Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het naar aanleiding van de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders wenselijk is om de Gerechtsdeurwaarderswet te wijzigen en om enkele andere onderwerpen in verband met de Gerechtsdeurwaarderswet nader te regelen, alsmede de Wet op het notarisambt te wijzigen in verband met de harmonisatie van de verjaringstermijn bij de gereglementeerde juridische beroepen voor het instellen van een klacht bij de tuchtrechter;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van onderdelen b en c tot onderdelen c en d wordt een onderdeel ingevoegd luidende:
het register, bedoeld in artikel 1a;
2. Onder verlettering van onderdelen d tot en met i (oud) tot onderdelen f tot en met k wordt een onderdeel ingevoegd luidende:
de waarnemend gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 23;
3. Onderdeel f (nieuw) komt te luiden:
de kandidaat-gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 25;
4. Onderdeel g (nieuw) komt te luiden:
de toegevoegd gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 27;
5. In onderdeel j (nieuw) wordt «werktijd die geldt voor burgerlijke rijksambtenaren, werkzaam op de ministeries» vervangen door: arbeidsduur, bedoeld in artikel 2 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;
B
In hoofdstuk I wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Er is een register voor gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders, dat wordt beheerd door het bestuur van de KBvG.
2. In het register wordt iedere gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder en kandidaat-gerechtsdeurwaarder opgenomen onder vermelding van diens naam en plaats en datum van geboorte.
3. In het register worden ten aanzien van de daarin geregistreerde personen, voor zover van toepassing, tevens de volgende gegevens opgenomen:
a. de benoeming van de gerechtsdeurwaarder, zijn ontslag of overlijden;
b. de waarneming, bedoeld in artikel 23;
c. een toevoeging als bedoeld in artikel 25 aan een gerechtsdeurwaarder;
d. een toevoeging als bedoeld in artikel 27 aan een gerechtsdeurwaarder;
e. het proces-verbaal van de eed of belofte, bedoeld in artikel 9, vierde lid;
f. de handtekening en paraaf van de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder en kandidaat-gerechtsdeurwaarder;
g. de plaats van vestiging van de gerechtsdeurwaarder;
h. de andere werkzaamheden en de nevenbetrekkingen van de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder en kandidaat-gerechtsdeurwaarder die zijn opgegeven op grond van artikel 20, vierde lid;
i. een schorsing op grond van artikel 38, eerste of vijfde lid, dan wel artikel 51;
j. een onherroepelijke oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 43, tweede lid, en artikel 49, eerste lid;
k. het bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde bezwaar zonder oplegging van een maatregel, bedoeld in artikel 43, derde lid;
l. een onherroepelijke en onvoorwaardelijke oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 30b, tweede lid.
4. Onze Minister, het Bureau, de kamer voor gerechtsdeurwaarders en het gerechtshof Amsterdam, hebben ten behoeve van hun taakvervulling op grond van deze wet onbeperkte inzage.
5. Het register ligt voor een ieder ter inzage, met uitzondering van de gegevens betreffende:
– de plaats en datum van geboorte van de ingeschrevene;
– de gegrondverklaring van een klacht zonder oplegging van een maatregel;
– de tuchtrechtelijke maatregelen van de waarschuwing, berisping of boete op grond van artikel 43, tweede lid, onderdelen a, b en c, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 43, vierde lid;
– de tuchtrechtelijke maatregelen van artikel 49, eerste lid, voor zover een waarschuwing, berisping of boete is opgelegd; en
– de maatregelen die zijn opgelegd op grond van artikel 30b.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de toepassing van het tweede en derde lid, de inrichting van het register, de wijze waarop het wordt beheerd, de inzage in het register en het verstrekken van gegevens uit het register door het bestuur van de KBvG. Het bestuur van de KBvG verstrekt op verzoek een gewaarmerkt afschrift of uittreksel tegen kostprijs.
C
Aan artikel 3, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een natuurlijke persoon, niet zijnde een gerechtsdeurwaarder, of rechtspersoon, waarvan de aandelen niet volledig in het bezit zijn van een gerechtsdeurwaarder, die direct of indirect aandelen bezit van of de functie van directeur vervult in de rechtspersoon die het kantoor houdt van waaruit de gerechtsdeurwaarder zijn ambtshandelingen verricht.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «na overeenkomstig artikel 9 te zijn beëdigd» vervangen door: nadat hij is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister.
2. In het tweede lid wordt «als zodanig is benoemd en beëdigd» vervangen door: als zodanig is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister en die niet geschorst of ontslagen is.
E
Artikel 5 komt te luiden:
Tot gerechtsdeurwaarder is slechts benoembaar degene die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezit of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;
b. met goed gevolg een door Onze Minister erkende opleiding ter voorbereiding op het beroep van gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen, dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van gerechtsdeurwaarder afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties;
c. de stage, bedoeld in artikel 25, tweede lid, heeft doorlopen;
d. de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder;
e. in de hoedanigheid van toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder gedurende het jaar voorafgaande aan zijn verzoek tot benoeming gemiddeld ten minste 21 uur per week werkzaam is geweest;
f. in het bezit is van een ondernemingsplan dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, alsmede van het advies, bedoeld in artikel 6, tweede lid; en
g. in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en die niet ouder is dan drie maanden, dan wel indien betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, een met een verklaring omtrent het gedrag gelijk te stellen verklaring afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van herkomst.
F
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De kandidaat-gerechtsdeurwaarder» vervangen door «Degene» en wordt in de laatste zin «waar hij als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam is geweest» vervangen door «waar de gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid hij ambtshandelingen heeft verricht werkzaam was».
2. In het tweede lid wordt na «het bestuur van de KBvG» ingevoegd: «en het Bureau,», wordt «haar bekende feiten» vervangen door: «hem bekende feiten» en wordt «haar oordeel» vervangen door: zijn oordeel.
3. In het derde lid wordt «de kandidaat-gerechtsdeurwaarder» vervangen door: de gerechtsdeurwaarder na benoeming.
G
In artikel 8 wordt «onderdeel d» vervangen door: derde lid, onderdeel a.
H
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid, komt te luiden:
4. De griffier van de rechtbank geeft ter zitting een proces-verbaal van het afleggen van de eed of belofte af aan de gerechtsdeurwaarder.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. De gerechtsdeurwaarder laat zich terstond na het afleggen van de eed of belofte inschrijven in het gerechtsdeurwaardersregister, onder overlegging van het proces-verbaal bedoeld in het vierde lid en onder deponering van zijn handtekening en paraaf.
I
Artikel 10, vierde lid, vervalt.
J
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a vervalt «of».
2. Onderdeel b wordt geletterd onderdeel c.
3. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. de verzochte ambtshandeling hem om reden van onverenigbaarheid met de gedrags- en beroepsregels niet is toegelaten, of
K
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De gerechtsdeurwaarder oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit. De gerechtsdeurwaarder mag zijn ambt niet uitoefenen in enig verband waardoor zijn onafhankelijkheid wordt of kan worden beïnvloed.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in het eerste lid.
L
In artikel 15, eerste lid, wordt na «zonder» ingevoegd: niet gangbare.
M
In artikel 16, eerste lid, wordt «aldaar zijn» vervangen door: een goed raadpleegbaar.
N
Aan artikel 19, tweede lid, wordt toegevoegd: Vorderingen van de gerechtsdeurwaarder uit hoofde van voor de rechthebbende verrichte werkzaamheden komen van rechtswege in mindering op het aandeel van de rechthebbende in het saldo, zodra zij aan de rechthebbende zijn opgegeven. Wordt de vordering betwist, dan kan de gerechtsdeurwaarder de in het vierde lid bedoelde uitkering van het saldo tot het betwiste bedrag opschorten, totdat vaststaat wat de rechthebbende uit hoofde van deze werkzaamheden verschuldigd is. Voor de hem uit hoofde van zijn werkzaamheden voor de rechthebbende toekomende bedragen, is de gerechtsdeurwaarder zelf rechthebbende in het saldo, onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van het vierde lid.
O
Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij regeling van Onze Minister kan aan gerechtsdeurwaarders de plicht worden opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich in de regeling aan te duiden gebeurtenissen voordoen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een gerechtsdeurwaarder.
P
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: Voor zover de gerechtsdeurwaarder bij het verrichten van andere werkzaamheden gelden voor derden onder zich heeft of krijgt, is artikel 19 van overeenkomstige toepassing.
2. In het derde lid, onder c, vervalt: , waarbij artikel 19 van overeenkomstige toepassing is.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De gerechtsdeurwaarder doet opgave aan het bestuur van de KBvG van het aanvaarden en beëindigen van een al dan niet bezoldigde nevenbetrekking en van andere werkzaamheden anders dan genoemd in het derde lid. De gerechtsdeurwaarder draagt er zorg voor dat hetgeen hierover in het gerechtsdeurwaardersregister wordt bijgehouden actueel is.
Q
Het opschrift van hoofdstuk III komt te luiden:
R
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «of onbepaalde» en wordt aan het slot toegevoegd: Alvorens tot benoeming van een waarnemend gerechtsdeurwaarder over te gaan, wint Onze Minister advies in bij het bestuur van de KBvG.
2. In het tweede lid, onder b, wordt «het vereiste van artikel 5, eerste lid, onder d» vervangen door: de vereisten genoemd in artikel 5, onderdelen e en f.
3. Onder vernummering van het vijfde tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Artikel 9, vierde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de aflegging van de eed of belofte door een waarnemend gerechtsdeurwaarder.
S
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste lid wordt toegevoegd: De gerechtsdeurwaarder die wordt waargenomen, hindert de waarneming niet.
2. Het zesde en zevende lid worden vernummerd tot zevende en achtste lid.
3. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. De kosten van de waarneming komen ten laste van de waargenomen gerechtsdeurwaarder.
T
Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk III. komt te luiden:
U
Artikel 25 komt te luiden:
1. Kandidaat-gerechtsdeurwaarder is degene die met goed gevolg een door Onze Minister erkende opleiding ter voorbereiding op het beroep van gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen, of die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van gerechtsdeurwaarder afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, en ten behoeve van de stage is toegevoegd op grond van het derde lid en onder verantwoordelijkheid en toezicht van een gerechtsdeurwaarder bij hem werkzaam is op kantoor.
2. Een kandidaat-gerechtsdeurwaarder doorloopt, teneinde voldoende werkervaring op te doen, een stage van een jaar. In geval van werkzaamheid in deeltijd wordt de vereiste duur van de stage naar evenredigheid verlengd.
3. Een gerechtsdeurwaarder voegt een kandidaat-gerechtsdeurwaarder, met goedkeuring van Onze Minister, als zodanig aan zich toe. De goedkeuring van Onze Minister wordt steeds verleend voor de periode van maximaal een jaar.
4. Bij verordening worden regels gesteld met betrekking tot de inrichting van de stage, de beoordeling van de werkzaamheden van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder, verdere kwalificaties in het kader van de beroepsbekwaamheid en de rechten en verplichtingen van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de gerechtsdeurwaarder aan wie hij is toegevoegd.
V
Na artikel 25 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. Een erkenning van een opleiding als bedoeld in artikel 25, eerste lid, wordt alleen verleend indien het opleidingsplan van een instelling aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen voldoet. Deze eisen kunnen betrekking hebben op:
a. de duur en de inrichting van de opleiding, waaronder de opleidingsstage;
b. de toelating tot de opleiding;
c. de organisatie en exploitatie van de opleiding;
d. de examens en de rechtsbescherming van de cursisten; en
e. het in rekening brengen van een financiële bijdrage aan degene die de opleiding volgt.
2. De erkenning kan worden ingetrokken indien:
a. de erkenning is verleend op grond van onjuiste gegevens;
b. de opleider geen of onvoldoende uitvoering geeft aan het opleidingsplan; of
c. de opleider niet voldoet aan de bij of krachtens wet gestelde regels.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de aanvraag van een erkenning en de besluitvorming daarover. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een commissie worden ingesteld die belast is met de behandeling van beroepschriften van cursisten en stagiairs en met advisering over de opleiding.
1. Het verzoek om goedkeuring van de toevoeging van een kandidaat-gerechtsdeurwaarder, bedoeld in artikel 25, derde lid, wordt gedaan door de gerechtsdeurwaarder en de beoogd kandidaat-gerechtsdeurwaarder gezamenlijk en bevat:
a. de naam, voornamen en datum van geboorte van de beoogd kandidaat-gerechtsdeurwaarder;
b. de naam, voornamen en plaats van vestiging van de gerechtsdeurwaarder;
c. indien de beoogd kandidaat-gerechtsdeurwaarder reeds eerder als kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam was: het tijdvak van deze werkzaamheden en de naam en de plaats van vestiging van de gerechtsdeurwaarder aan wie hij laatst was toegevoegd;
d. een verklaring van het bestuur van de KBvG, waaruit blijkt of aan de beoogd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, respectievelijk de gerechtsdeurwaarder aan wie wordt toegevoegd, dan wel eerder was toegevoegd, een maatregel als bedoeld in de artikelen 43 of 49 is opgelegd, en zo ja, welke.
2. Een kandidaat-gerechtsdeurwaarder kan slechts als zodanig worden aangewezen indien hij in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en die niet ouder is dan drie maanden, dan wel indien betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, een met een verklaring omtrent het gedrag gelijk te stellen verklaring afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van herkomst. Artikel 5, onderdeel d, is van overeenkomstige toepassing.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het aantal kandidaat-gerechtsdeurwaarders dat gelijktijdig onder verantwoordelijkheid van één gerechtsdeurwaarder werkzaam kan zijn.
1. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder kan namens en onder verantwoordelijkheid en toezicht van de gerechtsdeurwaarder op wiens kantoor hij werkzaam is, de ambtshandelingen verrichten waartoe deze bevoegd is.
2. De artikelen 3, tweede en derde lid, 13, 15 en 20 zijn van overeenkomstige toepassing op de kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Artikel 23, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de kandidaat-gerechtsdeurwaarder, met dien verstande dat de navolgende eed of belofte wordt afgelegd:
«Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning en de Grondwet.»
«Ik zweer (beloof), dat ik mij zal gedragen naar de wetten en voorschriften op het ambt van gerechtsdeurwaarder van toepassing en dat ik mijn taak eerlijk en nauwgezet zal uitvoeren.»
3. Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het tweede lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed of belofte als volgt: «Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening en de Grûnwet.» «Ik swar (ûnthjit), dat ik my hâlde en drage sil neffens de wetten en foarskriften sa’t dy op it amt fan gerjochtsdoarwarder fan tapassing binne en dat ik myn taak earlik en sekuer útfiere sil.»
4. Artikel 9, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de aflegging van de eed of belofte door een kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Hij mag zijn werkzaamheden eerst aanvangen nadat hij is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister.
5. Bij het verrichten van ambtshandelingen vermeldt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder naast zijn naam, voornamen en hoedanigheid, de naam, voornamen en plaats van vestiging van de gerechtsdeurwaarder aan wie de goedkeuring bedoeld in artikel 25, derde lid, is verleend.
6. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder verricht geen ambtshandelingen indien voor de gerechtsdeurwaarder een waarnemend gerechtsdeurwaarder is benoemd, tenzij de waarnemend gerechtsdeurwaarder hem, na kennisgeving aan Onze Minister, toestemming heeft verleend om onder verantwoordelijkheid van de waarnemend gerechtsdeurwaarder zijn werkzaamheden als kandidaat-gerechtsdeurwaarder voort te zetten.
W
Artikel 26 komt te luiden:
1. De artikelen 25, 25b en 25c zijn van overeenkomstige toepassing bij een stageverplichting in het kader van de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding.
2. Iedere gerechtsdeurwaarder werkt naar vermogen mee aan de in het eerste lid genoemde stageverplichting. Het bestuur van de KBvG kan gerechtsdeurwaarders aanwijzen die de zorg dragen voor een stageplek voor gegadigden, tenzij dit voor de desbetreffende gerechtsdeurwaarder een onredelijke last zou vormen.
3. Degene die aan een gerechtsdeurwaarder wordt toegevoegd ten behoeve van de stageverplichting in het kader van de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, mag zich kandidaat-gerechtsdeurwaarder noemen en is voor de duur van de toevoeging onderworpen aan het toezicht en tuchtrecht zoals dat voor kandidaat-gerechtsdeurwaarders geldt.
X
Artikel 27 komt te luiden:
1. Een gerechtsdeurwaarder kan, met goedkeuring van Onze Minister, een op grond van artikel 5 benoembare persoon, aanwijzen als een aan hem toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder is bij de gerechtsdeurwaarder aan wie hij is toegevoegd, werkzaam op kantoor en kan onder verantwoordelijkheid en toezicht van deze gerechtsdeurwaarder namens hem de ambtshandelingen verrichten waartoe deze bevoegd is.
2. Het aantal toegevoegd gerechtsdeurwaarders per gerechtsdeurwaarder bedraagt ten hoogste drie.
3. De onderdelen e en f in artikel 5 zijn niet van toepassing in geval van een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid.
4. Een toegevoegd gerechtsdeurwaarder wordt aan niet meer dan twee gerechtsdeurwaarders gelijktijdig toegevoegd.
Y
Artikel 28 komt te luiden:
1. De artikelen 3, tweede en derde lid, 13, 15 en 20 zijn van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd gerechtsdeurwaarder.
2. Artikel 23, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd gerechtsdeurwaarder die nog niet eerder is toegevoegd, met dien verstande dat de navolgende eed of belofte wordt afgelegd:
«Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning en de Grondwet.»
«Ik zweer (beloof), dat ik mij zal gedragen naar de wetten en voorschriften op het ambt van gerechtsdeurwaarder van toepassing en dat ik mijn taak eerlijk en nauwgezet zal uitvoeren.»
3. Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het tweede lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed of belofte als volgt: «Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening en de Grûnwet.» «Ik swar (ûnthjit), dat ik my hâlde en drage sil neffens de wetten en foarskriften sa’t dy op it amt fan gerjochtsdoarwarder fan tapassing binne en dat ik myn taak earlik en sekuer útfiere sil.»
4. Artikel 9, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op de aflegging van de eed of belofte door een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. Hij mag zijn werkzaamheden eerst aanvangen nadat hij is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister.
5. Bij het verrichten van ambtshandelingen vermeldt de toegevoegd gerechtsdeurwaarder naast zijn naam, voornamen en hoedanigheid, de naam, voornamen en plaats van vestiging van de gerechtsdeurwaarder aan wie hij is toegevoegd.
Z
Artikel 29 komt te luiden:
1. De toevoeging bedoeld, in artikel 25, derde lid, of artikel 27, eerste lid, eindigt van rechtswege:
a. door opzegging dan wel het eindigen van de arbeidsovereenkomst van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder of de toegevoegd gerechtsdeurwaarder of schorsing in zijn werkzaamheden door zijn werkgever;
b. met ingang van de eerstvolgende maand na het bereiken van de 70-jarige leeftijd door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of gerechtsdeurwaarder;
c. door de onherroepelijke oplegging van de maatregel van ontzetting uit het ambt, ontslag of overlijden van de gerechtsdeurwaarder; of
d. door benoeming van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder of toegevoegd gerechtsdeurwaarder tot gerechtsdeurwaarder.
2. De toevoeging wordt opgeschort met het ingaan van de schorsing van de gerechtsdeurwaarder in de uitoefening van het ambt. Indien voor de geschorste gerechtsdeurwaarder een waarnemer wordt benoemd kan hij diens kandidaat-gerechtsdeurwaarder of toegevoegd gerechtsdeurwaarder toestemming geven ambtshandelingen te verrichten. Indien de waarnemend gerechtsdeurwaarder gedurende de duur van de schorsing komt te overlijden of wordt ontslagen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
3. Onze Minister kan de goedkeuring van de toevoeging intrekken:
a. op verzoek van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder of toegevoegd gerechtsdeurwaarder, of
b. indien er sprake is van andere omstandigheden dan bedoeld in het eerste lid waardoor niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor toevoeging.
4. Indien zich feiten of omstandigheden voordoen die ingevolge het eerste lid leiden tot beëindiging van de toevoeging van rechtswege of ingevolge het derde lid grond kunnen vormen voor intrekking van de goedkeuring van de toevoeging, doen de gerechtsdeurwaarder en kandidaat-gerechtsdeurwaarder of de toegevoegd gerechtsdeurwaarder daarvan onverwijld mededeling aan de KBvG, Onze Minister en het Bureau.
AA
Artikel 30 komt te luiden:
BB
Na artikel 30 worden de volgende artikelen ingevoegd:
1. De bij besluit van het bestuur van het Bureau aangewezen personen die werkzaam zijn bij het Bureau, zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Van dat besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
2. In aanvulling op artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht is een toezichthouder als bedoeld in het eerste lid bevoegd om inzage te vorderen in persoonlijke gegevens en bescheiden, voor zover deze betrekking hebben op de persoonlijke financiële administratie van de gerechtsdeurwaarder.
1. Indien het Bureau bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel grond opleveren voor het opleggen van een tuchtmaatregel, kan het een klacht indienen bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders, tenzij toepassing wordt gegeven aan het tweede lid.
2. Het Bureau kan voor de overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, eerste of vijfde lid, 19a, en 31, eerste lid, de overtreder een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opleggen.
3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag van de geldboete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4. Een bestuurlijke boete wordt niet opgelegd indien tegen de overtreder vanwege dezelfde gedraging een klacht bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders is ingediend.
CC
Artikel 31, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de wijze van indiening en de inhoud van het verslag, bedoeld in het eerste lid, alsmede de inhoud en wijze van verstrekking van overige gegevens aan het Bureau.
DD
In artikel 32 vervallen het eerste lid en de aanduiding «2» voor het tweede lid.
EE
In artikel 33, tweede lid, wordt «toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders» vervangen door: een ieder met een redelijk belang.
FF
Na artikel 33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de continuïteit van de praktijk van een gerechtsdeurwaarder vanwege de wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen, kan door de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, ambtshalve, naar aanleiding van een klacht, dan wel op verzoek van de KBvG of het Bureau, na verhoor of – bij het niet verschijnen van de gerechtsdeurwaarder – na behoorlijke oproeping daartoe van de gerechtsdeurwaarder, voor een periode van maximaal een jaar een stille bewindvoerder worden benoemd.
2. De stille bewindvoerder geeft de gerechtsdeurwaarder advies en begeleiding bij zijn bedrijfsvoering en is tevens bevoegd om daaromtrent bindende aanwijzingen aan de gerechtsdeurwaarder te geven.
3. Bij de benoeming wordt een honorarium vastgesteld dat ten laste komt van de gerechtsdeurwaarder.
4. De voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders kan instructies geven aan de stille bewindvoerder met betrekking tot de bewindvoering.
5. De voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders kan de bewindvoering te allen tijde opschorten of beëindigen, al dan niet op verzoek van de gerechtsdeurwaarder.
GG
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Degene die op grond van artikel 51 is geschorst of op grond van artikel 52 is ontslagen, dan wel degene van wie de toevoeging is beëindigd, blijft aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten als bedoeld in het eerste lid, gedurende de tijd dat hij werkzaam was als gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder of toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding.
HH
In artikel 35, derde lid, wordt «vier plaatsvervangende leden uit de gerechtsdeurwaarders» vervangen door: vier plaatsvervangende leden uit de in artikel 56 genoemde leden van de KBvG, met uitzondering van degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding.
II
Artikel 36, eerste lid, komt te luiden:
1. De voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de secretaris van de kamer voor gerechtsdeurwaarders zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun ambt de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
JJ
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het tweede lid wordt toegevoegd: Een klacht kan slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen. Een beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht op grond van afloop van de voornoemde termijn blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht één jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter daartoe leent en uit de klacht blijkt dat deze nog niet is voorgelegd aan de geschillencommissie, bedoeld in artikel 57, derde lid, kan de voorzitter besluiten de behandeling van de klacht te schorsen, en de klager in de gelegenheid te stellen het geschil voor te leggen aan de geschillencommissie. Tegen de beslissing is geen voorziening toegelaten.
KK
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid, wordt telkens na «Onze Minister» ingevoegd: , het bestuur van de KBvG of het Bureau.
2. In het zesde lid wordt na «Onze Minister» ingevoegd: , het bestuur van de KBvG, het Bureau.
LL
In artikel 39, eerste, tweede en derde lid, wordt «beschikking» telkens vervangen door: beslissing.
MM
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de kamer voor gerechtsdeurwaarders het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart, kan zij de navolgende maatregelen opleggen:
a. een waarschuwing;
b. een berisping;
c. een geldboete;
d. de ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder, voor bepaalde of onbepaalde duur;
e. de schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van ten hoogste één jaar;
f. de ontzetting uit het ambt.
2. Het derde tot en met het zesde lid worden vernummerd tot vierde tot en met zevende lid.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De kamer voor gerechtsdeurwaarders kan het bezwaar ook gegrond verklaren zonder oplegging van een maatregel.
4. Aan het begin van het vierde lid (nieuw) wordt ingevoegd: De maatregel van een geldboete kan gelijktijdig worden opgelegd met een andere maatregel.
5. Aan het begin van het zesde lid (nieuw) wordt ingevoegd: De geldboete, bedoeld het tweede lid, onderdeel c, bedraagt ten hoogste het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
6. Aan het zesde lid (nieuw) wordt toegevoegd: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de invordering van de geldboete.
7. In het zevende lid (nieuw) wordt na «Onze Minister» ingevoegd: , het bestuur van de KBvG, het Bureau.
8. Na het zevende lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:
8. In het geval waarin de kamer voor gerechtsdeurwaarders de ontzetting uit het ambt gelast, bepaalt zij tevens de termijn waarbinnen betrokkene niet tot waarnemer kan worden benoemd of aan een gerechtsdeurwaarder kan worden toegevoegd. Deze termijn bedraagt maximaal tien jaren.
9. Artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
NN
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 43, zesde lid» vervangen door: artikel 43, zevende lid.
2. In het tweede lid vervalt «authentiek».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing gedurende de behandeling van het hoger beroep.
OO
In artikel 48, vierde lid, wordt na «Onze Minister» ingevoegd: , het bestuur van de KBvG, het Bureau.
PP
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw), onderdeel b, komt te luiden:
b. een toegevoegd gerechtsdeurwaarder of een kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, met dien verstande dat, ingeval jegens hem een bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, de tuchtmaatregelen als bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdelen a, b en c, kunnen worden opgelegd, alsmede de tuchtmaatregel van ontzegging van de bevoegdheid om als toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder op te treden.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij de beslissing waarin de ontzegging van de bevoegdheid om als toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder op te treden wordt gelast, wordt tevens de termijn waarbinnen betrokkene niet tot waarnemer kan worden benoemd of aan een gerechtsdeurwaarder kan worden toegevoegd bepaald. Deze termijn bedraagt maximaal tien jaren.
Artikel 52, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f.
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. indien hij niet langer de Nederlandse nationaliteit bezit, of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat.
RR
In artikel 56 wordt «en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders» vervangen door: «, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding» en wordt «Utrecht» vervangen door: ’s-Gravenhage.
SS
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt in de tweede volzin na «leden» toegevoegd: en de kwaliteit van de beroepsuitoefening.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij verordening worden regels gesteld betreffende de inrichting van een algemene klachten- en geschillenregeling voor gerechtsdeurwaarders, waaronder de instelling van een geschillencommissie.
TT
Na artikel 57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De KBvG is verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwaliteitstoetsen bij haar leden. De kwaliteitstoetsen worden verricht door deskundigen die zijn aangewezen door het bestuur van de KBvG.
2. Op het verrichten van de kwaliteitstoetsen en de krachtens het eerste lid aangewezen personen, zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, eerste en derde lid, 5:16, 5:17, 5:18 en 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
3. Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende het verrichten van de kwaliteitstoetsen.
UU
In artikel 60, derde lid, wordt «regelen» vervangen door: regels.
VV
In artikel 61, eerste lid, wordt «zeven» vervangen door «vijf» en wordt na «toegevoegd» ingevoegd: gerechtsdeurwaarders of.
WW
Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd.
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De ledenraad bestaat uit vijftien leden. De gekozen leden vormen een afspiegeling van de binnen de beroepsgroep bestaande verhouding tussen gerechtsdeurwaarders en toegevoegd gerechtsdeurwaarders of kandidaat-gerechtsdeurwaarders. Ieder lid heeft een plaatsvervanger.
2. In het tweede lid vervalt «slechts eenmaal voor eenzelfde termijn».
XX
In artikel 75 wordt «dertig» vervangen door: twintig.
YY
Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt toegevoegd: Vóór de aanvang van het boekjaar stelt de algemene ledenvergadering de begroting vast. Het bestuur dient daartoe een ontwerpbegroting in, vergezeld van de nodige toelichting en een advies van de ledenraad. Het ontwerp wordt door het bestuur, ten minste twee weken vóór de behandeling daarvan door de algemene ledenvergadering, op elektronische wijze bekendgemaakt.
2. In het derde lid vervalt: «, alsmede de begroting voor het komende boekjaar met een toelichting».
Artikel I, onderdeel X, onderdeel 3, van de wet van 2 juni 2014 tot wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met onder meer een gewijzigde regeling van de legalisatie van handtekeningen van notarissen (Stb. 2014, 202) vervalt.
Aan artikel 99, vijftiende lid, van de Wet op het notarisambt wordt toegevoegd: Een beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht op grond van afloop van de voornoemde termijn blijft achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht één jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.
1. Degene die toegevoegd-kandidaat gerechtsdeurwaarder is op het moment van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T tot en met Z, wordt:
a. toegevoegd gerechtsdeurwaarder, indien hij op dat moment voldoet aan de voorwaarden voor toevoeging aan een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 27 (nieuw) Gerechtsdeurwaarderswet. De toestemming van Onze Minister die is verleend voor de toevoeging als kandidaat-gerechtsdeurwaarder op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet zoals deze luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T tot en met Z, geldt als toestemming ex artikel 27 (nieuw) Gerechtsdeurwaarderswet voor zover hiermee het maximum aantal van gerechtsdeurwaarders aan wie iemand kan worden toegevoegd niet wordt overgeschreden.
b. kandidaat-gerechtsdeurwaarder indien hij op dat moment niet voldoet aan de voorwaarden voor toevoeging door een gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 27 (nieuw) Gerechtsdeurwaarderswet. De toestemming van Onze Minister die is verleend voor de toevoeging als kandidaat-gerechtsdeurwaarder op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet zoals deze luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T tot en met Z, geldt als toestemming ex artikel 25b (nieuw) Gerechtsdeurwaarderswet.
2. Bij de toepassing van onderdeel a van het vorige lid blijven in geval van door Onze Minister verleende toestemming voor toevoeging aan meer dan twee gerechtsdeurwaarders totaal, alleen de twee eerst genomen nog geldende besluiten daartoe van kracht.
3. De eed die door een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder is afgelegd op grond van artikel 28 Gerechtsdeurwaarderswet zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T tot en met Z, geldt als eed op grond van artikel 25c (nieuw) Gerechtsdeurwaarderswet voor zover de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder op grond van het eerste lid, onderdeel b, van dit artikel kandidaat-gerechtsdeurwaarder is geworden en als eed op grond van artikel 28 (nieuw) Gerechtsdeurwaarderswet voor zover de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder op grond van het eerste lid, onderdeel a, van dit artikel toegevoegd gerechtsdeurwaarder is geworden.
4. Op de tuchtrechtelijke procedures die op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel GG tot en met PP, aanhangig zijn bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders of het gerechtshof Amsterdam, blijft paragraaf 2 van Hoofdstuk IV van de Gerechtsdeurwaarderswet zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel GG tot en met PP, van toepassing.
5. Op een aanvraag tot benoeming als gerechtsdeurwaarder ingediend vóór de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E van deze wet, blijft, ook in de bezwaar- en beroepsprocedure, de Gerechtsdeurwaarderswet zoals deze luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van toepassing.
6. Een verzoek tot toestemming voor toevoeging aan een gerechtsdeurwaarder ingediend vóór inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T tot en met Z, waarop nog niet onherroepelijk is beslist, wordt gelijkgesteld met een verzoek om toestemming voor toevoeging als kandidaat-gerechtsdeurwaarder indien niet aan de voorwaarden van artikel 27 (nieuw) Gerechtsdeurwaarderswet wordt voldaan, dan wel met een verzoek om toestemming voor toevoeging als toegevoegd gerechtsdeurwaarder.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,