Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de huidige normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs te moderniseren en te vereenvoudigen met het oog op een betere uitvoerbaarheid voor scholen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6g komt te luiden:
1. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 7, omvat ten minste 5.700 klokuren.
2. Hoger algemeen voortgezet onderwijs:
a. aan scholen als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, omvat ten minste 4.700 klokuren;
b. aan afdelingen als bedoeld in artikel 8, onderdeel b, omvat ten minste 1.700 klokuren.
3. Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 9, omvat ten minste 3.700 klokuren.
4. Voorbereidend beroepsonderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 10a, omvat ten minste 3.700 klokuren.
5. Het bevoegd gezag vult de uren in met activiteiten die worden verzorgd in een onderwijsprogramma als bedoeld in de artikelen 10, tweede lid, 10b, tweede lid, 10d, tweede lid, 11c, eerste lid en 12, vijfde lid, tweede volzin.
6. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens over die invulling en over de spreiding van de uren over de verschillende leerjaren.
B
Na artikel 6g wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:
1. In elk schooljaar wordt op ten minste 189 dagen onderwijs verzorgd.
2. In afwijking van het in het eerste lid genoemde aantal dagen behoeft in het laatste leerjaar geen onderwijs te worden verzorgd vanaf de aanvang van het eerste tijdvak waarin het centraal examen wordt afgenomen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd.
4. Bij ministeriële regeling kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld, die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn. Daarbij kan het aantal dagen, genoemd in het eerste lid, voor een daarbij aan te geven groep scholen hoger of lager worden vastgesteld indien dit noodzakelijk is in verband met de spreiding van de landelijk vastgestelde vakanties over verschillende delen van Nederland.
5. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid, wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en niet door of namens een van beide Kamers de wens wordt te kennen gegeven dat het in die maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld. Alsdan wordt een daartoe strekkend wetsvoorstel zo spoedig mogelijk ingediend.
C
In artikel 10b8 vervalt in het eerste lid de laatste volzin.
D
Artikel 10f wordt als volgt gewijzigd:
1. In lid 3a wordt de zinsnede «In afwijking van artikel 6g, eerste lid, wordt het praktijkonderwijs» vervangen door: Het praktijkonderwijs wordt.
2. In het vierde lid wordt de zinsnede «gegeven bij of krachtens de artikelen 11a tot en met 11c, 22 en 29» vervangen door: gegeven bij of krachtens de artikelen 6g1, 11a tot en met 11c en 29.
E
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.
3. In de aanhef van het tweede lid (nieuw) wordt na «het eerste lid» een komma geplaatst en vervalt de zinsnede «, naast het bepaalde in het tweede lid,».
F
In artikel 24a, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt «artikel 6g, eerste lid,» vervangen door: artikel 6g, eerste tot en met vijfde lid,.
G
In artikel 25 wordt na de zinsnede «de artikelen 6g,» ingevoegd: 6g1,.
H
In artikel 58, eerste lid, wordt na «artikelen 6g,» ingevoegd: «6g1,» en vervalt:, 22.
I
In artikel 59a, eerste lid, wordt na «de artikelen 6f» ingevoegd:, 22.
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 14a, tweede lid, wordt na «6g,» ingevoegd: 6g1,.
B
In artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, wordt de zinsnede «artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: artikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
C
In artikel 25 vervallen het derde en vierde lid.
D
In artikel 26, derde lid, wordt «artikel 22» vervangen door «artikel 6g1» en vervalt:
, voor zover het betreft de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid van laatstgenoemd artikel.
De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, tweede lid, onderdeel i, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 6g van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: als bedoeld in artikel 6g, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
B
Artikel 10, onderdeel j, komt te luiden:
j. vaststelling of wijziging van de data, bedoeld in artikel 17 van het Inrichtingsbesluit WVO.
C
In artikel 13, tweede lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: als bedoeld in artikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
D
In artikel 14, vierde lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 6g, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door: als bedoeld in artikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 12a komt te luiden:
1. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 13, omvat ten minste 5.700 klokuren.
2. Hoger algemeen voortgezet onderwijs:
a. aan scholen als bedoeld in artikel 14, onderdeel a, omvat ten minste 4.700 klokuren;
b. aan afdelingen als bedoeld in artikel 14, onderdeel b, omvat ten minste 1.700 klokuren.
3. Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 15, omvat ten minste 3.700 klokuren.
4. Voorbereidend beroepsonderwijs aan scholen als bedoeld in artikel 17, omvat ten minste 3.700 klokuren.
5. Het bevoegd gezag vult de uren in met activiteiten die worden verzorgd in een onderwijsprogramma als bedoeld in de artikelen 16, tweede lid, 18, tweede lid, 29, tweede lid, 35, eerste lid en 38, vijfde lid, tweede volzin.
6. Het bevoegd gezag beschikt over geordende gegevens over die invulling en over de spreiding van de uren over de verschillende leerjaren.
B
Na artikel 12a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:
1. In elk schooljaar wordt op ten minste 189 dagen onderwijs verzorgd.
2. In afwijking van het in het eerste lid genoemde aantal dagen behoeft in het laatste leerjaar geen onderwijs te worden verzorgd vanaf de aanvang van het eerste tijdvak waarin het centraal eindexamen wordt afgenomen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden verzorgd.
4. Bij ministeriële regeling kunnen begin en eind van vakanties worden vastgesteld, die niet voor alle scholen gelijk behoeven te zijn. Daarbij kan het aantal dagen, genoemd in het eerste lid, voor een daarbij aan te geven groep scholen, hoger of lager worden vastgesteld indien dit noodzakelijk is in verband met de spreiding van de landelijk vastgestelde vakantie over verschillende delen van Nederland.
C
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt de zinsnede «In afwijking van artikel 12a, eerste lid, wordt het praktijkonderwijs» vervangen door: Het praktijkonderwijs wordt.
2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «gegeven bij of krachtens de artikelen 33 tot en met 35, 46 en 72» vervangen door: gegeven bij of krachtens de artikelen 12a, 33 tot en met 35, 46 en 72.
D
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.
3. In de aanhef van het tweede lid (nieuw) vervalt de zinsnede «, naast het bepaalde in het tweede lid,».
E
In artikel 114, eerste lid, wordt na «de artikelen 12a,» ingevoegd: 12b,.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Staatssecretaris van Economische Zaken,