Kamerstuk 34200-IIA-1

Jaarverslag Staten-Generaal 2014

Dossier: Jaarverslag en slotwet Staten-Generaal 2014

Gepubliceerd: 20 mei 2015
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34200-IIA-1.html
ID: 34200-IIA-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN DE STATEN-GENERAAL (IIA)

Aangeboden 20 mei 2015

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen Totaal uitgaven (x € 1.000)

Gerealiseerde uitgaven verdeeld over de beleidsartikelen Totaal uitgaven (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen Totaal ontvangsten (x € 1.000)

Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over de beleidsartikelen Totaal ontvangsten (x € 1.000)

Inhoudsopgave

A.

Algemeen

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

6

       

B.

Beleidsverslag

7

 

1.

Beleidsartikelen

7

   

Artikel 1. Wetgeving en controle Eerste Kamer

7

   

Artikel 2. Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

10

   

Artikel 3. Wetgeving en controle Tweede Kamer

13

   

Artikel 4. Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

18

 

2.

Niet-beleidsartikel

20

   

Artikel 10. Nominaal en onvoorzien

20

 

3.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

21

       

C.

Jaarrekening

24

 

1.

De verantwoordingsstaat

24

 

2.

De saldibalans

25

 

3.

Topinkomens

29

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van de Staten-Generaal (IIA) over het jaar 2014 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2014 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2014 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2014, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2014 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opbouw Jaarverslag 2014

Het jaarverslag over 2014 bestaat conform de regelgeving uit de volgende delen:

  • A. Algemeen

  • B. Beleidsverslag

  • C. De jaarrekening

De paragraafindeling van de artikelen is als volgt:

  • A. Algemene doelstelling

  • B. Rol en verantwoordelijkheid

  • C. Beleidsconclusies

  • D. Budgettaire gevolgen van beleid

  • E. Toelichting artikelonderdeel

Bij de begrotingen HIIA en HIIB wordt vermeld dat er sprake is van een afwijkend regime voor het centrale apparaatsartikel. Dit betekent dat geen apart centraal apparaatsartikel hoeft te worden opgenomen. Vaak bestaan deze begrotingen uit één artikel. In de toelichting per artikelonderdeel is een uitsplitsing opgenomen van de apparaatsuitgaven.

De bedrijfsvoeringsparagraaf is onder een aparte paragraaf opgenomen.

Wat betreft de budgettaire gevolgen van beleid is alleen een inhoudelijke toelichting gegeven bij opmerkelijke verschillen (boven € 0,5 mln.) tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting 2014 en de realisatie 2014.

Rechtmatigheid

In 2014 zijn de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid op hoofdstukniveau niet overschreden en is er sprake van een getrouw beeld. Een toelichting op de rechtmatigheid per College is te vinden in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Groeiparagraaf

Er zijn dit jaar geen nieuwe ontwikkelingen voor de groeiparagraaf te melden.

B. BELEIDSVERSLAG

1. Beleidsartikelen

Artikel 1. Wetgeving en controle Eerste Kamer

A. Algemene doelstelling

De Eerste Kamer vormt samen met de Tweede Kamer de Staten-Generaal. De voorzitter van de Eerste Kamer is tevens voorzitter van de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal.

De kerntaken van de Eerste Kamer liggen in het, als sluitstuk van de wetgevingsketen, toetsen van voorgenomen wetgeving en het controleren van de regering. De Eerste Kamer besteedt daarbij bijzondere aandacht aan de beoordeling van de wetgevingskwaliteit. Voorts heeft de Eerste Kamer taken op het terrein van de Europese wetgeving en het Europese beleid. Deze zijn door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in omvang en intensiteit toegenomen.

De algemene doelstellingen van de Eerste Kamer liggen op het terrein van een adequate wetgeving en controle, hetgeen verder is te operationaliseren naar een adequate toetsing van de kwaliteit van wet- en regelgeving, een adequate controle van het regeringsbeleid, transparantie over de taken en de uitvoering daarvan, en toereikende voorzieningen in een effectieve en efficiënte organisatie.

Voorts participeert de Eerste Kamer in het kader van internationale samenwerking en parlementaire diplomatie in parlementaire assemblees van internationale organisaties en onderhoudt zij contacten met parlementen en regeringen van andere staten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de Minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.1

De Eerste Kamer vormt de voorlaatste schakel in de keten van het wetgevingsproces. Mede-actoren in het proces zijn, voorafgaand aan de bekrachtiging van een aanvaard wetsvoorstel door het Staatshoofd, respectievelijk de Ministerraad, de Raad van State en de Tweede Kamer. De controle op het regeringsbeleid voltrekt zich in interactie met de regering. Uit hoofde van het Verdrag van Lissabon is de Eerste Kamer betrokken bij de voorbereiding van Europese wetgevings- en beleidsvoorstellen. De taken van de Eerste Kamer en Tweede Kamer op dit terrein zijn gelijk. Binnen de nationale context voert de Eerste Kamer overleg met de regering over de regeringsinzet bij de voorbereiding van Europese wetgeving.

Omdat de Eerste Kamer in het wetgevingsproces de laatste schakel in de keten van het parlementaire wetgevingsproces vormt, is haar taakuitvoering afhankelijk van het aanbod van wetsvoorstellen, en van de kwaliteit van het werk dat door de voorafgaande actoren is verricht.

C. Beleidsconclusies

Voor wat betreft de uitvoering en beoogde resultaten deden zich in 2014 geen bijzonderheden voor. In 2014 koos de Eerste Kamer de volgende aandachtspunten:

Europese samenwerking

Op Europees vlak vindt intensieve samenwerking plaats op het niveau van de Speakers Conference (voorzitters van nationale parlementen en het Europees parlement), de Interparlementaire Conferentie die toezicht houdt op het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB/GVDB) van de Europese Unie, de interparlementaire samenwerking in het kader van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie, de COSAC (Conferentie van commissies voor communautaire en Europese aangelegenheden van de parlementen van Europese Unie) en in interparlementaire samenwerking en uitwisseling van informatie op velerlei beleidsterreinen. Dit uitte zich in 2014 ook in de buitenlandse reizen.

Verdere ontwikkeling digitaal parlement

De Eerste Kamer is het eerste parlementaire huis ter wereld dat agenda’s en vergaderstukken in beginsel uitsluitend digitaal (via de «Eerste Kamer App») aan haar Leden aanbiedt. In het content management systeem en de websites van de Kamer zijn belangrijke wijzigingen doorgevoerd. De digitalisering van de stukkenstroom is, ook buiten het kader van het vergadercircuit, in 2014 verder verfijnd.

Beheer gebouwen

Voor het gehele gebouw van de Eerste Kamer (inclusief het deel dat van de Raad van State is overgenomen) blijft een grootscheepse renovatie (met name ook installatietechnisch) op termijn noodzakelijk. In 2014 heeft overleg met de Rijksgebouwendienst plaatsgevonden om nader te bezien wat er aan technische aanpassingen aan het gebouw noodzakelijk en mogelijk is.

Viering 200 jaar Koninkrijk en 200 jaar Staten-Generaal/Eerste Kamer

De jaren 2013 tot en met 2015 staan in Nederland mede in het teken van de viering van 200 jaar onafhankelijk Koninkrijk en 200 jaar parlementaire democratie. In 2015 bestaan de Staten-Generaal 200 jaar als bicameraal parlement. Uiteraard zal daaraan passende aandacht worden geschonken. De voorbereidingen daartoe zijn op gang gebracht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Wetgeving en controle Eerste Kamer

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil

2014

Verplichtingen:

10.792

11.017

11.632

11.844

9.915

11.589

– 1.674

                 

Uitgaven:

10.816

11.026

11.701

11.807

9.938

11.589

– 1.651

                 

1.1

Apparaat Eerste Kamer

6.628

6.878

7.504

6.530

6.528

7.211

– 683

                 

1.2

Vergoeding voorzitter/leden Eerste Kamer

4.122

4.144

4.149

3.304

3.346

4.311

– 965

                 

1.3

Verenigde vergadering

66

4

48

1.973

64

67

– 3

                 

Ontvangsten:

76

139

93

204

101

91

10

E. Toelichting artikelonderdeel
1.1 Apparaat

Het begrotingsartikel 1.1 van de Eerste Kamer bevat alleen apparaatsuitgaven. In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven gespecificeerd. Door een aantal onvervulde vacatures bleef de bezetting van de Eerste Kamer in 2014 achter bij de formatie. De totale uitgaven zijn hierdoor € 0,7 mln. lager dan begroot.

Specificatie apparaatsuitgaven
(bedragen x € 1.000)

Apparaat

2014

Personeel

3.586

Eigen personeel

3.339

Externe inhuur

121

Overig personeel

126

Materieel

2.942

Overig materieel

2.942

Totaal apparaat

6.528

1.2 Vergoeding voorzitter/leden Eerste Kamer

Door invoering van de Werkkostenregeling (WKR) zijn de uitgaven aan dit artikel € 1,0 mln. lager uitgevallen dan begroot.

Artikel 2. Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement

A. Algemene doelstelling

Onder dit artikel worden rechtspositionele uitgaven aan leden en oud-leden van de Tweede Kamer, alsmede hun nagelaten betrekkingen, evenals de schadeloosstelling aan de Nederlandse leden van het Europees Parlement geraamd.

Activiteiten: Zorg dragen voor uitbetalingen i.v.m. wettelijke regelingen

De Tweede Kamer draagt ingevolge de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer (Stb. 1997, 250), de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Stb. 1969, 594) en de Wet schadeloosstelling leden Europees Parlement (Stb. 1979, 379) zorg voor de uitgaven uit hoofde van:

  • schadeloosstelling leden Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • reis- en overige kostenvergoedingen leden Tweede Kamer (artikel 2.1);

  • wachtgelden oud-leden Tweede Kamer (artikel 2.2);

  • pensioenen oud-leden en hun nabestaanden (artikel 2.2);

  • schadeloosstelling Nederlandse leden van het Europees Parlement (die niet door het Europees Parlement betaald worden) (artikel 2.3).

Aan deze activiteiten zijn de volgende kengetallen (aantallen gerechtigden) verbonden.

Tabel 2.1 Aantallen deelgerechtigden
 

2011

2012

2013

2014

Pensioenen oud-leden

423

433

452

455

Wachtgelden oud-leden

72

89

66

55

Totaal

495

522

518

510

In onderstaand overzicht zijn als achtergrondinformatie de gerealiseerde uitgaven en gemiddelden van de artikelonderdelen 2.1, 2.2 en 2.3 opgenomen voor de jaren 2011–2014

Tabel 2.2 Gemiddelde uitgaven per lid
 

2011

2012

2013

2014

2.1 schadeloosstelling

22.166

22.107

18.700

18.801

gemiddeld per lid TK

148

147

125

125

2.2 pensioenen en wachtgelden

10.071

11.684

10.999

8.859

– totaal 1 en 2

32.237

33.791

29.699

27.660

gemiddeld per lid TK

215

225

198

184

2.3 schadeloosstelling leden Europarlement

194

192

191

144

Gemiddeld per lid EP1

97

96

96

96

X Noot
1

Vanaf de zittingsperiode in het voorjaar van 2009 wordt de schadeloosstelling voor het overgrote deel van de leden betaald door het Europarlement (en niet meer door de Tweede Kamer). Een tweetal leden werd wel tot de verkiezingen in mei 2014 door de Tweede Kamer betaald. Na deze verkiezingen is één van deze twee leden herkozen. De uitgaven van € 96.000 hebben betrekking op één schadeloosstelling tot en met mei en één over het gehele jaar 2014 (= gedeeld door 1,5).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal. De colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de Minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.2

C. Beleidsconclusies

Schadeloosstelling Nederlandse leden van het Europees Parlement

Met ingang van de verkiezingen Europees Parlement in mei 2014 wordt de schadeloosstelling nagenoeg geheel door het Europees Parlement betaald. Sinds de verkiezingen in het voorjaar 2009 werd de schadeloosstelling voor twee Nederlandse leden nog betaald door de Tweede Kamer. Een van deze twee Nederlandse leden is na de verkiezingen van mei 2014 herkozen en blijft daardoor op de begroting drukken van de Tweede Kamer.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Uitgaven tbv van (oud) leden Tweede Kamer en leden Europees Parlement

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

34.465

32.425

33.982

29.890

27.804

32.206

– 4.402

                 

Uitgaven:

34.458

32.431

33.982

29.890

27.804

32.206

– 4.402

                 

2.1

Schadeloosstelling

21.909

22.166

22.107

18.700

18.801

22.417

– 3.616

                 

2.2

Pensioenen en wachtgelden

10.956

10.071

11.683

10.999

8.859

9.679

– 820

                 

2.3

Schadeloosstelling Europarlementariers incl tegemoetkoming ziektekosten

1.593

194

192

191

144

110

34

                 

Ontvangsten:

100

51

62

86

34

86

– 52

E. Toelichting artikelonderdeel
2.1 Schadeloosstelling

De onderuitputting op dit artikel wordt veroorzaakt door de gewijzigde uitbetaling van de reis- en overige kosten aan de leden. Sinds 2014 worden deze onkosten (werkkostenregeling) netto uitbetaald. Bij gelegenheid van de 2e suppletoire 2014 is de raming bijgesteld.

2.2 Pensioenen- en wachtgelden

De factuur over de maand december 2014 voor de pensioenen en wachtgelden aan de oud-leden is te laat ontvangen om nog betaald te kunnen worden in 2014. Het verantwoordingsbedrag ad € 8,9 mln. heeft betrekking op de betaling van 11 maanden pensioenen en wachtgelden.

2.3 Schadeloosstelling Europarlementariërs

Sinds de verkiezingen van het Europees Parlement in 2009 werden er twee leden betaald door de Tweede Kamer. Bij de verkiezingen van mei 2014 is één van deze twee leden herkozen, hetgeen heeft geleid tot een overschrijding.

Ontvangsten

Op dit artikel worden geraamd en verantwoord de verrekening van de neveninkomsten van de leden. Deze ontvangsten zijn vooraf niet in te schatten.

Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer

A. Algemene doelstelling

Als volksvertegenwoordiging heeft de Tweede Kamer twee hoofdtaken: het controleren van de regering en (mede)wetgeving. Deze taken vloeien voort uit de grondwetsartikelen 50 (vertegenwoordiging van het gehele Nederlandse volk), 65 tot en met 72 (werkwijze), 81 tot en met 87 (wetgeving), 105 (begrotingen), 137 en 138 (Grondwetgeving) en enkele andere grondwet- en wetsartikelen.

De ambtelijke diensten

De ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer heeft als missie het ondersteunen van het constitutioneel proces. De ambtelijke organisatie wil dit verder versterken door middel van het bieden van een politiek neutrale, adequate en innovatieve ondersteuning van de Kamerleden en de fractie organisatie in alle facetten van het werk als volksvertegenwoordiger. De politieke prioriteit, zoals door de Kamer bepaald, is daarbij leidend voor de ambtelijke organisatie.

In onderstaand overzicht zijn in meerjarig perspectief (2011 – 2014) de uitgaven per artikelonderdeel binnen dit artikel als totaal en als gemiddelde per Kamerzetel opgenomen.

Tabel 3.1
Gemiddelde uitgaven per Kamerzetel
 

2011

2012

2013

2014

– apparaatskosten

66.862

69.926

64.281

61.760

– kennis en onderzoek

677

281

927

719

– publicatie officiële documenten

3.042

3.689

2.432

1.768

– fractiekosten

27.959

25.597

27.077

25.730

– uitzending leden

176

334

186

333

– enquêtes

1.085

673

526

2.215

totaal artikel 3

99.801

100.501

95.429

92.524

gemiddeld per zetel

665

670

636

617

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal. De Colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de Minister en de colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.3

C Beleidsconclusies

Aandachtspunten 2014

Als aandachtspunten voor het jaar 2014 koos het presidium de volgende ontwerpen:

  • 1. Onderzoek naar inzetten van nieuwe technologie ten behoeve van het parlementaire werk, waaronder onderzoek naar de mogelijkheid van het inzetten van elektronisch stemmen;

  • 2. Verdere uitvoering inspanningsverplichting;

  • 3. NATO-Assemblee (2014);

  • 4. 200 jaar Staten-Generaal (2015).

Ad 1. Onderzoek naar inzetten van nieuwe technologie ten behoeve van het parlementaire werk, waaronder onderzoek naar de mogelijkheid van het inzetten van elektronisch stemmen

Na besluitvorming in het presidium over de Digitale Agenda zijn in juli de benodigde budgetten in 2014 toegekend m.u.v. het budget voor aanleg van 4G/LTE omdat de activiteiten nog niet volledig uitgewerkt waren. Een deel van de uitvoering van de projecten is vertraagd in 2014 en zal in 2015 opgeleverd worden.

Ad 2. Verdere uitvoering inspanningsverplichting

De Kamer kent en erkent de druk op de overheidsfinanciën. Het is ook om die reden dat de Kamer op verzoek van het kabinet Rutte I een inspanningsverplichting heeft aanvaard op de door de Kamer te beïnvloeden onderdelen van de Raming. Ook in 2014 heeft dit effecten gehad. De vergaderdrukte is de afgelopen vijf jaar sterk gestegen. Dit bij een gelijktijdige daling van de begroting. Het aantal activiteiten door en voor Kamerleden is de laatste jaren aanzienlijk gestegen. Dit is zichtbaar binnen en buiten de vergaderzalen. Daarnaast komen er steeds meer bezoekers naar de Tweede Kamer. Dit leidt tot een groter beroep op diensten binnen de organisatie. Vooruitlopend op een takendiscussie is in 2014 een inventarisatie opgesteld van de door de diensten geleverde producten. Deze takendiscussie zal in 2015 worden voortgezet. Daarnaast heeft een «Stuurgroep Inspanningsverplichting» een afsluitend rapport opgesteld waarbij aanbevelingen worden gedaan om de efficiency te vergroten.

Ad 3. NATO-Assemblee

In 2014 was Nederland gastheer voor de jaarvergadering van de NATO Assemblee. De jaarlijkse sessie van de Assemblee is van 21 tot en met 24 november in Den Haag gehouden. Assembleeleden uit alle NATO-lidstaten zijn naar Nederland gekomen voor overleg. De Staten-Generaal heeft als gastheer een groot deel van de kosten voor hun rekening genomen.

Ad 4. 200 jaar Staten-Generaal (2015)

In 2015 bestaan de Staten-Generaal in de huidige vorm 200 jaar. Om dat te vieren is de Tweede Kamer een aantal feestelijke en inhoudelijke activiteiten over hoe het parlement werkt, welke impact het kan hebben op het dagelijkse leven en het waardevolle van ons democratisch stelsel, aan het voorbereiden. Kennis en begrip van en voor de geschiedenis van het parlement, van markante gebeurtenissen uit de recente geschiedenis, van het huidige reilen en zeilen én een uitgebreide blik op de toekomst dragen bij aan het draagvlak van onze democratie en geven glans aan het tweehonderdjarig bestaan. Een centrale plaats wordt ingenomen door een herdenkingsboek over de geschiedenis van de Tweede Kamer. Het boek bevindt zich in de afrondende fase en zal in 2015 worden aangeboden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Wetgeving/controle Tweede Kamer

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

101.236

104.889

98.521

97.690

99.047

93.051

5.996

                 

Uitgaven:

99.306

99.801

100.501

95.429

92.524

93.051

– 527

                 

3.1

Apparaat Tweede Kamer

67.408

66.862

69.926

64.281

61.759

64.628

– 2.869

                 

3.2

Onderzoeksbudget

814

677

281

927

719

2.485

– 1.766

                 

3.3

Drukwerk

3.814

3.042

3.689

2.432

1.768

2.160

– 392

                 

3.4

Fractiekosten

27.040

27.959

25.597

27.077

25.730

23.344

2.386

                 

3.5

Uitzending leden

230

176

334

186

333

434

– 101

                 

3.6

Parlementaire enquetes

0

1.085

673

526

2.215

0

2.215

                 

Ontvangsten:

3.336

4.740

6.749

4.766

4.385

4.966

– 581

In de motie-Roemer worden de uitgaven binnen het Rijk aan niet-formatief personeel begrensd op 10% van de gezamenlijke uitgaven op alle artikelen voor formatief en niet-formatief personeel (motie-Roemer, 32 360, nr. 5). In 2014 is € 4,1 mln. uitgegeven aan de inhuur van niet-formatief personeel (exclusief detacheringen, deze worden volgens de definitie van de Roemernorm bij formatief personeel gerekend). De totale uitgaven zijn binnen de 10%-norm van de motie-Roemer gebleven, het percentage bedraagt 9,8%.

Naast artikel 3.1 «Apparaat» is er ook sprake van formatief personeel, ambtelijke detacheringen en externe inhuur op artikelen 3.2 «Kennis en onderzoek» en op artikel 3.6 «Parlementaire enquêtes». De «Roemernorm» is binnen de Tweede Kamer berekend over de som van bovengenoemde drie artikelen (en niet op basis van de nadere specificatie van de apparaatskosten, artikel 3.1).

E. Toelichting artikelonderdeel
3.1 Apparaat

Het begrotingsartikel 3.1 van de Tweede Kamer bevat alleen apparaatsuitgaven. In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven gespecificeerd.

Specificatie apparaatsuitgaven
(bedragen x € 1.000)

Apparaat

2014

Personeel

40.581

Eigen personeel

35.126

Externe inhuur

4.465

Overig personeel

990

Materieel

21.178

Overig materieel

21.178

Totaal apparaat

61.759

De onderuitputting op artikel 3.1 Apparaat heeft zich voorgedaan op het onderdeel materieel en externe inhuur. De materiële uitgaven kennen een driedeling, te weten:

  • Reguliere uitgaven (exploitatie en beheer);

  • Vervangingsinvesteringen (aanschaffingen);

  • Projecten.

De onderuitputting op materieel doet zich voor het grootste deel voor op de onderdelen vervangingen en projecten. Een aantal projecten diende verder uitgewerkt te worden dan eerder was verondersteld. Dit heeft geleid tot de onderuitputting op het onderdeel projecten, zowel bij materieel alsmede bij externe (expertise) inhuur. Ook is hierdoor de uitvoering van een aantal vervangingsplannen (technische installaties, ict-apparatuur) onder druk komen te staan.

3.2 Kennis en onderzoek

Het achterblijven van de uitgaven op het artikelonderdeel «Kennis en onderzoek» wordt voor een deel verklaard door het overgaan van een parlementair onderzoek in een parlementaire enquête (Fyra), waardoor de verantwoording op een ander artikel plaatsvindt.

3.3 Publicatie officiële documenten

Een «herijkte» overeenkomst met de SDU voor de publicatie van officiële documenten heeft een voor de Tweede Kamer voordeliger contract opgeleverd.

3.4 Fractiekosten

Op 22 januari 2014 is de nieuwe Regeling financiële ondersteuning fracties met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 vastgesteld door de Tweede Kamer. Nieuw in deze regeling is dat de bevoorschotting is gebaseerd op 100% van de financiële bijdrage in plaats van de tot en met 2013 gebruikelijke 90%. Daaraan is gekoppeld dat de fracties een eventueel batig saldo (financiële bijdrage -/- gerealiseerde uitgaven) aan het einde van het jaar onderbrengen in een egalisatiereserve die zij zelf aanhouden. Voorheen werd dat batig saldo als garantieverplichting opgenomen op de saldibalans van de Tweede Kamer.

3.5 Uitzending leden

De uitgaven op dit artikelonderdeel zijn afhankelijk van de reisbehoefte van de vaste Kamercommissies. Hiervan is vooraf geen inschatting te maken.

3.6 Parlementaire enquêtes

De twee in 2014 lopende parlementaire enquêtes (woningcorporaties en Fyra) waren ten tijde van het opstellen van de (ontwerp)begroting hoofdstuk IIA voor 2014 nog niet bekend. Bij gelegenheid van de 1e suppletoire begroting 2014 is hiervoor een voorziening getroffen.

Artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer

A. Algemene doelstelling

Het onder dit artikel opgenomen budget ten behoeve van wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer betreft de kosten van interparlementaire activiteiten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Staten-Generaal en van de begroting van de overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs. De Colleges voeren zelf het beheer over hun begroting of hun begrotingsdeel. Over de inhoud van dit beheer bestaan afspraken (de zogenaamde beheersafspraken) tussen de Minister en de Colleges, waarin recht gedaan wordt aan hun staatsrechtelijke positie.4

C. Beleidsconclusies

In onderstaand overzicht zijn in meerjarig perspectief (2011–2014) de uitgaven met betrekking tot dit artikel opgenomen. Voorts zijn, afgeleid hiervan, gemiddelden per Kamerzetel (van de Eerste- en Tweede Kamer) opgenomen. Met ingang van 2009 maken ook de apparaatskosten van de Griffie interparlementaire betrekkingen geen onderdeel meer uit van het gezamenlijk artikel met de Eerste Kamer (artikel 4: Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer). Deze uitgaven maken thans onderdeel uit van artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer.

In de uitgaven over 2014 zijn de uitgaven aan de jaarvergadering van de NATO verantwoord.

Tabel 4.1
Gemiddelde uitgaven per zetel
(x € 1.000)
 

2011

2012

2013

2014

Interparlementaire betrekkingen

1.067

1.029

1.384

1.799

totaal artikel 4

1.067

1.029

1.384

1.799

gemiddeld per zetel (225)

5

5

6

8

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Wetgeving/controle Eerste en Tweede Kamer

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

1.075

1.067

2.219

1.285

1.589

2.506

– 917

                 

Uitgaven:

1.075

1.067

1.029

1.384

1.799

2.506

– 707

                 

4.3

Interparlementaire betrekkingen

0

0

1.029

1.384

1.799

2.506

– 707

                 

Ontvangsten:

0

0

0

0

0

23

– 23

E. Toelichting artikelonderdeel
4.3 Interparlementaire betrekkingen

De begroting voor het artikelonderdeel Interparlementaire betrekkingen was voor 2014 hoger dan gebruikelijk. De reden hiervoor is de in de tweede helft van 2014 gehouden NATO conferentie. Niet alle voorziene uitgaven voor deze conferentie (extra geraamd € 1,0 mln.) zijn in 2014 tot betaling gekomen. Daarnaast is er een onderuitputting ten opzichte van de structurele begroting voor internationale betrekkingen. De reden hiervoor is dat de reisbehoefte van de leden aan internationale organisaties ten opzichte van het verleden is afgenomen.

2. Niet-beleidsartikel

Artikel 10. Nominaal en onvoorzien

Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen:

0

0

0

0

0

– 1.252

1.252

                 

Uitgaven:

0

0

0

0

0

– 1.252

1.252

                 

10.1

Loonbijstelling

             

10.2

Prijsbijstelling

             

10.3

Onvoorzien

0

0

0

0

0

– 1.252

1.252

10.3 Onvoorzien

Dit bedrag heeft betrekking op dat deel van de ombuigingstaakstelling dat door de Tweede Kamer niet is geaccepteerd omdat het hier gaat om niet-beïnvloedbare uitgaven (schadeloosstelling, pensioenen en wachtgelden aan de oud-leden).

3. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Artikel 1. Eerste Kamer

1. Rechtmatigheid

In 2014 zijn de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid niet overschreden. Er is sprake van een getrouwe weergave.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. De Eerste Kamer heeft voor de totstandkoming van de niet-financiële informatie de procedure gevolgd.

3. Financieel en materieelbeheer

Het financieel beheer voldoet aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid en wordt overigens zo doelmatig mogelijk ingericht.

Er wordt gewerkt met het financieel systeem «Oracle». Alle documenten, van zowel P&O, Salaris als Financiën worden beoordeeld vanuit minstens het vier-ogenprincipe. Dit om fraude en omissies te voorkomen.

4. Overige aspecten van bedrijfsvoering

In het bijzonder is in 2014 aandacht besteed aan de verbetering van huisvesting, ICT-ondersteuning en digitalisering van de stukkenstroom.

Er is een beschrijving van de AO op financieel administratief terrein, waaronder valt de financiële –, de salaris – en de personeelsadministratie. In 2014 is dit verder uitgebouwd in Visio.

Betaalsnelheid

Het betaalgedrag is zodanig, dat in 2014 minstens 90% van de facturen binnen 30 dagen is betaald.

Artikel 2, 3 en 4. Tweede Kamer

In 2014 is nadruk gelegd op het verbeteren van ondersteunende informatie voor het nemen van beslissingen over vervangings- en nieuwe investeringen zowel binnen de reguliere bedrijfsvoering als in projectverband. Met name is gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van vervangingsplannen en business-cases.

1. Rechtmatigheid

In 2014 zijn de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid niet overschreden. Er is sprake van een getrouwe weergave.

De stichting Prodemos – Huis voor democratie en rechtsstaat kent een ontstaansgeschiedenis die in 2010 wordt afgerond met de fusie met het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en de Stichting Bezoekerscentrum Binnenhof (SBB). Deze laatste stichting verzorgde onder andere het rondleiden van bezoekers door de gebouwen van Eerste en Tweede Kamer alsmede de Ridderzaal. Door de fusie is de financiële bijdrage van de Tweede Kamer aan de SBB overgegaan naar de stichting Prodemos. Deze ontwikkeling is gebaseerd op een afspraak tussen de betrokken partijen. Door het ontbreken van een regeling of het expliciet benoemen van de financiële bijdrage in de begroting van de Tweede Kamer is een bedrag van € 70.500,– als onrechtmatig aangemerkt.

In de begroting 2015 is een separaat artikel opgenomen waarin de samenwerking tussen de Tweede Kamer en Prodemos financieel is uitgewerkt. Daarnaast is in 2015 een samenwerkingsconvenant opgesteld en door beide partijen ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over de te leveren diensten vanuit Prodemos en de financiële vergoeding daarvan door de Tweede Kamer.

2. Totstandkoming beleidsinformatie

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan. De Tweede Kamer heeft voor de totstandkoming van de niet-financiële informatie de procedure gevolgd.

3. Financieel en materieelbeheer

Het financieel beheer voldoet aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid en wordt overigens zo doelmatig mogelijk ingericht.

In 2014 is nadruk gelegd op het verbeteren van ondersteunende informatie voor het nemen van beslissingen over vervangings- en nieuwe investeringen zowel binnen de reguliere bedrijfsvoering als in projectverband. Met name is gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van vervangingsplannen en business-cases.

De Aanbestedingswet staat centraal bij de inrichting van de werkzaamheden van de sector Inkoop van de Tweede Kamer. Bij de keuze voor de methode van aanbesteden wordt gebruik gemaakt van periodieke analyse van de uitgaven (spendanalyse), maar ook van de gewenste behoefte van de organisatie voor de komende jaren, bijvoorbeeld aan de hand van vervangingsplannen en voorgenomen investeringen. De aangescherpte regels ten aanzien van samengestelde en enkelvoudige aanbesteding zullen op advies van de Auditdienst Rijk worden vastgelegd in de werkinstructies en de beschrijving van de administratieve organisatie.

Datzelfde geldt voor het beoordelen van de prestatie en de vastlegging daarvan in de applicatie die het goedkeuringstraject ondersteunt. Ook hiervoor wordt een werkinstructie opgesteld.

In het kader van de controle op de personeelsuitgaven steunt de Tweede Kamer al een aantal jaren op de ISAE-3402 verklaring die wordt verstrekt door de organisatie die de salarisverwerking uitvoert voor de Tweede Kamer. Deze verklaring biedt de Tweede Kamer voldoende zekerheid om, binnen het totale stelsel van controlemaatregelen, de juistheid van de uitbetaalde salarissen vast te stellen.

De Tweede Kamer hanteert een stringent wachtwoordbeleid voor toegang tot het netwerk. Op advies van de Auditdienst Rijk zal dit strenge regiem ook worden toegepast op applicatieniveau van de financiële systemen. De systeemmogelijkheden die de applicaties daartoe bieden, worden gebruikt.

4. Overige aspecten van bedrijfsvoering

Het managementteam van de Tweede Kamer heeft de evaluatie van het functioneren van het Audit Committee in 2014 afgerond en voor maart 2015 geagendeerd. De voorstellen die worden gedaan zijn zowel procedureel als inhoudelijk van aard. Het Audit Committee heeft in 2014 geen reguliere bijeenkomst gehouden.

C. JAARREKENING

1. De verantwoordingsstaat 2014 van de Staten-Generaal (IIA) (bedragen x € 1.000)

     

-1-

   

-2-

 

3=(2–1)

Art.

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

138.100

138.100

5.166

138.355

132.065

4.520

255

– 6.035

– 646

                     
 

Beleidsartikelen

                 

1

Wetgeving en controle Eerste Kamer

11.589

11.589

91

9.915

9.938

101

– 1.674

– 1.651

10

2

Uitgaven tbv van (oud) leden Tweede Kamer en leden Europees Parlement

32.206

32.206

86

27.804

27.804

34

– 4.402

– 4.402

– 52

3

Wetgeving/controle Tweede Kamer

93.051

93.051

4.966

99.047

92.524

4.385

5.996

– 527

– 581

4

Wetgeving/controle Eerste en Tweede Kamer

2.506

2.506

23

1.589

1.799

0

– 917

– 707

– 23

                     
 

Niet beleidsartikelen

                 

10

Nominaal en onvoorzien

– 1.252

– 1.252

0

0

0

0

1.252

1.252

0

2. Saldibalans per 31 december 2014 van de Staten-Generaal (IIA)

(Bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-’14

31-12-’13

 

Passiva

31-12-’14

31-12-’13

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

132.065

138.510

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

4.520

5.056

                 

3)

Liquide middelen

20

26

         
                 

4)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

0

0

 

4a)

Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

125.054

131.369

               

5)

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

0

0

 

5a)

Begrotingsreserves

0

0

                 
                 

6)

Uitgaven buiten

190

214

 

7)

Ontvangsten buiten

2.701

2.325

 

begrotingsverband

       

begrotingsverband

   
 

(=intra-comptabele

       

(=intra-comptabele

   
 

vorderingen)

       

schulden)

   
                 

8)

Kas-transverschillen

0

0

         
                 
 

subtotaal

132.275

138.750

   

subtotaal

132.275

138.750

                 

9)

Openstaande rechten

0

0

 

9a)

Tegenrekening

0

0

           

openstaande rechten

   
                 

10)

Extra-comptabele vorderingen

14

3.850

 

10a)

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

14

3.850

                 
                 
                 

11a)

Tegenrekening extra comptabele schulden

0

0

 

11)

Extra-comptabele schulden

0

0

                 

12)

Voorschotten

62.573

48.362

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

62.573

48.362

                 

13a)

Tegenrekening garantie verplichtingen

10.618

10.617

 

13)

Garantieverplichtingen

10.618

10.617

                 

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

11.493

7.217

 

14)

Openstaande verplichtingen

11.493

7.217

                 

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

                 
                 
 

TOTAAL

216.973

208.796

   

TOTAAL

216.973

208.796

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2014 Staten-Generaal (HIIA)

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2014

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

Het totaalbedrag is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a) Eerste Kamer

834

b) Tweede Kamer

18.199

Totaal

19.033

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften. De volgende Rekening-courantverhouding is opgenomen in de balans:

(Bedragen in €)

a)

Rekening-courant FIN/RHB

125.053.281

Totaal

125.053.281

Het bedrag aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a)

Eerste Kamer

46.198

b)

Tweede Kamer

143.427

Totaal

189.625

Ad a)

De vorderingen van de Eerste Kamer bestaan voornamelijk uit de reguliere debiteuren (€ 11.508) en uit verstrekte voorschotten in het kader van de buitenlandse dienstreizen (€ 34.152).

Ad b)

De vorderingen van de Tweede Kamer bestaan voornamelijk uit verstrekte voorschotten in het kader van de buitenlandse dienstreizen (€ 117.912).

Het bedrag aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a)

Eerste Kamer

150.268

b)

Tweede Kamer

2.550.384

Totaal

2.700.652

Ad a)

De schulden van de Eerste Kamer bestaan uit de afdrachten loonbelasting (€ 150.268).

Ad b)

De schulden van de Tweede Kamer bestaan voornamelijk uit de afdrachten loonbelasting en pensioenpremies (€ 2.476.244).

Ad 10. Extra-comptabele vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het totaalbedrag is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

a)

Eerste Kamer

13.056

b)

Tweede Kamer

0

Totaal

13.056

Ad a)

Het saldo van de Eerste Kamer betreft een vordering op de Belastingdienst betreffende een teruggave van de AOF-premie.

Ad 12. Extra-comptabele voorschotten

Ad 12a. Tegenrekening extra-comptabele voorschotten

De saldi van de per 31december 2014 openstaande voorschotten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2014:

(Bedragen in €)

a)

Eerste Kamer

671.229

b)

Tweede Kamer

61.900.865

Totaal

62.572.094

Ad a)

Het saldo van de Eerste Kamer bestaat uit verstrekte voorschotten aan de fractie-ondersteuning (€ 424.532) en aan Loyalis (€ 166.696).

Ad b)

Het saldo van de Tweede Kamer bestaat voornamelijk uit verstrekte voorschotten aan de fracties (€ 52.277.399) en aan Loyalis (€ 9.537.844).

Specificatie afgerekende voorschotten in 2014:

(Bedragen in €)

a)

Eerste Kamer

645.880

b)

Tweede Kamer

21.035.443

Totaal

21.681.323

Het saldo bestaat voornamelijk uit Loyalisvoorschotten die op basis van een goedkeurende controleverklaring zijn afgerekend.

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening garantieverplichtingen

Het bedrag aan openstaande garantieverplichtingen is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

Garantieverplichtingen per 1 januari 2014

 

10.617.231

 

Verleende garanties

 

0

+/+

   

0

 

Tot betaling gekomen in 2014

0

   

Vervallen garanties

0

   
   

0

–/–

Totaal

 

10.617.231

 

De garanties van de Tweede Kamer vloeien voort uit het gestelde in de regeling «Tegemoetkoming in de kosten van de fracties».

Ad 14. Openstaande verplichtingen

Ad 14a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

(Bedragen in €)

Verplichtingen per 1 januari 2014

 

7.217.344

 

Aangegane verplichtingen in 2014

 

138.354.632

+/+

   

145.571.976

 

Tot betaling gekomen in 2014

132.064.796

   

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

2.014.526

   
   

134.079.322

–/–

Totaal

 

11.492.654

 

3. Topinkomens

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking echter vallen buiten de reikwijdte van de wet. Voor de Hoge Colleges van Staat heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedraagt in 2014 € 230.474.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Functie

Aard functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (fte)

Op externe inhuur-basis (nee; ≤ 6 mnd; > 6 mnd)

Beloning

Onkosten-vergoedingen (belast)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2014

Motivering (indien overschrijding)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Dhr. G.J.A. Hamilton

Griffier

topfunctionaris

   

1

Nee

129.770

6.400

15.900

152.070

 

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Mevr. J.E. Biesheuvel-Vermeijden

Griffier

topfunctionaris

   

1

Nee

142.030

6.400

18.832

167.262

 
Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven het WNT-maximum

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2013)

Beloning (+ tussen haakjes omvang in 2013)

Onkostenver-goedingen (belast) (+ tussen haakjes omvang in 2013)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes omvang in 2013)

Totale bezoldiging in 2014 (+ tussen haakjes omvang in 2013)

Motivering

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.

Uitkeringen aan (gewezen) topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Laatste functie

Aard functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Op externe inhuur-basis (nee; ≤ 6 mnd; > 6 mnd)

Betaalde uitkeringen in 2014

Motivering (indien overschrijding)

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.

Uitkeringen boven het WNT-maximum aan niet-topfunctionarissen wegens beëindiging dienstverband

Naam instelling

Laatste functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Betaalde uitkeringen in 2014

Motivering

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.