Vastgesteld 15 december 2014
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 december 2014 voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Bij brief van 11 december 2014 ze door de Minister van Veiligheid en Justitie beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Jadnanansing
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Vraag 1:
Wanneer zijn naar verwachting de onderhandelingen over de CAO voor de nationale politie afgerond?
Antwoord vraag 1:
Naar verwachting zullen de onderhandelingen over een nieuwe cao voor de sector Politie op niet al te lange termijn van start gaan. Het valt op dit moment niet aan te geven wanneer dit overleg zal worden afgerond.
Vraag 2:
Waar wordt de circa 7,8 miljoen euro voor gebruikt die van het Openbaar Ministerie (OM) naar de politie wordt overgeheveld? Op welke manier draagt dit bij aan het afpakken van crimineel geld? Waarom kan dit niet van het oorspronkelijke budget van de politie worden bewerkstelligd?
Antwoord vraag 2:
Zie het antwoord bij vraag 5.
Vraag 3:
Op welke wijze wordt de 7,8 miljoen euro die van het OM overgeheveld wordt naar de politie specifiek ingezet?
Antwoord vraag 3:
Zie het antwoord bij vraag 5.
Vraag 4:
Welke gevolgen heeft het overhevelen van 7,8 miljoen euro van het OM naar de naar de politie voor het OM?
Antwoord vraag 4:
Zie het antwoord bij vraag 5.
Vraag 5:
Gaat de kwaliteit van het strafrechtelijk afpakken van het OM omlaag nu 7,8 miljoen euro van het OM in dit kader wordt overgeheveld naar de nationale politie?
Antwoord vraag 5:
Vanwege het gedelegeerd opdrachtgeverschap namens de Minister van Veiligheid en Justitie, ontvangt het OM jaarlijks 20 miljoen euro voor de gezamenlijke versterking van het strafrechtelijke afpakken, met als doel het jaarlijkse incassoresultaat (ontneming en verbeurdverklaring) te verhogen. In gezamenlijk overleg tussen OM, de Politie, Kmar en Bijzondere Opsporingsdiensten (BOD) is destijds tot een verdeling van de 20 miljoen euro gekomen. De politie ontvangt vanaf de start voor de intensivering op afpakken reeds een deel van de middelen en vanaf 2014 is dit 7,8 miljoen euro structureel. Het overhevelen van 7,8 miljoen euro heeft derhalve geen gevolgen voor het OM, aangezien vanaf de intensivering op dit dossier deze verdeling overeen is gekomen.
Vraag 6:
Op welke manier wordt de tegenvaller van 19 miljoen euro als gevolg van een vertraging van de invoering van het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten (Kamerstuk 33 757) (hierna: het wetsvoorstel griffierechten) binnen de begroting opgevangen? Kan al meer worden gezegd over de precieze dekking?
Antwoord vraag 6:
De tegenvaller van 19 miljoen euro in 2014 als gevolg van de vertraging van de invoering van het wetsvoorstel aanpassing griffierechten is binnen de totale begroting van Veiligheid en Justitie opgevangen.
Vraag 7:
Hoeveel minder ontvangsten worden er in totaal in 2014 verwacht als gevolg van de vertraging van het wetsvoorstel griffierechten?
Antwoord vraag 7:
De minder ontvangsten in 2014 als gevolg van de vertraging van de invoering van het wetsvoorstel aanpassing griffierechten bedragen in totaal 38 miljoen euro. Hiervan is 19 miljoen euro reeds bij 1e suppletoire begroting verwerkt.
Vraag 8:
Hoe worden de Veiligheidsregio’s bekostigd? Wat is de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?
Antwoord vraag 8:
De veiligheidsregio’s ontvangen een financiële bijdrage van de inliggende gemeenten en een financiële bijdrage van het Rijk (Brede doeluitkering rampenbestrijding, de BDuR). De bijdragen die de veiligheidsregio’s van de inliggende gemeenten ontvangen worden betaald uit de algemene uitkering die de gemeenten van het Rijk ontvangen uit het Gemeentefonds. Deze algemene uitkering is geen geoormerkt geld. In overleg tussen de regio en de inliggende gemeenten wordt de hoogte van de gemeentelijke bijdrage aan de veiligheidsregio bepaald.
De omvang van de BDuR (bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie) bedraagt in 2014 177 miljoen euro. Dit bedrag vormt circa 15% van de totale uitgaven op het terrein van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Vraag 9:
Zijn er meer oorzaken voor de mutatie in het budget «Opsporing en vervolging» dan de Opdrachten Schadeloosstelling en de herschikking van 5 miljoen euro tussen de onderdelen schadeloosstelling en onrechtmatige detentie? Zo ja, welke?
Antwoord vraag 9:
Er zijn niet meer oorzaken te noemen dan de herschikking tussen de onderdelen schadeloosstelling en onrechtmatige detentie.
Vraag 10:
Kan expliciet worden aangegeven waaruit het programma bestaat waarmee wordt ingezet op een verbetering in de kwaliteit van de afhandeling van misdrijven?
Antwoord vraag 10:
In mijn brief over de voortgang van het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen (VPS) van 21 november 2014 (TK 29 279, nr. 215, vergaderjaar 2014–2015) heb ik recentelijk toegelicht welke maatregelen worden getroffen om de kwaliteit in de afhandeling van de misdrijven te verbeteren. In een samenwerkingstraject tussen politie en OM wordt het proces van opsporing en vervolging van misdrijven verbeterd. De maatregelen hebben onder meer betrekking op de inzet van een kwaliteitscontrole op de gemaakte producten, het inrichten van bureaus Ketensamenwerking, opleidingen en sturing en monitoring op kwaliteit en tijdigheid van inzending van het proces-verbaal. Door middel van de rapportages VPS informeer ik u twee keer per jaar over de voortgang van de getroffen en de te nemen maatregelen.
Vraag 11:
Wat is de reden dat het budget voor uitstapprogramma’s prostituees voor 2014 afneemt van 3 miljoen euro naar 0,8 miljoen euro?
Antwoord vraag 11:
Er zijn in totaal twaalf subsidie aanvragen ingediend. Ik heb alle aanvragen voor 1 oktober jl. gehonoreerd. Het totaal beschikbare budget van 12 miljoen euro (verspreid over 4 jaar) wordt besteed aan de uitstapprogramma’s. Omdat 2014 voor een groot deel is verstreken heb ik de subsidieaanvragers de mogelijkheid geboden om de helft van het gevraagde bedrag over 2014 te laten uitkeren in 2018. Tien subsidieaanvragers hebben voor deze optie gekozen. Daarmee verschuift het verwachte budgetbeslag in 2014 naar 2018.
Vraag 12:
In hoeverre wordt verwacht dat er als gevolg van het terugdraaien van de proces-verbaal vergoeding aan gemeenten, het scenario zoals geschetst door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarheid zal worden, namelijk dat er minder geld bij het Rijk zal komen?
Antwoord vraag 12:
De inkomsten uit processen-verbaal (PV) die boa's Openbare ruimte uitschrijven, bedragen circa 5% van het totaal aan opbrengsten uit boetes en transacties.
Binnen deze inkomsten uit boa-pv's kan onderscheid gemaakt worden tussen processen verbaal voor parkeerfeiten en processen verbaal voor overlastfeiten. Ruim 90% van de door boa's Openbare ruimte uitgeschreven processen verbaal betreft parkeerfeiten.
De VNG zegt dat door afschaffing van de PV-vergoeding:
1. gemeenten minder gaan handhaven;
2. gemeenten overstappen op de bestuurlijke boete.
Ad 1. De inkomsten uit de PV-vergoeding dekken gemiddeld 12% van de handhavingskosten die een gemeente heeft door het in dienst hebben/inzetten van boa's Openbare ruimte. De inzet van boa's hangt dus niet of slechts zeer ten dele af van het ontvangen van een vergoeding. Daarnaast hebben gemeenten een zorgplicht. Het belang en de noodzaak om handhavend op te treden tegen misstanden is groot en kan niet zomaar beëindigd worden.
Ad 2. Op dit moment is er geen enkele gemeente die gebruik maakt van de bestuurlijke boete. Het is denkbaar dat een deel van de gemeenten de bestuurlijke boete zal gaan verkiezen boven de bestuurlijke strafbeschikking. Echter, gezien het feit dat gemeenten dan zelf voor de inning en bezwaarprocedures zorg moeten gaan dragen en hier ook kosten en inspanning mee gemoeid zijn, zal waarschijnlijk slechts een klein deel van de gemeenten deze keuze maken. Daar komt bij dat parkeerfeiten (ruim 90% van de uitgeschreven processen verbaal) niet door middel van de bestuurlijke boete geïnd kunnen worden. Dat bedrag zal daarom naar verwachting grotendeels behouden blijven voor het Rijk.
Overigens zal naar aanleiding van de motie Dijkhoff en Segers (34 000 VI, nr. 28) in 2015 onderzocht worden wat de invloed van de afschaffing van de PV-vergoeding is op de handhaving door gemeenten.
Vraag 13:
Kan een duidelijke uitsplitsing gegeven worden van de mee- en tegenvallers binnen de afzonderlijke artikelen «Sanctietoepassing» en «Jeugd», zonder deze over de artikelen heen per saldo te verrekenen?
Antwoord vraag 13:
Zoals uit tabel budgettaire gevolgen van beleid bij artikel 34 blijkt wordt bij 2de suppletoire begroting het uitgavenartikel voor sanctietoepassing met 101 miljoen euro verhoogd. Deze uitgavenverhoging wordt voor 65 miljoen euro met name verklaard omdat de ontvangen administratiekostenvergoeding bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), op grond van de comptabele voorschriften, tegenwoordig wordt geboekt via de VenJ-begroting. Daarnaast is de bijdrage aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verhoogd ter dekking van de budgettaire problematiek van GHB-cellen, binnenarrondissementaal vervoer en ICT-investeringen (voor een bedrag van 11,8 miljoen euro). Ook is de bijdrage aan het CJIB verhoogd met circa 10,7 miljoen euro voor o.a. dekking van budgettaire problematiek als gevolg van lagere ontvangen bijdragen van derden en het verder ontwikkelen van het Administratie- en Informatie Centrum voor de Executieketen (AICE) bij het CJIB.
De ontvangsten verhoging op artikel 34 wordt voornamelijk verklaard doordat de administratiekostenvergoeding wordt geraamd via de begroting van VenJ.
Zoals uit de tabel budgettaire gevolgen van beleid blijkt doet zich op artikel 35 per saldo een uitgaventegenvaller voor van 0,1 miljoen euro. Het betreft een saldo van 2,9 miljoen euro aan hogere apparaatsuitgaven bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en een meevaller van 2,8 miljoen euro op de overige programma-uitgaven Deze meevaller wordt voornamelijk verklaard door de lagere uitgaven aan projecten in het kader van jeugdstraf (o.a. door het afzien van vliegwiel 3-projecten).
De ontvangsten op artikel 35 laten een meevaller zien van 11,0 miljoen euro. Deze meevaller bestaat o.a. uit nog te ontvangen PRIMA-gelden (ontvangsten in het kader van Programma Implementatie Agenda ICT-Beleid) van 2,6 miljoen euro, opbrengsten van 1,7 miljoen euro door de verkoop van panden bij HALT en 2,7 miljoen euro aan ontvangsten als gevolg van subsidievaststellingen 2013. Bij de RvdK is een ontvangstenmeevaller van 3 miljoen euro welke voor het merendeel bestaat uit extra ontvangsten in het kader van detacheringen van eigen personeel bij andere onderdelen van VenJ.
Vraag 14:
Wat wordt bedoeld met de «generale kasschuif» waarmee het tekort op de ontvangsten uit Boetes en Transactie 2014 wordt gedekt? Kan worden toegelicht welke boetes en transacties het betreft?
Antwoord vraag 14:
Het betreft met name een achterblijvende ontvangst als gevolg van minder geconstateerde overtredingen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De tegenvaller welke in 2014 optreedt wordt gedekt door meer opbrengsten die volgens de meest actuele ramingen gerealiseerd worden in de jaren 2018 en 2019. In totaliteit blijven de ontvangsten over de periode 2014 tot en met 2019 dan ook gelijk. Een kasschuif betekent derhalve schuiven van de geraamde ontvangsten in de tijd.
Vraag 15:
Is er sprake van een eenmalige, incidentele mutatie nu de tekorten bij de ontvangsten uit Boeten en Transacties in 2014 worden gedekt door een kasschuif over de jaren 2018 en 2019 of zal er ook voor de komende jaren sprake zijn van een dreigend tekort?
Antwoord vraag 15:
De opbrengst uit boetes en transacties is een afgeleide van de wijze waarop de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten is georganiseerd en wordt uitgevoerd. Vooral in de verkeershandhaving -waar de meeste sancties opgelegd worden in de vorm van een boete- doen zich jaarlijks ontwikkelingen voor die direct van invloed zijn op de ontvangsten. Zo vindt er momenteel een grootschalige vervanging plaats van trajectcontrolesystemen, flitspalen en mobiele radarapparatuur waardoor er tijdelijk minder verkeersovertredingen worden geconstateerd en beboet. Deze vervanging loopt in ieder geval tot 2015 door. Omdat de nieuwe systemen geavanceerder zijn en daardoor meer passanten kunnen controleren is op basis van huidige inzichten de verwachting dat vanaf 2016 er weer een evenwicht ontstaat tussen raming en realisatie.
Vraag 16:
Wat zijn de concrete gevolgen van de wijze waarop het tekort op ontvangsten uit Boetes en Transacties wordt opgevangen, namelijk door middel van de generale kasschuif?
Antwoord vraag 16:
Budgettair gezien betekent dit dat de in 2014 lagere opbrengst van 70 miljoen euro aan boetes en transacties over de jaren heen goedgemaakt zal worden met meeropbrengsten aan boeten en transacties in de jaren 2018 en 2019.
Vraag 17:
Betreffen de administratiekostenvergoedingen van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) een kostendekkend tarief?
Antwoord vraag 17:
Nee, dat is op dit moment niet het geval. Bij de bepaling van het tarief voor de administratiekostenvergoeding wordt uitgegaan van een bepaalde mix van CJIB-producten met verschillende kostprijzen. Echter als de realisatie van m.n. de producten met de lagere kostprijzen achterblijft bij de raming, zoals nu het geval is, ontstaat een andere mix waardoor de vergoedingen niet meer dekkend zijn.
Vraag 18:
Waarom worden de uitgaven voor het CJIB in de tabel bij het artikel «Sanctietoepassing» verhoogd met 76 miljoen euro, de ontvangsten verhoogd met 65,7 miljoen euro en wordt in de toelichting bij deze mutaties gesproken over een meerjarige verhoging van het uitgaven-, verplichtingen- en ontvangstenkader van 70,2 miljoen euro?
Antwoord vraag 18:
Bij de slotwet 2013 is de administratiekostenvergoeding op grond van de comptabele voorschriften verwerkt in de VenJ-begroting. Deze wijze van budgettaire verwerking wordt nu ook gehanteerd voor 2014 en verder. Het uitgaven-, verplichtingen- en ontvangstenkader zijn hiervoor meerjarig verhoogd met 70,2 miljoen euro. Het betreft de ontvangen vergoeding voor administratiekosten WAHV-zaken, boetevonnissen en OM-afdoeningen. Deze ontvangsten zijn door het departement vervolgens beschikbaar gesteld aan het Centraal Justitieel Incassobureau ter dekking van de gemaakte kosten bij WAHV-zaken, boetevonnissen en OM-afdoeningen. Het betreft hier dus een (budgettair neutrale) administratief-technisch andere verwerking.
Daarnaast worden zowel aan de uitgaven- als de ontvangstenkant enkele andere mutaties doorgevoerd. Deze houden verband met de lager dan geraamde opbrengst uit de administratiekostenvergoedingen, die samenhangt met het lager dan geraamde aantal verwerkte WAHV-zaken. Hierdoor worden het uitgavenkader en het ontvangstenkader beide verlaagd met bijna 5 miljoen euro.
Tenslotte is het uitgavenkader met circa 5 miljoen euro verhoogd ter dekking van het geraamde financieringstekort van het CJIB in 2014 en is 3 miljoen euro projectgeld toegevoegd voor werkzaamheden in het kader van het Programma USB, 1,4 miljoen euro voor uitbreiding van het productiekader (routeren voorwaardelijke invrijheidsstelling, toezicht en jeugdreclassering) en circa 0,4 miljoen euro in het kader van het programma «Afpakken».
Vraag 19:
Wat is de reden dat het budget voor het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) wederom naar boven bijgesteld is en de kosten daarmee bijna verdubbeld zijn ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting?
Antwoord vraag 19:
De bijdrage aan het LBIO is bij 2de suppletoire begroting opwaarts bijgesteld met 2,0 miljoen euro. Deze mutatie hield verband met de overdracht van de inningstaak aan het Centraal Administratiekantoor (CAK) en betreft een reservering voor investeringsuitgaven bij het CAK om de inning van ouderbijdragen door het CAK per 1 januari mogelijk te maken. Met het Ministerie van VWS is afgesproken dat de bijdrage van VenJ 0,9 miljoen euro bedraagt. Deze middelen zijn reeds overgeboekt naar het Ministerie van VWS. De overige middelen van deze reservering zullen bij slotwet vrijvallen.
Vraag 20:
Hoe verhoudt deze tot tweemaal toe naar boven bijgestelde begroting ten aanzien van de LBIO zich tot de ontvangstenmeevaller ten gevolge van de definitieve vaststelling subsidie van het LBIO in 2013?
Antwoord vraag 20:
Conform de reguliere financieringsafspraken met het LBIO wordt bij najaarsnota de gerealiseerde productie over het voorgaande jaar (hier 2013) afgerekend. Op basis van deze afrekening bleek dat VenJ circa 1,0 miljoen euro terug ontvangt. Deze ontvangsten zijn ingezet ter dekking van investeringen bij het Centraal Administratiekantoor (CAK) om de inning van ouderbijdragen per 1 januari 2015 mogelijk te maken. Op deze datum wordt de verantwoordelijkheid van het innen van ouderbijdragen overgeheveld van het LBIO naar het CAK. Omdat het CAK een ZBO is ressorterend onder het Ministerie van VWS zijn de middelen overgeheveld naar de begroting van VWS.
Vraag 21:
Kan worden toegelicht wat de tegenvallers bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) inhouden en hoe deze zijn ontstaan?
Antwoord vraag 21:
De bijdrage aan DJI is verhoogd om de GHB-cellen in het gevangeniswezen ten behoeve van de detoxificatie van verdachten, en het binnenarrondissementaal vervoer van gedetineerden van dekking te kunnen voorzien. Dit betreft de uitvoering van beleid waartoe reeds eerder besloten was, maar waarvoor binnen de begroting van DJI nog niet voldoende middelen beschikbaar waren. Daarnaast deden zich extra ICT-investeringen voor bij DJI. Ook hiervoor is de bijdrage aan DJI verhoogd.
Vraag 22:
Wat wordt bedoeld met een herschikking binnen het DJI-gevangeniswezen regulier, forensische zorg en vreemdelingenbewaring en uitzetcentra?
Antwoord vraag 22:
Om transparantie te vergroten is de bijdrage aan DJI uitgesplitst naar de verschillende sectoren binnen DJI (gevangeniswezen, vreemdelingenbewaring, forensische zorg en justitiële jeugdinrichtingen). Jaarlijks worden bij ontwerpbegroting de kostprijzen van de verschillende producten van DJI herijkt op basis van de actuele omvang en soort van de sanctiecapaciteit. Dit levert een technische herschikking op tussen de verschillende sectoren en daardoor treden er ook wijzigingen op bij de verschillende artikelonderdelen van waaruit een bijdrage aan DJI wordt betaald.
Vraag 23:
Wat is het exacte bedrag van de bijdrage aan DJI voor de terugkeeractiviteiten (TRA) van justitiabelen?
Antwoord vraag 23:
Zie het antwoord bij vraag 24.
Vraag 24:
Wat is de oorzaak van de mutatie bijdrage aan DJI voor de terugkeeractiviteiten (TRA) van justitiabelen?
Antwoord vraag 24:
In 2010 is vanuit het programma Modernisering Gevangeniswezen een nieuw dagprogramma met vaste en variabele dagactiviteiten ingevoerd. De variabele activiteiten bestaan uit een gepersonaliseerd pakket activiteiten gericht op de terugkeer in de maatschappij. Dit zijn de zogenaamde terugkeeractiviteiten. Jaarlijks vindt op basis van een onderbouwde verantwoording de beschikbaarstelling van de middelen plaats. Bij 2de suppletoire begroting is hiervoor 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Vraag 25:
Betekent de herschikking binnen DJI dat er in de toekomst reguliere gevangenissen moeten sluiten?
Antwoord vraag 25:
Het gaat hier om een technische herschikking die niet leidt tot additionele sluitingen. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 22.
Vraag 26:
Wat is de reden van de daling van de benodigde capaciteit in justitiële jeugdinrichtingen waardoor de kosten voor onderwijsactiviteiten zijn gedaald? Heeft dit te maken met bezuinigingen of is er sprake minder instroom? Als dit laatste het geval is, wat is de oorzaak van deze lagere instroom?
Antwoord vraag 26:
De daling van de benodigde capaciteit is het gevolg van de verminderde behoefte aan capaciteit bij de justitiële jeugdinrichtingen (JJI). In de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 14 mei 2014 (zie TK 24 587, nr. 580) is uw Kamer geïnformeerd over de effecten van de dalende jeugdcriminaliteit zoals zichtbaar is geworden in de prognoses volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Daaruit bleek dat de behoefte aan plaatsen in JJI’s de komende jaren verder afneemt. Op de achtergronden van deze daling is de Staatssecretaris uitgebreid ingegaan in het schriftelijk overleg met de Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie naar aanleiding van voornoemde brief (TK 24 587, nr. 592).
Vraag 27:
Is onderzocht wat het effect op de recidive is van de overheveling van 7,8 miljoen euro vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie ten behoeve van de onderwijsactiviteiten binnen de beslotenheid van justitiële jeugdinrichtingen?
Antwoord vraag 27:
Bij brief van 24 november 2014 (aanbieding WODC-rapport Terugval in recidive, nr. 583721) is uw Kamer geïnformeerd over de laatste recidivecijfers. Hierin komt ook de recidive onder ex JJI-pupillen aan de orde. In algemene zin geldt dat het bieden van onderwijs en scholing aan jeugdigen van invloed is op vermindering van criminaliteit. Er wordt geen specifiek onderzoek verricht waarbij recidive wordt gerelateerd aan budgetoverhevelingen. Dit is naar zijn aard ook niet mogelijk. Voorts zouden dergelijke effecten zich niet zo snel voor kunnen doen in die zin dat zij in 2014 al zichtbaar zouden zijn als gevolg van een overheveling in 2013.
Vraag 28:
Wordt de maatregel ter beschikkingstelling aan het onderwijs ook volledig gefinancierd vanuit het Ministerie van OCW?
Antwoord vraag 28:
De wijze van financiering van de maatregel terbeschikkingstelling aan het onderwijs (TBO) maakt deel uit van het wetsvoorstel tot invoering van de maatregel TBO. Het wetsvoorstel is aanhangig bij de Raad van State voor advies. Na de verwerking van dit advies zal de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie uw Kamer hierover nader informeren.
Vraag 29:
Waarom is het uitgavenbudget opdrachten slachtofferzorg met 5,8 miljoen euro verlaagd tot 1,2 miljoen euro?
Antwoord vraag 29:
Deze verlaging van het uitgavenbudget wordt voornamelijk verklaard omdat er minder opdrachten in het kader van het slachtofferbeleid zijn verstrekt dan oorspronkelijk geraamd. Dit komt doordat de digitalisering van de strafrechtketen is vertraagd, waaronder de portaalontwikkeling voor slachtoffers. Daarnaast heeft er een technische correctie plaatsgevonden. Bij de introductie van Verantwoord Begroten zijn de bijdrage aan Slachtofferhulp Nederland separaat verantwoord als bijdrage ZBO’s/RWT’s. Abusievelijk zijn niet alle middelen voor de reeds lopende projecten door Slachtofferhulp Nederland overboekt naar het juiste artikelonderdeel. Dit is bij 2de suppletoire begroting gecorrigeerd.
Vraag 30:
Welke consequenties heeft het middels de tweede suppletoire begroting vrijwel tot nihil terugbrengen van de post «Projecten jeugd straf»? Om welke projecten gaat het?
Antwoord vraag 30:
Op de begroting worden middelen gereserveerd in het kader van «Projecten Jeugd straf». Gedurende het jaar worden diverse projecten uitgevoerd, waarbij middelen in de vorm van begrotingsmutaties worden overgeheveld naar de relevante taakorganisaties. Het betreffen o.a. bijdragen aan het DJI, OM, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming in het kader van het adolescentenstrafrecht, alsmede een bijdrage aan DJI in het kader van de inkoop van zorg voor de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM).
Vraag 31:
Waarom is het budget op het artikel «Jeugd» voor de bestrijding van huiselijk geweld en kindermisbruik bij de 1e suppletoire verlaagd van 500.000 euro naar 42.000 euro om vervolgens weer bij de 2e suppletoire weer verhoogd te worden naar het oorspronkelijke bedrag van 500.000 euro?
Antwoord vraag 31:
De bestrijding van huiselijk geweld en kindermisbruik is een gezamenlijke aanpak met het Ministerie van VWS. Bij de 2de suppletoire begroting wordt de bijdrage van VWS overgeheveld naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De afboekingen bij de 1ste suppletoire begroting hebben betrekking op overheveling naar VWS verband houdend met uitgaven voor de campagne «Huiselijk geweld» en de website «Huiselijk geweld».
Vraag 32:
Waarom is het uitgavenbudget voor Projecten jeugd straf bij de 2e suppletoire begroting verminderd met 10 miljoen euro?
Antwoord vraag 32:
Voor een gedeelte betreft het hier de herverdeling van middelen in het kader van Jeugdstraf (zie ook vraag 30). Daarnaast is er 3,5 miljoen euro op dit artikel vrijgevallen en ingezet ter dekking van budgettaire problematiek bij DJI (o.a. voor binnenarrondissementaal vervoer, GHB cellen en ICT.
Vraag 33:
Waarom wordt er minder geld uitgegeven aan terrorismebestrijding?
Antwoord vraag 33:
Zie het antwoord bij vraag 34.
Vraag 34:
Hoe is het mogelijk dat het bedrag voor terrorismebestrijding verlaagd wordt terwijl tegelijkertijd extra acties worden aangekondigd en het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme is gelanceerd?
Antwoord vraag 34:
In de ramingen 2014 zijn de HGIS-middelen opgenomen ten behoeve van de Nuclear Security Summit (NSS) die in Den Haag plaats vond. Het restant budget is overgeboekt naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast was in de raming 2014 een bedrag opgenomen voor de inzet van externe deskundigen. Deze uitgaven worden conform de begrotingssystematiek Verantwoord Begroten verantwoord op het apparaatsbudget.
Vraag 35:
Welk bedrag beslaat de asielreserve, nu de inzet vanuit de asielreserve niet meer noodzakelijk is om de extra kosten bij de Immigratie- Naturalisatiedienst (IND) te dekken?
Antwoord vraag 35:
De asielreserve, die bedoeld is voor het opvangen van hoeveelheidsfluctuaties in de vreemdelingenketen, bedraagt momenteel 44,4 miljoen euro.
Vraag 36:
Waaruit wordt de extra financiering voor de IND van 22,1 miljoen euro betaald?
Antwoord vraag 36:
De extra financiering voor de IND van 22,1 miljoen euro wordt onttrokken aan het niet-ODA deel van het budget voor opvang. Hier is ruimte ontstaan door het hoge percentage asielzoekers uit DAC-landen. De opvangkosten voor eerstejaarsasielzoekers worden dus, meer dan in eerdere jaren, uit ODA-middelen gefinancierd.
Vraag 37:
Komen de extra kosten van 375 miljoen euro die worden uitgetrokken voor de eerstejaarsopvang asielzoekers uit andere posten op de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Zo ja, welke posten zijn dit?
Antwoord vraag 37:
Nee, het kabinet heeft bij voorjaarsnota dit jaar besloten 600 miljoen euro te reserveren, mede in het licht van de gevolgen voor het Bruto Binnenlands Product (BBP) van de implementatie van de ESA2010-boekhoudregels (zie ook Kamerstukken, 2013–2014, 33 750 IX, nr. 22). Daarvan is incidenteel in 2014 375 miljoen euro beschikbaar gesteld aan VenJ voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers in 2014 en 2015.
Vraag 38:
Op welke departementsbegroting is de asielreserve terug te vinden?
Antwoord vraag 38:
De asielreserve, die bedoeld is voor het opvangen van hoeveelheidsfluctuaties in de vreemdelingenketen, is een begrotingsreserve die het Ministerie van Veiligheid en Justitie aanhoudt bij het Ministerie van Financiën.
Vraag 39:
Hoe komt het dat na een bijstelling bij de eerste suppletoire begroting nu wederom een bijstelling naar boven nodig is van de apparaatsuitgaven van de Raad van de Kinderbescherming op het onderdeel personeel?
Antwoord vraag 39:
Bij de najaarsnota is een bijstelling doorgevoerd omdat, in aanloop naar de transitie stelselwijziging Jeugdzorg, door de Raad voor de Kinderbescherming de vereiste voorbereidingen hebben plaatsgevonden. Tevens zijn extra middelen toegekend voor personele inzet ten behoeve van ZSM. Bij 1ste suppletoire begroting waren deze verwachte bijstellingen nog niet voldoende uitgekristalliseerd.
Vraag 40:
Wat verklaart de stijging van de kosten van externen bij diverse onderdelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Waarom worden zij ingehuurd en waarom gebeurt dit meer dan was voorzien?
Antwoord vraag 40:
In 2013 waren de uitgaven voor de inhuur van externen binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie 205,1 miljoen euro, wat een inhuurpercentage van circa 9% inhoudt. In 2014 zullen deze uitgaven naar verwachting lager uitvallen – dit op basis van de cijfers over de periode januari tot en met oktober. Er is derhalve geen sprake van stijging van de kosten van externen.
In de 2de suppletoire begroting is sprake van herschikking van budgetten die in de vraagstelling wordt aangeduid als «stijging van de kosten». Deze herschikking heeft in hoofdzaak betrekking op aanpassing van de budgetten om de begrotingsindeling in lijn te brengen met de uitgangspunten van Verantwoord Begroten. Het betreft dan ook technische mutaties als gevolg van een veranderde presentatie/begrotingsindeling en geen stijging van de uitgaven.
De reden van inhuur van externen is divers, maar de voornaamste redenen zijn enerzijds ondersteuning van het primair proces tijdens pieksituaties of vanwege tijdelijke uitval van medewerkers, anderzijds het tijdelijk nodig hebben van specifieke deskundigheid die niet op het ministerie beschikbaar is. Het kan daarbij gaan om deskundigheid op het gebied van automatisering, accountancy, juridisch advies, of bijvoorbeeld communicatie.