Kamerstuk 34157-8

Amendement van de leden Van Nispen en Swinkels dat regelt dat de hulpofficier de termijn voor overleg met de raadsman voorafgaand aan het verhoor, op verzoek van de verdachte of zijn raadsman kan verlengen, indien deze ontoereikend blijkt, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet

Dossier: Implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L294)

Gepubliceerd: 24 maart 2016
Indiener(s): Michiel van Nispen , Judith Swinkels (D66)
Onderwerpen: recht rechtspraak
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34157-8.html
ID: 34157-8
Wijzigingen: 34157-18

Nr. 8 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN NISPEN EN SWINKELS

Ontvangen 24 maart 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 28c, eerste lid, na «gedurende» ingevoegd «een termijn van» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: De hulpofficier van justitie kan deze termijn, indien deze ontoereikend blijkt, op verzoek van de verdachte of zijn raadsman verlengen, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet.

Toelichting

Met dit amendement willen indieners dat het voorgestelde artikel 28c beter aansluit bij het doel van het betreffende wetsartikel.

Het met artikel I, onderdeel D, voorgestelde artikel 28c, eerste lid, schrijft voor dat de verdachte ten hoogste een half uur de tijd heeft om met de raadsman te overleggen voorafgaand aan het verhoor. De regering erkent dat een half uur niet in alle gevallen toereikend zal zijn en dat vooral in complexere strafzaken meer tijd nodig kan zijn voor consultatiebijstand. Indieners begrijpen het voorstel een termijn te stellen voor de duur van consultatiebijstand, maar zijn daarbij van mening dat de mogelijkheid om hiervan af te wijken duidelijker in de wet moet komen te staan door voor te schrijven dat de termijn, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet, op verzoek van de verdachte of zijn raadsman verlengd kan worden als deze ontoereikend blijkt.

Van Nispen Swinkels