Vastgesteld 15 februari 2016
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I |
ALGEMEEN DEEL |
2 |
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
De criminele problematiek van Antillianen in Nederland |
4 |
3. |
Financiële gevolgen |
6 |
II |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING |
7 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden Fritsma en De Graaf inzake de terugzending van criminele Nederlanders afkomstig uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Graag willen deze leden de indieners een aantal vragen voorleggen. Maar allereerst merken de leden van de VVD-fractie op dat ook zij bekend zijn met de problematiek van criminele personen van Antilliaanse afkomst en het feit dat deze personen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitsstatistieken. De leden van de VVD-fractie delen dus de zorgen van de indieners daarover zeer. Het probleem van de criminaliteit is dan ook één van de redenen voor het lid Bosman geweest om een initiatiefwetsvoorstel in te dienen, dat de vestiging van Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland moet reguleren (TK 33 325).
De landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten hanteren voor de Nederlanders afkomstig uit het Europese deel van het Koninkrijk toelatingsregelingen, waarin bepalingen zijn opgenomen, die aangeven hoe er moet worden omgegaan met die Nederlanders die zich crimineel gedragen. In hoeverre komt het voorstel van de indieners als het gaat om het plegen van criminele activiteiten en de gevolgen daarvan voor personen overeen met de regelingen op Aruba, Curaçao en Sint Maarten? Met andere woorden: in hoeverre zorgt het voorstel van de indieners voor wederkerigheid, in die zin dat er aan beide zijden van de oceaan regelingen met een zelfde inhoud gelden als het gaat om crimineel gedrag en de gevolgen daarvan voor personen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indieners.
De indieners zoeken in dit wetsvoorstel aansluiting bij de «glijdende schaal» uit het Vreemdelingenbesluit. Waarom kiezen de indieners voor de «glijdende schaal»? Wat doen de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten met Europese Nederlanders die zich crimineel gedragen? Welke regels gelden er dan? Hanteren die landen ook een «glijdende schaal»? Met andere woorden: in hoeverre is er sprake van «wederkerigheid»? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indieners.
De leden van de PvdA-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij wijzen het uitgangspunt van de wet, onderscheid maken naar afkomst van verschillende Nederlandse burgers, af. Zoals de Raad van State al concludeert, bestaat geen rechtvaardigende grond voor deze discriminerende wet. De leden van de PvdA-fractie hebben een paar vragen, die er met name op gericht zijn, de indiener aan te sporen deze wet in te trekken.
Allereerst: wat is de reactie van de indieners op het advies van de Raad van State om deze wet te heroverwegen en niet naar de Kamer te sturen? Welke argumentatie brengt de indiener in tegen het oordeel van de RvS dat de onderbouwing geen rechtvaardiging biedt voor het discriminerende onderscheid dat deze wet biedt? Kunnen de indieners ingaan op de redenering dat het enkele oververtegenwoordigd zijn in criminaliteitscijfers niet relevant is voor de vraag of er een rechtvaardiging bestaat voor het maken van onderscheid?
De leden van de fractie van de SP hebben de Wet terugzending criminele Antillianen met verbazing gelezen en hebben hierover meerdere opmerkingen en vragen. De leden van de fractie van de SP concluderen dat de initiatiefnemers onderscheid maken op basis van etniciteit.
De leden van de fractie van de SP vragen de initiatiefnemers op basis van welke wetgeving zij het mogelijk achten om Nederlanders, afkomstig van Aruba, Curaçao en Sint Maarten anders te behandelen dan overige Nederlanders. Erkennen de initiatiefnemers dat dit leidt tot rechtsongelijkheid?
De leden van de fractie van de SP vragen een nadere toelichting op de kritiek van de Raad van State, die meermalen adviseert om het wetsvoorstel te heroverwegen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel terugzending criminele Antillianen. Deze leden hebben in 2007 hun steun uitgesproken voor het wetsvoorstel Aanvullende maatregelen inzake onder meer de terugzending van Antilliaanse en Arubaanse risicojongeren (TK 30 962), waarop het voorliggende wetsvoorstel mede gebaseerd is. De leden van de CDA-fractie delen de zorgen van de indieners over de criminaliteit onder Antilliaanse jongeren, maar hebben zich er door de Raad van State van laten overtuigen, dat het genoemde wetsvoorstel juridisch niet houdbaar is. Zo maakt ook het voorliggende wetsvoorstel een onderscheid naar nationale afkomst waarbij Nederlanders van Aruba, Curaçao en Sint Maarten enerzijds en andere Nederlanders anderzijds ongelijk worden behandeld. Tevens is sprake van een ongunstiger behandeling van Nederlanders van de drie genoemde landen ten opzichte van Unieburgers. De leden van de CDA-fractie zijn met de Raad van State van opvatting, dat ook het voorliggende wetsvoorstel juridisch niet houdbaar is.
De indieners vermelden, dat Curaçao de mogelijkheid kent om «Europese» Nederlanders terug naar het land van herkomst te sturen wanneer hun gedrag daar aanleiding voor geeft. De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een overzicht van het aantal Nederlanders dat de laatste tien jaar is uitgezet. Is ook bekend op welke gronden de betreffende Nederlanders zijn uitgezet?
De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Fritsma en De Graaf inzake de terugzending van criminele Nederlanders afkomstig uit Aruba, Curaçao en St Maarten en hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie merken op dat alle inwoners van de vier landen van het Koninkrijk – namelijk, Nederland inclusief Caribisch Nederland, Curaçao, St Maarten en Aruba – Nederlanders zijn. Iedereen heeft ook hetzelfde Nederlandse paspoort. Het voorliggende wetsvoorstel maakt echter onderscheid tussen Nederlanders geboren in Aruba, Curaçao en St Maarten enerzijds, en andere Nederlanders anderzijds. Hoe is het voorliggende wetsvoorstel te verenigen met het ongedeelde Nederlanderschap dat binnen het Koninkrijk geldt, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie merken op dat Nederlanders uit Aruba, Curaçao en St Maarten ongunstiger worden behandeld dan andere burgers van de Europese Unie. Hoe is het voorliggende wetsvoorstel te verenigen met de veel striktere richtlijnen van de Europese Unie inzake uitzetting, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State concludeert dat, aangezien de voorgestelde terugzendregeling van toepassing is op Nederlanders die geboren zijn in Aruba Curaçao en Sint Maarten of daar zijn genaturaliseerd, het voorstel een direct onderscheid maakt naar nationale afstamming of afkomst. Hoe is het voorliggende wetsvoorstel te verenigen met het gelijkheidsbeginsel en de discriminatieverboden zoals die zijn neergelegd in de Grondwet en in internationale verdragen?
De leden van de D66-fractie merken op dat Nederlanders die zijn geboren op Curaçao, St Maarten of Aruba niet méér Nederlander kunnen worden dan ze al zijn. Zij worden hiermee op achterstand gezet ten opzichte van mensen die buiten het Koninkrijk zijn geboren, en in Nederland het Nederlanderschap verwerven. Deze laatsten kunnen niet teruggestuurd worden naar het land waar zij geboren zijn. Wat is de rationale hierbij van de indieners, zo vragen de voorgenoemde leden.
De leden van de D66-fractie vragen op basis waarvan de initiatiefnemers menen Nederlanders toegang tot Nederland te kunnen ontzeggen door aan te sluiten bij de glijdende schaal van het Vreemdelingenbesluit terwijl het geen vreemdelingen betreft. Evenzeer vragen de leden van de D66-fractie op grond waarvan initiatiefnemers menen dat zij Nederlanders toegang tot Nederland kunnen ontzeggen op basis van verschil in geboorteplaats binnen het Koninkrijk.
De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers om aan te geven hoe naar hun mening dit wetsvoorstel kan voorkomen dat uitgezette Nederlanders afkomstig uit Curaçao, Aruba of St Maarten alsnog met hun Nederlandse paspoort naar een ander EU-land reizen en via die weg Nederland binnen komen, aangezien zij alleen op grond van het veel striktere Europeesrechtelijke openbare orde criterium kunnen worden geweigerd. Hoe menen de initiatiefnemers dan ook dat hun voorstel in de praktijk gehandhaafd zou moeten worden?
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel. Deze leden onderkennen de ernst van de problematiek die door de initiatiefnemers wordt geschetst. Zij hechten aan een zorgvuldige regeling voor de uitzetting van uit andere delen van het Koninkrijk afkomstige Nederlanders.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de initiatiefnemers niet gekozen hebben voor het indienen van een Rijkswet, gelet op het feit dat er ook Landsverordeningen zijn op basis waarvan Nederlanders bijvoorbeeld uit Curaçao kunnen worden uitgezet. Deze leden vragen in dit verband eveneens in hoeverre voor de initiatiefnemers het beginsel van wederkerigheid van belang is.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe het voorstel zich verhoudt tot het voorstel van het lid Bosman inzake een vestigingsregeling voor Antilliaanse Nederlanders. Waarom beperkt dit voorstel zich tot de terugzending van deze Nederlanders en wordt de toelating ongemoeid gelaten, zo vragen. Gelet op de ernst van de in de toelichting beschreven problematiek zouden deze leden zich kunnen voorstellen dat een beperking tot het terugzenden door de initiatiefnemers beleefd wordt als dweilen met de kraan open.
De leden van de SGP-fractie vragen of de initiatiefnemers kunnen aangeven in hoeverre de afgelopen jaren, met name sinds de plenaire behandeling van het wetsvoorstel van het lid Bosman, contacten geweest zijn tussen Nederland en de Antillen over toelating en uitzetting van Nederlanders.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom het bereik van het wetsvoorstel aanmerkelijk is versmald ten opzichte van het voorstel van de regering uit 2007, terwijl het laatstgenoemde voorstel blijkens de toelichting juist als uitgangspunt genomen is. Deze leden wijzen erop dat terugzending in het voorstel van de regering reeds mogelijk was wanneer niet aan bepaalde opleidingseisen werd voldaan en sprake was van evident maatschappelijk ongewenst gedrag, blijkend uit een ernstige verdenking van een strafbaar feit. Zij vragen waarom de initiatiefnemers de ruimere mogelijkheden voor terugzending niet wenselijk vinden.
De leden van de Groep Kuzu / Öztürk hebben het wetsvoorstel met teleurstelling bestudeerd en hebben enkele vragen.
Zij vragen zich af of door de Wet terugzending criminele Antillianen geen scheve lijn getrokken wordt tussen inwoners van het Koninkrijk der Nederlanden? Wordt met dit wetsvoorstel niet een dubbele strafmaat gehanteerd, doordat criminele Nederlanders afkomstig uit Nederland enkel strafrechtelijk vervolgd kunnen worden, maar de initiatiefnemers de criminele Nederlanders afkomstig uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten strafrechtelijk willen vervolgen, willen kunnen uitzetten en de toegang tot Nederland willen kunnen ontzeggen?
De leden van de Groep Kuzu / Öztürk vernemen graag van de leden Fritsma en De Graaf of zij het legitiem vinden om het wetsvoorstel in te dienen met het argument dat op Curaçao een gelijksoortige regeling gehanteerd wordt. Tevens vernemen de leden daarbij graag waarom de initiatiefnemers het wetsvoorstel ook toegepast willen zien op mensen afkomstig uit Aruba en St Maarten, terwijl deze twee landen een dergelijke regeling niet kennen.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de indieners er niet de voorkeur aan geven om criminaliteit, en oververtegenwoordiging daarin van sommige groepen, op andere wijzen te bestrijden dan via een discriminatoire wet tot uitzetting? Zijn de indieners zich ervan bewust dat de rechter scherpe eisen stelt en dat het betreffende doel (overlast en criminaliteit verminderen) ook op andere manieren bereikt kan worden? Wat zijn de zwaarwegende afwijkingsgronden, anders dan criminaliteitscijfers?
De leden van de fractie van de SP vragen de initiatiefnemers of zij aan kunnen geven bij hoeveel procent van de misdrijven, gepleegd door Nederlanders van Antilliaanse afkomst het slavernijverleden een rol speelt. Kunnen de initiatiefnemers een uitsplitsing maken tussen gewelds- en zedenmisdrijven gepleegd door Antilliaanse Nederlanders waarbij het slavernijverleden een rol speelt? In hoeveel procent van de door Antilliaanse Nederlanders gepleegde misdrijven speelt zelfmedelijden een belangrijke rol? Op welke wijze registreert de politie misdrijven waarbij zelfmedelijden en/of het slavernijverleden een belangrijke rol speelt?
De leden van de fractie van de SP constateren dat in het door de initiatiefnemers aangehaalde rapportage «Antilliaanse Nederlanders 2012» wordt geconcludeerd dat relatief veel Antilliaanse Nederlanders hun opleiding niet afmaken. Welke verklaring hebben de initiatiefnemers hiervoor? Wat is de reactie van de initiatiefnemers dat in de bijlagen van de rapportage «Antilliaanse Nederlanders 2012» een duidelijk verschil is tussen Antilliaanse Nederlanders van de eerste generatie en Antilliaanse Nederlanders van de tweede generatie? Wat is de reactie van de initiatiefnemers op het feit dat Antilliaanse Nederlanders van de tweede generatie minder vaak verdachte bij een delict zijn dan Antilliaanse Nederlanders van de eerste generatie? Op welke wijze zijn deze cijfers betrokken bij het wetsvoorstel?
De leden van de fractie van de SP vragen de initiatiefnemers in hoeverre zij aan kunnen tonen dat de in de toelichting genoemde voorbeelden voor de gehele groep van toepassing zijn. In hoeverre delen zij de conclusie met de schrijfster van het boek waaruit zij quotes aanhalen dat de opvoeding een belangrijke rol speelt bij Antilliaans-Nederlandse jongeren die de fout in gaan? Welke maatregelen stellen de initiatiefnemers voor om (alleenstaande) Antilliaans-Nederlandse ouders te ondersteunen in de opvoeding van hun kind?
De leden van de D66-fractie merken op dat veel cijfers die de indieners aanvoeren gaan om verdachten of aanhoudingen en niet om onherroepelijk veroordeelden. Hoe verhouden die erg ruim genomen cijfers zich tot hetgeen de initiatiefnota beoogt namelijk om alleen onherroepelijk veroordeelden terug te zenden en een inreisverbod op te leggen, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers om het aandeel van Nederlanders geboren in Curaçao, Aruba en St Maarten in bewezen en veroordeelde criminaliteit in Nederland te differentiëren per land.
De leden van de D66-fractie merken op dat het wetsvoorstel geldt voor Nederlanders die zijn geboren op Curaçao, St Maarten en Aruba, en dus niet voor hun eventuele kinderen die zijn geboren in Nederland. Daarmee zijn dus enkel de criminaliteitscijfers van de zogenaamde «eerste generatie» relevant. Deze leden vragen daarom aan de initiatiefnemers om aan te geven welke cijfers die zij in de memorie van toelichting hebben aangevoerd ook cijfers bevatten van deze kinderen.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de initiatiefnemers zich kunnen voorstellen dat Antillianen die vanaf hun prille jeugd decennialang in Nederland verblijf hebben gehad, ondanks het plegen van een strafbaar feit op grond waarvan zij teruggezonden kunnen worden, niet worden teruggezonden. Deze leden vragen of de keuze voor een bevoegdheid tot terugzending ook voor zulke situaties bedoeld is.
Graag vernemen de leden van de Groep Kuzu / Öztürk wat de beweegredenen zijn om het voorstel van wet ook op Aruba en Sint Maarten van toepassing te laten zijn. In het voorstel van wet wijzen de initiatiefnemers op criminaliteitsstatistieken die vrijwel volledig voor rekening komen van personen afkomstig uit Curaçao. Waarop beogen de leden Fritsma en De Graaf dan een gelijke regeling voor mensen afkomstig uit Aruba en St Maarten?
De leden van de Groep Kuzu / Öztürk lezen dat er in het voorstel van wet wordt verwezen naar een onderzoek van Marion van San (Amsterdam, 1998). De schokkende citaten waarop door de leden Fritsma en De Graaf geduid wordt, worden door diezelfde leden geïnterpreteerd als een toepassing van excessief gebruik van geweld door respondenten uit het onderzoek. Het onderzoek waar naar verwezen wordt, is inmiddels 18 jaar oud. Niet twijfelend aan de objectiviteit en de kwaliteit van dat onderzoek vragen de leden van de Groep Kuzu / Öztürk zich af hoe veelzeggend dergelijke resultaten nog zijn over de huidige visie op geweld van mensen afkomstig uit Curaçao. Gaarne ontvangen genoemde leden een onderzoek waaruit blijkt of de huidige visie van Curaçaoënaars, Arubanen en Sint Maartenaren in de loop der jaren al dan niet veranderd is.
De aan het woord zijnde leden ontvangen graag een indicatie van de leden Fritsma en De Graaf van de aantallen criminele Curaçaoënaars, Arubanen en Sint Maartenaren die op basis van dit voorstel van wet teruggezonden zullen worden en of de toegang tot Nederland ontzegd zullen worden.
De indieners stellen, zo merken de leden van de CDA-fractie op, dat van het voorliggende wetsvoorstel geen noemenswaardige financiële gevolgen te verwachten zijn. De indieners stellen, dat de voorgestelde wijzigingen voornamelijk kosten met zich mee zullen brengen die betrekking hebben op de daadwerkelijke terugzending van Antillianen. Dit effect zal echter beperkt zijn aangezien de indieners verwachten dat de preventieve en repressieve werking van dit wetsvoorstel zal leiden tot een afname van criminaliteit onder Antillianen. De leden van de CDA-fractie vragen, waarop de indieners de verwachting baseren, dat het wetsvoorstel een preventief effect zal hebben. De indieners stellen immers, dat alternatieve maatregelen gericht op criminele en overlast veroorzakende Antilliaanse jongeren niet werken. Welke preventieve werking gaat uit van een wetsvoorstel dat strekt tot daadwerkelijke uitzetting, waarvan de indieners zelf verwachten dat het aantal gevallen van daadwerkelijke uitzetting beperkt zal zijn?
Graag vernemen de leden van de Groep Kuzu/Öztürk van de initiatiefnemers een indicatie van de kosten van het voorstel van wet op het moment dat de wet daadwerkelijk haar intrede zou doen. De leden van de Groep Kuzu/Öztürk lezen dat het wetsvoorstel geen noemenswaardige kosten met zich mee zal brengen. De kosten zullen voornamelijk betrekking hebben op het daadwerkelijk terugzenden van Antillianen.
Tevens vragen de leden van de Groep Kuzu/Öztürk zich af wat de procedurele kosten zullen zijn van het terugzenden van criminele Antillianen. Graag krijgen de leden van de Groep Kuzu/Öztürk hierover een indicatie van de leden Fritsma en De Graaf.
De leden van de Groep Kuzu/Öztürk vragen de leden Fritsma en De Graaf om een schatting van de kosten wanneer iemand in bewaring gesteld wordt voorafgaand aan zijn uitzending. Ook een schatting van de kosten van een meldplicht zijn daarbij op zijn plaats.
Artikel 1, vijfde lid
De initiatiefnemers stellen, zo lezen de leden van de Groep Kuzu/Öztürk, dat ook buiten Nederland gepleegde of bestrafte feiten betrokken kunnen worden bij de beoordeling van de vraag of terugzending van de betrokkene kan plaatsvinden. De leden van de Groep Kuzu/Öztürk vragen zich af of de initiatiefnemers niet van mening zijn dat hiermee het rechtssysteem van landen buiten het Koninkrijk der Nederlanden ondermijnd wordt? Zijn zij niet van mening dat hiermee eerder beoordeelde of bestrafte feiten als onbeoordeeld of onbestraft worden benaderd, wanneer dergelijke feiten worden meegewogen in het besluit een reeds beoordeelde of bestrafte al dan niet terug te zenden?
Artikelen 1 en 2
De artikelen 1 en 2 regelen de mogelijkheid tot het terugzenden van Arubanen, Curaçaoënaars en Sint-Maartenaren aan wie een strafrechtelijke sanctie of maatregel is opgelegd, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast. Tot die sancties hoort ook een taakstraf. In hoeverre wordt daarmee aangesloten bij de «glijdende schaal», zo vragen deze leden.
Artikel 2
De leden Fritsma en De Graaf stellen voor dat terugzending het meest voor de hand liggend is naar het Koninkrijksland waar de betrokkene de sterkste sociale banden heeft, indien de betrokkene recht heeft op verblijf in meerdere landsdelen, zo begrijpen de leden van de Groep Kuzu/Öztürk. Deze leden vragen zich af wie er bepaalt waar de sociale banden van de veroordeelde het sterkst zijn. Gaat de staat hierover of wordt dit aangegeven door de veroordeelde? Indien de staat hierover gaat, vragen de leden van de Groep Kuzu/Öztürk zich af hoe de initiatiefnemers denken te gaan bepalen waar de betrokkene de sterkste sociale banden heeft? En hoe trachten zij een sociale band met sterk of niet sterk te kunnen definiëren?
Artikelen 3, 4 en 5
Het voorgestelde artikel 3 ziet, naar de mening van de leden van de VVD-fractie, op de vormgeving van de daadwerkelijke terugzending van de betrokkene. Terugzending geschiedt bij besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie. In hoeverre hebben beide Ministers de bevoegdheid om te besluiten iemand niet terug te zenden, een en ander met inachtneming van het voorgestelde artikel 3, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Een andere vraag van deze leden heeft betrekking op lid 4. Wat wordt in lid 4 verstaan onder «de daartoe benodigde handelingen te verrichten»? Om wat voor soort «benodigde handelingen» gaat het dan? En wat wordt in lid 5 verstaan onder «beperking van de beweging van vrijheid»? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indieners.
Als het besluit tot terugzending is genomen, dan gaat betrokkene naar het grondgebied van het land waar hij recht van verblijf heeft. Als de betrokkene recht heeft op verblijf in meerdere landsdelen, dan ligt voor de hand dat terugzending plaatsvindt naar het Koninkrijksland waarmee hij de sterkste sociale band heeft, zo stellen de indieners. Hoe wordt dat bepaald? Welke criteria gelden daarbij? En wat is de rol van de landen daarbij? In hoeverre hebben die de mogelijkheid om toegang te weigeren? De leden van de VVD-fractie krijgen graag een reactie van de indieners.
Artikel 4
In lid 2 van het voorgestelde artikel 4 lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister «in zeer uitzonderlijke en dringende gevallen» de periode, waarbinnen het niet geoorloofd is naar Nederland terug te keren, kan opschorten. Deze leden vragen zich af om wat voor soort «uitzonderlijke en dringende gevallen» het gaat?
In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 4 staat dat de toelichting bij artikel 4 «tot op zekere hoogte» aansluit bij de toelichting van bepaalde artikelen van het Vreemdelingenbesluit 2000. Wat wordt bedoeld met «tot op zekere hoogte»? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een verduidelijking van de indieners.
Artikel 6
De leden van de Groep Kuzu/Öztürk vernemen dat het ontzeggen van de toegang tot Nederland gecontroleerd kan worden via een opgestelde namenlijst waarop personen vermeld staan die de toegang tot Nederland ontzegd zijn. In de praktijk, zo stellen de initiatiefnemers, zal een dergelijke lijst betrekking hebben op personen die toegang tot Nederland proberen te krijgen via de luchthaven Schiphol. Hoe denken de leden Fritsma en De Graaf het voorstel van wet te handhaven, wanneer personen, die zijn opgenomen in de lijst, via andere Europese luchthavens aankomen in Europa, om vervolgens over land de Nederlandse grens te passeren?
Artikelen 7 en 8
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor artikel 7 over het Informatiesysteem. Dat systeem betreft een systematisch geordende verzameling van gegevens over personen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 en strekt onder andere tot het verzamelen van relevante gegevens van bijvoorbeeld de politie of de gemeente over Arubanen, Curaçaoënaars en Sint-Maartenaren die mogelijk in aanmerking komen voor terugzending. Wat wordt in dezen onder «mogelijk» verstaan? Wanneer worden gegevens van bijvoorbeeld de politie of de gemeente dan in het systeem verzameld? Om wat voor soort gegevens gaat het? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indieners.
Worden er op de eilanden in het kader van de toelatingsregelingen ook «Informatiesystemen» gebruikt, een en ander zoals de indieners voor Nederland voorstellen? Wat zijn de ervaringen daarmee? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indieners.
Ingevolge artikel 8 van het wetsvoorstel kunnen door de Minister van BZK «bijzondere persoonsgegevens» als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens worden verwerkt, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van deze wet. Waarom zou het voor de doelmatige en doeltreffende uitvoering van de wet nodig zijn om bijvoorbeeld iemands godsdienst of levensovertuiging dan wel politieke gezindheid te verwerken? Wat wordt overigens bedoeld met «verwerkt»? De leden van de VVD-fractie vragen de indieners uiteen te zetten wat met dit artikel wordt beoogd?
De voorzitter van de commissie, Recourt
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx