Gepubliceerd: 27 augustus 2015
Indiener(s): Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: economie energie natuur en milieu overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34199-8.html
ID: 34199-8
Origineel: 34199-2

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 augustus 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van aansluiting wordt na «verbonden hulpmiddelen» ingevoegd: , niet zijnde transformatoren, schakelsystemen en verdeelstations,.

2. De definitie van beheerder van een gesloten distributiesysteem komt te luiden:

beheerder van een gesloten distributiesysteem: onderneming die op grond van artikel 4.2, vierde lid, onderdeel a, of onderdeel b, is aangewezen;

3. De definitie van congestiemanagement komt te luiden:

congestiemanagement: stelsel van procedures dat voorkomt dat zich congestie voordoet en de maatregelen die bewerkstelligen dat congestie wordt opgeheven, met uitzondering van congestiebeheersprocedures;

4. Het begrip rekening wordt vervangen door: rekening voor garanties van oorsprong.

5. In de definitie van windpark wordt «bestaande» vervangen door: in hoofdzaak bestaande.

B

Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Een systeembeheerder beschouwt een organisatorische eenheid voor alle aansluitingen op zijn systeem met betrekking tot de facturering als één aangeslotene.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Meerdere installaties die zijn gelegen in een bouwwerk met:

a. een woonfunctie bestemd voor bewoners die zijn ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of die zich voorbereiden op een promotie als bedoeld in artikel 7.18 van laatstgenoemde wet,

b. een woonoppervlak van maximaal 50 vierkante meter per wooneenheid,

c. gemeenschappelijke ruimtes die een meeromvattende functie hebben dan de reguliere functie van gemeenschappelijke ruimten in een appartementencomplex, worden op verzoek van de eigenaar of eigenaren van het bouwwerk beschouwd als één installatie. Indien de aansluiting is gerealiseerd kan een verzoek van de eigenaar of eigenaren slechts worden ingetrokken ingeval van ingrijpende renovatie van het bouwwerk.

C

Na artikel 2.1, vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op aangeslotenen met een kleine aansluiting die elektriciteit opwekken.

D

Artikel 2.9, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na «het eerste» ingevoegd: of tweede.

2. In onderdeel b wordt «artikel 2.8, zevende lid» vervangen door: artikel 2.8, zesde lid.

E

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en derde lid wordt «rekening» vervangen door: rekening voor garanties van oorsprong.

2. In het tweede lid wordt «Wet Milieubeheer» vervangen door: Wet milieubeheer.

F

In artikel 2.17, derde lid, wordt «een investering als bedoeld in het eerste lid,» vervangen door: een investering als bedoeld in het tweede lid.

G

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde tot en met het negende lid worden vernummerd tot vierde tot en met tiende lid.

2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid wijst Onze Minister bij overdracht van de eigendom van een systeem indien de aanwijzing vervalt, op aanvraag de onderneming waaraan de eigendom wordt overgedragen, aan als beheerder van het betreffende systeem. De aanwijzing treedt in werking op de dag waarop overdracht van de eigendom van het systeem plaatsvindt.

3. In het tiende lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door: negende lid.

H

Artikel 4.3 wordt als gewijzigd:

1. Het derde tot en met het achtste lid worden vernummerd tot vierde tot en met negende lid.

2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid certificeert de Autoriteit Consument en Markt bij overdracht van de eigendom van een systeem indien de aanwijzing vervalt, op aanvraag de rechtspersoon die direct of indirect eigenaar wordt van dat systeem waarvoor ze beheerder wil worden en indien deze rechtspersoon, na verkrijging van de eigendom van het systeem, voldoet aan de eisen die zijn opgenomen bij of krachtens artikel 4.6.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «elke transactie» vervangen door: elke voorgenomen transactie.

4. In het zesde lid (nieuw) wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of tweede lid.

5. In het achtste lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: zevende lid.

I

Artikel 4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «en» vervangen door een komma.

2. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

g. de veiligheid van het systeem naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt voldoende is gewaarborgd.

3. Aan het derde lid wordt toegevoegd: Aan een erkenning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

4. In het vijfde lid wordt «de voorwaarden of verplichtingen» vervangen door: de voorschriften of beperkingen.

J

Artikel 4.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 4.3, achtste lid» vervangen door: artikel 4.3, negende lid.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Een systeembeheerder besteedt geen werkzaamheden bij een aangeslotene uit aan een onderneming waar een leverancier onderdeel van uitmaakt.

3. In het vierde lid wordt «volledige en juiste uitvoering» vervangen door: onafhankelijke, volledige en juiste uitvoering.

K

In artikel 5.5, zevende lid, wordt voor de punt aan het slot van dat lid ingevoegd: voor de uitvoering van de wettelijke taken van de systeembeheerder.

L

In artikel 5.6, eerste lid, wordt, onder verlettering van onderdelen e tot en met g tot f tot en met h, na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. de minimale transportcapaciteit ten behoeve van ieder windpark;.

M

In artikel 5.7, eerste lid, onderdeel c, wordt, na «investeringskosten» ingevoegd: , waaronder kosten voor onderzoek naar de haalbaarheid worden begrepen,.

N

Artikel 5.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, wordt «en het aansluiten de systeemintegriteit in gevaar brengt» vervangen door «of het aansluiten de systeemintegriteit in gevaar brengt» en komt de laatste volzin te luiden:

In dat geval motiveert de systeembeheerder de afwijzing en schetst de systeembeheerder de mogelijkheden voor een aansluiting of koppeling op één of meerdere alternatieve punten.

2. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Een eigenaar van een aansluiting verleent medewerking aan het beheer en onderhoud door de systeembeheerder.

O

In artikel 5.10, tweede lid, wordt «congestiemanagement» vervangen door: congestiemanagement of congestiebeheersprocedures.

P

In artikel 5.12 vervalt het eerste lid onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.

Q

In artikel 5.22, vierde lid, wordt «houdt die gegevens geheim» vervangen door: draagt er zorg voor dat die gegevens niet ter beschikking komen of kunnen komen van derden.

R

Aan artikel 5.34 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.

S

Aan het slot van artikel 5.36 wordt een zinsnede ingevoegd, luidende: , met dien verstande dat een beheerder van een gesloten distributiesysteem een aansluiting kan weigeren indien een aansluiting niet past bij de bijzondere kenmerken van zijn gesloten distributiesysteem.

T

Artikel 5.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bij wege van experiment worden afgeweken» vervangen door: worden bepaald dat Onze Minister bij wege van experiment een ontheffing kan verlenen.

2. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:

e. de aanvraagprocedure en de termijn waarbinnen op een aanvraag wordt beslist en.

U

Artikel 6.4, vijfde lid, vervalt.

V

Na artikel 6.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.5a

De kosten die verband houden met het aanleggen, beheren, wijzigen, verwijderen en onderhouden van een aansluiting op een transmissiesysteem voor gas worden:

a. vastgesteld voor invoed- en afleverpunten en

b. als tarief in rekening gebracht bij programmaverantwoordelijken.

W

Artikel 6.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef van het tweede lid komt te luiden: Een transporttarief wordt onderscheiden naar spannings- of drukniveau, of een bandbreedte daarvan, en dient ter dekking van:.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «op dat spannings- of drukniveau» vervangen door: die een systeembeheerder ten behoeve van een systeem maakt en.

3. In het derde lid wordt «of bij een andere systeembeheerder» vervangen door: , bij een andere systeembeheerder of, indien voor een systeem waar op basis van artikel 4.2 geen beheerder is aangewezen, bij de eigenaar van dat systeem.

4. In het vijfde lid wordt na «voor een installatie» ingevoegd: of een gesloten distributiesysteem.

5. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een transporttarief van een transmissiesysteembeheerder in bepaalde gevallen bij vergunninghouders of distributiesysteembeheerders in rekening wordt gebracht.

X

Artikel 6.8, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. het ter beschikking stellen en beheren van een meetinrichting, bedoeld in artikel 12.21a;.

Y

In artikel 6.10, zesde lid, wordt «kosten» vervangen door: tarieven.

Z

Artikel 6.12 wordt als volgt gewijzigd.

1. In het derde lid wordt, onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e, een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. de geschatte kosten die een transmissiesysteembeheerder voor gas heeft voor investeringen als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, die in het jaar waarop het tarievenvoorstel betrekking heeft, in gebruik worden of zijn genomen en ten aanzien waarvan Onze Minister heeft geoordeeld dat deze noodzakelijk zijn,.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Indien op grond van artikel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht voor het indienen van een voorstel als bedoeld in het tweede lid een formulier wordt vastgesteld kan het bestuursorgaan dat daartoe bevoegd is bepalen dat indiening van dat formulier uitsluitend elektronisch kan plaatsvinden.

AA

In artikel 6.14, eerste lid, vervalt «die zien op aan het systeem onttrokken vermogen».

AB

Artikel 6.16, derde lid, komt te luiden:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de procedure voor goedkeuring van de methode voor berekening van de tarieven en de termijn waarbinnen een dergelijk besluit wordt genomen.

AC

Artikel 7.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «een programma op» vervangen door: een programma voor de voor deze aangeslotenen op.

2. In het zevende lid wordt «degene die programmaverantwoordelijkheid heeft vervangen door: de programmaverantwoordelijke.

3. In het achtste lid, onderdeel c, wordt, voor de punt aan het slot van dat onderdeel, ingevoegd: , waaronder het bedrag, bedoeld in het zevende lid.

AD

De opschriften van de paragrafen van hoofdstuk 8 worden als volgt gewijzigd:

1. «§ 8.6. Bescherming van alle aangesloten» komt te luiden:

§ 8.3. Bescherming van alle aangesloten.

2. «§ 8.5. Informatieverstrekking aan afnemers» komt te luiden:

§ 8.4. Informatieverstrekking aan afnemers.

3. «§ 8.6. Leveranciersmodel» komt te luiden:

§ 8.5. Leveranciersmodel.

4. «§ 8.7. Informatie over de keuze van energiebronnen bij elektriciteit» komt te luiden:

§ 8.6. Informatie over de keuze van energiebronnen bij elektriciteit.

5. «§ 8.8. Salderen en terugleveren» komt te luiden:

§ 8.7. Salderen en terugleveren.

6. «§ 8.9. Leveringsvergunning» komt te luiden:

§ 8.8. Leveringsvergunning.

7. «§ 8.10. Verplichtingen leveranciers» komt te luiden:

§ 8.9. Verplichtingen leveranciers.

AE

Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «Een installatie als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid en artikel 2.8, eerste lid,» vervangen door: Een windpark met een capaciteit van ten minste 5 MW.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op openbare werken van algemeen nut die met toepassing van een verplichting tot gedogen als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht worden aangelegd, in stand gehouden, gewijzigd of verplaatst.

AF

Het opschrift van paragraaf 12.2 komt te luiden:

§ 12.2 Overgangsrecht en samenloop

AG

Na artikel 12.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.12a

Na artikel IV van de Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IVa

Waar in de artikelen V tot en met VII wordt verwezen naar artikelen van de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet, wordt verwezen naar deze artikelen zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Elektriciteits- en gaswet.

AH

In artikel 12.13, tweede lid, vervalt «waarvoor op grond van artikel 5:48 van de Algemene wet bestuursrecht een rapport is opgemaakt,».

AI

In artikel 12.14 wordt «artikel 1.1, eerste lid,.» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid.

AJ

In artikel 12.15 wordt «die zijn aangelegd en in werking zijn voor 1 januari 2016» vervangen door: waarvoor voor de datum waarop deze wet in werking treedt een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of op grond van artikel 6.5 van de Waterwet is verleend,.

AK

In artikel 12.19, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 4.2, derde lid» vervangen door: artikel 4.2, vierde lid.

AL

Artikel 12.21, eerste lid, komt te luiden:

1. Een infrastructuurbedrijf kan handelingen en activiteiten met betrekking tot warmte die vallen buiten de in artikel 4.14 genoemde werkzaamheden die het verrichtte voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4.14, blijven verrichten.

AM

Na artikel 12.21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.21a

Indien voor inwerkingtreding van deze wet door een systeembeheerder op verzoek een meetinrichting ter beschikking is gesteld aan een aangeslotene met een grote aansluiting, blijft de systeembeheerder deze meetinrichting op verzoek ter beschikking stellen en wordt deze meetinrichting op verzoek van de aangeslotene beheerd door de systeembeheerder.

AN

Na artikel 12.30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.30a

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 april 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken, houdende een verhoging van voor de Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima (34 190) tot wet is of wordt verheven en die wet inwerking is getreden of in werking treedt, wordt artikel 10.3 als volgt gewijzigd:

1. In het tweede en derde lid, wordt «€ 450.000» gewijzigd in: € 900.000.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De bestuurlijke boete die ingevolge het eerste lid, onderdeel a of b, ten hoogste kan worden opgelegd wordt verhoogd met 100% indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dagtekening van het van de overtreding opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een aan die overtreder voor een eerdere overtreding van eenzelfde of een soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden.

AO

Artikel 12.32 komt te luiden:

Artikel 12.32

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Toelichting

I. Algemeen

Met deze nota van wijziging wordt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet) op een aantal punten gewijzigd. De wijzigingen strekken met name ter verduidelijking en verbetering van het wetsvoorstel op meer ondergeschikte punten. De uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het opstellen van het wetsvoorstel zijn op hoofdpunten ongewijzigd. Aanleiding voor de wijzigingen zijn onder andere enkele vragen die de leden van diverse fracties van de Tweede Kamer in het verslag hebben gesteld. Daarnaast vormde een aantal vragen en opmerkingen die zijn gesteld bij de internetconsultatie van het ontwerp van het Besluit elektriciteit en gas aanleiding voor een verduidelijking van het wetsvoorstel op een aantal punten. Tot slot is aantal wijzigingen van redactionele en wetstechnische aard opgenomen.

II. Artikelen

Onderdeel A, eerste, tweede, vierde en vijfde lid

In artikel 1.1. wordt de definitie van aansluiting aangevuld. Verduidelijkt wordt dat transformatoren, schakelsystemen en verdeelstations geen onderdeel uit kunnen maken van een aansluiting. Deze hulpmiddelen zijn onderdeel van een systeem of van een installatie. Andere zaken, zoals geleiders, beveiligingen en secundaire systemen zijn leidingen of daarmee verbonden hulpmiddelen en kunnen daarom wel onderdeel uitmaken van een aansluiting.

Verder wordt de definitie van «beheerder van een gesloten distributiesysteem» zodanig gewijzigd dat een dergelijke beheerder niet langer een rechtspersoon hoeft te zijn, maar dat het voldoet als sprake is van een onderneming. Door deze wijzigingen kunnen in lijn met de huidige praktijk ook ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid beheerder van een gesloten distributiesysteem zijn.

Bij de definitie van «rekening» wordt verduidelijkt dat het gaat om een rekening voor garanties van oorsprong.

De definitie van «windpark» zou het beeld kunnen geven dat een windpark alleen bestaat uit windmolens, terwijl ook ander elektrisch materieel onderdeel uit kan maken van de installatie. Om die reden wordt toegevoegd dat een windpark in hoofdzaak bestaat uit windmolens.

Onderdelen A, derde lid, en O

In artikel 5.10, van het wetsvoorstel is de transporttaak voor de systeembeheerder vastgelegd. De transporttaak is niet absoluut: indien een systeembeheerder over onvoldoende capaciteit beschikt, kan hij weigeren om een transport uit te voeren. Bij de weigering moet de systeembeheerder vervolgens ingaan op congestiemanagement. Congestiemanagement is gedefinieerd in artikel 1.1 en ziet op een stelsel van procedures om congestie te voorkomen en maatregelen om congestie op te heffen. Naast congestiemanagement zijn er ook Europese congestiebeheersprocedures. Die procedures zijn opgenomen in verordening 714/2009 (voor elektriciteit) en in verordening 715/2009 (voor gas). De congestiebeheersprocedures zien op congestie op landgrensoverschrijdende systemen en op de eventuele doorwerking daarvan op de nationale systemen. Congestiemanagement is het stelsel van procedures dat een systeembeheerder toepast indien de congestie alleen effecten heeft op de nationale systemen, en voor zover de congestie niet onder de reikwijdte van de voornoemde verordeningen valt.

Om het onderscheid tussen congestiemanagement en congestiebeheersprocedures duidelijker te maken, wordt in de definitie van congestiemanagement opgenomen dat daaronder niet zijn begrepen de procedures die horen tot de congestiebeheersprocedures. Daarnaast wordt in het voorgestelde artikel 5.10, tweede lid, toegevoegd dat indien een systeembeheerder over onvoldoende capaciteit beschikt om te transporteren, hij bij de weigering ingaat op congestiemanagement dan wel op congestiebeheersprocedures. Het voorgestelde artikel 5.10, derde lid, bevat vervolgens de grondslag om de procedures van congestiemanagement nader uit te werken bij algemene maatregel van bestuur; die grondslag omvat dus niet het uitwerken van congestiebeheersprocedures. Op grond van het voorgestelde artikel 10.8, onderdeel g, keurt de Autoriteit Consument en Markt (verder: ACM) de congestiebeheersprocedures goed.

Onderdeel B

De eerste wijziging in artikel 1.2 is om zeker te stellen dat bedrijven die gelet op hun activiteiten veel aansluitingen hebben per systeembeheerder één factuur ontvangen in plaats van een grote hoeveelheid losse facturen.

De tweede wijziging van artikel 1.2 houdt verband met zowel de bijzondere karakteristieken van studentencomplexen als de aard van de huurders in deze complexen. Vanwege deze bijzondere karakteristieken is het wenselijk mogelijk te maken dat deze complexen collectief kunnen worden aangesloten op een systeem in plaats van individuele aansluitingen per studentenwoning.

De wenselijkheid van een collectieve aansluiting volgt uit de wijze waarop studentencomplexen zijn ingericht. Deze bestaan voor een relatief groot deel uit gemeenschappelijke ruimtes en de zelfstandige en onzelfstandige wooneenheden zijn klein. De gemeenschappelijke ruimtes hebben een meeromvattende functie dan de gemeenschappelijke ruimtes in bijvoorbeeld een appartementencomplex. Zo zijn er ontmoetingsruimten, gemeenschappelijke keukens, stallingen en wasserettes. Door het relatief grote aandeel gemeenschappelijke ruimtes is het gemeenschappelijk energieverbruik relatief hoog en het individuele energiegebruik van verhuurders relatief laag. Mede hierdoor is het individueel aansluiten van de wooneenheden zeer kosteninefficiënt. Uit cijfers van de brancheorganisatie voor studentenhuisvesting, Kences, blijkt dat collectieve aansluiting een voordeel oplevert van circa € 300 per jaar per student.

De wenselijkheid van een collectieve aansluiting heeft ook te maken met de aard van de huurders. Er is sprake van een hoge mutatiegraad en daarmee een korte woonduur. De mutatiegraad in studentencomplexen is gemiddeld 30–40% per jaar en kan oplopen tot zelfs 200% per jaar, met name wanneer er veel studenten tijdelijk wonen als gevolg van campuscontracten, stages of internationale uitwisselingen. Voorts wordt het huurcontract beëindigd, wanneer de huurders stoppen met hun studie of deze afronden. Het veelvuldig individueel afsluiten van leveringscontracten zorgt voor onevenredig veel lasten bij studenten en energiebedrijven en is in de praktijk niet uitvoerbaar waar het gaat om korte periodes.

De keuze voor een collectieve aansluiting wordt gelaten aan een studentenhuisvester. De studentenhuisvester kan een systeembeheerder verzoeken om een collectieve aansluiting. Bij dat verzoek zal de huisvester aannemelijk moeten maken dat het gaat om een studentencomplex. Aangezien het met het oog op maatschappelijke kosten niet wenselijk is dat regelmatig gewisseld wordt tussen collectieve aansluiting van een gebouw en individuele aansluiting van de eenheden wordt bepaald dat een verzoek om een collectieve aansluiting na realisatie alleen ingeval van ingrijpende renovatie van het gebouw kan worden ingetrokken.

Deze bijzondere situatie geldt alleen voor studentencomplexen. Het is niet wenselijk dat verhuurders van andere wooncomplexen niet langer wettelijk verplicht zijn mee te werken aan individueel aansluiten van een wooneenheid. Om te garanderen dat de mogelijkheid voor collectief aansluiten enkel geldt voor studentencomplexen, wordt de reikwijdte beperkt tot studentencomplexen door te eisen dat het bouwwerk bestemd moet zijn voor studenten, geen wooneenheden mag hebben van groter dan 50 vierkante meter gebruiksoppervlakte en dat de gemeenschappelijke ruimten een meeromvattende functie moeten hebben dan gebruikelijk is in een appartementencomplex.

Onderdeel C

In artikel 2.1 van het wetsvoorstel is de boekhoudplicht voor producenten opgenomen. In het derde lid is een uitzondering opgenomen voor producenten van gas die een beperkte hoeveelheid gas produceren. Richtlijn 2009/72 verplicht ook producenten zie slechts een beperkte hoeveelheid elektriciteit opwekken tot het voeren van een boekhoudplicht. Aan die verplichting kan worden voldaan door middel van de nota’s van de leverancier waarop de hoeveelheid onttrekken en ingevoede elektriciteit wordt vermeld. Het nieuwe vierde lid expliceert dat deze kleine producenten geen jaarrekening hoeven op te stellen.

Onderdeel D

In de voorgestelde artikelen 2.8 en 2.9 is de provinciale coördinatieregeling opgenomen voor windparken van 5 tot en met 100 MW. Gedeputeerde staten coördineren de voorbereiding en bekendmaking van benodigde besluiten en worden aangemerkt als bevoegd gezag voor de besluiten. Artikel 2.9, zesde lid, geeft gedeputeerde staten de mogelijkheid af te zien van coördinatie, maar onduidelijk is of hiermee ook afgezien kan worden van het overnemen van de bevoegdheid van gemeenten. Aangezien het wel wenselijk is dat provincies en gemeenten afspraken kunnen maken over de bevoegdheid en het niet passend zou zijn dat een provincie wel af kan zien van de coördinatie en niet van de bevoegdheid, wordt verduidelijkt dat gedeputeerde staten ook af kan zien van het overnemen van bevoegdheden van gemeenten.

Onderdelen G en H

Artikel 4.1 van het wetsvoorstel heeft als uitgangspunt dat een onderneming die eigenaar is van een systeem er zorg voor draagt dat krachtens een beheerder is en blijft aangewezen en dat deze beheerder wordt gecertificeerd of erkend en gecertificeerd of erkend blijft. Het hebben van de eigendom van een systeem is het startpunt van certificering en aanwijzen als beheerder. Het kan echter zijn dat de aanwijzing van een systeembeheerder vervalt en de eigendom van dat systeem over gaat op een andere onderneming. Die onderneming kan echter het proces van certificering en aanwijzen niet starten zolang hij geen eigenaar van het systeem is. Tegelijkertijd is het onwenselijk dat de eigendom reeds overgaat voordat een nieuwe beheerder is aangewezen; alleen beheerders mogen de taken van hoofdstuk 5 van het wetsvoorstel uitvoeren. In het geval dat een aanwijzing vervalt, kan er een tijdelijk onduidelijkheid bestaan wie beheerder is. Om die onduidelijkheid weg te nemen worden de artikelen 4.2 en 4.3 van het wetsvoorstel aangepast. Ingeval van overdracht van de eigendom van een systeem indien de aanwijzing van de beheerder vervalt, kan de toekomstig eigenaar zich laten certificeren door ACM en zich vervolgens door Onze Minister als beheerder van het betreffende systeem laten aanwijzen. Om te voorkomen dat er gelijktijdig twee beheerders van hetzelfde systeem zijn aangewezen, treedt de aanwijzing van de nieuwe beheerder pas in werking op de dag waarop de eigendom is overdragen.

In artikel 4.3 van het wetsvoorstel wordt daarnaast een kleine wijziging aangebracht in het vierde lid (nieuw) door te regelen dat elke voorgenomen transactie die kan leiden tot een wijziging van de certificering dient te worden gemeld aan ACM. Het is van belang dat deze melding vooraf aan de transactie moet worden gedaan. Het kan immers gaan om transacties die niet, of slechts tegen zeer hoge kosten zijn terug te draaien. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan overnames of benoemingen. Door te spreken van voorgenomen transacties wordt ook beter aangesloten bij artikel 10, derde lid van richtlijnen 2009/72 en 2009/73.

Onderdeel I

Het voorgestelde artikel 4.4 ziet op de erkenning van gesloten distributiesystemen. Gesloten distributiesystemen zijn systemen waar minder stringente eisen aan worden gesteld dan distributiesystemen die worden beheerd door een systeembeheerder. Een belangrijk aspect waar niet aan getornd mag worden is de veiligheid van een dergelijk systeem. Om te voorkomen dat hier discussie over kan ontstaan wordt verduidelijkt dat de veiligheid van een gesloten distributiesysteem door ACM wordt getoetst in het kader van de erkenning.

Voorts wordt, in lijn met de huidige praktijk, bepaald dat aan een erkenning voorwaarden of verplichtingen kunnen worden verbonden. Er was reeds bepaald dat hier nadere regels over kunnen worden gesteld, maar niet expliciet dat ook daadwerkelijk voorwaarden of verplichtingen aan een erkenning kunnen worden verbonden.

Onderdeel J

In artikel 4.11 is een verbod opgenomen voor systeembeheerders om werk uit te besteden aan een producent of leverancier van of een handelaar in elektriciteit of gas. Dit is een voortzetting van de huidige bepalingen in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet dat producenten, leveranciers of handelaren zich onthouden van iedere bemoeiing met de uitvoering van de wettelijke taken van systeembeheerders. De achtergrond hiervan is dat het onwenselijk is dat via de uitbesteding van werkzaamheden de splitsing tussen systeembeheer enerzijds en productie, levering en handel anderzijds teniet wordt gedaan, waardoor het onafhankelijk systeembeheer en het gelijke speelveld tussen bedrijven zou kunnen worden aangetast.

Uit gesprekken met systeembeheerders en verschillende bedrijven is duidelijk geworden dat dit verbod in de praktijk tot onevenredige gevolgen kan leiden. Zo zou een installateur die onderdeel is van een groter bedrijf dat ook energie produceert (in het buitenland) geen werkzaamheden meer mogen verrichten aan systemen.

Wat vooral van belang is te waarborgen is dat bedrijven het uitvoeren van de wettelijke taken namens een systeembeheerder niet aangrijpen om de gunst van een klant te winnen. Dit zou tot verwarring kunnen leiden bij klanten met wie ze nu te maken hebben en of ze keuzevrijheid hebben of niet en daarmee ook tot een verstoring van het gelijke speelveld tussen bedrijven.

Om deze redenen wordt voorgesteld het verbod om werkzaamheden uit te besteden te beperken tot werkzaamheden bij aangeslotenen door leveranciers. Zo is het wel mogelijk dat bijvoorbeeld installatiewerkzaamheden aan systemen worden gedaan door bedrijven gelieerd aan producenten, leveranciers of handelaren, maar wordt voorkomen dat via het uitvoeren van wettelijke taken van een systeembeheerder een strijd om de gunst van de klant ontstaat.

Aangezien de hoeveelheid taken die door een systeembeheerder kunnen worden uitbesteed aan een producent, leverancier of handelaar hiermee wordt vergroot, wordt in het vierde lid als extra waarborg opgenomen dat een systeembeheerder ook bij uitbesteding verantwoordelijk is voor een onafhankelijke uitvoering van de wettelijke taken. Dit is van belang bij eventuele uitbesteding van wettelijke taken waar een producent, leverancier of handelaar of juist een concurrent van hen een belang bij heeft. Het is dan aan de systeembeheerder om te bepalen op welke wijze de onafhankelijke uitvoering van de taak geborgd kan worden. Dit kan betekenen dat de systeembeheerder tot de conclusie komt dat hij de taak zelf moet verrichten.

Onderdeel K

De tekst van artikel 5.5, zevende lid, wordt aangepast door toevoeging van de zinsnede «voor de uitvoering van de wettelijke taken van de systeembeheerder» om te expliciteren dat uitvoering van de in het investeringsplan opgenomen investeringen tot de wettelijke taken behoort en dat de efficiënte kosten voor uitvoering van deze investeringen dus ook betrokken dienen te worden bij de vaststelling van de tarieven.

Onderdeel L

Windparkexploitanten zal worden toegestaan meer vermogen aan windmolens op te stellen dan dat er transportcapaciteit is (zie Kamerstukken II 2014/15, 33 561, nr. 19). Dit kan voor de windparkexploitant schaalvoordelen en een optimalere benutting van de beschikbare transportcapaciteit opleveren. De windmolens produceren immers lang niet altijd op vol vermogen. Of gebruik gemaakt wordt van deze ruimte is aan de windparkexploitant, waarbij er geen garantie is dat het extra vermogen op momenten van maximale productie getransporteerd kan worden. Met de toevoeging aan het scenario van de minimale transportcapaciteit ten behoeve van ieder windpark wordt uit het scenario duidelijk op welke transportcapaciteit een windparkexploitant kan rekenen. Dit zal zich vervolgens vertalen naar de compensatieregeling die op grond van artikel 5.27 wordt uitgewerkt.

Onderdeel M

Artikel 5.7 regelt dat een systeembeheerder voor elektriciteit op verzoek bovengrondse delen van het systeem vervangt voor ondergrondse delen. Eén van de voorwaarden is dat de verzoeker 25 procent van de investeringskosten betaalt. Met deze wijziging wordt tot uitdrukking gebracht dat onder deze investeringskosten tevens de kosten voor het onderzoek naar de haalbaarheid vallen. Deze kosten worden door de systeembeheerder gemaakt voordat wordt besloten of de vervanging doorgang zal vinden. De verzoeker kan dus voor wat betreft de gemaakte onderzoekskosten ook van de regeling gebruik maken indien zij op basis van een haalbaarheidsonderzoek besluit dat (een deel van) de verkabeling geen doorgang zal vinden. Ook als de verkabeling geen doorgang vindt kan de systeembeheerder op grond van artikel 6.7, tweede lid, een vergoeding in rekening brengen voor de kosten voor het onderzoek naar de haalbaarheid.

Onderdeel N

Artikel 5.9, vierde lid, wordt op twee punten aangepast. Ten eerste wordt verduidelijkt dat zowel onvoldoende aansluitcapaciteit als gevaar voor de systeemintegriteit reden kunnen zijn om een aansluiting te weigeren en dat niet gelijktijdig van beiden sprake hoeft te zijn om een aansluiting te kunnen weigeren. Voorts wordt toegevoegd dat een systeembeheerder bij een weigering van een aansluiting in moet gaan op alternatieven voor de gevraagde aansluiting. Dit om expliciet tot uitdrukking te brengen dat het weigeren van een specifieke aansluiting niet betekent dat een verzoeker in het geheel een aansluiting kan worden ontzegd.

Aan het zesde lid van artikel 5.9 wordt toegevoegd dat een eigenaar van een aansluiting medewerking moet verlenen aan het beheer en onderhoud door de systeembeheerder. Dit is van belang indien de systeembeheerder geen eigenaar is van de aansluiting.

Onderdelen P, X en AM

De metermarkt voor grootverbruikers is een vrije markt. Bij het openstellen van deze markt is bij wijze van zekerheid geregeld dat grootverbruikers over een meetinrichting kunnen beschikken de taak voor systeembeheerders opgenomen om desgevraagd een meetinrichting ter beschikking te stellen. In de praktijk is er voldoende aanbod in de markt, dus is deze taak voor systeembeheerders overbodig. Om die reden wordt, mede op verzoek van meetbedrijven en systeembeheerders, voorgesteld in artikel 5.12, eerste lid, deze taak voor systeembeheerders te schrappen.

In het overgangsrecht (artikel 12.21a) wordt wel bepaald dat indien een meetinrichting door een systeembeheerder is verstrekt dat dit zo kan blijven. Dit om te voorkomen dat deze meetinrichtingen verplicht moeten worden overgedragen aan een andere partij. Systeembeheerders kunnen in dit geval ook een vergoeding in rekening blijven brengen.

Onderdeel Q

In artikel 5.22, vierde lid, van het wetsvoorstel is de geheimhoudingsplicht voor systeembeheerders opgenomen. Zij mogen gegevens, waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, niet actief of passief met derden delen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in haar uitspraak van 25 maart 2015 bepaald dat de huidige bepalingen over de geheimhoudingsplicht (artikel 79, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 37, eerste lid, van de Gaswet) alleen worden geschonden als de systeembeheerder de geheim te houden gegevens actief bekend maakt. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat een systeembeheerder de geheimhoudingsplicht overtreedt indien hij de gegevens passief bekend maakt. Ook bij passieve bekendmaking kunnen de gegevens in handen van derden komen, hetgeen op grond van 16, eerste lid, en van artikel 27 van richtlijn 2009/72, niet toelaatbaar is. Krachtens de richtlijn dient een systeembeheerder de vertrouwelijkheid van gegevens te eerbiedigen. Gelet op de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven wordt artikel 5.22, vierde lid, aangepast.

Onderdeel R

Naar aanleiding van vragen in het verslag over het toekennen van tijdelijke taken en de rol van de Tweede Kamer daarbij, is aan artikel 5.34 toegevoegd dat de algemene maatregel van bestuur waarbij tijdelijke taken aan een systeembeheerder worden toegekend, zal worden voorgehangen bij beide kamers der Staten-Generaal.

Onderdeel S

In artikel 5.36 van het wetsvoorstel worden verschillende artikelen van overeenkomstige toepassing verklaard op een beheerder van een gesloten distributiesysteem. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van de aansluitplicht zou het beeld kunnen ontstaan dat er een plicht is huishoudelijke eindafnemers aan te sluiten, terwijl slechts in uitzonderingsgevallen huishoudelijke eindafnemers aangesloten mogen zijn op een gesloten distributiesysteem. Om die reden wordt expliciet gemaakt dat een aansluiting geweigerd kan worden indien de aansluiting niet past bij de bijzondere kenmerken van het gesloten distributiesysteem.

Onderdeel T

Experimenten worden thans toegestaan door middel van een ontheffing. In artikel 5.37 wordt verduidelijkt dat deze werkwijze wordt gehanteerd. Voorts wordt het mogelijk regels te stellen over de termijn, waarbinnen op een aanvraag om een ontheffing moet worden beslist. Indien een dergelijke termijn wordt vastgesteld is sprake van een wettelijke bepaling als bedoeld in artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Onderdelen U en V

In artikel 6.4 en 6.5 van het wetsvoorstel zijn de aansluittarieven van systeembeheerders geregeld. In 6.4 staat de tariefsystematiek voor aansluittarieven voor standaardaansluitingen beschreven. In artikel 6.5 staat onder welke omstandigheden een systeembeheerder een vergoeding in rekening brengt voor maatwerkaansluitingen, waaronder de situaties waarin een aansluiting wordt gewijzigd of verwijderd. Hiermee is beoogd een bestaande werkwijze in de wet vast te leggen. De transmissiesysteembeheerder voor gas kent echter een afwijkende systematiek voor het in rekening brengen van kosten die verband houden met het aanleggen, beheren, onderhouden, wijzigen en verwijderen van aansluitingen. De efficiënte kosten hiervoor worden via een generiek tarief en een tariefdrager in rekening gebracht bij programmaverantwoordelijken, en niet via (maatwerk)vergoedingen bij aangeslotenen. Het invoegen van een nieuw artikel 6.5a bewerkstelligt dat de bestaande tariefsystematiek voor aansluitingen op een transmissiesysteem voor gas gehandhaafd blijft. Het vijfde lid van artikel 6.4 wordt hierdoor overbodig.

Onderdeel W

Het voorgestelde tweede lid van artikel 6.6 wordt verduidelijkt ten aanzien van de kosten die met de transporttarieven gedekt kunnen worden. In het wetsvoorstel is opgenomen dat het om kosten op een specifiek spannings- of drukniveau of een bandbreedte daarvan gaat, die verband houden met haar wettelijke taken. In de praktijk bestaan echter ook kosten van wettelijke taken die niet verband houden met een specifiek spannings- of drukniveau of een bandbreedte daarvan, maar juist het systeem als geheel. Een voorbeeld is de taak van de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit, om het systeem weer op spanning te kunnen brengen indien er sprake is van een blackout. Met de wijzigingen in het tweede lid wordt verduidelijkt dat kosten die in dat verband worden gemaakt tevens kunnen worden gedekt met het transporttarief.

Aan het derde lid van artikel 6.6 wordt toegevoegd dat als geen systeembeheerder is aangewezen transporttarieven in rekening worden gebracht bij de eigenaar van het betreffende systeem. Dit om te voorkomen dat ingeval van een systeem waarvoor (achteraf blijkt dat) geen systeembeheerder is aangewezen, bijvoorbeeld ingeval bepaalde verbindingen achteraf een systeem blijken te zijn in plaats van een installatie, geen tarieven verschuldigd waren en zijn.

Het vijfde lid van artikel 6.6 wordt aangepast zodat ook voor een gesloten distributiesysteem – analoog aan een installatie – geldt dat in geval van meerdere verbindingen met een systeem op eenzelfde spanningsniveau of bandbreedte van spanningsniveaus, uitgegaan mag worden van één aansluiting voor berekening van het transporttarief.

De wijziging van het zesde lid betreft de transporttarieven van een transmissiesysteembeheerder voor gas. Deze tarieven worden thans in voor het overgrote deel in rekening gebracht bij programmaverantwoordelijken. Een klein deel van de transporttarieven wordt in het kader van de piekleveringstaak van transmissiesysteembeheerders voor gas in rekening gebracht bij vergunninghouders (leveranciers aan kleinverbruikers). De aanpassing van het artikel dient om mogelijk te maken dat dit bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd kan worden. Hiermee wordt gewaarborgd dat de huidige verdelingssystematiek van het transporttarief wordt gewaarborgd. Daarnaast ontstaat door de aanpassing van het artikel ook de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat transporttarieven in rekening gebracht worden bij distributiesysteembeheerders voor gas. Dit is thans niet het geval. De transporttarieven van de transmissiesysteembeheerder voor gas worden met name in rekening gebracht bij programmaverantwoordelijken, waaronder leveranciers. De transporttarieven die leveranciers betalen aan de transmissiesysteembeheerder voor gas, werken door in de leveringsprijs die aangeslotenen op distributiesystemen voor gas betalen. Deze transporttarieven komen tot uitdrukking in de zogenaamde gasregiotoeslag. De gasregiotoeslag is echter niet wettelijk gereguleerd en verschilt in de praktijk per leverancier. Dit maakt een vergelijking van gasprijzen voor kleinverbruikers mogelijk minder transparant. Een alternatief voor deze methodiek zou zijn om (een deel van) de transporttarieven direct in rekening te brengen bij distributiesysteembeheerders voor gas in plaats van bij programmaverantwoordelijken. De kosten cascaderen vervolgens door naar aangeslotenen op die distributiesystemen, vergelijkbaar met de tariefstructuur bij het elektriciteitssysteem. Van deze aanpassing worden weinig herverdelingseffecten verwacht. Tegelijkertijd betreft het een systeemwijziging waarvan betrokkenen nog niet alle gevolgen in kaart hebben gebracht. Daarom wordt vooralsnog vastgehouden aan de bestaande tariefstructuur en wordt de stakeholders gevraagd de gevolgen in kaart brengen. Om dit genoemde alternatief in de toekomst toch mogelijk te maken, wordt met deze wijziging wel de mogelijkheid gecreëerd om op een later tijdstip bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat transporttarieven van een transmissiesysteembeheerder voor gas ook in rekening gebracht kunnen worden bij distributiesysteembeheerders.

Onderdeel Y

In bepaalde gevallen brengen systeembeheerders tarieven in rekening bij andere systeembeheerders. In artikel 6.10, zesde lid, wordt dit aangeduid met het begrip «kosten». Om onduidelijkheid te voorkomen wordt dit begrip vervangen door «tarieven».

Onderdeel Z

In het voorgestelde artikel 6.12 worden een aantal aanpassingen gedaan. Ten eerste wordt vastgelegd dat de (efficiënte) kosten voor investeringen ten behoeve van kleine velden (alleen bij de transmissiesysteembeheerder voor gas) tussentijds verrekend worden in de tarieven. Dit is thans het geval, maar deze mogelijkheid is per abuis in voorliggend wetsvoorstel niet opgenomen.

Ten tweede wordt mogelijk gemaakt dat ACM een elektronisch formulier vaststelt waarmee een voorstel voor de tarieven als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, moeten worden ingediend. Artikel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht maakt het reeds mogelijk dat ACM een formulier vaststelt voor het indienen van een dergelijk voorstel. De bepalingen van afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht schrijven echter voor dat naast schriftelijke communicatie met bestuursorganen de elektronische weg kan worden opengesteld. Dit uitgangspunt van nevenschikking verzet zich tegen een formulier waarmee nog slechts elektronisch verkeer met de overheid mogelijk is. Met deze wijziging wordt van dat uitgangspunt afgeweken, voor zover het een voorstel voor tarieven betreft.

Onderdeel AA

Het voorgestelde artikel 6.9 van bepaalt bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over tariefdragers voor het transporttarief. Artikel 6.14 loopt hierop vooruit met de formulering «de tariefdragers die zien op aan het systeem onttrokken vermogen». Het is denkbaar dat er in de toekomst een of meerdere andere tariefdragers voor het transporttarief worden ingesteld die niet zien aan het op het systeem onttrokken vermogen. De volumecorrectie uit artikel 6.15 dient ook daar op van toepassing te zijn. Met de met deze nota voorgestelde wijziging wordt dit aangepast. Invulling van regels met betrekking tot zowel de tariefdragers als de volumecorrectie vindt plaats bij lagere regelgeving.

Onderdeel AB

Op grond van artikel 6.16, tweede lid, kan een aangeslotene bij een gesloten distributiesysteem de ACM verzoeken een methode voor de berekening van tarieven voor dat distributiesysteem goed te keuren. Op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet werd voor die goedkeuring een van de Algemene wet bestuursrecht afwijkende beslistermijn gehanteerd. Met deze wijziging wordt het voorgestelde artikel zodanig aangepast dat een dergelijke afwijking ook op grond van artikel 6.16, derde lid, mogelijk is.

Onderdeel AC

In artikel 7.6, vierde lid, wordt verduidelijkt dat de leverancier die elektriciteit of gas levert aan aangeslotenen met een kleine aansluiting, de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een programma van deze aangeslotenen overneemt.

Verder wordt in het achtste lid, dat een basis biedt voor het stellen van regels bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, toegevoegd dat die regels kunnen zien op het bedrag, dat verschuldigd is indien een programmaverantwoordelijke niet handelt overeenkomstig het door hem ingediende programma.

Onderdeel AE

Bij de wijziging van Elektriciteitswet 1998 in 2010 is de Belemmeringenwet privaatrecht van toepassing verklaard op de aanleg, wijziging en instandhouding van windparken waarop een provinciale of Rijkscoördinatieregeling van toepassing is. Dit zijn windparken van meer dan 100 MW (Rijkscoördinatieregeling) en windparken van meer dan 5 MW (provinciale coördinatieregeling), waarvan de gemeente heeft geweigerd mee te werken aan de ruimtelijke inpassing. Dit betekent dat het wettelijk instrumentarium dat een initiatiefnemer ter beschikking staat om een windpark te realiseren afhangt van welke overheid het bevoegd gezag is voor de ruimtelijke inpassing en coördinatie van de vergunningverlening van het project. Dit onderscheid tussen projecten die materieel hetzelfde zijn, is onwenselijk. Niet de procedure, maar de aard van het werk is bepalend voor de vraag of er sprake is van een werk van algemeen nut. Het eerste lid van onderhavig artikel repareert dit. De toepassing van de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt rechtstreeks gekoppeld aan de aard van het werk, te weten windparken van meer dan 5 MW, in plaats van aan de procedure voor de ruimtelijke inpassing van het project. Dit sluit aan bij systematiek en structuur van het nieuwe stelsel van gedoogplichten in hoofdstuk 10 van het wetsvoorstel Omgevingswet.

In het tweede lid van dit artikel wordt artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (verder: artikel 5:20 BW) van overeenkomstige toepassing verklaard op alle openbare werken van algemeen nut die met toepassing van een verplichting tot gedogen als bedoeld in artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht worden aangelegd, in stand gehouden, gewijzigd of verplaatst. Dit is nodig omdat in de Belemmeringenwet Privaatrecht geen regeling is opgenomen over de eigendom van het werk van algemeen nut dat op basis van een verplichting tot gedogen wordt aangelegd op of in de onroerende zaak van een ander. In de gevallen dat minnelijke overeenstemming wordt bereikt over de aanleg van een werk van algemeen nut, wordt vaak een opstalrecht gevestigd. Met de vestiging van dit beperkte recht behoudt de initiatiefnemer de eigendom van dat werk. Wordt er echter geen minnelijke overeenstemming bereikt en komt het uiteindelijk tot het opleggen van een gedoogplicht, dan zouden die werken door het bepaalde in artikel 5:20, eerste lid, BW mogelijk eigendom kunnen worden van de eigenaar van de grond waarop of waarin het werk is geplaatst. Artikel 5:20, tweede lid, BW voorziet in de «doorknip» van deze verticale natrekking voor energie- en/of informatienetten. Het onderhavige artikel voorziet er in dat de werking van artikel 5:20, tweede lid, BW wordt uitgebreid naar alle werken van algemeen nut waarvoor een gedoogplichtbeschikking is opgelegd. Het voorgestelde artikel 11.1, derde lid, sluit aan en loopt vooruit op artikel 10.28 van het wetsvoorstel Omgevingswet (Kamerstukken I 2014/15, 33 962, A). Deze bepaling overbrugt daarmee de periode tussen de verwachte inwerkingtreding van dit wetsvoorstel en het wetsvoorstel Omgevingswet dat op een latere datum is voorzien.

Onderdeel AG

Het wetsvoorstel laat het overgangsrecht van de Wet onafhankelijk netbeheer ongemoeid. Dit is onder meer van belang voor de afwikkeling van de zogenaamde cross border lease overeenkomsten die enkele systeembeheerders nog hebben. Omdat het overgangsrecht van de Wet onafhankelijk netbeheer verwijst naar de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en die wetten op grond van het wetsvoorstel worden ingetrokken, wordt bepaald dat de verwijzingen naar de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet gelezen moeten worden als verwijzingen naar die wetten voordat ze ingetrokken zijn.

Onderdeel AH

In artikel 12.13 is overgangsrecht opgenomen voor het afhandelen van lopende zaken na intrekking van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. In het tweede lid is geregeld dat overtredingen nadien nog afgehandeld kunnen worden. De toevoeging dat er een rapport op grond van artikel 5.48 van de Algemene wet bestuursrecht opgemaakt moet zijn wordt geschrapt. De toevoeging kon ten onrechte het beeld geven dat alleen overtredingen konden worden afgehandeld waarvoor voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel een rapport opgemaakt is, terwijl ook nadien nog rapporten opgemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld als het onderzoek nog loopt. Bovendien volgt reeds uit artikel 5:48 van de Algemene wet bestuursrecht dat voor een overtreding alleen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd als eerst een rapport is opgemaakt.

Onderdeel AJ

Op 1 juli 2015 is de Wet windenergie op zee in werking getreden. Het overgangsrecht dat bepaalt dat enkele individuele verbindingen tussen bestaande of in aanbouw zijnde windparken en het transmissiesysteem op land geen onderdeel zullen vormen van het transmissiesysteem op zee is in lijn gebracht met deze wet.

Onderdeel AL

In artikel 12.21, eerste lid, is overgangsrecht opgenomen voor activiteiten van infrastructuurbedrijven met betrekking tot warmte die niet passen binnen artikel 4.14. Voorgesteld is om deze activiteiten in een periode van twee jaar af te bouwen. Uit gesprekken met de infrastructuurbedrijven blijkt dat dit in de praktijk tot problemen kan gaan leiden, omdat het vaak om kleine projecten gaat die moeilijk over te dragen zijn op andere partijen. Bovendien leidt een verplichting voor infrastructuurbedrijven om deze activiteiten binnen een vastgestelde termijn af te stoten tot een zeer slechte onderhandelingspositie. Deze situatie zou ertoe kunnen leiden dat de activiteiten geheel worden stopgezet met grote consequenties voor de gebruikers en tot een onevenredige benadeling van de betreffende infrastructuurbedrijven. Om die reden wordt voorgesteld dat de bestaande activiteiten mogen worden voortgezet. Bij nieuwe activiteiten of uitbreiding van de bestaande activiteiten moet uiteraard wel voldaan worden aan artikel 4.14.

Onderdeel AN

Het voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Economische Zaken, houdende een verhoging van voor de Autoriteit Consument en Markt geldende boetemaxima (34 190) verhoogt het maximale boetebedrag van € 450.000 tot € 900.000. Op het tijdstip van indienen van dat wetsvoorstel, was het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet) nog niet ingediend. De boetemaxima die in artikel 10.3 van laatstgenoemd wetsvoorstel zijn opgenomen, zijn daarom nog niet aangepast. Het voorgestelde artikel 12.30a voorziet in deze verhoging.

Onderdeel AO

In artikel 12.32 van het wetsvoorstel is bepaald dat het wetsvoorstel bij koninklijk besluit in werking treedt. Dit artikel is aangepast in verband met de Wet raadgevend referendum die op 1 juli 2015 in werking getreden en maakt het mogelijk om af te kunnen zien van het houden van een raadplegend referendum. Voor het behalen van de doelstellingen uit het Energieakkoord is het van belang dat de beheerder van het transmissiesysteem op zee zo spoedig mogelijk wordt aangewezen en met zijn werkzaamheden kan starten.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp