Vastgesteld 13 januari 2016
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 15 december 2015 over Goedkeuring tot opzegging sociale zekerheidsverdrag met Marokko (Kamerstuk 34 052, nr. 16).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 januari 2016 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 11 januari 2016 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie, Esmeijer
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen van de leden van de SP-fractie |
2 |
|
Vragen van de leden van de PVV-fractie |
3 |
|
Vragen van de leden van de D66-fractie |
3 |
|
II |
Antwoord / Reactie van de Minister |
3 |
Opmerkingen en vragen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de brief van 15 december jl.
Deelt de Minister de conclusie van de leden van de VVD-fractie dat het gegeven dat Marokko aanvullende eisen heeft gesteld na het afsluiten van het akkoord waaraan Nederland niet tegemoet kan komen, en dat deze de stap rechtvaardigen om de door de regering ingediende opzeggingswet parlementair te behandelen wat zal leiden tot opzegging van het bilateraal sociale zekerheidsverdrag per 2017?
De Minister heeft in zijn brief van 1 september 2015 aangegeven dat de goedkeuringswet uiterlijk 1 februari in het staatsblad moet worden gepubliceerd in verband met de mogelijkheid van het raadgevend referendum. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat de regering is gehouden de opzeggingswet in het Staatsblad te publiceren voor 1 juli 2016 voor opzegging per 1 januari 2017, omdat de zes maanden termijn die genoemd is voor opzegging van het verdrag de spoed aangeven? En dat deze spoedeisendheid een uitzondering vormt op wetten onderworpen aan de Wet raadgevend referendum (Wrr)? De spoedeisendheid is er dan in gelegen dat bij inachtneming van de termijn in artikel 8 van de Wrr de inwerkingtreding van de opzegging per 1 januari 2017 niet meer gehaald kan worden?
Opmerkingen en vragen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake het stuklopen van de onderhandelingen over het bilateraal sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en Marokko. De leden betreuren dat de onderhandelingen niet tot een akkoord hebben geleid en hebben nog enkele vragen aan de regering.
Zij vragen de regering wat de gevolgen zijn van het feit dat er geen akkoord is gesloten. Zijn er gevolgen voor andere terreinen waarop Nederland en Marokko samenwerken? Zo ja welke? Indien er volgens de regering geen gevolgen zijn, is dit bevestigd door Marokko? Welke gevolgen heeft het afketsen van het akkoord voor de onderlinge verhoudingen tussen Marokko en Nederland? Kan de regering gedetailleerd per uitkering aangeven wat de gevolgen zijn van de opzegging van het verdrag en vervolgens per uitkering gedetailleerd uiteenzetten waaruit het verschil bestaat met het akkoord dat was bereikt?
Ook vragen de leden van de SP-fractie op welk moment van de onderhandelingen de Marokkaanse regering de eisen met betrekking tot de Westelijke Sahara op tafel heeft gelegd? Waren er hiervoor geen aanwijzingen dat dit zou gebeuren?
Opmerkingen en vragen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister het verdrag niet unilateraal opzegt nu Marokko zich als een onbetrouwbare onderhandelingspartner heeft bewezen door alsnog aanvullende eisen te stellen.
De leden van de Partij voor de Vrijheid vragen de Minister of hij bereid is de grenzen te sluiten voor migratie vanuit Marokko en remigratie te bevorderen.
Opmerkingen en vragen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn onaangenaam verrast door de brief van de Minister, waaruit blijkt dat het niet lukt om met Marokko tot overeenstemming te komen over wijziging van het bilaterale sociale zekerheidsverdrag. Deze leden hadden na de brieven van 29 september en 23 november 2015 de verwachting dat het verdrag aanstonds zou worden gewijzigd. Zij vragen aan de Minister of hij door middel van een tijdlijn nauwgezet kan toelichten wat er tussen 29 september en 15 december heeft plaatsgevonden, waardoor aanpassing nu niet mogelijk blijkt.
De leden van de D66-fractie maken uit de brief op, dat Marokko meer aanvullende eisen heeft gesteld dan uitbreiding van de reikwijdte van het grondgebied. Zij vragen welke andere eisen Marokko heeft gesteld, en of de Minister aan die andere aanvullende eisen wel tegemoet wil komen. Ook vragen zij of deze aanvullende eisen al voor het akkoord van 29 september aan de orde waren geweest in de onderhandelingen.
De leden van de D66-fractie vragen een nadere toelichting waarom het uitbreiden van het grondgebied waarop sociale zekerheidsuitkeringen worden uitgekeerd, nationaal en internationaal rechtelijk problematisch is.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister nog steeds bereid is om tot een akkoord te komen. Zij waarderen deze bereidheid, maar merken op dat het wetsvoorstel tot opzegging van het verdrag binnenkort zal worden behandeld in de Tweede Kamer. Zij vragen wat de Minister nu gaat doen om alsnog tot een akkoord te komen. Ook vragen zij of de Minister nog tot een akkoord over verdragswijziging wil komen, in het geval dat de Tweede Kamer reeds zou hebben ingestemd met opzegging van het verdrag.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat de stand van zaken is omtrent het Associatiebesluit tussen de Europese Unie en Marokko.
Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Veiligheid en Justitie de reactie op het verslag van het schriftelijk overleg d.d. 7 januari 2016 van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid toekomen. Onderwerp van het schriftelijke overleg was de Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko, toekomen (Kamerstuk 34 052, nr. 16). Aanleiding voor het schriftelijk overleg was mijn brief van 15 december 20151.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de conclusie deelt dat het gegeven dat Marokko aanvullende eisen heeft gesteld na het afsluiten van het akkoord waaraan Nederland niet tegemoet kan komen, de stap rechtvaardigt om de door het kabinet in oktober 2014 ingediende opzeggingswet parlementair te behandelen wat zal leiden tot opzegging van het bilateraal socialezekerheidsverdrag.
Opzeggen van het verdrag heeft zoals meermaals mondeling en schriftelijk aangegeven niet de voorkeur. Het kabinet is nog steeds bereid om tot een akkoord te komen. Daarvoor is echter een akkoord tussen twee partijen nodig. Ik kan mij daarom voorstellen dat uw Kamer na mijn brief van 15 december 2015 heeft besloten tot behandeling van het wetsvoorstel.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister het eens is dat het kabinet gehouden is de opzeggingswet in het Staatsblad te publiceren voor 1 juli 2016 voor opzegging per 1 januari 2017, omdat de zes maanden termijn die genoemd is voor opzegging van het verdrag de spoed aangeven. Voorts vragen deze leden of de Minister het eens is dat deze spoedeisendheid een uitzondering vormt op wetten onderworpen aan de Wet op het Raadgevend Referendum (Wrr). Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de spoedeisendheid er dan in gelegen is dat bij inachtneming van de termijn in artikel 8 van de Wrr de inwerkingtreding van de opzegging per 1 januari 2017 niet meer gehaald kan worden.
Het kabinet is tot de datum van 1 februari 2016 gekomen om de Marokkaanse autoriteiten vóór 1 juli 2016 kennis te kunnen geven van het opzeggen van het bilateraal sociaalzekerheidsverdrag met ingangsdatum 1 januari 2017.
Bij de datum van 1 februari 2016 wordt rekening gehouden met de normale termijnen die gelden in de Wrr, waarbij er vanuit wordt gegaan dat geen referendum plaatsvindt. Naar aanleiding van deze vraag is nogmaals naar de termijn gekeken. Uitgaande van dezelfde aannames, zou de publicatie van de opzeggingswet in het Staatsblad uiterlijk per 23 februari 2016 dienen plaats te vinden. Bij deze uiterste datum is wel de aanname dat de Kiesraad spoed betracht bij de in de Wrr gestelde termijnen.
In antwoord op de vraag of een beroep op de spoedprocedure van artikel 12 Wrr in de rede ligt het volgende. De Wrr biedt op basis van artikel 12 de mogelijkheid om bij uitzondering gebruik te maken van een spoedprocedure. De mogelijkheid om een referendum te houden over de reeds in werking getreden goedkeuringswet blijft na opzegging van het verdrag bestaan, ook bij een spoedprocedure.
Ik ontraad echter om bij de Opzeggingswet gebruik te maken van de spoedprocedure van artikel 12 Wrr. Daarbij vraag ik de Kamer het volgende te overwegen. Door gebruik te maken van de spoedprocedure voorzien in artikel 12 van de Wrr wordt voorbijgegaan aan de inspraakprocedure die door de Wrr is gecreëerd voor burgers. Door de termijnen van de Wrr te negeren bestaat het risico dat een referendum zou moeten plaatsvinden terwijl het verdrag reeds is opgezegd of in het uiterste geval zelfs buiten werking is getreden. De Opzeggingswet blijft namelijk wel referendabel. Ook kan het negeren van de termijnen extra druk leggen op de diplomatieke relatie met Marokko. Er is een onderscheid met een gewone wet omdat opzegging van een verdrag niet eenzijdig kan worden teruggedraaid. Conform de Wrr kan inwerkingtreding van een wet plaatsvinden zonder dat voorafgaand aan de inwerking een referendum heeft plaatsgevonden, maar slechts in die gevallen waarin de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden. De vraag kan gesteld worden, mede gelet op het reeds lang lopend onderhandelingsproces met Marokko, of de inwerkingtreding van de wet tot goedkeuring van de opzegging van het verdrag, kwalificeert als een wet waarvan de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden.
De leden van de fractie van de SP vragen de regering wat de gevolgen zijn van het feit dat er geen akkoord is gesloten, met name wat de gevolgen zijn voor andere terreinen waarop Nederland en Marokko samenwerken en voor de onderlinge verhoudingen tussen Marokko en Nederland.
Eerder is de Kamer reeds geïnformeerd over de mogelijke schade voor de betrekkingen tussen Nederland en Marokko als gevolg van de discussie rondom het bilaterale socialezekerheidsverdrag.2 Daarbij is aangegeven dat de banden tussen Marokko en Nederland intensief zijn en zich uitstrekken over een veelheid van terreinen, zoals handel, landbouw, onderwijs, cultuur, defensie, veiligheid, sociale zaken, douane, justitie, rechtshulp, consulaire zaken (kinderbescherming, het tegengaan van huwelijksdwang en achterlating, terugkeer van illegaal verblijvende Marokkaanse onderdanen) en politie. Daarnaast zijn de betrekkingen ook via de Europese Unie geïntensiveerd, onder meer in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid en het Associatieakkoord, waarbij voor Marokko een «gevorderde status» geldt.
Hoewel vanzelfsprekend niet kan worden vooruitgelopen op de Marokkaanse reactie, kan uit de Marokkaanse respons bij de indiening van het wetsvoorstel voor de Opzeggingswet in 2014 wel worden afgeleid hoe Marokko mogelijk zal reageren. Zoals bekend, heeft Marokko toen dat besluit een «onvriendelijke daad» genoemd en aangegeven dat alle noodzakelijke maatregelen zouden worden genomen om de rechten van de Marokkaanse gemeenschap te beschermen. Ook werd te kennen gegeven dat de situatie niet zonder gevolgen kon blijven voor de bilaterale betrekkingen. Zoals eerder is aangegeven, is hier de daad bij woord gevoegd en is met name de samenwerking op het terrein van gedwongen terugkeer sterk onder druk komen te staan. De Raad van State heeft naar aanleiding hiervan in april 2015 geoordeeld dat Marokkaanse vreemdelingen zonder geldige reisdocumenten niet langer in bewaring gesteld konden worden. In mei 2015 zijn de onderhandelingen met de Marokkaanse autoriteiten over de aanpassing van het bilateraal sociale zekerheidsverdrag hervat. De Marokkaanse autoriteiten zegden toe dat zij hangende de onderhandelingen de medewerking aan de gedwongen terugkeer van Marokkaanse vreemdelingen weer zouden hervatten. Op dit moment is daarvan nog steeds sprake, zij het dat de samenwerking nog niet op het niveau is als voor de indiening van de opzeggingswet.
De samenwerking op andere gebieden is op een positieve wijze voorgezet, zoals bijvoorbeeld in het kader van het Global Counter Terrorism Forum. Wel werd bij onderlinge contacten, onder meer ter gelegenheid van ministeriële bezoeken, steeds duidelijk gemaakt dat een positieve uitkomst van de socialezekerheidsverdragskwestie van groot belang was voor de verdere ontwikkeling van de relaties.
De leden van de SP vragen de regering gedetailleerd per uitkering aan te geven wat de gevolgen zijn van de opzegging van het verdrag en vervolgens per uitkering gedetailleerd uiteenzetten waaruit het verschil bestaat met het akkoord dat was bereikt?
Hieronder vindt u een tabel waarin per uitkering gedetailleerd wordt weergegeven wat het verschil is tussen het akkoord en opzeggen van het verdrag. Om het overzicht volledig te maken wordt vervolgens geschetst wat het verschil voor de Geneeskundige zorg en de Remigratiewet tussen opzeggen verdrag en de situatie waarin een akkoord was bereikt.
Uitkeringen |
||
---|---|---|
Export uitkeringen naar Marokko bij opzeggen verdrag |
Situatie bij aanpassen verdrag op basis van akkoord van september 2015 |
|
AOW |
Ja, bijzonderheden: – Personen met bestaande rechten blijven dezelfde uitkering ontvangen; – Voor nieuwe gerechtigden geldt uitkering tot maximaal 50% Nederlands WML, (geen hogere bedrag alleenstaanden). |
– Personen met bestaande rechten blijven dezelfde uitkering ontvangen; – Ook nieuwe gerechtigden kunnen aanspraak maken op hogere bedrag alleenstaanden. |
Anw |
Nee, bijzonderheden: – maar personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen |
Personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen. Voor nieuwe gerechtigden op of na 1 januari 2016 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 10% voor de gehele duur van het recht. |
WAO, WIA |
Nee, bijzonderheden: – personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen |
Personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen. Vanaf 1 januari 2016 krijgen nieuwe gerechtigden recht op een uitkering. Voor WGA-gerechtigden op een vervolguitkering die aanvangt op of na 1 januari 2016 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 10% voor de gehele duur van het recht |
WAZ ZW Tw |
Nee, bijzonderheden: – personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen |
Personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen. Ook nieuwe gerechtigden op of na 1 januari kunnen recht krijgen op een uitkering voor TW op de WGA-uitkering, hierbij geldt echter het volgende schema: • voor nieuwe gerechtigden waarvan het recht begint in 2016 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 10% voor de gehele duur van het recht; • voor nieuwe gerechtigden waarvan het recht begint in 2017 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 20% voor de gehele duur van het recht; • voor nieuwe gerechtigden 2018 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 30% voor de gehele duur van het recht; • voor nieuwe gerechtigden vanaf 2019 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 40% voor de gehele duur van het recht. |
AKW |
Nee, bijzonderheden: personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen |
Personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen. • voor kinderen in Marokko waarvoor het recht op AKW opent in 2016 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 10% voor de gehele duur van het recht; • voor de kinderen in Marokko waarvoor het recht opent in 2017 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 20% voor de gehele duur van het recht; • voor de kinderen in Marokko waarvoor het recht opent in 2018 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 30% voor de gehele duur van het recht; • voor kinderen in Marokko waarvoor het recht opent in 2019 en 2020 wordt de Nederlandse uitkering verminderd met een vast percentage van 40% voor de gehele duur van het recht. Na 1 januari 2021 stopt de export van AKW voor nieuwe gevallen. |
WKB |
Nee, maar personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen. |
Personen met bestaande rechten blijven de uitkering ontvangen. Vanaf 2016 volgt de Wkb voor kinderen in Marokko waarvoor het recht op Wkb opent in de periode van 2016 tot 2020 het hierboven geschetste schema voor de AKW. Na 1 januari 2021 stopt de export van Wkb voor nieuwe gevallen. |
Geneeskundige zorg: gevolgen opzegging
Voor wat betreft het onderdeel medische zorg heeft de opzegging zowel gevolgen voor het recht op verstrekkingen bij een tijdelijk verblijf in Marokko (werelddekking) als voor aanspraken op verstrekkingen voor in Marokko wonende rechthebbenden op een Nederlands pensioen en hun gezinsleden en voor in Marokko wonende gezinsleden van in Nederland werkende Marokkaanse werknemers (verdragsgerechtigden).
Geneeskundige zorg nieuwe gevallen
Na opzegging van het verdrag bestaat voor nieuwe gevallen (bijvoorbeeld mensen die na opzegging van het verdrag naar Marokko gaan voor een tijdelijk verblijf, of die zich daar na ontvangst van een Nederlands pensioen vestigen) uit hoofde van het verdrag geen aanspraak meer op medische zorg die in Marokko wordt verleend. Vóór de opzegging komen deze kosten ten laste van Nederland. Daarna niet meer.
Het wetsvoorstel Zvw-Zorg buitenland (TK 2015–2016, nr. 34 333) voorziet in een beëindiging van de werelddekking buiten Europa. Na aanname van deze wet en na opzegging van het verdrag kan de beëindiging van de werelddekking ook ten aanzien van Marokko worden geëffectueerd. Voor een financiële dekking van het risico van ziektekosten is men aangewezen op de particuliere verzekeringsmarkt.
Mensen die in Marokko wonen maar pas na opzegging van het verdrag aanspraak zouden willen maken op vergoeding van ziektekosten, zijn na opzegging voor het afdekken van het financiële risico van ziektekosten afhankelijk van de geldende nationale ziektekostenverzekeringswetgeving, dan wel van eventuele mogelijkheden op de particuliere verzekeringsmarkt.
Geneeskundig zorg bestaande gevallen
Bestaande gevallen (dus mensen die op het moment van opzegging al recht hadden op zorg op grond van het verdrag) houden op grond van het overgangsrecht in het verdrag aanspraak op verstrekkingen ten laste van Nederland zolang zich geen wijziging in de rechtsgrondslag voordoet (bijvoorbeeld het gezinslid of de pensioengerechtigde gaat werken, een rechthebbende op een Nederlands pensioen krijgt een Marokkaans pensioen).
Verschil met het bereikte akkoord
Het akkoord voorziet wat de beëindiging van het recht op verstrekkingen bij tijdelijk verblijf betreft in een overgangstermijn die geldt tot en met 31 december 2020. Per 1 januari 2021 voorziet het akkoord voor wat betreft de geneeskundige zorg uitsluitend in het stopzetten van de aanspraken op zorg bij tijdelijk verblijf met het oog op de effectuering van de beperking van de werelddekking ten aanzien van Marokko. Het akkoord laat de aanspraken op zorg in Marokko wonende verdragsgerechtigden onverlet.
Wat de opzegging van het verdrag Marokko zal betekenen voor de uitvoering van de Remigratiewet is uitvoerig aan bod gekomen in de Nota naar aanleiding van het verslag. Het akkoord voorziet geen wijziging van de aanspraken krachtens de remigratiewet.
De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister het verdrag niet unilateraal opzegt nu Marokko zich als een onbetrouwbare onderhandelingspartner heeft bewezen door alsnog aanvullende eisen te stellen. Artikel 91 van de Grondwet bepaalt dat verdragen de goedkeuring van het parlement behoeven. Bij opzegging van een verdrag geldt hetzelfde. Dit is vastgelegd in artikel 14 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Pas na inwerkingtreding van de Opzeggingswet kan het verdrag worden opgezegd door de Nederlandse regering.
De leden van de PVV vragen de Minister of hij bereid is de grenzen te sluiten voor migratie vanuit Marokko en remigratie te bevorderen.
Nederland voert reeds een restrictief toelatingsbeleid. Het kabinet ziet geen aanleiding om het toelatingsbeleid verder aan te scherpen. Personen die willen remigreren naar Marokko kunnen, bij het voldoen aan de gestelde voorwaarden, een beroep doen op ondersteuning vanuit de Remigratiewet.
De leden van de D66 fractie vragen door middel van een tijdlijn nauwgezet toe te lichten wat er tussen 29 september en 15 december 2015 heeft plaatsgevonden in de besprekingen met Marokko waardoor aanpassing van het van bilaterale socialezekerheidsverdrag nu niet mogelijk blijkt. De leden van de D66-fractie maken uit de brief op, dat Marokko meer aanvullende eisen heeft gesteld dan uitbreiding van de reikwijdte van het grondgebied. Zij vragen welke andere eisen Marokko heeft gesteld, en of de Minister aan die andere aanvullende eisen wel tegemoet wil komen. Ook vragen de aan het woord zijnde leden of deze aanvullende eisen al voor het akkoord van 29 september aan de orde waren geweest in de onderhandelingen. De leden van de SP-fractie vragen op welk moment van de onderhandelingen de Marokkaanse regering de eisen met betrekking tot de Westelijke Sahara op tafel heeft gelegd. Tevens vragen deze leden of hiervoor geen aanwijzingen waren dat dit zou gebeuren.
Tussen 29 september en 23 november 2015 hebben Marokko en Nederland teksten uitgewisseld ten behoeve van de technische omzetting van het met Marokko gesloten politiek akkoord in een protocol tot wijziging van het verdrag met Marokko. Op grond van die uitwisseling heb ik uw Kamer op 23 november in een brief geïnformeerd dat de laatste hand werd gelegd aan deze technische omzetting. Vervolgens hebben de Marokkaanse autoriteiten aanvullende eisen gesteld. Eerst is op 24 november door Marokko gevraagd om ook een financiële tegemoetkoming te bieden aan andere categorieën rechthebbenden die niet in bezwaar en beroep waren gegaan. Zoals aangegeven in mijn brief van 29 september 20153 is in het akkoord van september afgesproken dat dit slechts voor Anw-gerechtigden het geval zou zijn. Naar mijn inschatting was op dat punt overeenstemming te bereiken. Een volgende aanvullende eis is pas tijdens een gesprek van Minister Koenders met zijn Marokkaanse counterpart op 14 december 2015 expliciet gesteld. Toen heeft Marokko de expliciete aanvullende eis gesteld dat Nederland voortaan ook uitkeringen dient te gaan exporteren naar de Westelijke Sahara. Op 7 december 2015 had Marokko bij diplomatieke nota voor het eerst een toespeling gemaakt over export naar de Westelijke Sahara zonder evenwel de Westelijke Sahara uitdrukkelijk te benoemen.
Op de vraag of de aanvullende eisen ook voor 29 september aan de orde zijn gekomen, kan ik u het volgende melden. De export van Nederlandse uitkeringen naar de Westelijke Sahara is verder één keer eerder aan de orde gekomen in de onderhandelingen die hebben geleid tot het politiek akkoord van 29 september 2015. Toen heeft de Marokkaanse delegatie geaccepteerd dat Nederland niet naar de Westelijke Sahara kan exporteren. In de onderhandelingen die hebben geleid tot het akkoord is ook eerder gesproken over compensatie van gerechtigden die niet in bezwaar en beroep zijn gegaan. Dit heeft erin geresulteerd dat alleen Anw-gerechtigden een financiële tegemoetkoming zouden ontvangen zoals aangegeven in mijn brief van 29 september 20154.
De leden van de D66-fractie vragen een nadere toelichting waarom het uitbreiden van het grondgebied waarop socialezekerheidsuitkeringen worden uitgekeerd, nationaal en internationaalrechtelijk problematisch is.
Op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) bestaat buiten Nederland slechts recht op een socialeverzekeringsuitkering in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Dit verdrag dient afdoende waarborgen te bevatten inzake de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Een uitzondering geldt voor de AOW, die naar alle landen in de wereld wordt geëxporteerd ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (maximaal 50% van het Nederlands wettelijk minimum loon).
Wat betreft de Westelijke Sahara delen Nederland en de Europese Unie (EU) het standpunt van de Verenigde Naties waarin Marokko wordt beschouwd als de facto beherende macht in het niet-zichzelf besturend gebied Westelijke Sahara. De soevereiniteit over de Westelijke Sahara wordt betwist door Marokko en de Sahrawi’s, de oorspronkelijke bewoners van de Westelijke Sahara. In navolging van het advies van het Internationaal Gerechtshof (1975) erkennen Nederland en de EU de claims van Marokko niet. Evenmin erkennen Nederland en de EU de claims van Polisario en de door Polisario uitgeroepen République Araba Sahraoui.
Naar Nederlands inzicht is er dan ook geen sprake van dat de Westelijke Sahara in volkenrechtelijke zin gerekend kan worden tot Marokkaans grondgebied. De geografische gelding van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko strekt zich dus niet uit tot de Westelijke Sahara. In Nederland is dit bevestigd door de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak van 5 augustus 2011.5 Omdat Marokko geen soevereiniteit heeft over de Westelijke Sahara heeft Marokko ook geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor dat gebied. Marokko kan dus voor uitkeringsgerechtigden die in de Westelijke Sahara wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU.
De leden van de D66-fractie vragen wat de Minister nu gaat doen om alsnog tot een akkoord te komen. Ook vragen deze leden of de Minister nog tot een akkoord over verdragswijziging wil komen, in het geval dat de Tweede Kamer reeds zou hebben ingestemd met opzegging van het verdrag.
Zoals ook in de brief aan uw Kamer van 15 december 20156 aangegeven streeft het kabinet er nog steeds naar om overeenstemming te bereiken over een wijzigingsverdrag. Om tot een akkoord te komen zijn echter twee partijen nodig. Het kabinet heeft zich tot het uiterste ingespannen om overeenstemming te bereiken. Helaas is dat niet gelukt. Het kabinet is nog steeds bereid om tot een akkoord over een verdragswijziging te komen, ook nadat de Tweede Kamer reeds zou hebben ingestemd met opzegging van het verdrag. Dit blijft mogelijk zolang er geen kennisgeving van de formele opzegging is gedaan aan Marokko.
De leden van de D66-fractie vragen naar de stand van zaken omtrent het Associatiebesluit tussen de EU en Marokko.
De procedure aangaande het Europese wetgevingsproces ziet er als volgt uit. De ambtelijke onderhandelingen tussen de Europese Unie en Marokko over een Associatiebesluit zijn afgerond. Het is nu aan de Europese Commissie om een voorstel met het onderhandelingsresultaat aan de EU lidstaten aanbieden. Op dit moment is de verwachting dat de behandeling van het Associatiebesluit met Marokko in 2016 in de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken zal plaatsvinden. De Tweede Kamer wordt over het voorstel per BNC-fiche geïnformeerd. De Raad van de Europese Unie zal daarop het standpunt vaststellen dat door de Europese Unie over het Associatiebesluit in de Associatieraad zal worden ingenomen. Het Associatiebesluit zal worden vastgesteld en ondertekend in de Associatieraad. Na afronding van het gehele traject, zal het Associatiebesluit in werking treden op de eerste dag van de eerste maand volgende op de dag van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Over de gevolgen van inwerkingtreding van het Associatiebesluit na opzegging van verdrag bent u door mij geïnformeerd in de nota naar aanleiding van het verslag van 8 mei 20157. Over de gevolgen van inwerkingtreding Associatiebesluit na toepassing van het politiek akkoord bent u geïnformeerd in mijn brief van 29 september 20158.
Bij deze brief bied ik u tevens een nota van wijziging (Kamerstuk 34 052, nr. 18) aan bij het wetsvoorstel tot Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130). Op 1 juli 2015 is de Wet raadgevend referendum in werking getreden. Middels deze nota van wijziging wordt voorgesteld de inwerkingtredingsbepaling aan te passen aan de Wet raadgevend referendum.