechtenverdedigers, gelijke rechten voor lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders (LHBT), vrouwenrechten, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting (online en offline), het tegengaan van massale wreedheden en bescherming van burgers in conflictgebieden centraal. Inzet op deze onderwerpen zal ook in het komende jaar onverminderd worden voortgezet.

Samen met gelijkgezinden heeft Nederland in 2014 actief ingezet op bevordering van gelijke rechten voor LHBT’s wereldwijd. Dat gebeurde bijvoorbeeld tijdens de AVVN-top in september 2014 waar de Minister van Buitenlandse Zaken een bijeenkomst over dit onderwerp voorzat in aanwezigheid van onder andere de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Zeid, Secretary of State Kerry en de Argentijnse Minister van Buitenlandse Zaken. Vanuit het Mensenrechtenfonds zijn diverse projecten gesteund in onder andere Pakistan en Zuid-Afrika. De Nederlandse ambassade in Parijs organiseerde samen met het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken verschillende bijeenkomsten die zich richtten op de versterking van LHBT-organisaties in francofoon Afrika. En marge van de Olympische Spelen in Sotchi heeft Nederland tot op hoog niveau (Minister-President) zijn zorgen laten blijken over de anti-homopropagandawet die sinds 2013 in Rusland van kracht is. Ook in andere landen heeft Nederland actief zijn zorgen over anti-homowetgeving overgebracht, waaronder in Oeganda en Gambia.

Bij de inzet voor vrouwenrechten lag in 2014 wederom de nadruk op internationale en lokale vrouwenorganisaties die zich sterk maken voor politieke en economische participatie van vrouwen en het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Daarnaast is ingezet op versterking van UN WOMEN. In het kader van VN Veiligheidsresolutie 1325 organiseerde Nederland met UN WOMEN een conferentie voor Syrische vrouwen met het oog op hun participatie in de Syrische vredesonderhandelingen, in nauwe samenwerking met voormalig speciaal gezant voor Syrië van de VN en de Arabische Liga, Lakhdar Brahimi. Nederland blijft de inspanningen van de groep Syrische vrouwen ook in 2015 financieel ondersteunen.

Nederland werkt zoveel mogelijk samen in EU-verband, met andere gelijkgestemde landen en met het maatschappelijk middenveld om mensenrechtenverdedigers te ondersteunen en te beschermen. In dat kader organiseerde Nederland in samenwerking met de NGO Justitia et Pax (inmiddels Justice and Peace) de internationale conferentie Speak Truth to Power in Den Haag. Uit deze conferentie is een aantal beleidsaanbevelingen gekomen dat is gedeeld in de Raadswerkgroep Mensenrechten van de EU. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) heeft de aanbevelingen gebruikt bij het opstellen van de guidance note bij de EU-richtsnoeren voor EU-missies en ambassades bij het ondersteunen van mensenrechtenverdedigers.

De Mensenrechtentulp is in 2014 uitgereikt aan Mideast Youth. Deze organisatie bouwt online platforms om een stem te geven aan mensen die zich inzetten voor de mensenrechten. De platforms creëren een omgeving waar door (jonge) mensen kan worden gesproken over onderwerpen die taboe zijn in delen van het Midden-Oosten, zoals gelijke rechten voor LHBT, gelijke rechten voor religieuze en etnische minderheden zoals Baha’i en Koerden en de bescherming van arbeidsmigranten die onder moeilijke omstandigheden leven in grote delen van het Midden-Oosten. De websites zijn toegankelijk en interactief, zodat de boodschap breed wordt uitgedragen.

Op het gebied van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging heeft Nederland verschillende projecten opgezet in 2014. Zo heeft Nederland voor de tweede keer de South Caucasus Regional Conference on Freedom of Religion and Belief in Tbilisi georganiseerd. De conferentie bood een podium voor overleg tussen verschillende belangengroepen (orthodoxe/nationale kerken, minderheden, NGO’s en overheid) uit Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. Ook in het kader van de pilot godsdienstvrijheid zijn verschillende activiteiten ontplooid. Zo is onder andere in Nigeria een vervolgtraining gegeven voor journalisten en woordvoerders van de overheid en veiligheidsdiensten over verantwoordelijke journalistiek in het kader van etnisch en religieus conflict. Deze training was specifiek gericht op eindredacteuren van kranten en woordvoerders van veiligheidsdiensten. Tevens is in Kano, Noord Nigeria, steun gegeven aan een radiostation dat de bevolking opriep religieuze tegenstellingen tegen te gaan. Een ander voorbeeld vormt de «Imam-Priest Exchange» in Egypte met als doel de dialoog tussen leiders van religieuze groeperingen en/of de overheid te faciliteren.

Op 12 mei 2014 werden de EU-richtsnoeren voor de vrijheid van meningsuiting aangenomen door de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken. Deze richtsnoeren bieden een handvat aan EU-delegaties en ambassades van EU-lidstaten voor concrete bevordering en bescherming van de vrijheid van meningsuiting zowel online als offline.

Nederland is initiatiefnemer van de Freedom Online Coalitie (FOC). In 2014 traden ook Japan en Moldavië toe. Verder ontplooide Nederland als voorzitter van de FOC werkgroep «An Internet Free and Secure» activiteiten die zich richten op het vergroten van civil society participatie in het wereldwijde cybersecurity debat, mede met het oog op de Global Conference on Cyber Space (GCCS) in Den Haag in april 2015 en de jaarlijkse Freedom Online conferentie in Ulaanbatar in mei 2015. Nederland ontwikkelde het concept Diplohack waarbij beleidsmakers en techneuten op een creatieve en interactieve manier samenwerken om tot innovatieve oplossingen te komen van actuele vraagstukken. In 2014 vonden Diplohacks plaats in Tbilisi, Londen en Den Haag.

In VN-verband heeft Nederland zich actief ingezet om schendingen van mensenrechten in landen als Syrië, Noord-Korea en Iran aan de orde te stellen, tijdens de Mensenrechtenraad en in een aantal landenresoluties. Op initiatief van Nederland en Frankrijk is in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN de resolutie, die oproept tot mondiale bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen, met consensus aangenomen en gesteund door een record aantal delegaties vanuit alle regio’s. Ook leidde Nederland dit jaar de onderhandelingen over de jaarlijkse resolutie over het Internationaal Strafhof die in de Algemene Vergadering werd aangenomen.

In 2014 werd begonnen met uitvoering van het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten, dat in december 2013 werd gepresenteerd. Zo is de sectorrisicoanalyse uitgevoerd en wordt gewerkt aan de opvolging daarvan samen met de bedrijfssectoren in kwestie. Er is een training verzorgd voor ambtenaren over de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Nederland heeft actief de ervaringen met het opstellen en uitvoeren van het plan gedeeld met andere landen (met name in Afrika en Azië), en heeft er bij deze landen op aangedrongen ook plannen te ontwikkelen op dit thema.

In 2014 heeft Nederland zich wederom ingezet voor verdere operationalisering van het Responsibility to Protect-beginsel. In VN-verband, als co-voorzitter (met Rwanda) van de Group of Friends on Responsibility to Protect (RtoP) en door samen met Ghana een ministerieel rondetafelgesprek voor uitwisseling van best practices op het gebied van mensenrechtenbescherming als onderdeel van RtoP te organiseren. Samen met Botswana organiseerde Nederland een goedbezochte bijeenkomst van National Focal Points in Gabarone, onder andere gericht op het betrekken van het bedrijfsleven bij RtoP. Nederland spande zich daarnaast, met enkele gelijkgezinde landen, in om te onderzoeken op welke specifieke gebieden RtoP verder in de praktijk kan worden gebracht. Dit richtte zich in 2014 onder andere op het bevorderen van burgerbeschermingstrainingen van vredestroepen en het onderzoeken van de mogelijkheid om RtoP te integreren in post-conflict stabilisatieprogramma’s. Ook werd in 2014 samengewerkt met andere EU-lidstaten en overlegd met EDEO om de rol van de EU op het gebied van preventie van massale wreedheden verder vorm te geven.

In 2014 heeft Nederland zich ingezet voor verdere versterking van het Internationaal Strafhof. Om kritiek uit een aantal Afrikaanse landen te adresseren, organiseerde Nederland (in samenwerking met het Internationaal Strafhof en Noorwegen) twee seminars in Afrika over samenwerking met het Internationaal Strafhof. Ook werd een bezoekersprogramma georganiseerd voor Franstalige Afrikaanse journalisten en bloggers.

Het Libanontribunaal is in 2014 gestart met de eerste rechtszaak. De VN-tribunalen en het Special Court Sierra Leone zijn in goed overleg met Nederland overgegaan in Restmechanismes, waarvoor zetelverdragen zijn uitgewerkt. Ter bevordering van de internationale rechtsorde, en dan met name de capaciteit van landen om op nationaal niveau aan opsporing en vervolging te doen voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven, heeft Nederland zich samen met Argentinië, België en Slovenië ook in 2014 ingespannen voor een multilateraal verdrag betreffende Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdaden (MVRUIM). Dit is in diverse internationale fora, waaronder de jaarlijkse vergadering van verdragspartijen van het Internationaal Strafhof, toegelicht en door een stevige lobby van ambassades ondersteund. Het aantal landen dat het initiatief kent en actief steunt, neemt geleidelijk toe.

Ook in 2014 zijn diverse trainingen op het gebied van Protection of Civilians aangeboden aan Nederlandse militairen die hebben deelgenomen aan MINUSMA. In het kader van VNVR-resolutie 1325 zijn genderadviseurs geplaatst bij MONUSCO in de DRC en UN Women Headquarters en een expert op het gebied van seksueel geweld bij UN Women Jordanië. Ook organiseert Nederland samen met Spanje reguliere trainingen rond het thema gender in multilaterale missies.

Tot slot voert het Koninkrijk der Nederlanden wereldwijd actief campagne voor één van de twee vrijkomende niet-permanente zetels in de VN-Veiligheidsraad voor de periode in 2017–2018. In 2014 werd de campagne geïntensiveerd onder het motto «The Kingdom of the Netherlands, your partner for peace, justice and development».

Veiligheid en stabiliteit

De illegale Russische annexatie van de Krim en vervolgens het destabiliserende optreden in Oost-Oekraïne had gevolgen voor de veiligheidsanalyse en het beleid van Nederland. Inzet van Nederland was Rusland eensgezind tegemoet te treden in EU- en NAVO-kader en een antwoord te formuleren op het Russische optreden, zonder dat dit tot een gevaarlijke vorm van escalatie zou leiden. Daarbij werd steeds de juiste balans gezocht tussen enerzijds een krachtige en duidelijke reactie op het Russische optreden en anderzijds dialoog en vertrouwenwekkende, de-escalerende maatregelen. In het licht van de Oekraïne-crisis heeft de NAVO in 2014 geruststellende maatregelen genomen, waaraan ook Nederland heeft bijgedragen. Tijdens de NAVO-top in Wales werd voorts besloten dat de gereedheid en inzetbaarheid van de NAVO verhoogd dienden te worden. Nederland heeft zich in NAVO-kader hard gemaakt voor blijvende focus op alle drie de kerntaken van de NAVO – gemeenschappelijke verdediging, crisisbeheersing en coöperatieve veiligheid – en voor meer (financiële) transparantie. Nederland leverde daarnaast via onder andere de OVSE een actieve bijdrage aan de pogingen het conflict in Oekraïne te beteugelen. Na de ramp met de MH17 heeft Nederland zich ook beijverd om, met intensieve steun van de OVSE-aanwezigheid op de grond, toegang te verkrijgen tot het rampgebied. Door de Oekraïne-crisis is de focus van de OVSE – en van Nederland – in 2014 meer op het politiek-militaire vlak komen te liggen. Voor het politieke spoor speelde en speelt ook de EU een belangrijke rol. In EU-kader werd in 2014 overeenstemming bereikt over meerdere pakketten sanctiemaatregelen tegen Rusland vanwege de acties van dat land die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen.

In het licht van de toenemende instabiliteit aan de zuidflanken van Europa in het bijzonder als gevolg van de snelle opmars van ISIS, heeft Nederland internationaal aangedrongen op een gemeenschappelijke lange-termijnagenda voor de strijd tegen ISIS en het herwinnen van stabiliteit in Syrië en Irak. Nederland trad in 2014 toe tot de coalitie ter bestrijding van ISIS. Behalve een militaire bijdrage (F-16’s en trainers in Irak) is Nederland ook betrokken bij de andere sporen van de coalitie, onder andere: het tegengaan van Foreign Terrorist Fighters, het stoppen van financieringsstromen en het delegitimeren van ISIS. Ten aanzien van Syrië steunde Nederland alle (track I en II) initiatieven gericht op een politieke oplossing. Om deze te helpen bewerkstelligen, steunde Nederland daarnaast verschillende initiatieven ten behoeve van de gematigde oppositie in Syrië. Een fact finding-missie (FFM) van Buitenlandse Zaken en Defensie heeft de wenselijkheid, kansen en risico’s in kaart gebracht voor het verlenen van niet-gewapende steun aan gematigde gewapende groepen in Syrië. Nederland heeft zich binnen de EU ingezet om draagvlak te creëren en te komen tot een brede EU-strategie voor Syrië en Irak. Nederland heeft ook opgeroepen tot doorverwijzing van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof en organisaties die bewijsmateriaal vergaren ten behoeve van onderzoek en strafrechtelijke vervolging gesteund. Nederland heeft tevens initiatieven gesteund ter versterking van de rol van vrouwen in het toekomstige bestuur van Syrië.

In Libië zijn de bilaterale programma’s ondanks de verslechterde veiligheidssituatie waar mogelijk voortgezet. Sinds juli 2014 is de Nederlandse ambassade in Tripoli tijdelijk gesloten; de Nederlandse ambassadeur opereert sindsdien vanuit Tunis. Nederland steunt de VN-inspanningen onder leiding van VN-gezant León om te komen tot onderhandelingen tussen de conflictpartijen en een inclusief politiek proces.

Het door Nederland gesteunde initiatief van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kerry om het Midden-Oosten vredesproces te hervatten, is helaas mislukt. Nederland heeft zich in de zomer van 2014 actief bilateraal ingespannen voor de-escalatie van het militaire conflict tussen Israël en Gaza. Nederland heeft in 2014 met EUR 12 miljoen steun verleend aan de wederopbouw van Gaza. De bilaterale samenwerking met Israël en de Palestijnse Gebieden is verdiept via de samenwerkingsfora.

Nederland leverde voorts in 2014 een belangrijke militaire bijdrage aan de VN-missie in Mali (MINUSMA). De Nederlandse bijdrage richtte zich op het versterken van de inlichtingenketen van de missie. De Nederlanders vormden daarmee de «oren en ogen» binnen de VN-missie. Daarnaast hielpen civiele deskundigen de Malinese politie en rechtsstaat te verbeteren.

Het kabinet besloot in 2014 het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan EULEX Kosovo met twee jaar te verlengen. Ook de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Zuid-Sudan werd verlengd.

De eindevaluatie van de geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan over de periode 2011–2013 conform het Toetsingskader 2009, is op 28 augustus 2014 aan de Tweede Kamer verzonden. In 2014 werd tevens een besluit genomen over een beperkte bijdrage van Nederland aan de NAVO-vervolgmissie in Afghanistan, Resolute Support.

Nederland heeft zich verder actief ingezet voor de bestrijding van piraterij in de wateren rond Somalië, door bijdragen aan de antipiraterij-operaties van de EU (Atalanta) en de NAVO (Ocean Shield). Ook heeft Nederland, in internationaal verband, een bijdrage geleverd aan de aanpak van de onderliggende oorzaken van piraterij op het land.

Tijdens de Nuclear Security Summit in Den Haag in voorjaar 2014 zijn door de verzamelde wereldleiders concrete afspraken gemaakt over nucleaire veiligheid en het reduceren van nucleair terrorisme.

In NAVO-kader is consequent aandacht gevraagd voor nucleaire ontwapening, transparantie en het terugdringen van de rol van nucleaire wapens in militaire doctrines. Nederland heeft zich ook ingezet voor de universalisering, uitvoering en handhaving van alle belangrijke ontwapeningsverdragen. Daarnaast heeft Nederland getracht in Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) verband de rol van bruggenbouwer te spelen en bij te dragen aan de voorbereidingen voor een succesvolle NPV Toetsingsconferentie in 2015.

De inspanningen van het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) en de onderhandelingen met Iran werden nauwlettend gevolgd en (financieel) gesteund. Nederland heeft ook financieel, personeel en logistiek bijgedragen aan het monitoren van de ontmanteling van het Syrische chemische wapens-programma.

Op het terrein van wapenexportcontrole heeft Nederland zich in 2014 actief ingezet voor verdere Europese harmonisatie, transparantie en een uniforme en strikte uitvoering op het gebied van wapenexport. Op 24 december 2014 is het VN-wapenhandelsverdrag (Arms Trade Treaty) in werking getreden, ook voor Nederland, dat kort voor die tijd als zestigste land het verdrag ratificeerde.

In 2014 heeft het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de EU een nieuwe impuls gekregen, met de conclusies van de Europese Raad van december 2013 als katalysator. Vaak samen met vooral de ministers van Defensie heeft de Raad Buitenlandse Zaken in 2014 de geïntegreerde benadering verder vormgegeven, een Policy Framework for Systematic and Long-Term Defence Cooperation aangenomen, alsook een EU Defence Cyber Policy Framework. Ook heeft de Europese Raad de EU Maritieme Veiligheidsstrategie beklonken, inclusief een bijbehorend Actieplan. In alle gevallen zijn deze resultaten in lijn met de actieve interdepartementale inzet. Daarnaast was er in 2014 ruim aandacht voor het toerusten van derde landen met training en uitrusting om zelf crises te lijf te gaan alsook voor de noodzakelijke herijking van de financiële ruimte voor het GVDB.

Nederland heeft actief bijgedragen aan versterking van internationale samenwerking op het gebied van cyberdiplomatie, capaciteitsopbouw en versterken van gedragsnormen voor staten op het gebied van cyber. De Global Conference on Cyber Space die op 16 en 17 april 2015 plaatsvindt, vormt daarbij een belangrijk ijkpunt.

Nederland heeft in 2014 verder gewerkt aan versterking van de internationale samenwerking bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. In dit kader werden United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) projecten voor technische assistentie aan ontwikkelingslanden gefinancierd. Ook werd gestreefd naar nauwe bilaterale samenwerking met landen die de bron zijn van criminaliteit die Nederland raakt en naar een betere koppeling tussen handhaving en de sociaal-economische context waarbinnen deze plaatsvindt.

De opkomst van het fundamentalistisch terrorisme («jihadisme») heeft tot een stroomversnelling geleid in het versterken van het nationale sanctieregime. In 2014 zijn elf personen aan de nationale sanctielijst toegevoegd. Ook is de internationale samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding geïntensiveerd door – mede op initiatief van Nederland – het oprichten van een Foreign Terrorist Fighters werkgroep in Global Counter Terrorisme Forum (GCTF) verband en de unanieme aanname van een door Nederland geco-sponsorde VNVR-resolutie. Om de nationale en internationale inzet tegen het terrorisme te versterken en om terroristische organisaties te delegitimeren, ondersteunde Nederland verschillende niet-gouvernementele organisaties op het gebied van countering violent extremism (CVE). De EU heeft in oktober 2014 de EU-strategie ten aanzien van contraterrorisme en buitenlandse strijders met betrekking tot Syrië, Irak en ISIS aangenomen.

In onderling overleg met betrokken bewindslieden werd de invulling van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) 2014 vastgesteld en verdeeld. Daarbij werd een bedrag van EUR 41,4 miljoen overgeheveld naar de begroting van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het Stabiliteitsfonds. Binnen het Stabiliteitsfonds werden deze middelen ingezet ter ondersteuning van activiteiten in crisisgebieden gericht op stabilisatie, veiligheid en rechtsorde. Nederland droeg bijvoorbeeld bij aan de financiering van de Special Monitoring Mission van de OVSE in Oekraïne en aan diverse projecten gericht op veiligheid en stabiliteit in Syrië en omringende landen.

Naar aanleiding van overleg tussen coalitiepartners werd besloten het BIV per januari 2015 op de Defensie-begroting te plaatsen. De wijze van besluitvorming verandert hierbij niet.

Via het Matra-Zuid programma zijn democratische, rechtstatelijke en economische ontwikkelingen in met name Egypte, Jordanië, Marokko en Tunesië gesteund. Transitieprocessen in de regio verlopen verre van lineair en worden gekenmerkt door stappen vooruit en stappen terug. Ondanks het grillige karakter van deze processen zijn de Matra-Zuid fondsen voor 2014 uitgeput. In 2014 heeft de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) een evaluatie van het programma uitgevoerd. De resultaten daarvan worden begin 2015 verwacht. Deze zullen worden meegenomen in besluitvorming over de toekomst van het programma na 2015.

Energie- en grondstoffenvoorzieningszekerheid

Toegang tot en verantwoorde en duurzame winning van energie en grondstoffen is cruciaal. Nederland heeft het afgelopen jaar ingezet op versterking van bilaterale samenwerking met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op het gebied van duurzame grondstoffenwinning wereldwijd. Ook met Italië zijn de banden aangehaald. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Duitse en Italiaanse collega EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton geschreven om het concept van preventive foreign policy op de Europese agenda te krijgen. De EDEO zou graag zien dat nog meer lidstaten hierbij aansluiten, maar als startend initiatief heeft het al enig draagvlak gekregen. Ook heeft Nederland door Chatham House vervolgonderzoek laten doen naar verstoorde grondstoffenmarkten. Aanbeveling is dat nationale mededingingsautoriteiten beter samenwerken om internationale kartelafspraken tegen te gaan. De speciaal gezant Natuurlijke Hulpbronnen heeft verschillende reizen ondernomen om strategische partnerschappen te onderzoeken in onder andere Marokko Bolivia, Peru en in OESO-verband naar DRC. De president van Bolivia, Morales, is in 2014 ook in Nederland geweest om de Nederlands-Boliviaanse samenwerking op het gebied van de winning en verwerking van lithium te bespreken. Een gezamenlijk project is opgezet dat zich richt op de opleiding van Boliviaanse studenten aan de TU Delft, en op de bouw van een laboratorium en een batterijfabriek. Op het gebied van transparantie is verder onderzocht of en hoe Nederland de Extractive Industry Transparency Initiative zou kunnen implementeren. Naar verwachting kan dit in 2015 daadwerkelijk plaats gaan vinden.

Strategische relaties met belangrijke energiespelers zijn in 2014 gestart met twee opkomende energieproducenten Tanzania en Mozambique middels de Dutch Resource Facility. Focus hierbij is duurzaamheid, verbreiding en toepassing van standaarden en governance. Energiemissies uit Mexico, Cyprus, Israël, Albanië en Nigeria hebben kennis gemaakt met het Nederlandse bedrijfsleven en haar expertise op gasgebied. Energiesamenwerking met onze buurlanden, vooral met Duitsland en België, is door het Ministerie van Economische Zaken en ambassades in betreffende landen versterkt. De energiesamenwerking met Rusland is vanwege de ontwikkelingen in de Krim en Oekraïne op een laag pitje gezet. De energierelatie met de VS is verder versterkt via de EU met twee bijeenkomsten van de EU US Energy Council. De samenwerking met Brazilië en China is verder versterkt in het kader van het associatieproces van het Internationale Energieagentschap (IEA). In 2014 is eveneens een aanzet gemaakt tot verdere energiesamenwerking van de EU met de Noord-Afrikaanse regio, onder andere in het kader van het Energy Charter Treaty (ECT); in 2015 wordt dit verder uitgewerkt.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft, met het oog op de noodzaak vanaf 2016 een nieuwe polaire strategie vast te stellen, en gelet op de toenemende geopolitieke (en economische) belangstelling voor het gebied, in 2014 samen met het Ministerie van Defensie een AIV-advies gevraagd en ontvangen over buitenlandse en veiligheidspolitieke aspecten van de regio. De kabinetsreactie daarop wordt begin 2015 verstuurd. In 2014 werd door Nederland (als waarnemer) actief deelgenomen aan bijeenkomsten van de Arctische Raad.

Europese samenwerking

In februari 2014 is de Staat van de Unie, waarin de visie van het kabinet op Europa verwoord is, aan het parlement aangeboden.

Interne Markt

De Interne Markt vormt een belangrijke pijler onder de Europese samenwerking en heeft, als motor van groei en banen, al vele tastbare voordelen en welvaart opgeleverd voor burgers, consumenten en bedrijven. Het onbenutte potentieel van de Interne Markt is enorm groot. Zoals beoogd zijn in 2014 voorstellen met betrekking tot de Interne Markt Akten I (volledig) en II (in belangrijke mate) aangenomen. Ook zijn besluiten genomen over de leveringszekerheid van energie die ook de werking van de interne energiemarkt versterken. Tot slot hebben de Europese Raad en de Commissie zich gecommitteerd om in 2015 verdere stappen te zetten met betrekking tot de interne markt voor energie, diensten en digitale producten.

Institutionalia

Zoals uiteengezet in de Staat van de Unie 2014 is de agenda gericht op focus, balans en legitimiteit handen en voeten gegeven, en met succes. Deze mondde uit in een eerste «Strategische Agenda voor de Unie in tijden van Verandering» van de Europese Raad (aangenomen in juni, Kamerstuk 21 501-20, Nr. 897), waarin prioriteiten en principes zijn opgenomen. Daarnaast zijn subsidiariteit en proportionaliteit in het DNA van de Commissie gebracht en in de organisatie van de Commissie zelf tot uiting gekomen. Met de Nederlandse agenda op focus, balans en legitimiteit is invloed uitgeoefend op de «political guidelines» van Jean-Claude Juncker, de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, en kwam tot uiting in de vorming van de nieuwe Commissie, die conform de Nederlandse inzet opgezet is in clusters en waarin een Nederlandse commissaris in lijn met zijn portefeuille deze agenda in Brussel verder kan brengen. Buitenlandse Zaken richtte zich voorts, in verlengde van bovenstaande, op de institutionele vernieuwing binnen de Europese Unie (ten aanzien van verhoudingen tussen Commissie, Europees Parlement en Raad).

Subsidiariteitsexercitie

Als vervolg op de Nederlandse subsidiariteitsexercitie, werd in januari 2014 een succesvol internationaal seminar georganiseerd op het instituut Clingendael over subsidiariteit. In het verlengde daarvan is Nederland in nauwe samenwerking met een aantal gelijkgezinde lidstaten erin geslaagd om tijdens de Europese Raad van juni 2014 een aantal duidelijke prioriteiten en principes te laten vastleggen in de «Strategische Agenda voor de Unie in Tijden van Verandering», gericht op een betere focus van de EU op de essentiële zaken waarvoor de Europese samenwerking echt meerwaarde heeft.

Rechtsstatelijkheid

In maart heeft de Commissie zijn Mededeling gepubliceerd over versterking van de rechtsstatelijkheid. Zowel in de aanloop naar die Mededeling, als in de opvolging daarvan heeft Buitenlandse Zaken zich er met succes voor ingespannen om met gelijkgezinde landen binnen het kader van de huidige verdragen een EU-mechanisme tot stand te brengen dat een politieke dialoog in de Raad over rechtsstatelijkheid binnen de EU mogelijk maakt. Nederland is geslaagd in de ambitie om Raadsconclusies in de Raad Algemene Zaken te realiseren waarin een jaarlijkse dialoog over rechtsstatelijkheid in de Raad wordt gestart, alsook een mogelijkheid wordt geschapen voor het voeren van thematische discussies op dat terrein.

EU asiel- en migratiebeleid

Mede op Nederlands initiatief is de geïntegreerde aanpak van de migratieproblematiek versterkt door middel van meer coherentie en coördinatie van het interne en externe beleid van de Unie. Dit wordt onder meer geconcretiseerd in versterkte samenwerking tussen de betrokken Raadsformaties. De Nederlandse inspanning om de schaduwkanten van het vrij verkeer van werknemers ook in EU-verband aan te pakken werpt vruchten af: het debat is verschoven naar de bestrijding van onwenselijke praktijken als schijnconstructies, fraude, misbruik en de ondermijning van het gelijk speelveld.

EDEO

In 2014 werkte Nederland verder aan de opvolging van de EDEO review uit 2013. Met elf lidstaten diende Nederland een non-paper in over het toekomstig functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger en de EDEO. Dit non-paper biedt een goede basis voor verdere discussies hierover.

Uitbreiding

In 2014 werden toetredingsonderhandelingen geopend tussen de EU en kandidaat-lidstaat Servië. Albanië verkreeg, na een nieuw weegmoment op basis van een aanvullende rapportage van de Europese Commissie, de status van kandidaat-lid. De onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieakkoord tussen de EU en Kosovo konden worden afgerond; over het moment van ondertekenen door de EU en Kosovo bestaat nog geen overeenstemming in de Raad. Wederom bleef de opening van toetredingsonderhandelingen met Macedonië uit: hierover kon geen overeenstemming worden bereikt in de Raad. Nederland zette in op een strikte uitvoering van de nieuwe IPA-verordening waarin een sterkere koppeling is opgenomen tussen de stand van de hervormingen en de Europese steun die wordt toegekend. Aan Turkije wordt in de periode 2014–2020 gemiddeld EUR 50 miljoen per jaar minder steun toegekend, en deze is meer gericht op het versterken van de rechtsstaat. De korting van 50% op de pre-toetredingssteun aan Bosnië werd, bij gebrek aan voortgang, in 2014 gehandhaafd.

Ontwikkelingssamenwerking

De Europese Commissie bracht een nieuwe mededeling uit over de EU-positie ten aanzien van de post-2015 ontwikkelingsagenda. Hierover werden Raadsconclusies aangenomen. De Commissie bracht eveneens een mededeling uit over private sector ontwikkeling; hierover werden twee sets Raadsconclusies aangenomen. Nederland rondde de ratificatie af van het Intern Akkoord van het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds. Nu het instrumentarium voor de periode 2014–2020 op poten staat, besteedde Buitenlandse Zaken in 2014 veel aandacht aan outreach aan niet-gouvernementele organisaties en het bedrijfsleven over de inrichting van de Europese ontwikkelingssamenwerking en hoe deze voor hen toegankelijk is. Met vier gelijkgezinde lidstaten schreef Nederland een brief aan het extern-cluster van de nieuwe Europese Commissie waarin de inzet voor de komende periode werd vermeld: de geïntegreerde benadering van het extern beleid, beleidscoherentie voor ontwikkeling (waaronder op het gebied van handel, belastingen en textiel) en aandacht voor gender-gelijkheid staan hierin centraal.

EU Nabuurschapslanden

Op 27 maart 2014 presenteerde de Europese Commissie het jaarlijkse nabuurschapspakket met voortgangsrapportages over de tien zuidelijke en zes oostelijke nabuurschapslanden (Kamerstuk 22 112, Nr. 1855). Hierin werd een somber beeld geschetst over de voortgang in de meeste nabuurschapslanden. De doelstelling van het nabuurschapsbeleid (het helpen bevorderen van stabiliteit en welvaart aan de buitengrenzen van de EU door ondersteuning van transformatieprocessen in partnerlanden) is nog onverminderd relevant, maar de effectiviteit van het beleid laat te wensen over. De EU concludeerde dat het nabuurschapsbeleid in 2015 wordt herzien. Vooruitlopend hierop organiseerde Nederland een seminar over de effectiviteit van het Europees beleid in de zuidelijke nabuurschapslanden. Nederland diende met andere lidstaten een non-paper in met aanbevelingen voor de herziening van het nabuurschapsbeleid. Een van de aanbevelingen is dat de uitvoering van een incentive-based benadering («more for more») niet absoluut kan zijn, maar altijd wordt afgewogen tegen de bredere doelstellingen van het Europees en Nederlands buitenlandbeleid, zie de ontwikkelingen in Egypte en Oekraïne. Voor wat betreft de relatie met de landen van het Oostelijk partnerschap was de ondertekening van de associatieakkoorden tussen de EU en Oekraïne, Georgië en Moldavië een mijlpaal. De regering heeft het ratificatieproces van deze drie akkoorden onverwijld in gang gezet en de instemmingsstukken in 2014 aan de Kamer gezonden.

EU Energiebeleid

In 2014 stond de energievoorzieningszekerheid binnen de EU hoog op de Europese agenda. Het kabinet heeft zich ingezet voor de vervolmaking van de interne energiemarkt en een goede Europese energie-infrastructuur. Dit thema was sterk gekoppeld aan de discussie over het nieuwe klimaatbeleid van de EU, dat is neergelegd in het Klimaat- en Energiepakket 2030 waar de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 overeenstemming over bereikte. Nederland heeft zich, mede met het oog op de internationale klimaatonderhandelingen die eind 2015 in Parijs tot een nieuw mondiaal klimaatakkoord moeten leiden, ingezet voor een ambitieus EU klimaatbeleid met broeikasgasreductie als belangrijkste instrument. Daarbij streefde Nederland met succes naar een bindende EU-doelstelling van ten minste 40% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990. Daarnaast dient in 2030 het percentage hernieuwbare energie in de EU ten minste 27% te bedragen eveneens in lijn met de Nederlandse inzet. Verder is een EU-brede indicatieve doelstelling voor energie-efficiëntie van 27% afgesproken. Dit laatste percentage is lager dan het door Nederland gesteunde Commissievoorstel van 30%. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft in november toegezegd dat Nederland EUR 100 miljoen zal storten in het Groene Klimaatfonds (GCF). Dit bedrag zal in het voorjaar van 2015 worden ingepast in de begroting van BH&OS

Consulaire belangenbehartiging, en een versterkt beeld van Nederland in het buitenland

In 2014 is er continue aandacht geweest voor het verlenen van hulp aan Nederlanders die in het buitenland in nood verkeren en voor het snel en adequaat reageren op crises en noodsituaties, zoals bij de ramp met de MH17. Binnen een uur na het bekend worden van de ramp waren er verschillende crisisteams opgezet op verschillende locaties: een team voor versterking van de ambassade in Kiev, het crisistelefoonteam (CTT) op het departement, een team van de Nederlandse ambassade in Maleisië en SCOT-teams die naar Kuala Lumpur en Kiev zijn gereisd. In de tijd na de ramp is er onafgebroken gewerkt om alle familieleden en andere betrokkenen zo goed als mogelijk bij te staan.

Het consulaire werk bestaat echter uit meer dan het bijstaan van Nederlanders die in acute nood verkeren. Het omvat ook andere diensten aan burgers en bedrijven, zoals het verstrekken van paspoorten aan niet-ingezeten (bijna 160.000 reisdocumentaanvragen in 2014), visa (circa 490.000 in 2014), gedetineerdenbezoek (momenteel zitten er 2.250 Nederlanders vast in buitenlandse gevangenissen) en legalisatie van (82.000) Nederlandse documenten, die grotendeels betrekking hebben op handelsrelaties. Ook levert de Minister een bijdrage aan een gereguleerd personenverkeer door het opstellen van ambtsberichten. Samenwerking met Zweden, Noorwegen en België heeft er in december 2014 toe geleid dat voor het eerst een regulier ambtsbericht van Buitenlandse Zaken werd vervangen door een in Europees verband opgesteld ambtsbericht.

In 2014 zijn er scherpe keuzes gemaakt om de consulaire dienstverlening te versoberen daar waar verantwoorde alternatieven zijn en te investeren in die diensten waar een meerwaarde kan worden geboden. Zo is de dienstverlening versoberd (vooral ten aanzien van paspoortaanvragen) bij de consulaten-generaal in Antwerpen, Düsseldorf, München, Milaan en Chicago. Voor de ambassade in Brussel wordt dit onderzocht. Bij de honorair consulaten liep dit proces al. Hier staat tegenover dat sinds voorjaar 2014 paspoorten voor Nederlanders van 18 jaar en ouder een geldigheidstermijn hebben van 10 jaar. Ook is het aantal grensgemeenten waar niet-ingezeten Nederlanders een paspoort kunnen aanvragen uitgebreid. De pilot-balie van de gemeente Haarlemmermeer op Schiphol heeft meer klanten dan verwacht, maar kent ook hogere kosten.

Er zijn ook scherpe keuzes gemaakt bij het gedetineerdenbeleid dat in 2014 grondig is herzien. De vaste bezoekfrequentie van minimaal twee bezoeken per jaar, ongeacht de omstandigheden in de gevangenis en de persoonlijke situatie van de gedetineerde, is losgelaten. Gekozen is voor een meer gedifferentieerde benadering, waarbij de bezoekfrequentie is afgestemd op de specifieke detentieomstandigheden in het betreffende land. Zo kunnen we blijven garanderen dat de gedetineerden die consulaire bijstand het meest nodig hebben die ook krijgen.

Naast het versoberen van de dienstverlening heeft Buitenlandse Zaken geïnvesteerd in e-dienstverlening om het de burger makkelijk te maken de verantwoordelijkheid te nemen goed voorbereid op reis te gaan. Dit draagt bij aan de visie van BZ dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben als het gaat om hun veiligheid, ook in het buitenland. In het kader daarvan is de website voor reisadviezen het afgelopen jaar herzien en de reisapp vernieuwd. Ook heeft Buitenlandse Zaken in 2014 voorbereidingen getroffen voor de lancering in 2015 van het 24/7 consulair contact center. Dit is een hulp en advieslijn voor Nederlanders in het buitenland die de eerstelijns telefonische dienstverlening van ambassades en consulaten overneemt.

Tot slot zijn er belangrijke resultaten geboekt bij het visumbeleid. Ten aanzien van het Schengenvisumbeleid kan gemeld worden dat Moldavië het visumliberalisatie-actieplan succesvol heeft afgesloten en is toegevoegd aan de lijst visumvrije landen. De inspanningen voor het maken van visumvertegenwoordigingsafspraken met andere Schengenlanden zijn ook in 2014 voortgezet, met als belangrijkste doelen het behalen van efficiency, harmonisatie en verdergaande Europese samenwerking. Met de landen van het Koninkrijk is gewerkt aan versoepeling van de visumverlening voor het Caribisch deel. Zo werd het Caribbean Carpet ontwikkeld en hoeven houders van een geldig Schengenvisum geen Caribisch visum meer aan te vragen. Daarnaast werden diverse nationaliteiten vrijgesteld van de Caribische visumplicht.

Realisatie beleidsdoorlichtingen1 2

Art

Naam

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Geheel artikel?

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

             

Nee

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

           

3

 

1.2

Bescherming en bevordering van mensenrechten

           

4

 

2

Veiligheid en stabiliteit

             

Nee

2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid

       

X

     

2.2

Bestrijding en terugdringing van internationaal terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit5

               

2.3

Bevordering van ontwapening en wapenbeheersing, bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en het voeren van een transparant en verantwoord wapenexportbeleid

   

X

         

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

           

3

 

2.5

Bevordering van transitie in prioritaire gebieden

       

X

     

3

Europese samenwerking

             

Nee

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

           

X 6

 

3.2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

         

X

   

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

     

X

       

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 28

           

X 6

 

4

Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

             

Nee

4.1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

     

X 7

       

4.2

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

     

X 7

       

4.3

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

               

4.4

Het inzetten van Publieksdiplomatie door het Postennetwerk en BZ om het beeld van Nederland in het buitenland te versterken en op een positief realistische manier uit te dragen

               

4.5

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

X

             
X Noot
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hoofdstuk 5) en BH&OS (Hoofdstuk 17). Destijds zijn er nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor 2013 zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

X Noot
2

Bij BZ en BH&OS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

X Noot
3

De beleidsdoorlichting is een gecombineerde van beleidsdoelstelling 1.1 en 2.4. Oplevering is een jaar later, zie brief aan de Tweede Kamer van september 2014 FEZ-2014/292.

X Noot
4

De beleidsdoorlichting is afgerond. De beleidsreactie is aangehouden in verband met de ministerwisseling. Begin 2015 zal deze naar de Tweede Kamer gestuurd worden.

X Noot
5

Is overgenomen door het Ministerie van Justitie en omgezet in een evaluatie.

X Noot
6

Dit is een gecombineerde beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 3.1 en 3.4.

X Noot
7

Dit is een gecombineerde beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 4.1 en 4.2.

BELEIDSARTIKELEN

Belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen

Hieronder volgen de belangrijkste financiële ontwikkelingen op hoofdlijnen per (niet-) beleidsartikel. Een gedetailleerd overzicht treft u aan in de daaropvolgende financiële toelichting per beleidsartikel.

Hoofdstuk 5 Realisatie begroting op hoofdlijnen (bedragen in miljoenen euro)
   

Realisatie 2013

Ontwerpbegroting 2014

Realisatie 2014

Verschil realisatie – OB

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

111

106

113

7

2

Veiligheid en stabiliteit

227

275

259

– 16

3

Europese samenwerking

7.495

7.825

9.429

1.604

4

Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

67

51

48

– 3

5

Geheim

0

0

0

0

6

Nominaal en onvoorzien

4

57

0

– 57

7

Apparaat

694

754

665

– 89

           

Totaal Begroting BZ

8.598

9.069

10.513

1.445

Artikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

De hogere realisatie op dit artikel is het gevolg van een stijging van uitgaven binnen het mensenrechtenfonds. Deze toename is het gevolg van extra uitgaven die verband houden met het amendement-Voordewind c.s., waarbij extra middelen worden ingezet ter bestrijding van kinderarbeid en kinderprostitutie. Daarnaast is de core-bijdrage voor het Internationaal Strafhof overgeheveld vanuit artikel 4.

Artikel 2 Veiligheid en stabiliteit

Per saldo dalen de uitgaven voor veiligheid en stabiliteit. De mutaties bestaan uit een aantal toe- en afnames. De uitgaven voor het onderdeel «goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid» zijn toegenomen doordat de uitgaven voor het Veiligheidsfonds zijn verhoogd. Het betreft hier een extra inzet voor het conflict in Syrië en Irak. Daarnaast zijn de uitgaven voor de NAVO gestegen. Hier staat tegenover dat het budget voor bevordering van ontwapening en wapenbeheersing is gedaald als gevolg van de overheveling van budget voor de NSS naar andere departementen. Ten slotte daalde het budget als gevolg van een lagere Nederlandse contributie aan VN-crisisbeheersingsoperaties.

Artikel 3 Europese samenwerking

De stijging van het budget voor Europese Samenwerking wordt in belangrijke mate veroorzaakt doordat de EU-afdrachten zijn gestegen. De herziening van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) per lidstaat heeft geleid tot een herberekening van de EU-afdrachten. Daarnaast is de verwerking van de tweede en (een gedeelte van de) vierde aanvullende begroting 2014 en de effecten van de lente-raming van de Europese Commissie op de afdrachten opgenomen.

Artikel 4 Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

Het budget voor consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen is met name gedaald vanwege de overheveling van de bijdrage voor het Internationaal Strafhof naar artikel 1.

Artikel 6 Nominaal en Onvoorzien

De per saldo lagere uitgaven worden onder andere veroorzaakt door bijstellingen op grond van aanpassing van inflatieramingen door het Centraal Planbureau (CPB), verwerking van de HGIS-eindejaarsmarge 2013 en overboekingen naar begrotingen van andere ministeries, conform de claims die zijn verwerkt naar aanleiding van de HGIS-besluitvorming. Daarnaast heeft de HGIS in totaal EUR 50,2 miljoen, verdeeld over drie jaren, bijgedragen om het generale beeld te ontlasten. Ten slotte is de motie Sjoerdsma verwerkt die de bezuiniging op het postennet halveert via dekking uit nominaal en onvoorzien.

Artikel 7 Apparaat

De lagere realisatie bestaat uit een saldo van personele- en materiële uitgaven. De personeelsuitgaven dalen hoofdzakelijk doordat het personeelsbestand op de posten en op het departement is afgenomen omdat de invulling van de taakstellingen Rutte I en II voortvarender is doorgevoerd dan gepland. De materiele uitgaven dalen per saldo vooral omdat de kosten van huisvesting in het buitenland zijn afgenomen.

Beleidsartikel 1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

A: Algemene doelstelling

Het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde, met een blijvende inzet op mensenrechten, als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid.

Een sterke rechtsorde maakt de wereld op termijn stabieler, veiliger, vrijer en welvarender. Dit vereist goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak en voortdurende inzet tegen straffeloosheid. Deze rechtsorde is onlosmakelijk verbonden met universele mensenrechten. De bevordering van mensenrechten is daarom ook een kernelement van het Nederlands buitenlandbeleid.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De regering zet zich concreet in voor de bevordering van vrijheid en meningsuiting, waaronder in het bijzonder internetvrijheid, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, gelijke rechten voor mannen en vrouwen, de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders, de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, en de bevordering van fundamentele arbeidsnormen en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Van een effectief stelsel van internationale organisaties, inclusief financiële bijdrage, om een stabiele internationale omgeving te scheppen en de internationale rechtsorde te versterken.

  • Stimuleren van een betere mensenrechtensituatie mede door financieren en uitvoeren van projecten via bilaterale en multilaterale kanalen ter bevordering van prioritaire mensenrechtenthema’s.

Regisseren

  • Van interdepartementale coördinatie ten behoeve van een coherente en consistente Nederlandse inzet in internationale organisaties ter bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten.

Financieren

  • Bijdragen ten behoeve van goed functionerende internationale instellingen.

  • Bijdragen ter bescherming en bevordering van mensenrechten.

C: Beleidsconclusies

De beleidsdoelstellingen uit de begroting werden conform uitgevoerd. De campagne voor de Nederlandse kandidatuur voor een niet-permanente zetel in de VN-veiligheidsraad is verder uitgebouwd. Op 21 oktober 2014 werd Nederland gekozen in de Mensenrechtenraad. Dit zal het Nederlandse profiel op mensenrechtengebied verder versterken.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

141.556

116.445

95.895

87.367

8.528

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

89.562

110.611

112.990

106.237

6.753

               

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

 

48.177

56.785

53.213

52.697

516

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Carnegiestichting

   

6.517

4.400

2.117

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan Verenigde Naties

   

34.260

40.500

– 6.240

   

waarvan OESO

   

6.550

6.360

190

   

waarvan Internationaal Strafhof

   

2.998

0

2.998

               

1.2

Bescherming en bevordering van mensenrechten

 

41.385

53.826

59.777

53.540

6.237

               
 

Bijdragenovereenkomst

waarvan landenprogramma's mensenrechten

   

16.058

28.120

– 12.062

               
 

Subsidies

           
   

waarvan landenprogramma's mensenrechten

   

17.732

0

17.732

   

waarvan Wereldomroep

   

14.000

14.000

0

   

waarvan mensenrechtenfonds

   

4.087

4.000

87

               
 

bijdragen (inter) nationale organisaties

           
   

waarvan OHCHR

   

7.900

7.250

650

E: Toelichting

Verplichtingen

De verhoging van het verplichtingenbudget bestaat uit een saldo van mutaties. Vanwege het bekend worden van de daadwerkelijke uitgaven voor de bijdrage aan de Verenigde Naties kon het budget navenant naar beneden worden bijgesteld. Hier staat tegenover dat de uitgaven voor de Carnegie-stichting (huisvesting Internationaal Gerechtshof en Permanent Hof van Arbitrage) zijn toegenomen omdat bij verbouwactiviteiten extra kosten in verband met asbestverwijdering zijn gemaakt. Ook is een verplichting aangegaan voor de jaarlijkse bijdrage aan het Internationaal Strafhof. Zoals toegelicht in de Eerste Suppletoire Begrotingswet is deze bijdrage overgeheveld vanuit artikel 4.5 (een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland). Tenslotte houdt de stijging van de verplichtingen verband met de ophoging van het Mensenrechtenfonds zoals hieronder toegelicht.

Uitgaven

Artikel 1.2

De uitgaven voor bescherming en bevordering van mensenrechten zijn gestegen. Zoals toegelicht in de Eerste Suppletoire Begrotingswet wordt deze stijging met name veroorzaakt doordat het Mensenrechtenfonds is verhoogd als gevolg van het amendement-Voordewind c.s., ten behoeve van kinderarbeid en kinderprostitutie.

Beleidsartikel 2. Veiligheid en stabiliteit

A: Algemene doelstelling

Het bevorderen van de Nederlandse en internationale veiligheid en stabiliteit door doelgerichte bilaterale en multilaterale samenwerking en het bevorderen van democratische transitie in landen in Zuidoost-Europa met een EU-toetredingsperspectief en in landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

Veiligheid is geen vanzelfsprekendheid. De internationale omgeving verandert snel en ingrijpend. Wat er in de wereld om ons heen gebeurt, heeft direct gevolgen voor onze eigen veiligheid en voor onze welvaart. Veel van de grensoverschrijdende dreigingen waaraan Nederland bloot staat, zijn van een dusdanige omvang en complexiteit dat een aanpak in internationaal verband geboden is. Voorbeelden zijn de proliferatie van massavernietigingswapens, terrorisme en gewelddadig extremisme, piraterij, grensoverschrijdende criminaliteit en cyberdreigingen.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De basis voor de inzet van het kabinet op internationaal veiligheidsbeleid ligt besloten in de rijksbrede Internationale Veiligheidsstrategie. Het bevorderen van de internationale rechtsorde, de bescherming van internationale handel en verdediging van onze grenzen en die van bondgenoten staat daarin centraal. De samenhangende inzet bestrijkt defensie, diplomatie, economie en ontwikkelingssamenwerking en het strekt zich uit naar andere departementen, zoals Defensie, Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken. Uitgangspunt is om door gezamenlijke inzet en samenwerking met andere landen, internationale en maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven onze veiligheidsbelangen te behartigen.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het bevorderen van grotere veiligheid en stabiliteit. De Minister bevordert en bewaakt de coherentie en consistentie van de Nederlandse inzet in multilateraal verband, waaronder de EU, VN, NAVO en OVSE, ad hoc coalities zoals het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) en bijeenkomsten zoals de Nuclear Security Summit in 2014.

Regisseren

  • Artikel 100-procedures ter voorbereiding van besluitvorming betreffende wereldwijde inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties conform het Toetsingskader 2009, in nauwe afstemming met de Minister van Defensie.

  • Toepassing van terrorismesancties/Sanctieregeling 2007 als onderdeel van het sanctiebeleid, uitgevoerd in overeenstemming met de Ministers van Financiën en Veiligheid en Justitie.

  • In het kader van een restrictief en transparant internationaal en Nederlands wapenexportbeleid draagt de Minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijkheid voor de buitenlandpolitieke toetsing van wapenexportaanvragen. De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingszaken is eindverantwoordelijk voor het wapenexportbeleid.

Financieren

  • Bijdragen aan goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen bondgenootschappelijke veiligheid.

  • Bestrijding en terugdringing van internationaal terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit.

  • Bevordering van ontwapening en wapenbeheersing en bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens.

  • Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband.

  • Bevordering van transitie in prioritaire gebieden.

C: Beleidsconclusies

De uitvoering van het voorgenomen beleid is in grote lijnen volgens plan verlopen. De crisis in Oekraïne en de toenemende destabilisatie in met name Syrië en Irak leidden tot veel extra onvoorziene werkzaamheden en inzet, en droegen ertoe bij dat de focus op veiligheidsgebied nog meer is komen te liggen op de schil van instabiliteit rond Europa.

Vanwege de crisis in Oekraïne spitste de discussie binnen de NAVO zich meer toe op de dreiging vanuit Rusland, en het belang van collectieve verdediging. Deze crisis heeft ook de relevantie van de OVSE weer doen toenemen. De focus van Buitenlandse Zaken, en van Nederland, is in 2014 sterk op politiek-militair terrein komen te liggen.

Vanwege deze verschuivingen op veiligheidsgebied heeft Nederland (vooraf onvoorziene) bijdragen moeten leveren aan de geruststellende maatregelen van de NAVO, de inspanningen van de OVSE en de strijd tegen ISIS. Ook bilateraal zijn extra inspanningen geleverd. De toename van internationale veiligheidsdreigingen vroeg veel van de relatief beperkte en in recente jaren teruggebrachte capaciteit van Buitenlandse Zaken, zowel op het departement als op de posten.

In 2014 bleek het Budget Internationale Veiligheid niet toereikend te zijn om, naast de lopende missies, ook een grote nieuwe missie te kunnen financieren. Voor de missie in Mali is daarom een bedrag van EUR 117,8 miljoen aan het BIV toegevoegd, bestaande uit de eindejaarsmarges van het Ministerie van Defensie (EUR 58,5 miljoen) en Buitenlandse Zaken (EUR 33,8 miljoen) en een kasschuif voor geraamde ontvangsten van de VN voor de bijdrage voor MINUSMA (EUR 25,5 miljoen).

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Veiligheid en stabiliteit (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

281.561

200.307

331.171

246.167

85.004

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

256.720

226.758

258.513

275.466

– 16.953

               

2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid

 

15.945

23.321

28.010

19.710

8.300

               
 

Subsidies/bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan programma ondersteuning buitenlands beleid

   

2.175

2.500

– 325

   

waarvan Veiligheidsfonds

   

5.568

0

5.568

               
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

           
   

waarvan NAVO

   

19.078

15.695

3.383

               

2.2

Bestrijding en terugdringing van internationaal terrorisme en andere vormen van internationale

           
 

criminaliteit

 

500

500

2.074

500

1.574

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Anti-terrorisme instituut

   

500

500

0

 

Opdrachten

         
   

Cyber Security Conference 2015

   

1.574

0

1.574

               

2.3

Bevordering van ontwapening en wapenbeheersing, bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en het voeren van een transparant en verantwoord wapenexportbeleid

 

17.628

12.626

27.353

32 474

– 5 121

               
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

           
   

waarvan IAEA

   

6.955

7.320

– 365

   

waarvan OPCW

   

1.406

3.520

– 2.114

   

waarvan CTBTO

   

1.695

1.920

– 225

               
 

Opdrachten

           
   

Nuclear Security Summit

   

17.297

19.700

– 2.403

               

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

 

189.969

171.112

183.351

203.603

– 20.252

               
 

Bijdragenovereenkomst

           
   

waarvan landenprogramma's stabiliteitsfonds

   

78.861

86.500

– 7.639

 

Subsidies

           
   

waarvan landenprogramma's stabiliteitsfonds

   

18.878

0

18.878

               
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

           
   

waarvan OVSE

   

6.010

7.195

– 1.185

   

waarvan VN-contributie voor crisisbeheersingsoperaties

   

76.548

102.000

– 25.452

               

2.5

Bevordering van transitie in prioritaire gebieden

 

32.678

19.199

17.725

19.179

– 1.454

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Subsidies/opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's hervormingen Arabische Regio

   

6.737

6.850

– 113

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Subsidies/Opdrachten

           
   

waarvan MATRA-programma's

   

10.756

10.350

406

               

Ontvangsten

 

1.183

2.057

1.176

1.168

8

               

2.10

Doorberekening Defensie diversen

 

165

167

168

168

0

               

2.40

Restituties contributies

 

1.018

1.890

1.008

1.000

8

E: Toelichting

Verplichtingen

Op het artikel Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband (2.4) is het verplichtingenbudget overschreden vanwege het aangaan van een meerjarige verplichting ten behoeve van het LOTFA-programma (Law and Order Trust Fund for Afghanistan) binnen de programma’s van het Stabiliteitsfonds. Daarnaast is het verplichtingenbudget voor het Veiligheidsfonds gestegen vanwege hogere uitgaven op dit onderdeel (artikel 2.1), en zijn verplichtingen aangegaan voor de Global Conference on Cyber Space (artikel 2.2). Hier staat tegenover dat de verplichtingen voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties (artikel 2.4) en de NSS (artikel 2.2) zijn verlaagd vanwege lagere realisaties. Zie hiervoor ook de toelichting onder uitgaven.

Uitgaven

Artikel 2.1

Zoals opgenomen in de Eerste en Tweede Suppletoire Begrotingswet zijn de uitgaven voor Goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid toegenomen doordat de uitgaven voor het Veiligheidsfonds zijn verhoogd. Het betreft hier een extra inzet voor het conflict in Syrië en Irak. Daarnaast zijn de uitgaven voor de NAVO gestegen als gevolg van een additionele bijdrage aan de NAVO nieuwbouw vanwege hoger uitgevallen bouwkosten en als gevolg van een aanpassing van het betaalritme van de jaarlijkse bijdrage.

Artikel 2.3

Het budget voor Bevordering van ontwapening en wapenbeheersing is gedaald als gevolg van de overheveling van budget voor de NSS naar andere departementen. Dit ter dekking van uitgaven ten behoeve van de NSS. Daarnaast is, gebaseerd op de liquiditeitsprognose, geen betaling aan de EBRD gedaan.

Artikel 2.4

In de Eerste en Tweede Suppletoire Begrotingswet is aangegeven dat het budget voor de Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband, is afgenomen. Enerzijds is het budget gestegen als gevolg van een overheveling vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van de veiligheidssectorhervormingen en vredesopbouw alsook trainingen en capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Anderzijds wordt het budget verlaagd door een overheveling naar het artikel voor goed bestuur en wederopbouw op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ook daalde het budget als gevolg van een lagere Nederlandse contributie aan VN-crisisbeheersingsoperaties. Deze uitgaven vinden plaats na afroep door de VN en zijn mede gebaseerd op afdrachten van andere lidstaten en de liquiditeitsbehoefte binnen de verschillende operaties. Ten slotte is de contributie aan de OVSE gedaald.

Beleidsartikel 3. Europese samenwerking

A: Algemene doelstelling

De algemene doelstelling is een effectieve Europese samenwerking om de Europese Unie en haar lidstaten zo vreedzaam, welvarend en sterk mogelijk de toekomst in te loodsen. Europa is essentieel voor onze welvaart, vrijheid en veiligheid. Een actieve opstelling van Nederland in het Europese besluitvormingsproces is dan ook in het directe belang van Nederlandse burgers en bedrijven. Door consequent en constructief optreden kan Nederland zijn invloed binnen de Europese Unie vergroten. Zo kan Nederland mede vormgeven aan ontwikkelingen in Europa die direct van invloed zijn op onze economische, sociale en politieke toekomst.

B: Rol en verantwoordelijkheid

Binnen de Europese Unie zal voornamelijk gewerkt moeten worden aan het herstel van economische groei en werkgelegenheid en het weer gezond maken van de door de crisis verzwakte overheidsfinanciën van de lidstaten.

De jaarlijkse Staat van de Unie bevat de geïntegreerde visie van de regering op de Europese samenwerking en de rol van Nederland daarbij.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Regisseren

  • Het bevorderen en bewaken van de coherentie en de consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van de Europese Raad en horizontale dossiers.

  • Het interdepartementaal afstemmen van de Nederlandse inzet in de verschillende, afzonderlijke Raadsformaties.

  • Het vormgeven van het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, inclusief uitbreiding van de EU, regio’s en ontwikkelingslanden.

  • De gedachtenvorming over de institutionele structuur van de EU.

  • Het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen en het bevorderen van een Europese waardengemeenschap.

Financieren

  • De Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting en aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

  • Bijdragen aan een hechtere Europese waardengemeenschap middels een bijdrage aan de Raad van Europa.

  • Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 28 waaronder de bijdrage aan de Benelux.

C: Beleidsconclusies

In 2014 is de Nederlandse agenda van «focus, balans & legitimiteit», zoals ook in het regeerakkoord opgenomen, boven verwachting uitgevoerd. Nederland is er, in nauwe samenwerking met een aantal gelijkgezinde lidstaten, in geslaagd om tijdens de Europese Raad van juni 2014 duidelijke prioriteiten en principes te laten vastleggen in de «Strategische Agenda voor de Unie in Tijden van Verandering». Subsidiariteit en proportionaliteit zijn in het DNA van de Europese Commissie gebracht. De Nederlandse agenda kwam ook tot uiting in de vorming van de nieuwe Europese Commissie, die conform de Nederlandse inzet opgezet is in clusters. Mede als gevolg van deze agenda is Frans Timmermans de Eerste Vicepresident van de Europese Commissie geworden. Met diens benoeming tot nieuwe EU-commissaris voor betere regelgeving staat het continu verbeteren van EU-regelgeving en het terugdringen van administratieve lasten hoog op de Europese agenda. Betere regelgeving kan een sleutelrol spelen in het ondersteunen van groei en ondernemerschap.

Belangrijke resultaten die niet in de Memorie van Toelichting werden voorzien betreffen onder meer een pakket aan maatregelen dat de nieuwe Europese Commissie presenteerde om de economische groei te bevorderen, waaronder een investeringsplan dat Nederland heeft verwelkomd. Nederland ziet dit pakket als onderdeel van een geïntegreerde aanpak, bestaande uit, naast investeringen, gezonde overheidsfinanciën en structurele hervormingen.

De Nederlandse inzet voor een ambitieus EU klimaat- en energiebeleid resulteerde in het door de Europese Raad in oktober vastgestelde Klimaat- en Energie Beleidsraamwerk met een bindende EU-doelstelling van ten minste 40% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990, een aandeel van ten minste 27% in 2030 aan hernieuwbare energie in de EU en een EU-brede indicatieve doelstelling voor energie-efficiëntie van 27%. Dit laatste percentage is lager dan het door Nederland gesteunde Commissievoorstel van 30%.

Nederland heeft zich er tevens met succes voor ingespannen om met gelijkgezinde landen binnen het kader van de huidige verdragen een EU-mechanisme tot stand te brengen dat een politieke dialoog in de Raad over rechtsstatelijkheid binnen de EU mogelijk maakt. Het is boven verwachting gelukt raadsconclusies in de Raad Algemene Zaken te realiseren waarin een jaarlijkse dialoog over rechtsstatelijkheid in de Raad wordt gestart, met tevens een mogelijkheid tot thematische discussies.

De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) bracht het rapport «Strategie bij benadering: Nederlandse coalitievorming en de multi-bi benadering in het kader van de EU-besluitvorming (2008–2012)» uit. De IOB karakteriseert Nederland hierin op basis van de onderzochte casestudies als een actieve lidstaat wat betreft het vormen van ad-hoc coalities, het mobiliseren van gelijkgezinden en het bevorderen van gezamenlijk optreden. De coalitievorming verliep volgens de IOB veelal organisch langs vertrouwde patronen, waarbij gelijkgezindheid en eerdere samenwerking meestal de doorslaggevende factoren waren bij de partnerkeuze. De IOB constateert dat de onderhandelingen bij vijf van de zeven onderzochte kwesties een gewenst onderhandelingsresultaat opleverden. De IOB stelt verder vast dat de bilaterale ambassades in de Europese hoofdsteden een duidelijke toegevoegde waarde hebben in het kader van de zogenoemde multi-bi benadering, waarbij hun rol per type lidstaat varieert. In een reactie op het rapport (oktober) onderschrijft het kabinet het belang van een actieve opstelling van Nederland in de EU. Daarbij wordt vaak met gelijkgezinde lidstaten samengewerkt omdat dit de meest voor de hand liggende manier is om een doorslaggevende meerderheid te vormen.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Europese samenwerking (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

6.505.187

7.339.239

10.725.761

7.658.640

3.067.121

               

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

6.648.435

7.495.364

9.428.693

7.824.896

1.603.797

               

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

 

6.493.512

7.324.987

9.255.771

7.644.857

1.610.914

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

BNP-afdracht

   

5.748.318

4.008.033

1.740.285

   

BTW-afdracht

   

865.790

862.024

3.766

   

Landbouwheffingen

   

215.475

253.000

– 37.525

   

Invoerrechten

   

2.426.187

2.521.800

– 95.613

               

3.2

Een effectief, efficient en cohorent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

 

140.716

156.125

158.017

166.256

– 8.239

               
 

Bijdragen (inter)natioanle organisaties

           
   

Europees Ontwikkelingsfonds

   

158.017

166.256

– 8.239

               

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

 

9.989

10.142

10.000

9.923

77

               
 

Bijdragen (internationale organisaties

           
   

Raad van Europa

   

10.000

9.923

77

               

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 28

 

4.218

4.110

4.905

3.860

1.045

               
 

Opdrachten

EU voorzitterschap

   

75

0

75

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

Benelux bijdrage

   

3.979

3.860

119

   

EIPA

   

850

0

850

               

Ontvangsten

 

642.559

592.213

648.788

693.700

– 44.912

               

3.10

Perceptiekostenvergoedingen

 

642.298

591.817

648.553

693.700

– 45.147

               
   

Inning landbouwheffingen

   

53.876

63.250

– 9.374

   

Inning invoerrechten

   

594.677

630.450

– 35.773

               

3.30

Restitutie Raad van Europa

 

261

396

235

0

235

E: Toelichting

Verplichtingen

De stijging van het verplichtingenbudget wordt voor een deel verklaard door de naheffing die onder de uitgaven wordt toegelicht. Daarnaast is Nederland in 2014 een nieuwe meerjarige verplichting aangegaan van EUR 1,46 miljard voor het Europees Ontwikkelingsfonds.

Uitgaven

Artikel 3.1

Zoals toegelicht in de Eerste Suppletoire Begrotingswet wordt de stijging van de EU-afdrachten voor een deel veroorzaakt doordat de BNP afdracht aan de EU stijgt. Daarnaast zorgde – zoals toegelicht in de Tweede Suppletoire Begroting – de herziening van het Bruto Nationale Inkomen (BNI) per lidstaat voor een herberekening van de EU-afdrachten. Voor Nederland betekende dit een bruto naheffing van EUR 1,103 miljard. Aan de BNI-herberekening is ook een teruggave gekoppeld. Voor Nederland resteert na deze teruggave een netto naheffing van EUR 642,7 miljoen. Omdat over de zesde aanvullende begroting 2014, die deze teruggave regelt, in 2014 geen overeenstemming is bereikt zal de teruggave worden verrekend met de Nederlandse bijdrage voor 2015.

Beleidsartikel 4. Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

A: Algemene Doelstelling

Het verlenen van excellente consulaire diensten aan Nederlanders in nood in het buitenland, alsmede het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders in het buitenland. Daarnaast levert de Minister een bijdrage aan een gereguleerd personenverkeer door de Nederlandse inbreng in het Europese visumbeleid te verzorgen, afgifte van visa, het opstellen van ambtsberichten en het voeren van migratie-diplomatie.

Het versterken van de positie van de Nederlandse cultuur en Nederlandse belangen in het buitenland, door stimuleren van Nederlandse culturele activiteiten over de grenzen en door cultuur te relateren aan het bredere buitenlandbeleid.

Tevens neemt Nederland een bijzondere positie in als gastland van vele internationale organisaties en internationale hoven en tribunalen. Als gastland heeft Nederland de verantwoordelijkheid de in Nederland gevestigde instellingen te ondersteunen opdat deze onafhankelijk, veilig en efficiënt kunnen functioneren.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Consulaire dienstverlening

Uitvoeren:

  • visumbeleid kort verblijf van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • de bijstand aan Nederlanders in nood in het buitenland;

  • gedetineerdenbegeleiding;

  • uitbrengen van reisadviezen;

  • crisisbeheersing;

  • de afgifte van Nederlandse reisdocumenten in het buitenland en van diplomatieke en dienstpaspoorten;

  • de afgifte van consulaire akten;

  • de afgifte van machtigingen voorlopig verblijf (MVV’s);

  • de afname van inburgeringsexamens buitenland;

  • het opstellen van Individuele (IAB’s) en Algemene ambtsberichten (AAB’s).

Indicator als resultaatverantwoordelijke: het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen werd afgehandeld in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 bedroeg 93,7%, tegen 87,8% in 2013. De streefwaarde is 80%. Ook de gemiddelde behandeltermijn is in 2014 verbeterd, en afgenomen tot 6,72 dagen (in 2013: 9,41 dagen). Voor het Schengengebied is de standaard die door de EU visumcode wordt gehanteerd 15 dagen. Deze periode kan in bijzondere gevallen worden verlengd tot 60 dagen.

NB: De doorlooptijd is het aantal dagen dat zit tussen het indienen van een ontvankelijke visumaanvraag tot aan het moment van bekendmaken of uitreiken van de beslissing op de aanvraag.

Regisseren

  • Europees visum- en migratiebeleid en Caraïbisch visumbeleid.

  • Bilaterale dimensie van visum- en migratiebeleid.

Nederlandse cultuur en publieksdiplomatie

Uitvoeren

  • Aansturing van de posten.

  • Buitenlandse bezoekersprogramma’s.

  • Promotie van Nederlandse kunst in het buitenland en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector.

  • Aansturing van het Nederlands-Vlaams Huis «deBuren».

Regisseren

  • Beleidsvorming en uitvoering ten aanzien van het Internationaal Cultuurbeleid.

  • Afstemming met culturele fondsen en ondersteunende instellingen over internationale activiteiten. De algemene aansturing van deze fondsen en instellingen is de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris OCW.

  • Beleidsvorming en uitvoering op het gebied van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed.

  • Synergie tussen cultuur en het buitenlandpolitieke- en economische beleid.

De uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Aantrekkelijk vestigingsklimaat internationale organisaties

Financieren

  • Bijdragen in ondersteunende gastlandsfeer aan organisaties in Den Haag.

Regisseren

  • Als coördinerend Ministerie houdt Buitenlandse Zaken onder meer toezicht op de uitvoering van verdragen en afspraken met de organisaties.

  • Onderhoudt de contacten met de andere overheidsorganen inzake beveiliging en veiligheid.

  • Faciliteert, samen met het Ministerie van Veiligheid & Justitie de hoven en tribunalen met bijvoorbeeld visa-verlening en transport van getuigen en verdachten.

  • Samenwerking met het oog op huisvesting van de in Nederland gevestigde internationale organisaties.

C: Beleidsconclusies

De voor 2014 beoogde beleidsresultaten zijn grotendeels gerealiseerd. In tijden van versobering wordt waar mogelijk door het maken van scherpe keuzes gestreefd naar excellente dienstverlening. De belangrijkste resultaten zijn de afbouw van de consulaire dienstverlening op een aantal consulaten-generaal, de herziening van het gedetineerdenbeleid en de investeringen in e-dienstverlening, hetgeen resulteerde in een vernieuwde app waarmee de burger gemakkelijk de BZ-reisadviezen kan raadplegen en een verbetering van de kwaliteit van de reisadviezen. Deze maatregelen hebben geleid tot een moderner, gerichter, kwalitatief beter en efficiëntere consulaire dienstverlening. Ook heeft Buitenlandse Zaken in 2014 voorbereidingen getroffen voor de lancering in 2015 van het 24/7 consulair contact center. Dit is een hulp en advieslijn voor Nederlanders in het buitenland die de eerstelijns telefonische dienstverlening van ambassades en consulaten overneemt.

De uitvoering van de digitalisering van het visumaanvraagproces is vertraagd. De reden hiervoor is dat de ontwikkeling van een applicatie geen bevredigend resultaat heeft opgeleverd en daarom de samenwerking in dit project met de betreffende leverancier is beëindigd. Alternatieve mogelijkheden worden momenteel in kaart gebracht.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

 

57.193

56.913

37.800

42.311

– 4.511

             

Uitgaven:

           
               

Programma-uitgaven totaal

 

58.863

66.810

48.258

51.291

– 3.033

               

4.1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

 

11.151

14.565

9.991

13.701

– 3.710

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Epafras

   

600

600

0

   

waarvan Reclassering Nederland

   

600

600

0

               
 

Opdrachten

           
   

waarvan inkoop reisdocumenten

   

5.232

4.025

1.207

   

waarvan consulaire informatiesystemen

   

2.504

6.917

– 4.413

   

diversen consulaire dienstverlening

   

1.052

0

1.052

4.2

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

 

2.440

2.396

6.408

2.163

4.245

               
 

Opdrachten

           
   

waarvan visumverlening

   

1.434

900

534

   

waarvan ambtsberichtenonderzoek

   

126

300

– 174

   

waarvan consulaire informatiesystemen

   

4.022

0

4.022

               
 

Subsidies

           
   

diversen

   

818

860

– 42

               

4.3

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

 

7.094

5.818

5.046

7.512

– 2.466

               
 

Subsidies

           
   

waarvan bijdragen aan instituten

   

2.312

3.700

– 1.388

   

waarvan gemeenschappelijk cultureel erfgoed

   

2.733

3.800

– 1.067

               

4.4

Het inzetten van Publieksdiplomatie door het Postennetwerk en BZ om het beeld van Nederland in het buitenland te versterken en op een positief realistische manier uit te dragen

 

19.607

20.482

20.974

19.080

1.894

               
 

Bijdragenovereenkomst/subsidies/opdrachten

           
   

waarvan landenprogramma's publieksdiplomatie

   

7.465

9.817

– 2.352

   

waarvan diverse uitgaven via landen

   

4.534

0

4.534

               
 

Subsidies

           
   

waarvan Instituut Clingendael

   

2.414

2.320

94

               
 

Opdrachten

           
   

waarvan programma ondersteuning buitenlands beleid

   

3.402

3.060

342

   

waarvan bezoeken hoogwaardigheidsbekleders en uitgaven Corps Diplomatique en internationale Organisaties

   

2.745

2.150

595

   

waarvan AIV

   

413

0

413

               

4.5

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

 

18.571

23.549

5.839

8.835

– 2.996

               
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

           
   

waarvan Internationaal Strafhof

   

3.776

6.700

– 2.924

   

waarvan Speciaal Tribunaal Libanon

   

1.711

1.950

– 239

               

Ontvangsten

 

40.789

49.038

51.080

42.090

8.990

               

4.10

Consulaire dienstverlening aan Nederlanders

 

14.928

19.972

23.999

19.300

4.699

               

4.20

Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

 

25.087

28.292

26.381

22.000

4.381

               

4.40

Dooberekening Defensie diversen

 

774

774

700

790

– 90

E: Toelichting

Verplichtingen

Vanwege de vertraging van de verdere digitalisering van het visum-aanvraagproces zijn minder verplichtingen aangegaan. Daarnaast is het budget voor bijdragen aan Instituten verlaagd waardoor de verplichtingen zijn verlaagd.

Uitgaven

Artikel 4.1

Zoals gemeld in de Eerste Suppletoire Begrotingswet is het budget voor consulaire dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland verlaagd omdat een deel is ingezet voor consulaire informatiesystemen ten behoeve van de vreemdelingenketen. De geplande uitgaven ten behoeve van de vreemdelingenketen werden daarom toegevoegd aan artikel 4.2.

Artikel 4.2

Zoals gemeld in de Eerste Suppletoire Begrotingswet is ter realisatie van de kwaliteitsdoelen uit het Regeerakkoord inzake de diplomatieke dienst is afgesproken om voor de periode van drie jaar incidentele investeringsmiddelen in te zetten. Ten behoeve van de vreemdelingenketen wordt hiervan gebruik gemaakt om de consulaire dienstverlening verder te digitaliseren. Daarnaast steeg het budget als gevolg van een overheveling van het budget voor consulaire informatiesystemen (artikel 4.1) naar dit artikel.

Artikel 4.3

De lagere uitgaven op dit artikel zijn het gevolg van een aantal budgetoverhevelingen. Voor de financiering van het Dutch Design Fashion Architecture (DDFA) werd EUR 1 miljoen overgeheveld naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Daarnaast werd EUR 1,1 miljoen overgeheveld naar artikel 4.4 voor de landenprogramma’s publieksdiplomatie.

Artikel 4.5

Zoals gemeld in de Eerste Suppletoire Begrotingswet daalden de uitgaven voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland omdat de jaarlijkse bijdrage voor het Internationaal Strafhof is opgenomen onder artikel 1.1.

Ontvangsten

Artikel 4.10

Als gevolg van verhoging van de paspoortleges zijn de ontvangsten hoger dan geraamd. Ook is er een lichte toename van het aantal paspoortaanvragen.

Artikel 4.20

Als gevolg van een toename van het aantal visumaanvragen zijn de ontvangsten hoger dan geraamd.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 5. Geheim

Niet-beleidsartikel 5 Geheim (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

559

– 30

0

31

– 31

           

Uitgaven

480

163

0

31

– 31

E: Toelichting

n.v.t.

Niet-beleidsartikel 6. Nominaal en onvoorzien

Niet-beleidsartikel 6 Nominaal en onvoorzien ( x EUR 1.000)
   

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

18

3.758

1

57.011

– 57.010

             

Uitgaven:

         
           

Uitgaven totaal

18

3.758

1

57.011

– 57.010

             

6.1

Nominaal en onvoorzien

18

3.758

1

57.011

– 57.010

E: Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de kasmutatie zoals hieronder beschreven.

Uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs en koersontwikkelingen en onvoorzien. Via overboekingen naar HGIS-artikelen op diverse begrotingen werden middelen uit dit artikel voor deze doelen ingezet. Het deel van de middelen dat hiervoor niet is ingezet werd in de Tweede Suppletoire Begrotingswet als onderuitputting gemeld. Daarnaast werden verhogingen en verlagingen als gevolg van bijstellingen van de inflatieraming (pBBP) op dit artikel verwerkt.

Niet-beleidsartikel 7. Apparaat

Regeerakkoord Rutte-Asscher

Bij het Regeerakkoord Rutte-Asscher is een taakstelling gelegd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken (structureel EUR 60 miljoen) en het HGIS postennet (structureel EUR 40 miljoen). Naar aanleiding van de motie Sjoerdsma is de taakstelling op het HGIS postennet gehalveerd. Middels de Kamerbrief «Voor Nederland, Wereldwijd» is invulling gegeven aan de bezuinigingen en investeringen. In 2014 zijn de eerste besparingen op het postennet als onderdeel van de taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte-Asscher gerealiseerd. De overige bezuinigingen uit de taakstelling Rutte Asscher krijgen vooral vanaf 2015 hun beslag. Daarnaast liepen in 2014 ook nog de bezuinigingen die voortvloeien uit de taakstelling Rutte-Verhagen. Bij de behandeling van de begroting 2015 van Buitenlandse Zaken is de motie Van Ojik aangenomen. Hierin wordt de regering verzocht extra financiële middelen uit HGIS-onvoorzien in te zetten voor de versterking van diplomatieke capaciteit ter bevordering van de economische positie van Nederland, de internationale rechtsorde en vrede en veiligheid.

Het totaal van de taakstelling is in de hieronder weergegeven tabel opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de taakstellingen die zijn opgelegd onder het kabinet Rutte/Verhagen en Rutte/Asscher.

Taakstellingen apparaat

(x EUR mln)

2016

2017

2018

structureel

Taakstelling Rutte/Verhagen

82,5

86,5

90,5

90,5

Taakstelling Rutte/Asscher (incl. motie Sjoerdsma )

42,0

69,0

80,0

80,0

Extra middelen (motie Van Ojik)

– 8,0

– 16,0

– 20,0

– 20,0

Totaal

116,5

139,5

150,5

150,5

Postennet

Net als in 2013 namen in 2014 de kosten voor het postennet af doordat de posten slanker en sterker zijn gemaakt, met als doel een flexibele en moderne inzet. Het aantal uitgezonden medewerkers is afgenomen, ten gevolge van de focus en flexibilisering op de posten. De bezuinigingen zijn tevens ingevuld door versobering van de arbeidsvoorwaarden en efficiencymaatregelen. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door de verdere regionalisering van back office taken op consulair en financieel terrein in Regionale Service Organisaties (RSO’s).

Kerndepartement

De bezuinigingen Rutte-Verhagen op het kerndepartement zijn ingevuld door krimp en herinrichting van de beleidskern, centralisatie van de bedrijfsvoering, versobering en efficiencymaatregelen. Daarnaast zijn bezuinigingen behaald door automatisering en digitalisering van het archief alsmede rijksbrede samenwerking in de vorm van shared service organisaties.

Niet-beleidsartikel 7 Apparaat (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

817.218

688.056

655.015

720.123

– 65.108

           

Uitgaven1

818.372

694.372

664.790

754.195

– 89.405

             

7.1.1

Personeel

 

454.208

433.085

485.100

– 52.015

 

waarvan eigen personeel

 

445.153

422.691

478.080

– 55.389

 

waarvan inhuur extern

 

9.055

10.394

7.020

3.374

             

7.1.2

Materieel

 

240.164

230.388

262.095

– 31.707

 

waarvan ICT

 

37.820

56.868

29.300

27.568

 

waarvan bijdragen aan SSO's

 

32.032

32.114

35.770

– 3.656

 

waarvan overige materiele uitgaven

 

170.312

141.406

197.025

– 55.619

             

7.2

Koersverschillen

   

1.317

 

1.317

             

Ontvangsten

24.666

65.591

43.112

27.450

15.662

             

7.10

Diverse ontvangsten

24.666

44.290

43.112

27.450

15.662

             

7.11

Koersverschillen

 

21.301

 

pm

 
E: Toelichting

Uitgaven

De lagere realisatie bestaat uit een saldo van personele- en materiële uitgaven. Zoals ook is aangegeven in de Tweede Suppletoire Begrotingswet dalen de personeelsuitgaven hoofdzakelijk doordat het personeelsbestand op de posten is afgenomen omdat de invulling van de taakstellingen Rutte I en II voortvarender is doorgevoerd dan gepland. Daarnaast zijn uitgaven voor post-actief personeel gedaald vanwege een afname van het aantal wachtgeldgerechtigden en zijn de uitgaven op de investeringsmiddelen ter realisatie van de kwaliteitsdoelen uit het Regeerakkoord later op gang gekomen. Hierdoor schuift een deel door naar latere jaren. Ten slotte is de reservering voor de aanspraak op de werkkostenregeling komen te vervallen. Deze reservering wordt opgenomen in 2015.

De materiële uitgaven dalen per saldo omdat de kosten van huisvesting buitenland zijn afgenomen. Vanwege de invulling van de bezuiniging op het vastgoed buitenland, vonden er minder investeringen plaats dan oorspronkelijk geraamd. Daarnaast daalden de uitgaven voor onderhoud. Hier staat tegenover dat de uitgaven voor IT hoger zijn uitgevallen dan geraamd vanwege investeringen op de posten en het ministerie (plaats- en tijd onafhankelijk werken, vergroten van de bandbreedte van het IT netwerk en vervanging van het administratiesysteem van Buitenlandse Zaken). Daarnaast laten de ICT uitgaven ook een stijging zien vanwege een aanpassing in de kostensoortsystematiek. In de ontwerpbegroting was hiermee nog geen rekening gehouden.

Ontvangsten

In de Tweede Suppletoire Begrotingswet is het ontvangstenbudget reeds verhoogd van EUR 21,5 miljoen naar EUR 38,5 miljoen. De stijging is met name het gevolg van de verkoop van panden in het buitenland. Daarnaast is de garantie die eind vorig jaar is afgegeven op de Arctic Sunrise (EUR 3,6 miljoen) niet opgehaald en teruggestort. Ten slotte is de uiteindelijke realisatie EUR 3,5 miljoen hoger dan bij de Tweede Suppletoire Begrotingswet. Dit wordt met name veroorzaakt doordat ontvangsten uit voorgaande jaren zijn gerealiseerd. Het betreft vergoedingen voor afgegeven MVV’s (Machtiging tot Voorlopig Verblijf), BTW teruggaven en restituties van teveel betaalde personele uitgaven.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven en -kosten Ministerie van Buitenlandse Zaken (bedragen x EUR 1.000)
 

realisatie

begroting

 

2013

2014

2014

Kerndepartement (uitgaven)

694.372

664.790

744.195

Baten-lastendienst CBI (kosten)

27.035

20.422

26.215

Kengetallen personeel

Personeel

realisatie 2014

realisatie 2013

Loonkosten departement

   

Gemiddelde bezetting

1.732

1.678

Gemiddelde prijs

83.387

83.841

Toegelicht begrotingsbedrag

144.417

140.684

     

Loonkosten posten

   

Gemiddelde bezetting

889

926

Gemiddelde prijs

92.748

95.657

Toegelicht begrotingsbedrag

82.447

88.564

     

Totaal loonkosten ambtelijk personeel (A)

   

Gemiddelde bezetting

2.621

2.604

Gemiddelde prijs

86.562

88.042

Toegelicht begrotingsbedrag

226.864

229.249

     

Vergoedingen uitgezonden personeel (B)

   

Gemiddelde bezetting

889

926

Gemiddelde kosten

75.645

78.762

Toegelicht begrotingsbedrag

67.244

72.922

     

Loonkosten lokaal personeel (C)

   

Gemiddelde bezetting

2.130

2.179

Gemiddelde prijs

39.393

39.662

Toegelicht begrotingsbedrag

83.924

86.413

     

Overige personeelsuitgaven (D)

55.053

56.570

Totaal artikel 7.1.1. Personeel (A-D)

433.085

445.153

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management control systeem – waaronder de begrotings- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst – bewaakt BZ of de doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze worden gerealiseerd. Waar nodig wordt bijgestuurd.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar 2014 hebben voorgedaan en waarvan de informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is. Op basis van de Rijksbegrotingsvoorschriften informeren wij u over: toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer (AR) n.a.v. het rapport van bevindingen bij het jaarverslag 2013, risico’s van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) en fraude, aanschaf van ICT diensten, lopende ICT projecten, betaalgedrag en het Audit Committee.

Rechtmatigheid

Uit de controle door de Auditdienst Rijk (ADR) over 2014 is gebleken dat er geen fouten en onzekerheden zijn op artikelen van hoofdstuk V Buitenlandse Zaken die gerapporteerd moeten worden.

Totstandkoming beleidsinformatie

Verantwoord begroten

Sinds de invoering van de nieuwe begrotingssystematiek Verantwoord Begroten in 2013 dient voor iedere financiële verplichting het gebruikte financiële instrument juist te worden vastgelegd in het financiële administratiesysteem. In 2014 is gebleken dat vastlegging van financiële instrumenten niet altijd of niet juist heeft plaatsgevonden. De achtergronden en noodzaak van de financiële instrumenten, mede in het licht van een juiste jaarverantwoording aan de Kamer zullen daarom opnieuw worden verduidelijkt. In 2015 zal dit onderwerp gemonitord worden.

Evaluaties

De opsplitsing van de BZ begroting en de integratie van de DGBEB in BZ hebben gevolgen gehad voor de evaluatieprogrammering. Deze opsplitsing en de opnieuw geformuleerde beleidsdoelen hebben geleid tot twee afzonderlijke programmeringen en speciale aandacht voor de dekking per afzonderlijke programmering maar ook voor beide samen (vanwege coherentie en capaciteitsoverwegingen). Resultaat was de evaluatieprogrammering BZ 2014 en de evaluatieprogrammering BH&OS 2014 en nu die voor 2015. Ter verantwoording van 2013 zijn er twee jaarverslagen (BZ en BH&OS) gemaakt, maar wel op basis van de oude begrotingsartikelen en doelstellingen. De jaarverslagen voor 2014 zijn op basis van de nieuwe begrotingsartikelen en doelstellingen gemaakt.

Ter verbetering van de kwaliteit van decentrale evaluaties is er sinds 2013 een raamovereenkomst met acht deskundige partijen voor de uitvoering van kwalitatief goed evaluatieonderzoek. Er wordt nu voor 14 evaluaties gebruik gemaakt van dit raamwerk. In 2015 zullen de ervaringen worden geïnventariseerd en besloten worden tot eventuele verlenging. Daarnaast is in de nieuwe beoordelingssjablonen voor activiteiten een aparte paragraaf gewijd aan evaluaties waarin de criteria voor decentrale evaluaties zijn opgenomen en de redenen om een evaluatie te verrichten moeten worden geëxpliciteerd. Ter ondersteuning van de directies is een helpdesk ingericht en een handleiding opgesteld die te vinden is op het Rijksportaal.

Financieel en materieel beheer

Misbruik en oneigenlijk gebruik/fraude

BZ besteedt bij bijeenkomsten voor verschillende doelgroepen (ambassadeurs, controllers) regelmatig aandacht aan zowel integriteit van de eigen medewerkers (interne aangelegenheden) als malversaties door derden (externe aangelegenheden) en de maatregelen om deze te voorkomen en te signaleren.

Op het Rijksportaal heeft BZ een Integriteitsportaal ingericht waar BZ medewerkers in Den Haag en op de posten toegang toe hebben. Naast de in 2013 uitgebrachte Gedragscode BZ zijn op het portaal diverse documenten beschikbaar waaronder tips, voorbeelden en dilemma’s uit de praktijk en good practices. Documenten zijn in meerdere talen beschikbaar.

In 2014 is het team van vertrouwenspersonen uitgebreid van twee naar vier, waarbij ervoor gekozen is om ook een extern vertrouwenspersoon te benoemen. De informatie over de vertrouwenspersonen is eveneens beschikbaar in Engels, Frans en Spaans.

Eind 2014 zijn de beoordelingsmemoranda voor activiteiten voorzien van een uitgebreide toelichting voor de beschrijving van fraude- en corruptierisico’s. De instructies waren al beschikbaar op het Rijksportaal maar zijn nu onderdeel van de toelichting van het beoordelingssjablonen nadat door de ADR een verminderde aandacht voor deze risico’s bij de boordeling vooraf van activiteiten was geconstateerd. De beschrijving van fraude- en corruptierisico’s is onderdeel van een bredere risicoanalyse in de beoordelingssjablonen bestaande uit een beschrijving van contextrisico’s, programmarisico’s en risico’s met betrekking tot de uitvoerende organisatie inclusief mitigerende maatregelen. Als ondanks de genomen maatregelen bij de uitvoering toch sprake is van een (vermoeden van) malversatie, dan wordt de Minister zo snel mogelijk geïnformeerd, wordt onderzoek gedaan en treedt zo nodig het sanctiebeleid in werking. BZ monitort of het sanctiebeleid tot het beoogde resultaat leidt.

In de bijlage bij het jaarverslag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) is een overzicht met bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Archiefbeheer

BZ heeft naar aanleiding van de bevindingen van de ADR en de AR in 2013 over het digitaal archiefbeheer een Roadmap Digitaal Archief 2014–2016 opgesteld met als doel de tekortkomingen rond het digitaal archiefbeheer op te lossen. Met de totstandkoming van het reorganisatieplan het Handboek Archivering en de substitutieverklaring is slechts een deel van de doelstellingen voor 2014 gerealiseerd. BZ heeft er bewust voor gekozen de verantwoordelijkheid voor het archiveren bij de individuele medewerker te beleggen. Dit stelt aanmerkelijk andere eisen aan kennis en discipline aan deze medewerkers dan in het verleden het geval was. Een dergelijke cultuuromslag is niet eenvoudig en met de beschikbare capaciteit binnen de directie Bedrijfsvoering blijkt het tijdpad van enkele in de Roadmap opgenomen resultaten die hiermee samenhangen (zoals bewustzijn van het belang en versterkt draagvlak voor het werken met Sophia) te ambitieus te zijn geformuleerd. Het beschikbare kwaliteitssysteem levert informatie over het volume aan afgelegde stukken maar niet over de kwaliteit en de volledigheid van de afgelegde dossiers. Tijdens haar controle heeft de ADR geconstateerd dat sommige budgethouders en RSO’s hun stukken onvoldoende digitaal archiveren. Het kwaliteitssysteem moet daarom in 2015 doorontwikkeld worden zodat hieraan ook kwalitatieve informatie ontleend kan worden. Lacunes in dossiers betekenen een risico voor het primaire proces. Het digitale archief in 2015 krijgt dan ook onverminderde aandacht van de departementsleiding.

Mobiliteitskaart

De ADR heeft een rijksbrede lijn opgesteld waarlangs zij tot een oordeel komt over de uitgaven van de ministeries aan de mobiliteitskaart in 2014. Er is afgesproken daar waar geen interne controle (IC) heeft plaatsgevonden of de IC geeft geen representatief beeld, het in 2014 betaalde bedrag door de ADR als onzeker wordt aangemerkt. Door het ontbreken van IC bij BZ is er onzekerheid of de in rekening gebrachte reizen terecht/rechtmatig zijn gemaakt. Voor BZ gaat het om een bedrag van EUR 0,9 miljoen dat als onzeker wordt bestempeld. Dit zijn de daadwerkelijk aan MobilityMixx (leverancier mobiliteitskaart) betaalde bedragen in 2014. Op de tolerantie van het artikel is dit bedrag zeer klein, ook in samenhang met de overige onzekerheden.

Stroomlijning aansturing uitvoerende organisaties

Het voornemen om de opzet van het 2e-lijns toezicht in 2014 te actualiseren is niet gerealiseerd. Dit heeft enerzijds te maken met de noodzaak tot het stellen van prioriteiten en anderzijds met de wens om aan te sluiten bij de het project Stroomlijnen Beleid en Uitvoering. Het stroomlijnen van de aansturing van uitvoerende organisatie maakt onderdeel uit van de opdracht aan de kwartiermaker Stroomlijnen Beleid en Uitvoering, die eind vorig jaar is benoemd. De kwartiermaker presenteert begint 2015 zijn plan van aanpak op basis waarvan het 2e-lijns toezicht in 2015 zal worden geactualiseerd. Wel gerealiseerd is de verdere stroomlijning van het opdrachtgeverschap met betrekking tot de programma’s die in beheer van RVO zijn.

Interne beheersing RSO’s en posten

In 2014 hebben de RSO’s (Regionale Service Organisaties) voor alle posten een risicoanalyse uitgevoerd dan wel door de post uit laten voeren. De risicoanalyses zijn in alle regio’s vertaald naar regionale interne controle (IC) plannen. In het afgelopen jaar werd er voor het eerst gewerkt met (de uitvoering van) regionale IC-plannen. Omdat sommige RSO’s pas aan het einde van het eerste kwartaal het regionale plan in uitvoering hebben genomen, kon de kalender van de geplande IC-werkzaamheden over het eerste halfjaar 2014 niet volledig worden uitgevoerd. In de tweede helft van het jaar is dit voor een belangrijk deel ingehaald – in enkele gevallen met de inzet van extra capaciteit – en werden enkele te ambitieus opgestelde plannen bijgesteld. Bij enkele RSO’s is een medewerker (gedeeltelijk) vrijgesteld voor IC werkzaamheden. De ADR constateerde dat dit ten goede kwam aan de tijdigheid van de interne controles en de kwaliteit en diepgang ervan. In 2015 stelt iedere RSO daarom een medewerker aan die verantwoordelijk is voor de opzet en (coördinatie van de) uitvoering van het IC-plan binnen de regio.

In 2014 zijn flinke stappen gezet in de standaardisering en harmonisering van de opzet en uitvoering van de verbijzonderde interne controle binnen het postennet en de coördinatie hiervan met het departement. De aandachtspunten met betrekking tot de werkprogramma’s (actualisatie), archivering (op 24/7) en een meer uniforme rapportage worden in 2015 verder uitgewerkt.

Beheer vastgoed

In lijn met SGO5 is scheiding gemaakt tussen enerzijds beleid/kaderstelling en anderzijds de uitvoering. De rollen van de beleidsmaker, eigenaar en gebruiker zijn daarmee onafhankelijk belegd. De nieuwe directie Bedrijfsvoering (DBV) is verantwoordelijk voor het beleid en voert tevens regie op de huisvestings- en vastgoedportefeuille. Het SSO 3W is verantwoordelijk voor de uitvoering. DBV zorgt als regisseur en eigenaar voor vertaling van het beleid (primair) naar de vastgoedvraag. DBV is opdrachtgever van 3W. DBV heeft zich versterkt met een huisvestings- en vastgoed expert die vooral de regie organisatie DBV beter zal afstemmen op de huisvestingsportefeuille, de klant (het postennetwerk) en de uitvoerende organisatie (3W).

Verder is er goede voortgang gemaakt met het inzichtelijk maken van het vastgoedfonds (opbrengsten uit verkoop eigendom) en de koppeling naar de opgelegde structurele bezuiniging op de vastgoedportefeuille. De voortgang op de stroomlijning van de informatievoorziening (het Real Estate Management Informatie Systeem REMIS) verliep volgens verwachting. Een eerste set parameters en indicatoren kunnen met elkaar in verband worden gezet en zichtbaar worden gemaakt op een dashboard. In 2015 zal verder gewerkt worden aan het systeem om bezit en behoefte op tal van manieren zichtbaar te kunnen maken. Hierbij is onder andere voorzien in een koppeling met het financiële systeem (PPR) en het personeelssysteem (People Inc.). Eerste kwartaal 2015 zal de eerste fase van het systeem naar verwachting operationeel worden en vervolgens verder worden ontwikkeld.

Herinrichting financiële functie

BZ heeft het programmaplan Toekomst Financiële Functie opgesteld dat onderdeel is van het programma Modernisering Diplomatie waarin twee eindresultaten zijn gedefinieerd voor de financiële functie: vermindering van de beleids- en beheerlast en herinrichting van de financiële functie. Het programmaplan voorziet in de bundeling van de financiële administraties, herinrichting organisatie en processen financiële functie, vervanging financieel systeem en P-beleid voor de financiële functie. Onderdeel van het P-beleid is de strategische personeelsplanning van de financiële functie die door de ADR is aangehaald als best practice binnen het rijk. In 2014 is in het kader van strategische personeelsplanning gestart met een personeelsscan waaraan medewerkers vrijwillig kunnen deelnemen. Voor de bundeling van de financiële administraties is eind 2014 een kwartiermaker aangesteld die begonnen is met het opstellen van een plan van aanpak.

Vermindering beleids- en beheerlast

Het project Minder beleids- en beheerlast is onderdeel van het programma Modernisering Diplomatie. In 2014 zijn tientallen maatregelen ontwikkeld om de regeldruk te verminderen zowel op het terrein van de bedrijfsvoering als beleid. Voorbeelden van vereenvoudiging zijn onder andere nieuwe beoordelingssjablonen voor activiteiten, vereenvoudiging voorschottenbeheer, de procedure voor interdepartementaal verrekenen en het bundelen van facturen, de invoering van het principe Quality at Entry (Q@E), minder budgethouders en minder kleine budgetten, open data, wereldkaart postennet met managementinformatie, beleidskenmerken en per post de mogelijkheid door te klikken naar webpagina’s.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Grote, lopende ICT projecten

BZ wordt niet genoemd in het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie Elias met betrekking tot ICT-projecten bij de overheid. Wel heeft BZ het programma I-diplomatie (voorheen het programma digitalisering), dat plaats-, tijd en apparaat-onafhankelijk werken mogelijk moet maken, als een groot ICT-project aangemerkt en geplaatst op het Rijks-ICT dashboard. Het programma I-diplomatie wordt standaard geagendeerd bij de ambtelijke leiding. Er zijn geen risico’s m.b.t. de uitvoering en privacy die gerapporteerd moeten worden. Wel doet de ADR de aanbeveling om de uitputting van het budget via standaard voortgangsrapportages te bewaken. Daartoe moet de aansluiting van de projectadministratie op de financiële administratie beter worden geborgd en dienen gerealiseerde kosten per categorie in de financiële administratie te worden geboekt en bewaakt.

Voor de vervanging van het financiële systeem zijn in 2014 voorbereidingen getroffen ten behoeve van de aansluiting bij het systeem van I&M. Voor de vervanging van de functionaliteit van de activiteitencyclus is medio december 2014 de marktverkenning afgerond en is besloten door te gaan met SAP-Grantor Management.

De uitvoering van de digitalisering van het visumaanvraagproces is vertraagd. De reden hiervoor is dat de ontwikkeling van een applicatie geen bevredigend resultaat heeft opgeleverd en daarom de samenwerking in dit project met de betreffende leverancier is beëindigd. Alternatieve mogelijkheden worden momenteel in kaart gebracht. Gezien het grote belang van het bewerkstelligen van een betere dienstverlening voor de burger, waarvoor digitalisering essentieel is, zal hierop vol blijven worden ingezet.

Activiteiten Audit Committee

Sinds de inwerkingtreding van de Regeling Audit Committee 2012 maakt BZ onderscheid tussen een Strategisch AC waaraan het Plv. DG Managementberaad en externe leden deelnemen en een Operationeel AC zonder deze leden. Tijdens de interne evaluatie van het AC in 2014 – voorgeschreven op grond van artikel 6 van de Regeling Audit Committees 2012 – werd geconcludeerd dat niet altijd duidelijk is waar de rol van het Strategisch AC ophoudt en waar die van het Operationeel AC begint. Op verzoek van SG en FEZ zal er een nadere beschrijving van de onderscheidende AC vergaderingen worden opgesteld.

De rol van de externe leden wordt vooral gezien als «blik van buiten», als positief kritische adviseurs, die waar nodig de vinger op de zere plek kunnen leggen. De inbreng van de externe leden wordt zeer gewaardeerd. De externe leden ervaren zelf ook dat ze alle ruimte krijgen en dat ze de indruk hebben dat hun bijdrage serieus wordt genomen. De secretaris van het AC inventariseert de opvolging van de adviezen door externe leden.

Uit de documentstudie van de evaluatie blijkt dat het AC van BZ in formele zin voldoet aan de bepalingen in de Regeling Audit Committees 2012. Voor wat betreft de taakinvulling van het Strategisch AC worden de volgende mogelijkheden voor verbetering onderkend:

  • Beperking van de agenda om meer diepgang in de behandeling te bevorderen;

  • Leden vooraf meer informeren zodat er meer ruimte is voor discussie;

  • Externe leden op het juiste moment in het proces betrekken om de impact van hun inbreng te vergroten;

  • Meer focus door vooraf duidelijk te maken wat op het onderwerp precies van het AC wordt verlangd.

De frequentie en de duur van de vergaderingen wordt als goed ervaren. Wel wordt door diverse leden de suggestie gedaan om een vergadering speciaal te wijden aan een sessie over strategie of over gerichte thema’s zoals risicoanalyse. De daarbij gehanteerde werkvorm zou dan ook anders kunnen zijn.

In 2014 hebben vier vergaderingen van het Strategisch AC plaatsgevonden en drie vergaderingen van het Operationeel AC. Tijdens deze vergaderingen stonden onderwerpen op de agenda die in deze paragraaf aan de orde komen. Het AC is signalerend – op basis van risicoanalyse – en adviserend aan het SG/DG beraad ten aanzien van zwakke plekken/ risico’s in de bedrijfsvoering.

Vertrouwensfuncties

In 2014 is het project Herwaardering Vertrouwensfuncties afgerond dat tot doel heeft het aantal medewerkers in een vertrouwensfunctie zonder Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) terug te dringen. Aan de hand van de nieuwe Leidraad Aanwijzing Vertrouwensfuncties zijn alle vertrouwensfuncties tegen het licht gehouden met als resultaat dat het aantal vertrouwensfuncties is teruggebracht van 961 naar 670. Daarnaast is functieclustering ingevoerd waarbij functies met een vergelijkbare kwetsbaarheid worden gekoppeld. Met deze maatregelen is het aantal mensen dat zonder VGB op een vertrouwensfunctie is geplaatst aanzienlijk teruggebracht.

Regie op informatiebeveiliging

In 2014 is gestart met het opvolgen van de ADR aanbeveling om de taken en verantwoordelijkheden over de regiefunctie t.a.v. informatiebeveiliging (IB) en Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bij uitbesteding ICT-dienstverlening binnen de directie Bedrijfsvoering (DBV) te positioneren en te formaliseren. Hiertoe is begin 2014 een plan van aanpak geformuleerd dat in fasen wordt uitgevoerd. Binnen DBV is een Informatie Beveiligingsberaad (IBB) opgericht, voorgezeten door het hoofd Informatie Voorziening (IV) van DBV, die tevens de rol van Chief Information Security Officer (CISO) heeft. Het hoofd van de directie Veiligheid, Coördinatie en Integriteit (VCI), in zijn rol als beveiligingsambtenaar (BVA), is voorzitter van het bredere Integraal Beveiligingsoverleg (IBO) waarin ook de CISO zitting heeft. Daardoor kan de BVA toch zijn adviserende en toezichthoudende rol blijven spelen. Hiermee zijn de taken eenduidig belegd, de verantwoordelijkheden gescheiden en komt alles samen bij de PSG, die als Chief Information Officer (CIO) de lijnchef is van de CISO en als departementsleiding de lijnchef van de BVA.

In de operationele uitvoering van de I-regie en IB-activiteiten zijn in 2014 knelpunten gesignaleerd. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door uiteenlopende rolopvattingen met betrekking tot I-regie en I-beveiliging bij de betrokken spelers (DBV/IV en VCI in relatie tot het IBB). Hierdoor is onduidelijk wie – DBV/IV, VCI, IBB – verantwoordelijk is voor toezicht, beleid en uitvoering. Anderzijds speelt het gebrek aan kennis van kaders voor IB en I-regie bij de budgethouders een belangrijke rol.

Hoewel in de loop van 2014 gewerkt is aan de actualisering en verbetering van het proces van Third Party Mededelingen (TPM), blijkt BZ nog onvoldoende zelf normenkaders voor TPM’s op te stellen. Hierdoor werd sterk op de ADR gesteund. Dit levert voor BZ een kwetsbare positie op waarin zij ook nog afhankelijk is van extern ingehuurde professionals op het gebied van IB. In lijn met het plan van aanpak en het geschetste eindbeeld is inmiddels gestart met het oplossen van de bevindingen.

C. JAARREKENING

Departementale verantwoordingsstaat 2014 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (Bedragen x EUR 1.000)
     

(1)

   

(2)

   

(3)

 
 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

8.811.650

9.069.127

764.408

11.845.643

10.513.245

744.156

3.033.993

1.444.118

– 20.252

                     
 

Beleidsartikelen

8.034.485

8.257.890

736.958

11.190.627

9.848.454

701.044

3.156.142

1.590.564

– 35.914

                     

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

87.367

106.237

 

95.895

112.990

 

8.528

6.753

 

2

Veiligheid en stabiliteit

246.167

275.466

1.168

331.171

258.513

1.176

85.004

– 16.953

8

3

Europese samenwerking

7.658.640

7.824.896

693.700

10.725.761

9.428.693

648.788

3.067.121

1.603.797

– 44.912

4

Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse

                 
 

waarden en belangen

42.311

51.291

42.090

37.800

48.258

51.080

– 4.511

– 3.033

8.990

                     
 

Niet-beleidsartikelen

777.165

811.237

27.450

655.016

664.791

43.112

– 122.149

– 146.446

15.662

                     

5

Geheim

31

31

 

0

0

 

– 31

– 31

 

6

Nominaal en onvoorzien

57.011

57.011

 

1

1

 

– 57.010

– 57.010

 

7

Apparaat

720.123

754.195

27.450

655.015

664.790

43.112

– 65.108

– 89.405

15.662

BATEN-LASTENAGENTSCHAP CBI

Samenvattende verantwoordingsstaat 2014 inzake de baten-lastendienst CBI (x 1.000)
 

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

(4)

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2013

Baten-lastendienst CBI

       

Totale baten

26.511

19.934

– 6.577

26.948

Totale lasten

26.215

20.422

– 5.793

26.986

Saldo van baten en lasten

296

– 488

– 784

– 38

         

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totale kapitaaluitgaven

10

13

3

61

JAARVERANTWOORDING BATEN-LASTENAGENTSCHAP PER 31 DECEMBER 2014

Het Centrum tot Bevordering van de Import (CBI) uit ontwikkelingslanden is sinds 1 januari 1998 een baten-lastenagentschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoofddoelstelling is het verrichten van diensten die de concurrentiepositie van exporteurs in ontwikkelingslanden op de internationale en met name de Europese markt helpt versterken. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van de operationele doelstelling 1.3: «Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden» ten behoeve van de Minister voor Buitenlandse Handel en ontwikkelingssamenwerking.

Dit is de laatste reguliere jaarverantwoording van het agentschap CBI. Per 1 januari 2015 zal CBI onderdeel worden van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Het agentschap CBI wordt opgeheven in 2015.

Omschrijving

(1)

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

(2)

Realisatie 2014

(3)=(2)-(1)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

(4)

Realisatie 2013

Baten

       

Omzet moederdepartement

25.511

19.564

– 5.947

25.520

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

1.000

362

– 638

1.424

Rentebaten

0

8

8

4

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

26.511

19.934

– 6.577

26.948

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

3.827

222

– 3.605

161

Waarvan eigen personeel

1.531

166

-1.365

121

Waarvan externe inhuur

2.296

56

-2.241

40

– materiële kosten

22.176

19.915

– 2.261

26.593

Waarvan apparaat ICT

200

381

181

397

Waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

 

Afschrijvingskosten

       

– immaterieel

0

0

0

0

– materieel

212

285

73

232

Overige lasten

     

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

26.215

20.422

– 5.793

26.986

         

Saldo van baten en lasten

296

– 488

– 784

– 38

Toelichting

Omzet moederdepartement

Een kleinere hoeveelheid producten – de CBI modules – is volledig uitgevoerd. Gedeeltelijk uitgevoerde modules worden opgenomen in de balanspositie voorraden/onderhanden werken.

Omzet derden

Het project dat met financiering vanuit Ecuador wordt uitgevoerd, waarvan de beoogde einddatum in 2014 lag, is verlengd tot aan medio 2015. Hierdoor is deze balanspost lager dan verwacht.

Materiele kosten

Doordat de productie van het aantal modules lager is dan gepland, zijn de materiele kosten ook minder hoog dan gepland. Een aantal modules in uitvoering is via de balanspost onderhanden werken meegenomen naar het jaar 2015.

Personele kosten

Met de introductie van het huidige kostprijsmodel worden de toerekenbare personele kosten direct ten laste van de producten geboekt. Het betreft hier enkel de indirecte personele kosten. Als gevolg hiervan is fluctuatie mogelijk binnen deze post.

Saldo van baten en lasten

Het negatieve resultaat wordt veroorzaakt doordat de kosten van de opgeleverde CBI modules hoger waren. De CBI modules die met name hiermee te maken hadden zijn: 1) markt intelligentie 2) markttoegang EU en 3) export capaciteit opbouw. Daarnaast waren er ook CBI modules die een lager kostenniveau kenden dan was geprognosticeerd. Dat waren de modules 1) bedrijfsaudit en actieplan en 2) BSO diagnose en interventieontwerp. Bovendien zijn er minder «q’s» opgeleverd dan gepland. Dit heeft per saldo een negatief resultaat opgeleverd van afgerond € 488.000.

 

p*q

2014

Omzet verdeeld naar modules (in EUR)

   

Omzet module A

83.000 x 4

332.000

Omzet module B

37.000 x 9

333.000

Omzet module C

6.700 x 338

2.264.600

Omzet module D

15.000 x 14

210.000

Omzet module E

19.000 x 138

2.622.000

Omzet module F

14.000 x 6

84.000

Omzet module H

43.000 x 100

4.300.000

Omzet module J

5.400 x 392

2.116.800

Omzet module K

1.300 x 2.287

2.973.100

Omzet module M

129.000 x 23

2.967.000

Omzet module N

68.000 x 1

68.000

Omzet module P

34.000 x 2

68.000

Omzet module S

63.000 x 5

315.000

Omzet module T

63.000 x 7

441.000

Omzet module W

169.000 x 1

169.000

Omzet module Y

100.000 x 1

100.000

Omzet Z externe opdrachten

 

200.000

     
   

19.563.500

 

Balans 2014

Balans 2013

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

0

4

– overige materiële vaste activa

0

265

Debiteuren

313

689

Nog te ontvangen

3.888

2.586

Liquide middelen

4.094

11.283

Totaal activa

8.295

14.827

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

1.123

1.161

– afstorting surplus EV

0

0

– onverdeeld resultaat

– 488

– 38

Voorzieningen

0

0

Voorraden/Onderhanden werken

2.477

10.299

Crediteuren

992

629

Nog te betalen

4.191

2.776

Totaal passiva

8.295

14.827

Toelichting

Het boekjaar 2014 wordt afgesloten met een negatief saldo van afgerond EUR 488.000. Dit verlies wordt ten laste gebracht van de algemene reserve.

Liquide middelen

De post liquide middelen bevat 1) de rekening courant positie van het CBI bij de Rijkshoofdboekhouding 2) een projecten-bankrekening en 3) een zeer geringe kaspositie. De projecten-bankrekening wordt gebruikt ten behoeve van opdrachten die niet ten behoeve van de hoofdopdrachtgever DGIS worden uitgevoerd. Dit betreffen opdrachten van andere onderdelen van de rijksoverheid, andere overheden en organisaties. De projecten-bankrekening bevat een saldo van EUR 0,7 miljoen.

Nog te betalen

De post «Nog te betalen» bevat een bedrag van EUR 3.8 miljoen aan ontvangen voorschotten ten behoeve van het Netherlands Trust Fund bij het International Trade Centre in Geneve. Ditzelfde bedrag staat ook vermeld onder de post «Nog te ontvangen» (aan de debetzijde) van de balans als vordering van het CBI aan het International Trade Centre. CBI is budgethouder van dit fonds namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Eigen Vermogen

Het eigen vermogen bedraagt afgerond 3% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Hiermee begeeft het eigen vermogen zich binnen de gestelde agentschapskaders.

Ontwikkeling EV (in EUR)

Jaartal

Jaaromzet

Gemiddelde omzet laatste 3 jaar

Eigen vermogen

Percentage EV tov gemiddelde omzet

2012

21.543.704

23.216.030

1.160.802

5,00%

2013

26.943.840

22.258.391

1.122.980

5,05%

2014

19.925.624

22.804.389

634.727

2,78%

Kasstroomoverzicht over 2014 (Bedragen x € 1.000)
   

(1)

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(2)

Realisatie

(3)=(2)-(1)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2014 + stand depositorekeningen

– 500

3.039

3.539

2.

Totaal operationele kasstroom

1.010

387

– 627

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 10

– 16

– 6

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1

1

3.

Totaal investeringskasstroom

– 10

– 15

– 5

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

500

3.411

2.911

Toelichting

De stand per 1 januari 2014 van de rekening courant bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB) veroorzaakt met name het verschil tussen begroting en realisatie. Doordat het RHB saldo per 1 januari 2014 hoger was dan het geprognosticeerde saldo, was een (forse) toename niet noodzakelijk. Desalniettemin heeft wel een stijging van de operationele kasstroom zich voorgedaan. Dit is te wijten aan een lagere uitputting ultimo 2014 op de programma’s die het CBI uitvoert.

Vervanging van computer hardware gedurende het jaar 2014 is hoger uitgevallen. Hierdoor is het bedrag aan investeringen hoger dan was geprognosticeerd.

Doelmatigheidsindicatoren c.q. kengetallen per 31 december 2014

Omschrijving Generiek Deel

Realisatie

     

Oorspronkelijke begroting

 

2011

2012

2013

2014

2014

Kostprijzen per module

         

A- Strategische conferentie groot

83.000

83.000

83.000

83.000

83.000

B- Strategische conferentie klein

37.000

37.000

37.000

37.000

37.000

C- Bedrijfsaudit en actieplan

7.380

7.790

6.700

6.700

7.790

D- Bedrijfsontwikkeling

26.000

26.600

15.000

15.000

26.600

E- Export capaciteit opbouw

25.200

25.200

19.000

19.000

25.200

F- Certificaat

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

G- Markttoegang regionaal

23.000

23.000

23.000

23.000

23.000

H- Markttoegang EU

38.700

40.850

43.000

43.000

40.850

J- Trainingen EU

5.400

5.400

5.400

5.400

5.400

K- Training doellanden

1.500

1.500

1.300

1.300

1.500

L- Online trainingen

125

125

0

0

125

M- Markt intelligentie

140.000

140.000

129.000

129.000

140.000

N- Export intelligentie

100.000

100.000

68.000

68.000

100.000

P- Tailored intelligentie

40.000

40.000

34.000

34.000

40.000

Q- Business intelligentie

40.000

40.000

34.000

34.000

40.000

R- Import intelligentie

40.000

40.000

34.000

34.000

40.000

S – Sectorale analyse

63.000

63.000

63.000

63.000

63.000

T- BSO diagnose en interventieontwerp

63.000

63.000

63.000

63.000

63.000

U- BSOD import intelligentie beperkt

169.000

169.000

169.000

169.000

169.000

V- BSOD import intelligentie regulier

354.000

354.000

354.000

354.000

354.000

W- BSOD exportontwikkeling- en promotie beperkt

169.000

169.000

169.000

169.000

169.000

X- BSOD exportontwikkeling- en promotie regulier

354.000

354.000

354.000

354.000

354.000

Y- ITC accountmanagement

100.000

100.000

100.000

100.000

100.000

           

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

12

12

12

15

12

Saldo van baten en lasten (%)

5%

5%

– 0%

3%

5%

           

Impact kwaliteitsindicatoren

         

Totaal gerealiseerde export EU/EFTA

302.237

414.393

204.409

203.127

167.000

Exportgroei door bedrijven die deelnemen aan CBI programma’s

   

5.463.193

14.289.802

 

Aangegeven verbeterde dienst onder cliënten

28%

 

71%

 

60%

Kennis over de EU-markt

       

75%

Hogere export c.q. effectievere dienstverlening

89%

0%

0%

 

60%

*) **) Het meten van export van de deelnemende bedrijven is op instigatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangepast opdat de onafhankelijkheid van deze (monitoring) gegevens verbetert. Met de nieuwe methode wordt gedurende de uitvoering van programma’s rechtstreeks bij de deelnemende bedrijven de export gemeten. Daarnaast heeft deze nieuwe werkwijze als voordeel dat sneller gegevens kunnen worden gepresenteerd.

In 2013 is deze nieuwe methode ingevoerd. De respons van de deelnemende bedrijven is, hoewel beter dan eerder, nog niet voldoende.

De totaal gerealiseerde export EU/EFTA geeft de in 2013 gerealiseerde exporten gemiddeld per deelnemer weer.

De exportgroei geeft de toe- of afname van export in 2013 weer gerelateerd aan het referentiejaar van de respondenten. Het referentiejaar is het jaar vóór deelname aan een programma van het CBI.

Ter validatie van monitoringsinformatie wordt één jaar na afronding van een programma een externe onafhankelijke evaluatie uitgevoerd die onder andere meet wat de gerealiseerde export is geweest.

De data voor bovenstaande exportindicatoren gebaseerd op 252 bedrijven (totale populatie is 988 bedrijven; responspercentage 25,5 %). In totaal hebben 259 bedrijven zowel een exportwaarde voor het referentiejaar (baseline) als een exportwaarde voor 2013 ingevuld. Hiervan zijn zeven outliers buiten beschouwing gelaten, omdat de gerapporteerde exportwaarden dusdanig hoog en onrealistisch leken dat deze een vertekend beeld zouden geven van de exportwaarden van het geheel.

Van de 252 respondenten bevinden 163 bedrijven zich in de beginfase van het programma; zij zijn in 2013 voor het eerst op de internationale markt gepresenteerd. Dit verklaart hun nog relatief lage exportwaarden in 2013.

99 van de 252 respondenten hebben als waarden voor de exporten zowel in het referentiejaar als in jaar 2013 een nulwaarde opgegeven. Daartegenover staat dat 27 bedrijven meer dan twee keer de gemiddelde exportgroei per bedrijf hebben bereikt.

***) In 2014 zijn geen BSOD-evaluaties uitgevoerd. Op dit moment worden verschillende BSOD-evaluaties uitgevoerd. Naar verwachting zullen deze in 2015 afgerond worden. De evaluaties betreffen zes Business Support Organisations die zijn ondersteund door CBI. De BSO’s zitten in Afrika, Latijns-Amerika, Oost-Europa en Azië. In de volgende jaarrapportage zal worden gerapporteerd over de uitkomsten van deze evaluaties. Een meer geschikte doelmatigheidsindicator wordt ontwikkeld om de effectiviteit van Business Support Organisation Development te meten.

****) Voor 2014 is geen kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van de CBI marktinformatie. Wel is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder zowel exporteurs als medewerkers van BSO’s. Exporteurs hebben in dit onderzoek onder andere aangegeven dat de CBI marktinformatie: 1) hun kennis van de Europese markt heeft vergroot; 2) hen heeft geholpen om strategische keuzes te maken en 3) hen heeft geholpen een bedrijfsprofiel te ontwikkelen om te presenteren aan importeurs.

*****) Op deze indicator kan het CBI niet rapporteren omdat niet meer op trainingen wordt gerapporteerd. Medewerkers van BSO’s hebben tijdens het verdiepingsonderzoek aangegeven intensief gebruik te maken van de marktinformatie van het CBI. Alle BSO’s die deelnamen aan het onderzoek gebruiken de marktinformatie in periodieke publicaties voor (potentiele) exporteurs. De marktinformatie wordt door BSO’s ook gebruikt om antwoord te geven op specifieke vragen van exporteurs over de Europese markt. Een aantal BSO’s heeft aangegeven de marktinformatie ook te hebben geïntegreerd in hun website, om deze zo te presenteren aan hun cliënten.

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2014 EN TOELICHTING BEGROTING MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

I Saldibalans per 31 december 2014

 

x EUR 1.000

 

x EUR 1.000

 

2014

2013

 

2014

2013

1

Uitgaven ten laste van de begroting

10.513.235

8.597.828

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

744.156

758.600

3

Liquide middelen

43.361

46.862

4a

Rekening-courant RHB

9.817.798

7.894.442

4

Rekening courant RHB

0

0

5a

Begrotingsreserves

152.096

135.083

5

Rekening courant RHB

Begrotingsreserve

152.096

135.083

       

6

Intra-comptabele vorderingen

105.484

42.492

7

Intra-comptabele schulden

100.126

34.140

Intra-comptabele activa

10.814.176

8.822.265

Intra-comptabele passiva

10.814.176

8.822.265

 

10

Extra-comptabele vorderingen

10.954

16.707

10a

T.r. extra-comptabele vorderingen

10.954

16.707

11a

T.r. extra comptabele schulden

191

174

11

Extra comptabele schulden

191

174

12

Voorschotten

315.675

301.221

12a

T.r. voorschotten

315.675

301.221

14a

T.r. openstaande verplichtingen

2.314.896

982.496

14

Openstaande verplichtingen

2.314.896

982.496

Extra-comptabele activa

2.641.716

1.300.598

Extra-comptabele passiva

2.641.716

1.300.598

 

Totaal activa

13.455.892

10.122.863

Totaal passiva

13.455.892

10.122.863

II Inleiding

1. Algemeen

Per 1 januari 2013 is de balans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gesplitst in Buitenlandse Zaken (BZ) (V) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH&OS) (XVII). Dit betreft de begroting van Buitenlandse Zaken. Bij het splitsen van de saldibalans zijn enkele uitgangspunten gekozen. Per hoofdstuk zullen de uitgangspunten kort worden toegelicht.

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2014, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën.

Onder het intracomptabele deel zijn alle liquide middelen van het Ministerie opgenomen (m.u.v. de RHB rekening van BH&OS) . De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste c.q. ten gunste van de begrotingen van BZ in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. De corporate rate 2014 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,76 EUR. Voor 2015 is deze 0,74 EUR.

De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) asset waarde.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2014

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 10.513.235 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Uitgaven ten laste van de begroting

10.513.235

8.597.828

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van Buitenlandse Zaken in het jaar 2014 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2014 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 744.156 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Ontvangsten ten gunste van de begroting

744.156

758.600

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2014 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet 43.361 x EUR 1.000)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het departement en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasury beleid is er, met betrekking tot de gelden van hoofdstuk V van de Rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rentederving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol. Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven m.b.t. BH&OS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BH&OS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

3.1 Kassaldi

2.910

3.220

3.2 Banksaldi

40.991

47.639

3.3 Gelden onderweg

– 540

– 3.997

Totaal

43.361

46.862

3.1 Kassaldi (debet 2.910 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Reguliere kassaldi

1.077

1.297

Noodreserve posten

1.833

1.923

Totaal

2.910

3.220

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken en kasbetalingen te beperken. Naast de normale kassaldi worden op diverse Vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten. Enkele vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet 40.991 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Banksaldo

40.991

47.639

Het aanwezige banksaldo ontstaat door bankrekeningen die BZ aanhoudt in het buitenland, in beheer bij de Nederlandse vertegenwoordigingen.

3.3 Gelden onderweg (credit 540 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Kruisposten

50

424

Betalingsopdrachten vertegenwoordigingen

– 590

– 821

Bankgaranties

0

– 3.600

Totaal

– 540

– 3.997

Betalingsopdrachten vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de Vertegenwoordigingen. De bankgarantie met betrekking tot het dossier van de Arctic Sunrise is in 2014 verlopen.

4a Rekening-courant RHB (credit 9.817.798 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Rekening-courant RHB

9.811.774

7.874.617

Te verrekenen tussen BZ en BH&OS

6.024

19.825

Totaal

9.817.798

7.894.442

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BH&OS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Gedurende het jaar wordt er per maand achter af een verrekening gemaakt tussen de RHB rekening BH&OS en BZ. Omdat dit alleen achteraf plaats kan vinden zal er per eindejaar altijd een nog te verrekenen bedrag overblijven.

5 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve) (debet 152.096 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Begrotingsreserve FOM

102.096

102.083

Begrotingsreserve FIB

33.000

33.000

Begrotingsreserve DGGF

17.000

0

Totaal

152.096

135.083

De begrotingsreserves komen in hun geheel tot uitdrukking op de balans van BZ. Voor toelichting zie hoofdstuk 5a.

5a Begrotingsreserve (credit 152.096 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Begrotingsreserve FOM

102.096

102.083

Begrotingsreserve FIB

33.000

33.000

Begrotingsreserve DGGF

17.000

0

Totaal

152.096

135.083

Met de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) stimuleert BH&OS investeringen van Nederlandse ondernemingen in opkomende markten door het verstrekken van een garantie aan de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) voor (middel)lange termijnfinancieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. Voor de FOM wordt bij de Rijkshoofdboekhouding een begrotingsreserve aangehouden. Op deze begrotingsreserve worden de aan de Staat verschuldigde provisies en door de Staat ontvangen bedragen (o.a. recuperaties op uitbetaalde schades) gestort. Daarnaast worden de door het Rijk verschuldigde bedragen (schades) onttrokken aan de reserve. In 2014 was geen extra storting nodig om de borgstellingsruimte op peil te houden.

De FIB (Finance for International Business) reserve is gevormd bij de overgang van het instrument SENO/GOM naar het Ministerie van Financiën waar dit instrument onderdeel is geworden van de reguliere EKV. De toenmalig bestaande reserve t.b.v. «SENO/GOM» is voor het grootste deel meeverhuisd naar het Ministerie van Financiën. Een gedeelte van EUR 40 miljoen is achtergebleven bij EZ ter financiering van het instrument Package4Growth. Sinds de vorming van de reserve is er EUR 7 miljoen opgenomen waardoor de begrotingsreserve nu een saldo van EUR 33 miljoen vertoont. In 2014 hebben er zich geen mutaties voorgedaan in de reserve.

De begrotingsreserve DGGF (Dutch Good Growth Fund) is in 2014 ingesteld voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF en heeft betrekking op de te verlenen garanties door RVO en Atradius DSB. Met het DGGF stimuleert BH&OS investeringen van Nederlandse ondernemingen in ontwikkelingslanden. Op deze begrotingsreserve worden de aan de Staat verschuldigde provisies en door de Staat ontvangen bedragen (o.a. recuperaties op uitbetaalde schades) gestort. Daarnaast worden de door het Rijk verschuldigde bedragen (schades) onttrokken aan de reserve. De storting van EUR 17 miljoen creëert een borgstellingsruimte van EUR 54 miljoen voor het onderdeel van Atradius. De verhouding tussen de reservering en de borgstellingsruimte is 1:3 voor onderdeel 3 dat door Atradius wordt uitgevoerd. Voor RVO is nog geen reservering opgenomen. Hoewel beleidsmatig het instrument begrotingsreserve toe te rekenen valt onder de BH&OS begroting is er wel voor gekozen deze op te nemen op BZ balans omdat het hier enkel de liquide middelen van de begrotingsreserve betreft.

6 Intra-comptabele vorderingen (debet 105.484 x EUR 1.000)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

6.1 Ministeries

12.648

12.886

6.2 Persoonlijke rekeningen

632

502

6.3 Externe debiteuren

89.075

25.986

6.4 Overige vorderingen

3.129

3.118

Totaal

105.484

42.492

Alle intra-comptabele vorderingen worden verantwoord op de balans van BZ. Voor toelichting op stijging 6.3 zie hoofdstuk 7 inzake schuld ICC-lening. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2014

2013

2012

2011 en ouder

Direct opeisbaar ministeries

12.648

9.666

2.369

575

38

Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen

348

332

2

1

13

Direct opeisbaar externe debiteuren

3.830

3.413

224

35

158

Direct opeisbaar overige vorderingen

3.117

3.063

38

2

14

Totaal direct opeisbare vorderingen

19.943

16.474

2.633

613

223

Op termijn opeisbare vorderingen

85.246

       

Geconditioneerde vorderingen

295

       

Totaal

105.484

       

6.1 Ministeries (debet 12.648 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Ingevorderd

7.914

10.640

In te vorderen

4.734

2.246

Totaal

12.648

12.886

Het ingevorderde bedrag kent de volgende onderverdeling per crediteur:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Economische Zaken

3.115

5.017

Defensie

3.043

3.503

V&J

838

845

I&M

109

251

BZK

341

359

Financiën

275

278

Overigen

193

387

Totaal

7.914

10.640

Sinds 1 april 2014 is de nieuwe procedure van ministeriële doorbelasting van toepassing. Deze procedure beperkt de beheerslast en moet voorkomen dat bedragen lang open staan. Per 31 december 2014 staat er echter nog een bedrag open uit voorgaande perioden; hiervan wordt door het ontbreken van voldoende onderbouwing waarschijnlijk EUR 1,7 miljoen niet meer ontvangen. In 2015 zal definitief worden vastgesteld of dit bedrag inderdaad niet meer te vorderen is, waarna het niet invorderbare deel zal worden afgeboekt lastens de begroting. Het in te vorderen bedrag per ministerie is als volgt verdeeld:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Economische Zaken

2.957

1.198

Defensie

890

681

V&J

349

139

I&M

237

87

Financiën

115

14

Overigen

186

127

Totaal

4.734

2.246

6.3 Externe debiteuren (debet 89.075 x EUR 1.000)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Het betreft onder meer vorderingen die ontstaan zijn met betrekking tot uitgaven in het kader van dienstverlening. Deze vorderingen ontstaan zowel op het departement als op de vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

In te vorderen ICC

85.220

20.520

In te vorderen overige externe crediteuren

726

3.541

Ingevorderd

3.129

1.925

Totaal

89.075

25.986

Een toelichting op de stijging van de vordering van het ICC treft u onder hoofdstuk 7.

6.4 Overige vorderingen (debet 3.129 x EUR 1.000)

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de vertegenwoordiging verrekend wordt.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Te vorderen BTW

2.093

2.435

Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland

287

0

Diverse vorderingen

749

683

Totaal

3.129

3.118

7 Intra-comptabele schulden (credit 100.126 x EUR 1.000)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Nog af te dragen loonheffing en premies

8.809

8.827

Af te lossen ICC-lening

85.200

20.500

Ter plaatse te verrekenen

748

757

Silent partnerships

4.149

2.379

Diverse overige schulden

1.220

1.677

Totaal

100.126

34.140

De stijging van «Af te lossen ICC-lening» is gelijk aan de toename van de vorderingen op de externe debiteuren. Het feit dat het ICC een deel van de lening heeft opgenomen veroorzaakt enerzijds een toename van de vordering op het ICC en anderzijds een schuld aan het Ministerie van Financiën.

In 2013 heeft het ICC voor het eerst gebruik gemaakt van het bouwdepot van EUR 200 miljoen dat beschikbaar is gesteld voor de nieuwbouw. In totaal heeft het ICC in 2013 voor een bedrag van EUR 20,5 mln. aan trekkingen verricht en in 2014 voor EUR 64,7 miljoen. Aflossing vangt aan uiterlijk direct na oplevering van de nieuwbouw van het Internationaal Strafhof.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intracomptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2014

2013

2012

en ouder

Direct opeisbare schulden

100.126

77.249

19.526

3.351

10 Extracomptabele vorderingen (debet 10.954 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extracomptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter. Afhankelijk van de begroting waarop het teruggevorderde bedrag betrekking heeft wordt de vordering toegewezen aan de balans van BZ of BH&OS.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Diverse extra-comptabele vorderingen

10.954

16.707

Totaal

10.954

16.707

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2014

2013

2012

2011

en ouder

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

975

0

0

0

975

Direct opeisbaar overige vorderingen

6.281

5.895

28

0

358

Geconditioneerde vorderingen

3.698

       

Totaal

10.954

       

Diverse extracomptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Ingevorderde voorschotten

659

7.741

Vorderingen RSS

975

1.084

(Huur) Waarborgsommen

2.782

2.674

Buiteninvordering gestelde vorderingen

918

977

Invorderingen mbt lokaal personeel

0

287

Overige

5.620

3.944

Totaal

10.954

16.707

11 Extracomptabele schulden (credit 191 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Diverse extracomptabele schulden

191

174

De extracomptabele schuld bestaat uit het te verrekenen bedrag uit de reis- en vertaalenveloppe van het EU Raadsbudget en wordt in zijn geheel verantwoord op de balans van BZ.

12 Extracomptabele voorschotten (debet 315.675 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. Afhankelijk van de begroting waarop het voorschot is verstrekt wordt het voorschot op de BZ of de BH&OS balans verantwoord.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Voorschotten

303.391

278.296

Voorschot loonheffing lokale krachten

7.820

16.370

Voorschot Loyalis

731

2.088

Aanloopvoorschotten

3.733

4.467

Totaal

315.675

301.221

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)

31 december 2014

31 december 2013

Verstrekt in 2004

108

2.627

Verstrekt in 2005

0

0

Verstrekt in 2006

0

0

Verstrekt in 2007

0

0

Verstrekt in 2008

0

0

Verstrekt in 2009

1.189

2.289

Verstrekt in 2010

6.778

9.792

Verstrekt in 2011

8.479

18.760

Verstrekt in 2012

47.012

93.714

Verstrekt in 2013

97.194

174.039

Verstrekt in 2014

154.915

0

Totaal

315.675

301.221

De opbouw van stand per ultimo 2013 naar ultimo 2014 is als volgt:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Openingsbalans

301.221

360.800

Bij: Verstrekte voorschotten

163.182

190.590

Af: Verantwoorde voorschotten

145.228

243.703

Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

3.500

6.466

Eindbalans

315.675

301.221

14 Openstaande verplichtingen (credit 2.314.896 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2014

31 december 2013

Openingsbalans

982.496

1.175.646

Bij: Aangegane verplichtingen

11.845.635

8.404.679

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

10.513.235

8.597.829

Eindbalans

2.314.896

982.496

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

Convenant Ministerie van Defensie

In 2009 is een convenant getekend voor een periode van drie jaar met het Ministerie van Defensie inzake de inzet van KMAR bij de beveiliging van Nederlandse vertegenwoordigingen met een hoog risico op veiligheid. Het convenant wordt ieder jaar stilzwijgend verlengd, tenzij één van de partijen schriftelijk het stilzwijgen doorbreekt.

JAARREKENING TOPINKOMENS

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking echter vallen buiten de reikwijdte van de wet. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedraagt in 2014 EUR 230.474,–.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Functie

Aard functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (fte)

Op externe inhuurbasis

Beloning

Onkostenvergoedingen (belast)

Voorzieningen tbv beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2014

Motivering (indien overschrijding)

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Bos MA, mw R.V.M.

SG

Topfunctionaris

   

1,00

nee

€ 141.677

€ 6.400

€ 23.974

€ 172.051

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Smits, drs S.J.H.

DGBEB

Topfunctionaris

   

1,06

nee

€ 142.428

€ 6.221

€ 24.066

€ 172.715

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Groot, drs R.E. de

DGES

Topfunctionaris

   

1,00

nee

€ 137.840

€ 6.400

€ 22.800

€ 167.040

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Rebergen, drs A.C.C.

DGIS

Topfunctionaris

01/12/2014

 

1,00

nee

€ 10.374

€ 419

€ 1.614

€ 12.407

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Geerts, drs W.J.P.

DGPZ

Topfunctionaris

   

1,00

nee

€ 131.580

€ 7.170

€ 22.800

€ 161.550

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Swartbol, drs R.

DGIS

Topfunctionaris

 

28/11/2014

1,00

nee

€ 122.710

€ 5.821

€ 20.739

€ 149.270

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Swartbol, drs R.

DGIS

Gewezen topfunctionaris

29/11/2014

 

1,00

nee

€ 12.197

€ 579

€ 2.061

€ 14.837

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Daalen, mw drs M.T.G. van

DGCB

Gewezen topfunctionaris

   

1,00

nee

€ 123.068

€ –

€ 23.642

€ 146.710

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Oosterom, drs K.J.G. van

DGPZ

Gewezen topfunctionaris

   

1,00

nee

€ 135.373

€ –

€ 23.642

€ 159.015

n.v.t.

Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven het WNT-maximum

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (fte)

Beloning

Onkostenvergoeding (belast)

Voorzieningen tbv beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2014

Motivering

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.

 
Uitkeringen aan (gewezen) topfunctionarissen wegens beeindiging dienstverband

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Laatste functie

Aard functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Op externe inhuurbasis (nee; = 6 mnd; > 6 mnd)

Betaalde uitkeringen in 2014

Motivering (indien overschrijding)

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.

   
Uitkeringen boven het WNT-maximum aan niet-topfunctionarissen wegens beeindiging dienstverband

Naam instelling

Laatste functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Betaalde uitkeringen in 2014

Motivering

 

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: AFGERONDE EVALUATIEONDERZOEKEN

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

1.2

Mensenrechtenbeleid

 

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

1.2

Deelstudie uitvoering mensenrechtenbeleid

2012

3

Overig onderzoek

     

2

Veiligheid en stabiliteit

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

2.1

Nederlandse inzet bij het effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO

2012

   

2.3

Beleidsdoorlichting van het Nederlandse exportcontrole- en wapenexportbeleid

2010

   

2.5

Energievoorzieningszekerheid en buitenlandbeleid. Beleidsdoorlichting 2006–2010

2012

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

2.4

Nederlands beleid t.a.v. de Westelijke Balkan

2011

   

2.4

Versterking rechtstaat Kunduz

2014

3

Overig onderzoek

     
   

2.2

Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)

2013

   

2.1

Subsidie Atlantische Commissie

2014

3

Europese samenwerking

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

3.1

«Strategie bij benadering; Nederlandse coalitievorming en de multi-bi benadering in het kader van de EU-besluitvorming (2008–2012)» 6

2014

   

3.2

The Netherlands and the European Development Fund – Principles and Practices: Evaluation of Dutch involvement in EU development cooperation (1998–2012)

2013

   

3.3

Vijfjaar top van Warschau

2011

   

3.4

Zie 3.1 hierboven 6

2014

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

3.1

Verdragsmatige Benelux samenwerking

2013

3

Overig onderzoek

     

4

Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

4.1

Evaluatie Consulaire dienstverlening doorgelicht 2007–2010 7

2011

   

4.2

Zie 4.1 hierboven6

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

4.3

Prins Claus fonds 2005–2009

2011

3

Overig onderzoek

     

Toelichting:

  • 1. De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (hoofdstuk 5) en BH&OS (hoofdstuk 7). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Evaluatie van voor dat jaar zijn waar mogelijk in deze tabel met terugwerkende kracht toegevoegd.

  • 2. Bij BZ en BH&OS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

  • 3. Alle onderzoeken zijn te vinden op http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/bz/organisatie/beleidsevaluatie/afgeronde-beleidsevaluatieonderzoeken en http://www.iob-evaluatie.nl/publicaties.

  • 4. De beleidsdoorlichting is afgerond. De beleidsreactie is aangehouden in verband met de ministerwisseling. Begin 2015 zal deze naar de Tweede Kamer gestuurd worden.

  • 5. Dit onderzoek is afgerond en opvraagbaar.

  • 6. Dit is een gecombineerde beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 3.1 en 3.4.

  • 7. Dit is een gecombineerde beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 4.1 en 4.2.

BIJLAGE 2: INHUUR EXTERN

Model 3.60 – Bijlage externe inhuur

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verslagjaar 2014 (Bedragen x € 1.000)

 

Programma- en apparaatskosten

 

Kerndepartement

CBI

Kerndept + CBI

1. Interim-management

0

112

112

2. Organisatie- en Formatieadvies

314

 

314

3. Beleidsadvies

110

 

110

4. Communicatieadvisering

706

 

706

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

1.131

112

1.243

       

5. Juridisch Advies

354

240

594

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

353

148

501

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

340

56

396

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

1.047

444

1.491

       

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

8.217

3.328

11.545

Ondersteuning bedrijfsvoering

8.217

3.328

11.545

       

Totaal uitgaven inhuur externen

10.394

3.884

14.278

       

Inhuur externen buiten mantelcontracten

Kerndepartement

CBI

Kerndept + CBI

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

0

0

Toelichting:

n.v.t.

       

Toelichting

     

Uitgaven ambtelijk personeel

   

224.974

Uitgaven externe inhuur

   

14.278

Totaal van de personele uitgaven

   

239.252

       

percentage inhuur

   

5,97%

BIJLAGE 3: AFKORTINGEN

3W

Directie WereldWijd Werken

AAB

Algemeen ambtsbericht

AC

Audit Committee

ADR

Auditdienst Rijk

AIV

Adviesraad Internationale Vraagstukken

AR

Algemene Rekenkamer

AVVN

Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

BH&OS

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BIV

Budget Internationale Veiligheid

BNI

Bruto Nationaal Inkomen

BNP

Bruto Nationaal Product

BSO

Business Support Organisation

BSOD

Business Support Organisation Development

BVA

Beveiligingsambtenaar

BZ

Buitenlandse Zaken

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CIO

Chief Information Officer

CISO

Chief Information Security Officer

CPB

Centraal Planbureau

CTT

Crisistelefoonteam

CVE

Countering violent extremism

DBV

Directie Bedrijfsvoering

DDFA

Dutch Design Fashion Architecture

DG

Directeuren-Generaal

DGBEB

Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen

DRC

Democratische Republiek Congo

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECB

Europese Centrale Bank

ECT

Energy Charter Treaty

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EU

Europese Unie

EULEX

European Union Rule of Law Mission in Kosovo

EVA

Europese Vrijhandelsassociatie

FEZ

Financieel-Economische Zaken

FFM

Fact finding-missie

FOC

Freedom Online Coalitie

GCCS

Global Conference on Cyber Space

GCF

Groene Klimaatfonds

GCTF

Global Counter Terrorisme Forum

GVDB

Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

IAB

Individueel ambtsbericht

IEA

Internationaal Atoomenergieagentschap

IB

Informatiebeveliging

IBB

Informatie Beveiligingsberaad

IBO

Integraal Beveiligingsoverleg

IC

Interne Controle

ICB

Internationaal Cultuurbeleid

ICT

Informatie- & Comunnicatietechnologie

IEA

Internationale Energieagentschap

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IPA

Instrument voor pre-accessiesteun

ISIS

Islamitische Staat in Irak en Syrië

IT

Informatietechnologie

IV

Informatievoorziening

JIT

Joint Investigation Team

KOBB

Koninkrijksoverleg Buitenlandse Betrekkingen

LHBT

Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen en Transgenders

LOFTA

Law and Order Trust Fund for Afghanistan

M&O

Misbruik en oneigenlijk gebruik

MAC

Managementactiepuntenlijst

MINUSMA

United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali

MONUSCO

United Nations Organisation Stabilisation mission in the DR Congo

MRR

Mensenrechtenraad

MVRUIM

Multilateraal Verdrag betreffende Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdaden

MVV's

Machtigingen voorlopig verblijf

NAVO

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NCTV

Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid

NGO

Niet-gouvernementele organisatie

NPDI

Non-Proliferation and Disarmament Initiative

NPV

Non-proliferatieverdrag

NSS

Nuclear Security Summit

NUFFIC

Netherlands Universities» Foundation for International Cooperation

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OVSE

Organisatie voor Vrede en Samenwerking Europa

OVV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

REMIS

Real Estate Management Informatie Systeem

RSO

Regionale Service Organisatie

RToP

Responsibility to Protect

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SCOT-team

Snel Consulair Ondersteunend team

SG/DG-Beraad

Beraad tussen Secretaris-Generaal en Directeuren-Generaal

SGO5

Programma Herinrichting Governance Bedrijfsvoering Rijk

SSO

Shared Service Organisatie

TPM

Third Party Mededelingen

UNODC

United Nations Office on Drugs and Crime

VCI

Directie Veiligheid, Coördinatie en Integriteit

VGB

Verklaring van Geen Bezwaar

VN

Verenigde Naties

VNVR

Verenigde Naties Veiligheidsraad

VS

Verenigde Staten van Amerika

Wbp

Wet bescherming persoonsgegevens