Vastgesteld 17 december 2014
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 4 december 2014 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 15 december 2014 ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Eijsink
De griffier van de commissie, Van Toor
Vraag 1:
Waarom worden de EU-afdrachten en ontvangsten niet op één begroting verantwoord, bijvoorbeeld de begroting van Financiën of een aparte begroting? Kunt u hierbij de voor- en nadelen schetsen? (artikel 3)
Vraag 2:
Kunt u reageren op de uitspraak van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 34 000 V, nr. 11, p. 6) dat de verantwoordelijkheidsverdeling van de Ministers die betrokken zijn bij de EU-afdrachten niet goed aansluit op de begrotingsverantwoordelijkheid? (artikel 3)
Antwoord 1 en 2:
Om de Tweede Kamer duidelijk inzicht te geven in het totaal aan de verschillende afdrachten aan de EU en hun samenhang heeft het Kabinet met ingang van de begroting voor het jaar 2002 besloten de Nederlandse afdrachten aan de EU en de inningskosten (netto-afdracht) binnen Begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken overzichtelijk te groeperen onder één begrotingsartikel (artikel 3). Tegelijkertijd zijn ook de invoerrechten en BTW-middelen hierin opgenomen. Zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg van 1 juli jongstleden met de Minister van Buitenlandse Zaken wordt jaarlijks de netto betalingspositie van Nederland voor het jaar t-2 eveneens opgenomen. De ontvangsten uit de EU-begroting komen rechtstreeks ten goede aan de begunstigde, zoals agrarische ondernemers, regio’s of kennisinstellingen. In het financieel jaarverslag van de EU-begroting («financial report») wordt jaarlijks een overzicht gegeven van de afdrachten uit de verschillende lidstaten en de middelen die uit de EU-begroting per uitgavencategorie naar deze lidstaten toegaan.
De begrotingsverantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken beperkt zich tot het tijdig afdragen van de op begrotingshoofdstuk IXB Financiën verantwoorde (en door de Audit Dienst Rijk gecertificeerde) bedragen aan de Commissie en de verantwoording hierover op begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken. De Minister van Financiën was en is daarmee eindverantwoordelijk voor de heffing en inning van de invoerrechten en de BTW en verantwoordt zich hierover op begroting IXB Financiën. De accountantscontroles van de Audit Dienst Rijk sluit hierop aan. De gekozen Nederlandse verantwoordelijkheidsverdeling is gebaseerd op het systeem van de afdrachten aan de Europese Unie en de taken die daarbij horen. Dit is naar de mening van het kabinet een sluitend en goed werkbaar systeem.
Vraag 3:
Sluit u additionele kasschuiven voor de periode 2016–2019 op uw begroting uit?
Vraag 4:
Sluit u kasschuiven op uw begroting voor de periode vanaf en na 2019 uit?
Antwoord 3 en 4:
Nee, bij de geëigende begrotingsmomenten wordt de afweging gemaakt of begrotingsmutaties, inclusief kasschuiven, nodig zijn. Hierover wordt uw Kamer steeds geïnformeerd.