Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het aanbod aan beroepsgerichte examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs te vernieuwen, om zodoende de organiseerbaarheid van het onderwijs voor scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs te vergroten, de (regionale) aansluiting op het middelbaar beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren en maatwerk voor alle leerlingen mogelijk te maken; dat het in verband daarmee noodzakelijk is de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten te wijzigen, onder meer door het beroepsgerichte examenprogramma te verdelen over een profielvak en beroepsgerichte keuzevakken, door het invoeren van profielen in plaats van de huidige sectoren en afdelingen in de beroepsgerichte leerwegen en de gemengde leerweg van het voorbereidend beroepsonderwijs, en daarbij aansluitend het omzetten van de sectoren van de theoretische leerweg van het middelbaar algemeen voorbereidend onderwijs in profielen, zodat in het hele voortgezet onderwijs sprake is van een eensluidende terminologie;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «sectoren m.a.v.o.» vervangen door: profielen mavo.
2. Het tweede tot en met vierde lid komen te luiden:
2. Het onderwijs aan scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:
a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming,
b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs, en
c. een voorbereiding op het hoger algemeen voortgezet onderwijs.
3. De school verzorgt alle profielen. De profielen zijn:
a. techniek,
b. zorg en welzijn,
c. economie, en
d. landbouw.
4. Elk profiel bestaat uit:
a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,
b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en
c. een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.
3. In het vijfde lid wordt «Het gemeenschappelijk deel van de theoretische leerweg» vervangen door: Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de theoretische leerweg.
4. In het zesde lid wordt «sectordeel» vervangen door «profieldeel» en wordt «de sector» telkens vervangen door: het profiel.
5. In het zevende lid, onderdeel b, wordt «lichamelijke opvoeding» vervangen door: lichamelijke opvoeding 2.
B
De artikelen 10, elfde lid, 10f, zesde lid, 10g, elfde lid, 23a1, vijfde lid, 24a, vierde lid, 38, vierde lid, 84, vijfde lid, 86, zevende lid, 96n, vierde en vijfde lid, 103b, twaalfde lid, 118l, zevende lid, 118r, derde lid, en 118t, achtste lid, vervallen.
C
Artikel 10b komt te luiden:
1. Aan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs wordt, in elk profiel als bedoeld in het derde lid, onderwijs in de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg gegeven.
2. Het onderwijs aan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:
a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, en
b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs.
3. De school verzorgt één of meer profielen. De profielen zijn:
a. bouwen, wonen en interieur,
b. produceren, installeren en energie,
c. mobiliteit en transport,
d. media, vormgeving en ICT,
e. maritiem en techniek,
f. zorg en welzijn,
g. economie en ondernemen,
h. horeca, bakkerij en recreatie,
i. groen,
j. dienstverlening en producten.
4. Elk profiel bestaat uit:
a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,
b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en
c. een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.
5. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de beroepsgerichte leerwegen omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.
6. Het profieldeel van de beroepsgerichte leerwegen omvat het bij het betreffende profiel behorende profielvak en, wat betreft:
a. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen a tot en met e: wiskunde en natuur- en scheikunde I,
b. het profiel, genoemd in het derde lid, onderdeel f: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,
c. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen g en h: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Franse taal of Duitse taal,
d. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel i: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I,
e. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel j: ter keuze van de leerling twee van de vakken wiskunde, economie, biologie en natuur- en scheikunde I.
7. Het vrije deel van elk profiel in de beroepsgerichte leerwegen:
a. omvat door de leerling te kiezen beroepsgerichte keuzevakken,
b. kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen.
8. Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, en welke beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.
9. Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen:
a. in plaats van de vakken van de basisberoepsgerichte leerweg, genoemd in het vijfde en zesde lid, en de vakken die in de plaats komen van een tweede moderne vreemde taal, de overeenkomstige vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg of de overeenkomstige vakken, genoemd in de artikelen 10 en 10d of de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 13 en 14 te volgen,
b. in plaats van de vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg, genoemd in het vijfde en zesde lid, en de vakken die in de plaats komen van een tweede moderne vreemde taal, de overeenkomstige vakken, genoemd in de artikelen 10 en 10d of de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 13 en 14 te volgen,
c. in plaats van de vakken van de basisberoepsgerichte leerweg, genoemd in het zevende lid, onderdeel a, de overeenkomstige vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg te volgen,
d. een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen extra vakken te volgen.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld:
a. de profielvakken, bedoeld in het zesde lid,
b. voorschriften met betrekking tot de beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, en
c. voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel.
11. Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.
D
Artikel 10c vervalt.
E
Artikel 10d komt te luiden:
1. Naast het onderwijs in de leerwegen, genoemd in de artikelen 10 en 10b, kan onderwijs in de gemengde leerweg worden gegeven aan:
a. een scholengemeenschap met in elk geval een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs, of
b. een vestiging van een agrarisch opleidingscentrum wat het daarin verzorgde voorbereidend beroepsonderwijs betreft, indien:
1°. het agrarisch opleidingscentrum onderdeel uitmaakt van een scholengemeenschap waarvan tevens een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs onderdeel uitmaakt, en
2°. het voorbereidend beroepsonderwijs op de desbetreffende vestiging deels leerlingen betrekt uit hetzelfde gebied als de desbetreffende school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs.
2. Het onderwijs in de gemengde leerweg is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:
a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, en
b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs.
3. De school verzorgt één of meer profielen. De profielen zijn:
a. bouwen, wonen en interieur,
b. produceren, installeren en energie,
c. mobiliteit en transport,
d. media, vormgeving en ICT,
e. maritiem en techniek,
f. zorg en welzijn,
g. economie en ondernemen,
h. horeca, bakkerij en recreatie,
i. groen,
j. dienstverlening en producten.
4. Elk profiel bestaat uit:
a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,
b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en
c. een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.
5. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de gemengde leerweg omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.
6. Het profieldeel van de gemengde leerweg omvat het bij het betreffende profiel behorende profielvak en, wat betreft:
a. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen a tot en met e: wiskunde en natuur- en scheikunde I,
b. het profiel, genoemd in het derde lid, onderdeel f: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,
c. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen g en h: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Franse taal of Duitse taal,
d. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel i: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I,
e. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel j: ter keuze van de leerling twee van de vakken wiskunde, economie, biologie en natuur- en scheikunde I.
7. Het vrije deel van elk profiel in de gemengde leerweg:
a. omvat door de leerling te kiezen vakken, genoemd in het zesde lid,
b. omvat door de leerling te kiezen beroepsgerichte keuzevakken,
c. kan omvatten natuur- en scheikunde II, Spaanse taal, Turkse taal, Arabische taal, vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama, Friese taal en cultuur en lichamelijke opvoeding 2, door de leerling te kiezen, en
d. kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen.
8. Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, welke beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, en welke vakken, genoemd in het zevende lid, onderdeel c, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel d, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.
9. Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen, in plaats van de vakken, genoemd in het vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel c, de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 13 en 14 te volgen.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld:
a. de profielvakken, bedoeld in het zesde lid,
b. voorschriften met betrekking tot de beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, en
c. voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel.
11. Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.
F
In artikel 11a wordt «een van de sectoren, bedoeld in de artikelen 10, 10b of 10d» vervangen door: een van de profielen, bedoeld in de artikelen 10, 10b of 10d.
G
In artikel 11b vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
H
In artikel 11c vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
I
In artikel 15 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
J
In artikel 16, zesde lid, wordt «in dezelfde afdelingen als bedoeld in artikel 10c» vervangen door: in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 10b en 10d.
K
In artikel 22, eerste lid, wordt «scholen en afdelingen voor voorbereidend beroepsonderwijs waarvoor artikel 24, vijfde lid, wordt toegepast» vervangen door «het onderwijs in profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs, waarvoor artikel 24, vijfde lid, wordt toegepast» en vervallen de laatste drie volzinnen.
L
Artikel 24, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onze Minister kan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs aanwijzen, waarvan de schoolplannen, ten aanzien van een of meer door die school verzorgde profielen, mogen afwijken van de in dit artikel gestelde eisen.
M
In artikel 27, eerste lid, wordt «voor afdelingen van die scholen» vervangen door: voor aan scholen als bedoeld in artikel 10a verzorgde profielen.
N
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «voor elk vak, intrasectoraal of intersectoraal programma of ander programma- onderdeel» vervangen door: voor elk vak of ander programma-onderdeel.
2. De laatste drie volzinnen van het vierde lid vervallen.
O
In artikel 36 vervalt het zesde lid, onder vernummering van het zevende lid tot zesde lid.
P
In artikel 59a, zesde lid, wordt «in welke sectoren» vervangen door: in welke profielen.
Q
Artikel 65, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. 260 leerlingen, wat een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met één profiel als bedoeld in artikel 10b, derde lid, betreft, met dien verstande dat meer dan één profiel binnen de desbetreffende nieuw te vormen school voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht, indien voor elk profiel aannemelijk wordt gemaakt dat dit door ten minste 160 leerlingen zal worden gevolgd, of.
R
Artikel 68 komt te luiden:
1. Onze Minister brengt voor bekostiging in aanmerking een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 10b, derde lid, aan een reeds bekostigde school voor voorbereidend beroepsonderwijs indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit profiel, gelet op de belangstelling voor het desbetreffende profiel, de verlangde richting en het leerlingenverloop, blijkens statistische gegevens, onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, zal worden gevolgd door ten minste 260 leerlingen, met dien verstande dat meer dan één profiel voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht indien voor elk nieuw te vormen profiel aannemelijk wordt gemaakt dat het desbetreffende profiel door ten minste 160 leerlingen zal worden gevolgd.
2. Artikel 65, vijfde lid, en artikel 66 zijn van overeenkomstige toepassing.
S
Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «artikel 10c, onderdeel d» vervangen door: artikel 10b, derde lid, onderdeel i.
2. In het vierde lid wordt «in dezelfde afdelingen als bedoeld in artikel 10c» vervangen door: in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 10b en 10d.
T
Artikel 72 wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef van het derde lid wordt «de onderdelen a tot en met f» vervangen door: de onderdelen a tot en met g.
2. In het derde lid, aan het slot van onderdeel e, vervalt «of».
3. Het derde lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. een profiel als bedoeld in artikel 10b, derde lid, met uitzondering van de profielen bedoeld in artikel 10b, derde lid, onderdelen d en e, indien wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, of.
4. Aan het slot van het derde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. het profiel dienstverlening en producten, bedoeld in artikel 10b, derde lid, onderdeel j, aan een agrarisch opleidingscentrum, voor zover het betreft het voorbereidend beroepsonderwijs, indien voldaan wordt aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.
5. In het vierde lid wordt «onderdelen c tot en met f» vervangen door: onderdelen c tot en met g.
U
In artikel 103b, tweede lid, onderdeel d, wordt «de leerweg, de sector, de afdeling of het profiel» vervangen door: de leerweg of het profiel.
V
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdelen b tot en met d, komen te luiden:
b. voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met één of twee profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 195 leerlingen,
c. voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met drie of vier profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 240 leerlingen,
d. voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met vijf of meer profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 360 leerlingen, en.
2. Het tweede lid, onderdelen a tot en met c, worden vervangen door vier onderdelen, luidende:
a. voor een school met één of twee profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 130 leerlingen,
b. voor een school met drie of vier profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 160 leerlingen,
c. voor een school met vijf of zes profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 240 leerlingen, en
d. voor een school met zeven of meer profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 360 leerlingen.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien een profiel als bedoeld in artikel 10b of 10d aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs gedurende drie achtereenvolgende schooljaren telkens door nul leerlingen gevolgd is, wordt dat profiel aan een openbare school opgeheven, of gaat de aanspraak op bekostiging voor dat profiel aan een bijzondere school verloren met ingang van 1 augustus volgend op die drie achtereenvolgende schooljaren.
W
Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een afdeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, onderdeel f» vervangen door: een profiel als bedoeld in artikel 72, derde lid, onderdeel f of g.
2. In het tweede lid wordt «de desbetreffende afdeling» vervangen door: het desbetreffende profiel.
X
In Titel IVE wordt voor artikel 118u een opschrift ingevoegd, luidende:
Y
Na artikel 118u wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. De artikelen 10, 10b en 10d, zoals luidend ingevolge de Wet van ... tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 20xx, xxx) zijn voor alle scholen, bedoeld in de artikelen 9 en 10a van toepassing:
a. met ingang van 1 augustus 2016 op het derde leerjaar, en
b. met ingang van 1 augustus 2017 op het vierde leerjaar.
2. Met betrekking tot het vierde leerjaar waarop de artikelen 10, 10b en 10d, zoals luidend ingevolge de Wet van ... tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 20xx, xxx) nog niet van toepassing zijn, blijven van toepassing de bij en krachtens deze wet gegeven voorschriften zoals luidend op 31 juli 2016.
3. In het schooljaar 2016–2017 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2016 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.
4. In afwijking van het derde lid, stelt het bevoegd gezag in het schooljaar 2017–2018 een eerder afgewezen leerling nogmaals in de gelegenheid het in dat lid bedoelde examen af te leggen.
5. In het studiejaar 2018–2019 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het examen van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover gericht op het behalen van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, volgens de op 31 juli 2016 geldende bij en krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs vastgestelde voorschriften.
6. In het jaar 2020 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 geldende bij en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften.
7. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
1. Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 9 of 10a, kan besluiten, in afwijking van artikel 118v, eerste lid, met ingang van 1 augustus 2017 ten aanzien van het derde leerjaar van die school toepassing te geven aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10, 10b, en 10d, zoals luidend ingevolge de Wet van ... tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 20xx, xxx). Bij toepassing van de eerste volzin zijn de in die volzin genoemde artikelen ten aanzien van de school met ingang van 1 augustus 2018 van toepassing op het vierde leerjaar.
2. Artikel 118v, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen.
3. In afwijking van artikel 118v, derde lid, geldt voor scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen dat in het schooljaar 2017–2018 voor de laatste maal gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2017 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.
4. In afwijking van het derde lid, geldt voor scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen dat het bevoegd gezag in het schooljaar 2018–2019 een eerder afgewezen leerling nogmaals in de gelegenheid stelt het in het derde lid bedoelde examen af te leggen.
5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
1. Een school voor voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a, die voor 1 augustus 2016 in aanmerking is gebracht voor bekostiging van een of meer bij regeling van Onze Minister aan te wijzen afdelingen als bedoeld in artikel 10c, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2016, komt met ingang van 1 augustus 2016 in aanmerking voor bekostiging van een of meer bij die regeling aan te wijzen profielen als bedoeld in artikel 10b, derde lid, en 10d, derde lid.
2. In de regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens voorwaarden worden gesteld waaronder een school, die in schooljaar 2015–2016 een intrasectoraal of intersectoraal programma als bedoeld in artikel 10b, zevende lid, onderdeel a, of artikel 10d, zevende lid, onderdeel b, zoals die artikelen luidden op 31 juli 2016, verzorgde en die tot het verzorgen van dat programma gerechtigd was, met ingang van 1 augustus 2016 in aanmerking komt voor bekostiging van een of meer bij die regeling aan te wijzen profielen als bedoeld in de artikelen 10b, derde lid, en 10d, derde lid.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
1. Artikel 109 is niet van toepassing op een profiel als bedoeld in artikel 118x, dat in aanmerking is gebracht voor bekostiging op grond van een in een regionaal plan onderwijsvoorzieningen opgenomen afdeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, onderdeel f, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2016, indien die afdeling uiterlijk op 1 augustus 2014 voor het eerst voor bekostiging in aanmerking is gebracht.
2. Artikel 109 is van overeenkomstige toepassing op een profiel als bedoeld in artikel 118x, dat in aanmerking is gebracht voor bekostiging op grond van een in een regionaal plan onderwijsvoorzieningen opgenomen afdeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, onderdeel f, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2016, indien die afdeling na 1 augustus 2014 voor het eerst voor bekostiging in aanmerking is gebracht.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
Z
Na artikel 120 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De voordracht voor een krachtens artikel 23a1, vierde lid, of 118t, tweede lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2. Een krachtens artikel 10, tiende lid, 10b, tiende of elfde lid, 10d, tiende of elfde lid, 10f, vijfde lid, 10g, tiende lid, 11b, 11c, tweede lid, 15, 22, eerste lid, 24a, tweede lid, 29, vierde lid, 36, eerste, tweede of derde lid, 38, tweede lid, 84, eerste lid, 96n, eerste lid, 103b, zevende lid, 118l, derde lid, onderdeel b, of 118r, eerste lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.
3. Indien de verdeling van de in artikel 96n, eerste lid, onderdeel c, bedoelde kosten bij ministeriële regeling wordt geregeld, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4. De ministeriële regeling, bedoeld in artikel 86, vijfde lid, wordt bekendgemaakt in de Staatscourant, onder gelijktijdige overlegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan nadat vier weken zijn verstreken na het overleggen aan de Tweede Kamer en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens tot overleg over de regeling te kennen wordt gegeven, dan wel met de Tweede Kamer overleg is gevoerd. De eerste en tweede volzin zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van tussentijdse aanpassingen als bedoeld in artikel 86, zesde lid.
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 1.3.3, eerste lid, wordt «voorbereidend beroepsonderwijs in de afdeling landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, bedoeld in artikel 10c, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: voorbereidend beroepsonderwijs in het profiel groen, bedoeld in artikel 10b, derde lid, onderdeel i, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
B
In artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «een school voor voorbereidend beroepsonderwijs in de sector landbouw, als bedoeld in artikel 10c, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: een school voor voorbereidend beroepsonderwijs waaraan het profiel groen, bedoeld in artikel 10b, derde lid, onderdeel i, van de Wet op het voortgezet onderwijs, wordt verzorgd.
C
In artikel 8.2.2, eerste lid, wordt «instellingen,» vervangen door «instellingen en» en wordt «de sectoren, bedoeld in de artikelen 10, 10b en 10d van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: de profielen, bedoeld in de artikelen 10, 10b en 10d van de Wet op het voortgezet onderwijs.
De Wet op de expertisecentra wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 14a, tweede lid, onderdeel c, wordt «het onderwijs wordt gegeven in een of meer sectoren als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: de school een of meer profielen als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs verzorgt.
B
In artikel 164a, tweede lid, onderdeel k, wordt «de leerweg, sector, afdeling of profiel» vervangen door: de leerweg of het profiel.
In artikel 24o, tweede lid, onderdeel g, van de Wet op het onderwijstoezicht wordt «het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft, de beoordeling van het sectorwerkstuk, alsmede het thema van het sectorwerkstuk» vervangen door: het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk betrekking heeft, dan wel het thema alsmede de beoordeling van het profielwerkstuk.
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «sectoren» vervangen door: profielen.
2. Het tweede tot en met vierde lid komen te luiden:
2. Het onderwijs aan scholen voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:
a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming,
b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs, en
c. een voorbereiding op het hoger algemeen voortgezet onderwijs.
3. De school verzorgt een of meer profielen. De profielen zijn:
a. techniek,
b. zorg en welzijn,
c. economie, en
d. landbouw.
4. Elk profiel bestaat uit:
a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,
b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en
c. een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.
3. In het vijfde lid wordt «Het gemeenschappelijk deel van de theoretische leerweg» vervangen door: Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de theoretische leerweg.
4. In het zesde lid wordt «sectordeel» vervangen door «profieldeel» en wordt «de sector» telkens vervangen door: het profiel.
5. In het zevende lid, onderdeel b, wordt «lichamelijke opvoeding» vervangen door: lichamelijke opvoeding 2.
B
Artikel 18 komt te luiden:
1. Aan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs wordt, in elk profiel als bedoeld in het derde lid, onderwijs in de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg gegeven.
2. Het onderwijs aan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:
a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, en
b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs.
3. De school verzorgt één of meer profielen. De profielen zijn:
a. bouwen, wonen en interieur,
b. produceren, installeren en energie,
c. mobiliteit en transport,
d. media, vormgeving en ICT,
e. maritiem en techniek,
f. zorg en welzijn,
g. economie en ondernemen,
h. horeca, bakkerij en recreatie,
i. groen,
j. dienstverlening en producten.
4. Elk profiel bestaat uit:
a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,
b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en
c. een vrij deel, dat bestaat uit door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.
5. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de beroepsgerichte leerwegen omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.
6. Het profieldeel van de beroepsgerichte leerwegen omvat het bij het betreffende profiel behorend profielvak en, wat betreft:
a. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen a tot en met e: wiskunde en natuur- en scheikunde I,
b. het profiel, genoemd in het derde lid, onderdeel f: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,
c. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen g en h: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Spaanse taal of Franse taal,
d. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel i: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I,
e. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel j: ter keuze van de leerling twee van de vakken wiskunde, economie, biologie en natuur- en scheikunde I.
7. Het vrije deel van elk profiel in de beroepsgerichte leerwegen:
a. omvat door de leerling te kiezen beroepsgerichte keuzevakken,
b. kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen.
8. Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, en welke beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.
9. Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen:
a. in plaats van de vakken van de basisberoepsgerichte leerweg, genoemd in het vijfde en zesde lid, en de vakken die in de plaats komen van een tweede moderne vreemde taal, de overeenkomstige vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg of de overeenkomstige vakken, genoemd in de artikelen 16 en 29 of de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 39 en 40 te volgen,
b. in plaats van de vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg, genoemd in het vijfde en zesde lid, en de vakken die in de plaats komen van een tweede moderne vreemde taal, de overeenkomstige vakken, genoemd in de artikelen 16 en 29 of de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 39 en 40 te volgen,
c. in plaats van de vakken van de basisberoepsgerichte leerweg, genoemd in het zevende lid, onderdeel a, de overeenkomstige vakken van de kaderberoepsgerichte leerweg te volgen,
d. een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen extra vakken te volgen.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld:
a. de profielvakken, bedoeld in het zesde lid,
b. voorschriften met betrekking tot de beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, en
c. voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel.
11. Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.
C
Artikel 28 vervalt.
D
Artikel 29 komt te luiden:
1. Naast het onderwijs in de leerwegen, genoemd in de artikelen 16 en 18, kan onderwijs in de gemengde leerweg worden gegeven aan een scholengemeenschap met in elk geval een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en een school voor voorbereidend beroepsonderwijs.
2. Het onderwijs in de gemengde leerweg is met ingang van het derde leerjaar ingericht volgens profielen. Een profiel is een in schooltijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, zodanig ingericht dat het biedt:
a. een algemene maatschappelijke voorbereiding en persoonlijke vorming, en
b. een voorbereiding op naar inhoud verwante opleidingen in het aansluitend beroepsonderwijs.
3. De school verzorgt een of meer profielen. De profielen zijn:
a. bouwen, wonen en interieur,
b. produceren, installeren en energie,
c. mobiliteit en transport,
d. media, vormgeving en ICT,
e. maritiem en techniek,
f. zorg en welzijn,
g. economie en ondernemen,
h. horeca, bakkerij en recreatie,
i. groen,
j. dienstverlening en producten.
4. Elk profiel bestaat uit:
a. een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is,
b. een profieldeel, dat kenmerkend is voor dat profiel, en
c. een vrij deel, dat bestaat uit een door de leerling te kiezen vakken en andere programma-onderdelen.
5. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in de gemengde leerweg omvat Nederlandse taal, Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.
6. Het profieldeel van de gemengde leerweg omvat het bij het betreffende profiel behorende profielvak en, wat betreft:
a. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen a tot en met e: wiskunde en natuur- en scheikunde I,
b. het profiel, genoemd in het derde lid, onderdeel f: biologie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, maatschappijleer II, geschiedenis en staatsinrichting, of aardrijkskunde, met dien verstande dat het bevoegd gezag beslist welke van de laatste drie vakken wordt of worden aangeboden,
c. de profielen, genoemd in het derde lid, onderdelen g en h: economie en, ter keuze van de leerling, wiskunde, Spaanse taal of Franse taal,
d. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel i: wiskunde en, ter keuze van de leerling, biologie of natuur- en scheikunde I,
e. het profiel genoemd in het derde lid, onderdeel j: ter keuze van de leerling twee van de vakken wiskunde, economie, biologie en natuur- en scheikunde I.
7. Het vrije deel van elk profiel in de gemengde leerweg:
a. omvat door de leerling te kiezen vakken, genoemd in het zesde lid,
b. omvat door de leerling te kiezen beroepsgerichte keuzevakken,
c. kan omvatten natuur- en scheikunde II, Papiaments, Duitse taal, vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama en lichamelijke opvoeding 2, door de leerling te kiezen, en
d. kan omvatten door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en programma-onderdelen.
8. Het bevoegd gezag beslist welke keuzetaal, genoemd in het zesde lid, onderdeel c, welke beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, en welke vakken, genoemd in het zevende lid, onderdeel c, worden aangeboden. Het bevoegd gezag kan tevens beslissen dat door het bevoegd gezag aan te wijzen vakken en andere programma-onderdelen, bedoeld in het zevende lid, onderdeel d, door alle leerlingen in het vrije deel moeten worden gevolgd.
9. Het bevoegd gezag kan de leerling in de gelegenheid stellen, in plaats van de vakken, genoemd in het vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel c, de overeenkomstige vakken, genoemd in dan wel aangewezen op grond van de artikelen 39 en 40 te volgen.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld:
a. de profielvakken, bedoeld in het zesde lid,
b. voorschriften met betrekking tot de beroepsgerichte keuzevakken, bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, en
c. voorschriften over de mogelijkheid van vrijstelling en de bevoegdheid van het bevoegd gezag om ontheffing te verlenen van onderdelen van dit artikel.
11. Onverminderd het zesde en zevende lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld het door alle leerlingen in het derde leerjaar te volgen minimum aantal vakken waarin eindexamen kan worden afgelegd, alsmede welke vakken het betreft.
E
In artikel 33 wordt «een van de sectoren, bedoeld in de artikelen 16, 18 of 29» vervangen door: een van de profielen, bedoeld in de artikelen 16, 18 of 29.
F
In artikel 45, eerste lid, wordt «scholen en afdelingen voor voorbereidend beroepsonderwijs waarvoor artikel 50, vijfde lid, wordt toegepast» vervangen door: scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs, het onderwijs in profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs, waarvoor artikel 50, vijfde lid, wordt toegepast.
G
Artikel 50, vijfde lid, komt te luiden:
5. Onze Minister kan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs aanwijzen, waarvan de schoolplannen, ten aanzien van een of meer door die school verzorgde profielen, mogen afwijken van de in dit artikel gestelde eisen.
H
In artikel 64, eerste lid, wordt «voor afdelingen van die scholen» vervangen door: voor aan scholen als bedoeld in artikel 17 verzorgde profielen.
I
In artikel 72, eerste lid, wordt «voor elk vak, intrasectoraal of intersectoraal programma of ander programma- onderdeel» vervangen door: voor elk vak of ander programma-onderdeel.
J
Artikel 119 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het opschrift wordt «nieuwe afdeling vbo» vervangen door: nieuw profiel vbo.
2. In het derde lid, wordt «een nieuw te vormen afdeling als bedoeld in artikel 28» vervangen door: een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 18, derde lid, of artikel 29, derde lid.
K
In artikel 124, derde lid, wordt «in dezelfde afdelingen als bedoeld in artikel 28» vervangen door: in dezelfde profielen als bedoeld in artikel 18, derde lid, of artikel 29, derde lid.
L
In artikel 179, tweede lid, onderdeel d, wordt «de leerweg, de sector, de afdeling of het profiel» vervangen door: de leerweg of het profiel.
M
Aan artikel 188 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Indien een profiel als bedoeld in artikel 18 of 29 aan een school voor voorbereidend beroepsonderwijs gedurende drie achtereenvolgende schooljaren telkens door nul leerlingen gevolgd is, wordt dat profiel aan een openbare school opgeheven, of gaat de aanspraak op bekostiging voor dat profiel aan een bijzondere school verloren met ingang van 1 augustus volgend op die drie achtereenvolgende schooljaren.
N
Voor artikel 206 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
O
Na artikel 214 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
P
Na artikel 214b wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
1. De artikelen 16, 18 en 29, zoals luidend ingevolge de Wet van ... tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 20xx, xxx) zijn voor alle scholen, bedoeld in de artikelen 15 en 17, van toepassing:
a. met ingang van 1 augustus 2016 op het derde leerjaar, en
b. met ingang van 1 augustus 2017 op het vierde leerjaar.
2. Met betrekking tot het vierde leerjaar waarop de artikelen 16, 18 en 29, zoals luidend ingevolge de Wet van ... tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 20xx, xxx) nog niet van toepassing zijn, blijven van toepassing de bij en krachtens deze wet gegeven voorschriften, zoals luidend op 31 juli 2016.
3. In het schooljaar 2016–2017 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2016 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.
4. In afwijking van het derde lid, stelt het bevoegd gezag in het schooljaar 2017–2018 een eerder afgewezen leerling nogmaals in de gelegenheid het in dat lid bedoelde examen af te leggen.
5. In het studiejaar 2018–2019 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het examen van een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, voor zover gericht op het behalen van het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, volgens de op 31 juli 2016 geldende bij en krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs BES vastgestelde voorschriften.
6. In het jaar 2020 wordt voor de laatste maal gelegenheid gegeven tot het afleggen van het staatsexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 geldende bij en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften.
7. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
1. Het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 15 of 17 kan besluiten, in afwijking van artikel 214c, eerste lid, met ingang van 1 augustus 2017 ten aanzien van het derde leerjaar van die school toepassing te geven aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16, 18 en 29, zoals luidend ingevolge de Wet van ... tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 20xx, xxx). Bij toepassing van de eerste volzin zijn de in die volzin genoemde artikelen ten aanzien van de school met ingang van 1 augustus 2018 van toepassing op het vierde leerjaar.
2. Artikel 214c, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen.
3. In afwijking van artikel 214c, derde lid, geldt voor scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen dat in het schooljaar 2017–2018 voor de laatste maal gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van het eindexamen voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgens de op 31 juli 2016 bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs, respectievelijk de Wet voortgezet onderwijs BES vastgestelde voorschriften, voor de leerlingen die voor 1 augustus 2017 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar.
4. In afwijking van het derde lid, geldt voor scholen waarvan het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen dat het bevoegd gezag in het schooljaar 2018–2019 een eerder afgewezen leerling nogmaals in de gelegenheid stelt het in het derde lid bedoelde examen af te leggen.
5. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
1. Een school voor voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 17, die voor 1 augustus 2016 in aanmerking is gebracht voor bekostiging van een of meer bij regeling van Onze Minister aan te wijzen afdelingen als bedoeld in artikel 28, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2016, komt met ingang van 1 augustus 2016 in aanmerking voor bekostiging van een of meer bij die regeling aan te wijzen profielen als bedoeld in artikel 18, derde lid, en 29, derde lid.
2. In de regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens voorwaarden worden gesteld waaronder een school, die in schooljaar 2015–2016 een intrasectoraal of intersectoraal programma als bedoeld in artikel 29, zevende lid, onderdeel b, zoals dat artikel luidde op 31 juli 2016, verzorgde en die tot het verzorgen van dat programma gerechtigd was, met ingang van 1 augustus 2016 in aanmerking komt voor bekostiging van een of meer bij die regeling aan te wijzen profielen als bedoeld in de artikelen 18, derde lid, en 29, derde lid.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 augustus 2021.
In artikel 8.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt «de sectoren, bedoeld in de artikelen 16, 18 en 29 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door: de profielen, bedoeld in de artikelen 16, 18 en 29 van de Wet voortgezet onderwijs BES.
De Wet van 23 mei 1990, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake sectorvorming en vernieuwing van het middelbaar beroepsonderwijs, alsmede van enige andere wetten (Stb. 1990, 266) wordt ingetrokken.
De artikelen XX en XXI van de Wet van 25 mei 1998 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs) (Stb. 1998, 337) vervallen.
De Wet van 6 december 2006, houdende wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de beëindiging van de bekostigingsrelatie tussen de agrarische innovatie- en praktijkcentra en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Stb. 2007, 23) wordt ingetrokken.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2014 ingediende voorstel van wet van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (Kamerstukken II 2013/14, 33 862), tot wet is of wordt verheven en artikel IV, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel B wordt «23a1, vijfde lid» vervangen door: 23a1, vierde lid.
B
In onderdeel Z, wordt in artikel 121, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, «artikel 23a1, vierde lid» vervangen door: artikel 23a1, derde lid.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 6 februari 2014 ingediende voorstel van wet van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (Kamerstukken II 2013/14, 33 862), tot wet is of wordt verheven en artikel IV, onderdeel B, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel IV van die wet als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel B, onder 3, wordt vervangen door twee onderdelen, luidende:
3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop leerresultaten worden gemeten. Voorts wordt de normering, bedoeld in het tweede lid, bepaald en de aard en het aantal van de gegevens die ten minste beschikbaar moeten zijn.
B
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
G
In artikel 121, eerste lid, wordt «artikel 23a1, vierde lid» vervangen door: artikel 23a1, derde lid.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs) (Kamerstukken II 2014/15, 33 993), tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel B vervalt «10g, elfde lid,».
B
In onderdeel Z vervalt in artikel 121, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs «10g, tiende lid,».
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs) (Kamerstukken II 2014/15, 33 993), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel B, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel B, onder 7, wordt «negende tot en met elfde lid» vervangen door: negende en tiende lid.
B
Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
P
In artikel 121, tweede lid, vervalt «10g, tiende lid,».
3. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs) (Kamerstukken II 2014/15, 33 993), tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdelen N en O, van die wet eerder in werking zijn getreden of treden dan deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel X vervalt.
B
Onderdeel Y wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «artikel 118u» vervangen door: artikel 118y.
2. «Afdeling II» wordt vervangen door: Afdeling III.
3. De artikelen 118v tot en met 118y worden vernummerd tot artikelen 118z tot en met 118cc.
4. In artikel 118aa (nieuw) wordt telkens «artikel 118v» vervangen door: artikel 118z
5. In artikel 118cc (nieuw) wordt telkens «artikel 118x» vervangen door: artikel 118bb.
4. Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2014 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Integratie lwoo en pro in passend onderwijs) (Kamerstukken II 2014/15, 33 993), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdelen N en O, van die wet later in werking treden dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel N vervalt.
B
Onderdeel O wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «artikel 118u» vervangen door: artikel 118y
2. «Afdeling II» wordt vervangen door: Afdeling III.
3. De artikelen 118v tot en met 118y worden vernummerd tot artikelen 118z tot en met 118cc.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,