Ontvangen ter Griffie op 1 juli 2015.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 18 september 2015.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 19 september 2015.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2015
Hierbij stuur ik uw Kamer het ontwerpbesluit, houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Besluit elektriciteit en gas) met de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op het ontwerpbesluit1. Tevens stuur ik uw Kamer de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van ACM op het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie, het transport, de handel en de levering van elektriciteit en gas (Elektriciteits- en gaswet) (Kamerstuk 34199, verder: wetsvoorstel STROOM) en een aanvullende toets van ACM naar aanleiding van de indiening van het wetsvoorstel STROOM2.
Besluit elektriciteit en gas
Het ontwerpbesluit elektriciteit en gas bevat uitvoeringsregelgeving onder het wetsvoorstel STROOM. Het betreft een samenvoeging van de bestaande uitvoeringsregelgeving onder de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Daarbij wordt in het ontwerpbesluit een aantal nieuwe zaken uitgewerkt, zoals de regels over investeringsplannen van systeembeheerders en een compensatieregeling bij te late oplevering of storing van het transmissiesysteem op zee.
De uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van ACM op het ontwerpbesluit is bijgevoegd. ACM concludeert dat de integratie van een groot aantal lagere regelingen die met het besluit wordt beoogd de overzichtelijkheid van de lagere regelgeving ten goede komt. Tegelijkertijd heeft ACM verschillende aandachtspunten geconstateerd. Deze aandachtspunten zijn zo veel mogelijk in het besluit en de toelichting verwerkt.
Voor een nadere duiding van de inhoud van het ontwerpbesluit en de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van ACM verwijs ik naar de ontwerpnota van toelichting.
De voorlegging van het ontwerpbesluit geschiedt ter uitvoering van de voorhangprocedure die is opgenomen in artikel 5.37, eerste lid, van het momenteel bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel STROOM en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.
Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Op grond van aanwijzing 43a van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt deze termijn in verband met het zomerreces van uw Kamer verlengd tot 18 september 2015.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het ontwerpbesluit tegelijk met het wetsvoorstel met ingang van 1 januari 2016.
Een brief over het ontwerpbesluit heb ik eveneens gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoetsen ACM bij wetsvoorstel
Zoals gebruikelijk bij het maken van wet- en regelgeving heeft ACM op het wetsvoorstel STROOM een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd. Deze toets is bij deze brief gevoegd. ACM concludeert dat de structuur van het wetsvoorstel aanzienlijk beter is dan die van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Tevens wordt de regelgeving geschoond van bepalingen die in de praktijk geen betekenis meer hebben en van onnodige verschillen tussen elektriciteit en gas. ACM ziet winst in de scherpere afbakening van taken van de systeembeheerder en toegestane activiteiten van het infrastructuurbedrijf. Het wetsvoorstel bevat voorts een belangrijke aanzet tot een duidelijkere verankering van verantwoordelijkheden van systeembeheerders, de Minister en ACM bij de totstandkoming, toetsing en uitvoering van investeringsplannen. Tegelijkertijd heeft ACM verschillende punten geconstateerd in het ter toetsing aangeboden concept die het bereiken van de doelstellingen van de wetgevingsagenda STROOM bemoeilijken. Deze punten zijn in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting verwerkt. Voor een nadere duiding van de toets van ACM verwijs ik naar de memorie van toelichting.
Aanvullende toets ACM bij wetsvoorstel
Toetsing van een wetsvoorstel door ACM is niet de laatste voorbereidende stap in het wetgevingsproces, waardoor nadien nog wijzigingen kunnen optreden. De wijzigingen in het ingediende voorstel zijn voor ACM aanleiding geweest een aanvullende toets uit te brengen. Ook deze toets is bij deze brief gevoegd.
ACM uit in de aanvullende toets haar zorgen over de wijze waarop met landspecifieke kenmerken en in het bijzonder de kwaliteit van systemen omgegaan moet worden in de tariefregulering van de transmissiesystemen voor elektriciteit en gas.
ACM ziet in artikel 6.10, vierde lid, onderdeel b, van het wetsvoorstel een mogelijke verplichting om alle kosten die betrekking hebben op kwaliteit buiten beschouwing te laten en niet alleen de extra kosten die samenhangen met landspecifieke kwaliteit.
Daarnaast vindt ACM het van belang dat er ook andere mogelijkheden zijn om rekening te houden met landspecifieke kenmerken dan het buiten beschouwing laten van de extra kosten.
Tot slot vraagt ACM zich af hoe de voorgestelde bepaling zich verhoudt tot de Europese regelgeving en het advies dat de Raad van State hierover heeft uitgebracht.
De zorgen van ACM deel ik niet. In de voorgestelde bepaling gaat het uitdrukkelijk om landspecifieke kenmerken. Logischerwijs moet er op basis van deze bepaling dan ook gekeken worden naar de extra kosten die deze landspecifieke kenmerken opleveren. Voor zover kostenniveaus overeenkomen met de kostenniveaus in de landen waarmee vergeleken wordt is immers geen sprake van een landspecifiek kenmerk. De achtergrond van de bepaling is ook duidelijk toegelicht in de memorie van toelichting. Gelet op de tekst van de bepaling, de logische uitleg die daaraan gegeven moet worden en de duidelijke toelichting, acht ik het niet nodig de bepaling aan te passen.
Dat ACM andere mogelijkheden wil kunnen inzetten om rekening te houden met landspecifieke kenmerken begrijp ik. Daar staat tegenover dat de transmissiesysteembeheerders zekerheid moeten kunnen ontlenen aan wet- en regelgeving.
Bij het beoordelen van de efficiëntie van de Nederlandse transmissiesysteembeheerders door middel van een vergelijking met transmissiesysteembeheerders uit andere landen is van groot belang dat deze vergelijking eerlijk is. De Nederlandse transmissiesysteembeheerders worden hier immers op afgerekend. Voor een eerlijke vergelijking is het onmisbaar dat inzicht bestaat in eventuele verschillen in kostenniveaus tussen de landen die vergeleken worden. ACM schetst in de aanvullende toets een voorbeeld waarin rekening wordt gehouden met deze verschillen door de prestaties anders te wegen in plaats van extra kosten buiten beschouwing te laten. Dit is een indirecte manier om hetzelfde resultaat te bereiken die alleen werkt als inzicht bestaat in het kostenverschil. Zonder inzicht in het kostenverschil is namelijk niet verifieerbaar of het verschil in weging van de prestatie recht doet aan de situatie. Het is aan ACM dit inzicht te verkrijgen, al dan niet met gebruikmaking van redelijke inschattingen. Ik acht het wenselijk dat het inzicht in verschil in kostenniveau tussen landen vervolgens rechtstreeks wordt betrokken in de beoordeling van de efficiëntie van de transmissiesysteembeheerders.
De voorgestelde bepaling benoemt kwaliteit als een landspecifiek kenmerk. Het is aan ACM om te bepalen welke specifieke aspecten van kwaliteit landspecifiek zijn en welke extra kosten hiermee samenhangen. Dit is in lijn met de Europese regelgeving waarin de wetgever de ruimte heeft om de kaders te stellen en de invulling aan de regulator is.
De Raad van State onderschrijft deze lijn. Het wetsvoorstel zoals dat aan de Afdeling advisering van de Raad van State is aangeboden bevatte reeds een bepaling die kwaliteit als landspecifiek kenmerk bestempelde. In het advies van de Raad van State is te lezen dat de Raad het wetsvoorstel op dit punt geoorloofd acht in het licht van de Europese regels. De enige aanpassing in de bepaling is naar aanleiding van het advies van de Raad van State en is daarmee dus in lijn.
De aanvullende toets van ACM geeft mij om bovengenoemde redenen geen aanleiding een wijziging van het wetsvoorstel voor te stellen.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp