Vastgesteld 17 december 2014
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 december 2014 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 11 december 2014 ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De griffier van de commissie, Van Toor
Vraag 1
Hoe denkt het kabinet onderuitputting van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) in 2015 te voorkomen?
Antwoord 1
Van de EUR 700 miljoen aan beschikbare middelen voor het DGGF is EUR 525 miljoen juridisch verplicht, doordat drie contracten ieder ter waarde van EUR 175 miljoen zijn aangegaan met de drie uitvoerders van het DGGF. Voor de drie onderdelen van het DGGF is een groot aantal aanvragen in behandeling. Daarbij biedt het DGGF maatwerk dat past bij de financieringsbehoefte van ondernemers. Dit proces is in volle gang en vergt tijd en zorgvuldigheid, onder andere wegens de samenwerking met andere financiële partijen. Sinds de start van het DGGF is duidelijk geworden dat de belangstelling voor het fonds groot is. Meer dan 100 ondernemers en investeringsfondsen toonden in de eerste maanden hun belangstelling voor het DGGF. Verschillende transacties zijn reeds gepubliceerd. Met enkele tientallen partijen zijn we nu in onderhandeling over financiering van hun activiteiten. Het gaat in veel gevallen om bedrijven en investeringsfondsen die willen investeren in of exporteren naar Afrika en Zuidelijk Azië. In 2014 leidt dit naar verwachting tot ongeveer EUR 80 mln aan uitgaven. De resterende middelen voor 2014 worden overgeheveld naar volgende jaren voor projecten die nu in behandeling zijn en in 2015 en latere jaren tot uitgaven leiden. In het voorjaar wordt jaarlijks het kasritme geactualiseerd als daar aanleiding toe is.
Vraag 2
Wat gebeurt er in geval van onderbesteding van het DGGF in 2015 met de niet-bestede middelen?
Antwoord 2
Om te borgen dat de in enig jaar beschikbare middelen behouden blijven voor het revolverende fonds, worden de niet-bestede middelen in latere jaren weer toegevoegd aan het fonds middels de eindejaarsmarge voor het DGGF.
Vraag 3
Wat is de reden dat de bijdragen aan landenprogramma’s in de verschillende artikelen dalen? Welke gevolgen hebben deze dalingen?
Antwoord 3
De reden dat bijdragen aan landenprogramma’s lager uitvallen dan begroot verschillen van land tot land. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste dalingen, inclusief een onderbouwing hiervan:
Landenprogramma |
Mutatie (in EUR mln) |
---|---|
Zuid-Soedan |
– 24,0 |
Grote Meren (regionaal programma) |
– 13,6 |
Burundi |
– 7,2 |
Rwanda |
– 6,3 |
Oeganda |
– 6,3 |
Jemen |
– 5,2 |
Zuid-Soedan
Over de reden van de onderuitputting in Zuid-Sudan is de Kamer reeds op 28 november jl. via een separate brief geïnformeerd.
Grote Meren (regionaal programma)
De daling wordt grotendeels veroorzaakt door vertraging binnen het project «Interconnections», gericht op een duurzame koppeling tussen de elektriciteitsnetwerken van Rwanda en de DRC. De vertraging leidt ertoe dat de betalingen doorschuiven naar volgend jaar.
Burundi
De uitgaven vallen lager uit, met name als gevolg van vertraging in de opstart van drie nieuwe activiteiten binnen het speerpunt voedselzekerheid.
Rwanda
Binnen het speerpunt water is een groot programma sinds september 2014 opgestart. De eerste betaling van dit programma zal pas begin 2015 plaatsvinden, aangezien de procedure voor het uitschrijven van een tender vertraging heeft opgelopen.
Oeganda
De uitgaven die binnen het speerpunt veiligheid en rechtsorde betrekking hebben op samenwerking met de overheid zijn vanwege het controversiële LGBT-beleid van de Oegandese regering neerwaarts bijgesteld.
Jemen
Vanwege vertragingen vallen met name de uitgaven voor de speerpunten SRGR alsmede veiligheid en rechtsorde lager uit dan aanvankelijk geraamd.
Vraag 4
Kunt u een actueel overzicht sturen van landenprogramma’s die vanuit ODA worden gefinancierd?
Antwoord 4
Vanuit ODA worden de volgende landenprogramma’s gefinancierd: Afghanistan, Bangladesh, Benin, Burundi, Ethiopië, Ghana, Indonesië, Jemen, Kenia, Mali, Mozambique, Palestijnse Autoriteit, Rwanda, Uganda en Zuid-Sudan. Daarnaast is in 2014 nog een beperkt budget gereserveerd voor uitfasering van de landenprogramma’s in Bolivia, Bosnië-Herzegovina, Colombia, Congo, Egypte, Guatemala, Kosovo, Moldavië, Mongolië, Pakistan, Senegal, Soedan, Suriname, Tanzania, Zambia en Zuid-Afrika.
Vraag 5
Hoeveel middelen zijn op dit moment besteed uit het DGGF? Verwacht u dat alle middelen van het DGGF in 2014 worden uitgegeven?
Antwoord 5
Zie antwoord vraag 1.
Vraag 6
Wat is, gezien de onderuitputting, de reden geweest van de verhoging van € 50 miljoen naar € 100 miljoen van het DGGF?
Antwoord 6
Via het amendement-Voordewind c.s. is in 2.014 EUR 50 miljoen extra ingezet voor noodhulp en welzijn van kinderen. Dekking hiervoor kwam uit het DGGF-budget voor 2014. Als gevolg van het amendement is de totale omvang van het DGGF verlaagd van EUR 750 miljoen naar EUR 700 miljoen. Om aan de verwachte uitgaven voor 2014 te kunnen voldoen heeft het kabinet vervolgens besloten om het DGGF via een kasschuif in 2014 weer op het oorspronkelijke niveau van EUR 100 mln te brengen. Bij najaarsnota 2014 is dit op basis van te verwachte uitgaven verlaagd naar EUR 80 mln. Het totaal beschikbare bedrag voor het DGGF is echter ongewijzigd, nl. EUR 700 mln.
Vraag 7
Welk project in de Grote Meren-regio loopt een vertraging op waardoor het budget voor milieu en klimaat met € 10 miljoen verlaagd wordt?
Antwoord 7
Dit betreft het «Interconnections-programma», een silent partnership met het Duitse Ministerie voor Economische Zaken en Ontwikkeling. Het project «Interconnections» is gericht op een duurzame koppeling tussen de elektriciteitsnetwerken van Rwanda en DRC. Dit moet o.a. leiden tot een afname van de illegale houtkap. Het project heeft in de fase van aanbesteding en contractonderhandelingen vertraging opgelopen. De begrote EUR 10 mln voor dit project wordt besteed in 2015.
Vraag 8
Welke conclusie verbindt u aan het overhevelen van € 22,8 miljoen uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de begroting van Defensie? Heeft dit gevolgen voor de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2015?
Antwoord 8
Deze EUR 22,8 mln betrof nog niet ingevulde ruimte binnen het BIV 2014. Dit bedrag is bij Najaarsnota 2014 overgeheveld van het BIV-verdeelartikel op de BH&OS-begroting naar de begroting van het Ministerie van Defensie en is onderdeel van de dekking van de additionele kosten van de Nederlandse bijdrage in de strijd tegen ISIS in 2014. Deze overheveling heeft geen gevolgen voor de BH&OS-begroting 2015.
Vraag 9
Is de stijging in artikel 5.2 van het saldo met € 60 miljoen een gevolg van de vernieuwde berekening van het Nederlandse BNP? Hoe denkt u deze € 60 miljoen in te vullen? Wat gebeurt er in geval van onderbesteding op dit artikel?
Antwoord 9
De stijging in artikel 5.2. betreft een technische bijstelling en wordt verklaard doordat de BNP-korting op het ODA-budget die nog moet worden ingevuld in de Najaarsnota is gedaald van EUR 169 mln naar EUR 109 mln. Als deze nog in te vullen korting kleiner wordt, stijgt de stand van het artikel: de korting is immers opgenomen als een negatief bedrag. Van een mogelijke onderbesteding is in dit geval dus geen sprake.