Vastgesteld 8 oktober 2014
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
Blz. |
|
I. |
ALGEMEEN |
1 |
1. |
Inleiding |
5 |
2. |
Algemene eisen pensioencommunicatie |
5 |
3. |
Digitale verstrekking en beschikbaarstelling van informatie |
6 |
4. |
Van startbrief naar basisinformatie over de pensioenregeling |
7 |
5. |
Periodieke communicatie over persoonlijke aanspraken en rechten |
8 |
6. |
Uitbreiding van het pensioenregister met functionaliteiten |
10 |
7. |
Inzicht in koop en risico’s van het toekomstig pensioeninkomen |
11 |
8. |
Overige wijzigingen en overgangsrecht |
12 |
9. |
Reactie van de toezichthouders |
12 |
10. |
Overig |
12 |
II. |
ARTIKELSGEWIJS |
14 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie). Zij benadrukken het belang van goede en adequate communicatie. Zij menen dat dit wetsvoorstel daar aan kan bijdragen. Daarnaast zijn er volop kansen voor lagere kosten, vooral door de digitale verstrekking, en dat juichen deze leden toe. Toch hebben ze ook enkele vragen over onderhavig wetsvoorstel.
Ten eerste vragen de leden van de VVD-fractie zich af of dit wetsvoorstel alle geconstateerde problemen oplost. Een van de problemen is dat de informatie onvoldoende duidelijk is en dat de gebruikte terminologie en het taalgebruik te lastig is. Deze leden zijn van mening dat aan de terminologie en het taalgebruik niet veel gedaan wordt door het wetsvoorstel. Waarom zijn hier geen specifiekere maatregelen voor genomen?
Een ander aandachtspunt is dat er te veel informatie beschikbaar is. Maar dit wetsvoorstel zorgt er voor dat er nog meer informatie beschikbaar komt en ook nog via verschillende kanalen. Kan de regering aangeven waarom ze hier voor gekozen heeft?
Volgens de leden van de VVD-fractie hebben de mensen behoefte aan basale informatie over het pensioen, dat blijkt ook uit diverse onderzoeken. Ze willen grofweg weten hoe hoog hun pensioen wordt, hoeveel bedraagt dit netto per maand, wat kunnen ze daarvoor kopen en wat is de zekerheid daarvan. Kan de regering aangeven in hoeverre deze informatie bruikbaar voor de Nederlanders beschikbaar komt, want dat is toch waar het om draait?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Pensioencommunicatie. Zij vinden het belangrijk dat het deelnemersbelang centraal staat bij het communiceren over pensioen. Verwachtingen en realiteit mogen niet meer zo ver uit elkaar lopen als de afgelopen jaren is gebleken. Deze leden vinden het een goede zaak dat de belangrijke rol van de werkgever wordt benadrukt, pensioen is immers een arbeidsvoorwaarde. Zij zijn blij dat is afgezien van een algemene financiële planner.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen de regering hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het kabinetsvoornemen om de administratieve regeldruk te verminderen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het belang van goede communicatie over de pensioenaanspraken en menen dat daar de afgelopen jaren inderdaad tekortkomingen waren. Toch hebben zij een fors aantal vragen bij dit wetsvoorstel. Een aantal van de onderwerpen die deze leden aan de orde willen stellen, komen tot hun verrassing in het geheel niet voor in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel. Dat bevreemdt deze leden.
De leden van de CDA-fractie noemen in dit verband allereerst de complexiteit van het pensioenstelstel. Het Nederlandse pensioenstelsel mag één van de beste stelsels ter wereld zijn en een groot vermogen bevatten, eenvoudig is het stelsel niet. Juist door de grote aantallen verschillende regimes en de enorme vrijheid die de pensioenwet biedt – het begrip pensioen is niet eens gedefinieerd in de Pensioenwet – kennen we een zeer gecompliceerd en gefragmenteerd stelsel. De recentelijke introductie van de het netto-pensioen en de nettolijfrente heeft de situatie niet bepaald eenvoudiger gemaakt, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Immers, een pensioenoverzicht moet straks ook informatie bevatten over of een bedrag belast is (is het pensioen netto of bruto?) en iemand met een hoog inkomen krijgt straks al standaard twee pensioenoverzichten en niet slechts één overzicht. Kan de regering overigens bevestigen dat het netto-pensioen onder de werkingssfeer van dit wetsvoorstel valt?
Heeft de regering ook gedacht om het stelsel te vereenvoudigen samen met de sociale partners, zoals de Kamer meerdere keren heeft verzocht, of denkt zij dat een aantal open normen het communiceren over pensioenen in één keer eenvoudig maken?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering te reageren op het volgende praktijkvoorbeeld: iemand die nog een slaper is in een eindloonregeling, een slaper in een middelloonregeling en een beschikbare premieregeling heeft, die zal grote moeite hebben om de drie pensioenen bij elkaar op te tellen.
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat pensioenfondsen ook de kosten openbaar moeten maken. Kan de regering de precieze definitie van kosten geven?
Indien een uitvoerder kosten verborgen houdt en een te laag kostenpercentage opgeeft, kan een deelnemer dan het fonds, de uitvoerder en/of de werkgever aansprakelijk stellen?
Genoemde leden maken voorts opmerkingen over de tijdigheid van het wetsvoorstel. De Kamer is nog bezig met de behandeling van het wetsvoorstel tot aanpassing van het financiële toetsingskader (FTK), waardoor de facto de verwachtingen rond indexatie nog kunnen wijzigen. Verder is de regering begonnen met een pensioendialoog die moet leiden tot een nieuw stelsel. En middenin deze periode is de regering voornemens de communicatie eens op de schop te nemen, terwijl dit al meerdere keren gebeurd is de afgelopen jaren. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering dus aan te geven waarom juist op dit moment het wetsvoorstel ingediend is.
In dat verband wijzen de leden van de CDA-fractie op de Europese dimensie. Dan denken de leden van de CDA-fractie vooral aan de IORP-2-richtlijn die uitgebreide communicatievoorschriften bevat. Het is niet uitgesloten dat de nieuwe Europese Commissie die richtlijn doorzet. Niet dat de leden van de CDA-fractie dat wenselijk achten, integendeel zelfs, maar aangezien deze regering in de communicatievoorstellen geen enkel bezwaar ziet, zou zij toch zelf rekening moeten houden met die voorstellen. Echter, de hele richtlijn wordt niet benoemd in de memorie van toelichting. Dat bevreemdt deze leden behoorlijk en daarom verzoeken zij de regering aan te geven hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de huidige concepten van de IORP. Indien deze geïmplementeerd zouden worden, welke wijzigingen zou de Nederlandse wetgeving dan moeten ondergaan?
De leden van de CDA-fractie maken vervolgens opmerkingen over eigendomsrechten en aansprakelijkheid. Een Achilleshiel van het Nederlandse stelsel is het zwakke eigendomsrecht van de deelnemer. Dat komt ook indirect tot uitdrukking in het wetsvoorstel. Want werkelijk nergens wordt duidelijk welke rechten een deelnemer mag ontlenen aan de informatie die hem beschikbaar gesteld wordt.
De leden van de CDA-fractie beschikken over meerdere voorbeelden van hoe slechte informatie geleid heeft tot slechte keuzes en vragen zich dan ook hardop af wat de sancties zijn bij slecht of niet informeren.
Wat gebeurt er bijvoorbeeld indien de informatie ex artikel 21 niet verschaft wordt of fouten bevat? Wie houdt daar toezicht op en mag de deelnemer iemand aansprakelijk stellen? Zo ja, is dat de werkgever of de uitvoerder? Zij houden immers wel de pensioenpremie in op zijn loon.
En wat gebeurt er indien er fouten staan op het Uniform Pensioen Overzicht (UPO)? Wie is er dan aansprakelijk?
Wie stelt vast of er wel of niet correct en evenwichtig geïnformeerd wordt? Is correct ook echt een resultaatverplichting en niet een inspanningsverplichting zoals vele uitvoerders lijken te willen? Zij beheren wel meer dan € 1.000 miljard, maar correct informeren over het belangrijkste trekkingsrecht van de deelnemer zien zij kennelijk niet als een resultaatverplichting, wat toch echt veelzeggend is. En indien correctie informatie niet plaatsvindt, tot wie kan de deelnemer zich dan wenden?
De leden van de CDA-fractie stellen deze vragen niet toevallig. Zij worden bij tijd en wijle geconfronteerd met onduidelijke, misleidende en onvolledige pensioeninformatie. Zij willen graag van de regering vernemen hoe hiermee omgesprongen wordt na ingang van het wetsvoorstel.
Genoemde leden wijzen er voorts op dat de afgelopen jaren massaal kleine pensioenen zijn afgekocht door pensioenuitvoerders. De deelnemers zijn niet geïnformeerd over de gevolgen die dit had voor toeslagen, belastingen en andere zaken. Wordt dit beter na ingang van dit wetsvoorstel?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat mensen beter geïnformeerd moeten worden over hun uiteindelijke pensioen. In tijden van onzekerheid is het belangrijk dat er over een ingewikkeld onderwerp als pensioenen helder en correct wordt gecommuniceerd. Dat is in het verleden onvoldoende gebeurd. De leden van de D66-fractie steunen dan ook de intenties van het voorliggende wetsvoorstel om via een betere pensioencommunicatie pensioendeelnemers een eerlijker beeld te geven over wat zij in de toekomst aan pensioeninkomsten kunnen verwachten en hoe dat kan fluctueren als gevolg van diverse risico’s die hierop van invloed zijn. Deze leden menen dat de door de regering gedane voorstellen in algemene zin kunnen bijdragen aan een verhoogde transparantie en duidelijkheid voor individuele deelnemers over hun toekomstige pensioenuitkering. Wel zal bij de verschillende maatregelen, zoals het vaststellen van een rekensystematiek voor koopkracht, de wijze waarop de invloed van inflatie op koopkracht wordt uitgelegd en de uitwerking van diverse scenario’s, nog moeten blijken of die de duidelijkheid over de pensioenregeling daadwerkelijk zullen vergroten.
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen die zij de regering hierbij voorleggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij willen graag enkele vragen aan de regering voorleggen.
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het doel ervan wordt van harte onderschreven. In het voorstel staat centraal dat verbetering van de communicatie ertoe moet leiden dat de (gewezen) deelnemer beter inzicht krijgt in de hoogte van het te bereiken pensioen. Voor het verkrijgen van dat inzicht is van belang dat de informatie die wordt verstrekt een getrouw beeld geeft van hetgeen de betrokkene redelijkerwijs kan verwachten. De introductie van drie scenario’s (pessimistisch, verwacht en optimistisch scenario) bij het bepalen daarvan moet bijdragen aan dit inzicht. Bij lagere regelgeving worden hiertoe nog nadere regels gesteld, in het bijzonder rekenregels.
Dit wetsvoorstel is volgens het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman hard nodig. De huidige wettelijk verplichte informatie geeft over het algemeen een te rooskleurig beeld over de hoogte van het pensioen, geeft geen goed inzicht in risico’s en kan daardoor mensen op het verkeerde been zetten. Daarnaast heeft de pensioensector te maken met een gedaald vertrouwen onder de deelnemers. Dat kan in het slechtste geval versterkt worden door het verschaffen van pensioeninformatie die niet passend is.
Het lid van de fractie 50PLUS/Klein heeft kennisgenomen van de verschillende stukken omtrent de Wet pensioencommunicatie. Dit lid is van mening dat het voorgestelde doel, dat de pensioendeelnemer weet hoeveel pensioen hij kan verwachten, kan nagaan of dat voldoende is en zicht bewust is van de risico’s van de pensioenvoorziening, een mooi streven is. Dat daarbij meer dan nu wordt aangesloten wordt bij de informatiebehoeften en de kenmerken van de deelnemer juicht het lid van de fractie 50PLUS/Klein van harte toe.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de D66-fractie constateren dat in Europa thans wordt gewerkt aan een herziening van de Europese pensioenrichtlijn (IORP), in het bijzonder ten aanzien van pensioencommunicatie.
De leden van de PvdA-fractie vinden het een goede zaak dat er een nieuwe compromistekst voor een aangepaste Europese pensioenrichtlijn (IORP 2) is opgesteld door voorzitter Italië. Zij zijn blij dat een aantal, met name te gedetailleerde communicatievoorschriften, hierin zijn geschrapt. Wat vindt de regering van het aangepaste voorstel? Komt de voorgestelde wijziging overeen met het standpunt van de regering over grensoverschrijdend pensioenverkeer? Wat vindt de regering van de nadruk op risico-evaluaties?
De leden van de D66-fractie vragen hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot (de herziening van) de Europese richtlijn. Kan de regering op dit punt een nadere toelichting geven?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Wet pensioencommunicatie, mede op hun nadrukkelijke verzoek, al in 2012 door de regering is aangekondigd. Het wetsvoorstel is echter pas op 2 september 2014 aan de Tweede Kamer voorgelegd, waardoor het in de praktijk erg lastig wordt om deze wet per 1 januari 2015 te implementeren. Kan de regering toelichten waarom er zoveel tijd tussen de aankondiging en het voorstel zit?
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan meer transparantie over pensioenen. Dat geldt ten aanzien van de inrichting van de pensioenregeling (via het Pensioen 1-2-3) en de eigen situatie (via het UPO en het pensioenregister), maar bijvoorbeeld ook ten aanzien van het beleggingsbeleid van de pensioenuitvoerder en de exacte uitvoeringskosten van de pensioenuitvoerder. Op welke wijze zal een deelnemer op deze punten informatie kunnen krijgen van zijn pensioenuitvoerder? Welke wettelijke waarborgen zijn hiervoor ingebouwd?
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman mist in de memorie van toelichting een beschouwing over het uitgangspunt voor verbeterde pensioencommunicatie: Hoe wekken wij fundamentele interesse op voor pensioen, en alles wat daar mee samenhangt? Hoe kan voorkomen worden dat brieven van het pensioenfonds nauwelijks of niet gelezen in de prullenbak verdwijnen, en een gelikte website nauwelijks bezoekers krijgt?
De leden van de VVD-fractie vragen allereerst of de regering ook voornemens is om bij de zogenaamde life events (baanwissel, trouwen, samenwonen, kinderen, verlies van partner) de informatie beter en duidelijker toegankelijker te maken voor pensioendeelnemers.
Genoemde leden merken op dat de huidige pensioenwetgeving de open normen, tijdig duidelijk en begrijpelijk kent. Dit blijkt, zoals de regering terecht aangeeft, in de praktijk niet altijd goed te gaan. Heeft de regering ook overwogen om deze termen beter in te vullen of beter te handhaven in plaats van over te gaan tot een nieuwe wet (met deels andere normen)?
Kan de regering aangeven waarom er zo’n duidelijke knip komt tussen het UPO en het pensioenregister?
Wat is het verschil, zo vragen de leden van de VVD-fractie voorts, tussen «in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen» en «duidelijk»?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven of de norm «evenwichtig» betrekking heeft op de keuzemogelijkheden binnen de pensioenregeling en niet op andere elementen. Als deze norm wel betrekking heeft op andere elementen, welke elementen zijn dit dan? Valt onder de norm «evenwichtig» bijvoorbeeld ook, wat betreft de situatie van afkoop van kleine pensioenen, dat fondsen de deelnemer erover informeren dat de afkoop van invloed kan zijn op huurtoeslag, AOW-partnertoeslag en eventueel andere regelingen?
De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe de onafhankelijke toezichthouder zal toezien op de uitvoering van de algemene eisen aan pensioencommunicatie zoals het correct en evenwichtig informeren. Waar kunnen deelnemers terecht met eventuele klachten die zij hebben en hoe worden zij dan geholpen? En welk handhavingsinstrumentarium staat de toezichthouder daarbij ter beschikking?
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman stelt vast dat in de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat voorkomen moet worden dat informatie niet evenwichtig is en een deelnemer niet voldoende op de hoogte is van de beperkende voorwaarden of risico’s.
Evenwichtige informatie betekent evenwel niet dat de pensioenuitvoerder altijd uitputtend alle risico’s en voorwaarden moet noemen. De relevante aanwezige voor- en nadelen moeten «goed» worden weergegeven. Kan dit zoeken naar een juiste balans bij informatieverstrekking nader toegelicht worden? Wat is «evenwichtig»?
De leden van de VVD-fractie zijn enthousiast over het voornemen om meer digitale verstrekking mogelijk te maken. Het wetsvoorstel biedt volop kansen op minder regeldruk voor pensioenuitvoerders. Op welke wijze monitort het kabinet de verlaging van de regeldruk op dit dossier? Wat is de ambitie van het kabinet om aan verlaging van de regeldruk te behalen?
De leden van de VVD-fractie vragen zich wel af of het voorschrijven van een berichteninbox niet te gedetailleerd is. Kan de regering hierop reageren? Wie is er verantwoordelijk als het gegeven e-mailadres niet meer werkt, de deelnemer of de pensioenuitvoerder?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er pensioenuitvoerders zijn die duizenden pensioenregelingen uitvoeren. Is het echt de bedoeling dat zij álle pensioenregelingen op een openbare website plaatsen?
Weet de regering hoe groot de bekendheid van de berichtenbox van MijnOverheid.nl is? Het lijkt deze leden wenselijk als alle pensioenfondsen en verzekeraars van een en dezelfde berichtenbox gebruik gaan maken, in verband met het tegengaan van versnipperde informatie. Is dit beoogd?
In hoeverre kan informatie over beleggingen relevant zijn voor iemands persoonlijke situatie? Waarom behoort informatie over beleggingen (op hoofdlijnen) niet bij algemene informatie?
De leden van de D66-fractie constateren dat pensioenuitvoerders ervan uit mogen gaan dat de deelnemer geen bezwaar heeft tegen elektronische informatieverstrekking indien de deelnemer niet binnen een bepaalde redelijke termijn reageert. Zij vragen of met dit uitgangspunt voldoende wordt geborgd dat iedereen ten aanzien van de informatieverstrekking op de best passende wijze wordt bediend. Hoe wordt geborgd dat een deelnemer zonder e-mailadres of internettoegang of een niet-geïnteresseerde deelnemer die de post van zijn pensioenfonds ongeopend laat, toch tenminste periodiek (jaarlijks) informatie blijft ontvangen?
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman constateert dat het verstrekken van pensioeninformatie volgens het kabinet een «brengplicht» impliceert: de pensioenuitvoerder dient de informatie binnen de persoonlijke omgeving van een deelnemer te brengen. Verstrekken bestaat dus niet slechts uit het bieden van de mogelijkheid om informatie te halen (het verlenen van toegang tot informatie). Het slechts opnemen van informatie op een website is dus niet het verstrekken van informatie. De pensioenuitvoerder zal dan een aanvullende handeling moeten verrichten. Een voorbeeld hiervan is via e-mail de deelnemer attenderen dat informatie beschikbaar is. Om te voorkomen dat een deelnemer een bericht niet krijgt, bijvoorbeeld omdat hij van e-mailadres is gewisseld, is het wenselijk dat pensioenuitvoerders (dus pensioenfondsen en verzekeraars) zo veel mogelijk gaan werken met een «berichtenbox».
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman vraagt zich af of deze «brengplicht» van informatie in de memorie van toelichting niet te veel gericht is op digitale informatieverstrekking. Veel mensen, ook ouderen, zijn inmiddels vaardig met de computer, maar ouderen die louter aangewezen zijn op schriftelijke informatieverstrekking zijn óók nog talrijk. Hoe houdt het kabinet, hoe houden communicatievoorschriften hier exact rekening mee, waar het de actieve «brengplicht» van informatie betreft?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waarom zij enerzijds kiest voor een meer open norm van de startbrief, terwijl zij anderzijds ervoor kiest dat de basisinformatie beknopt blijft. Hoe verhoudt zich dit tot elkaar?
Kan de regering aangeven wanneer het Pensioen 1-2-3 beschikbaar komt en op welke wijze deze wordt verankerd in de wet?
De leden van de PvdA-fractie vinden het een goede zaak dat pensioenregelingen straks beter te vergelijken zijn. Zij hebben eerder al uitgesproken dat zij een kwalitatieve vergelijking geen goed idee vinden, en zijn dan ook blij dat de vergelijking zich zal beperken tot feitelijke verschillen tussen pensioenregelingen.
Genoemde leden missen een van de aanbevelingen uit het rapport «Pensioen in duidelijke taal», namelijk dat aan de deelnemer meer inzicht wordt gegeven in betaalde premies. Dit vergroot het pensioenbewustzijn. Deze leden hebben al eens gepleit voor het opnemen van de totale pensioenpremie op het loonstrookje – dus inclusief de werkgeversbijdrage –, maar in het licht van vereenvoudiging van het loonstrookje was dat geen haalbaar idee. Op welke manier kan het bewustzijn over de premiebetalingen wel vergroot worden? Kunnen de totale premies bijvoorbeeld worden opgenomen op de jaaropgaaf van de werkgever of op het UPO, aangezien dat zal gaan terugkijken op het verleden?
De leden van de D66-fractie steunen de keuze die met het voorliggende wetsvoorstel wordt gemaakt om het aantal verplichte elementen in de startbrief te beperken. In de praktijk blijkt immers dat de startbrief vanwege de lengte vaak niet wordt gelezen. Ook steunen zij het dat een duidelijke verwijzing naar de websites van het pensioenregister en de pensioenuitvoerder wel standaard deel uitmaakt van de startbrief (passief contact van de uitvoerder). Waarom wordt in de startbrief niet ook verplicht gemeld op welke wijze de pensioenuitvoerder zelf vanaf dat moment actief contact zal onderhouden met de deelnemer?
De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel erin voorziet dat pensioenuitvoerders basisinformatie van alle werkgevers op hun websites dienen te publiceren. Zij zijn daar enerzijds voorstander van, zodat bijvoorbeeld ook sollicitanten kennis kunnen nemen van de pensioenregeling van een mogelijke toekomstige werkgever. Tegelijkertijd zien zij dat in het bijzonder pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI’s) veel verschillende pensioenregelingen uitvoeren en het voor hen waarschijnlijk ondoenlijk zal zijn om alle regelingen op een toegankelijke wijze inzichtelijk te maken. De leden van de D66-fractie verzoeken de regering nader op dit punt te reflecteren. Kan zij daarbij tevens betrekken in hoeverre dit ook juridisch wenselijk en mogelijk is gelet op het private karakter van de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder?
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het pensioenregister beschikt over de informatie van de AOW en eventueel arbeidsongeschiktheidspensioen? Is het verplicht om op termijn ook informatie over de eerste pijler op het pensioenregister te laten zien?
Wordt het in een opslag duidelijk hoe hoog het netto pensioen per maand is (met de drie scenario’s) of er een nabestaandenpensioen is en of er een arbeidsongeschiktheidspensioen is? Dat is waar de deelnemers volgens de leden van de VVD-fractie behoefte aan hebben.
Waarom, zo vragen deze leden voorts, worden de modellen voor de UPO pas via lagere regelgeving bekendgemaakt? Hoe gaan deze modellen er uit zien?.
Waarom wordt er bij het UPO alleen maar gekeken wat er is opgebouwd? Hoe komt dit er dan uit te zien, want pensioenen worden toch veelal berekend op toezeggingen in plaats van op opgebouwde aanspraken? Kan de regering hier een voorbeeld van geven? Is dit dan ook het bedrag dat bij baanwissel (en pensioenwissel) meegenomen kan worden? Of wordt op basis van opgebouwde rechten er toch naar de toekomst geprognotiseerd?
De leden van de PvdA-fractie vragen of fondsen ook jaarlijks aan gepensioneerden een UPO moeten sturen. Of kunnen zij de huidige jaarlijkse pensioenopgave blijven sturen met informatie die relevant is voor gepensioneerden? Mag deze pensioenopgave vormvrij blijven, met alleen uniformering van de informatie die verstrekt moet worden?
De leden van de D66-fractie constateren dat het jaarlijkse uniform pensioenoverzicht een verantwoording is over wat een deelnemer in het afgelopen jaar bij een specifieke pensioenuitvoerder heeft opgebouwd. Wordt deze informatie door elke pensioenuitvoerder afzonderlijk gedeeld met de deelnemer, of ontvangen deelnemers die gedurende het afgelopen jaar met verschillende pensioenuitvoerders te maken hebben gehad één overzicht met daarin gebundeld de informatie van alle pensioenuitvoerders?
Ook vragen deze leden hoe en waar een deelnemer kan controleren of daadwerkelijk pensioenpremie is afgedragen door zijn werkgever.
Meer in algemene zin merken de leden van de D66-fractie op dat het onderscheid tussen het Pensioen 1-2-3, het UPO en het pensioenregister hen nog steeds complex en ingewikkeld voorkomt. Waarom kiest de regering er niet voor om deze verschillende bronnen van informatie samen te voegen? En wat is in dit verband het gewenste eindbeeld van de regering?
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat in het nieuwe UPO wordt ingegaan op het al opgebouwde pensioen, terwijl in het pensioenregister een indicatie van het (totaal) te verwachten pensioen met de bijbehorende koopkracht, risico’s en handelingsperspectief te vinden is. Waarom heeft de regering vanwege de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van informatie niet overwogen om al deze informatie in één overzicht aan te bieden?
De leden van de ChristenUnie-fractie willen weten waarom het UPO voortaan ook verplicht gestuurd moet worden naar gepensioneerden. Zij vragen om een nadere toelichting, aangezien gepensioneerden een andere informatiebehoefte kunnen hebben dan actieve deelnemers. Op welke wijze hier rekening mee wordt gehouden?
Kan de regering nader toelichten of pensioenfondsen de mogelijkheid houden om het te bereiken pensioen op het UPO te vermelden?
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman merkt op dat gewezen deelnemers en gewezen (ex)partners volgens de memorie van toelichting nu eenmaal in de vijf jaar informatie over hun aanspraken krijgen. Het wetsvoorstel wijzigt dit niet. Het UPO kijkt alleen terug op het verleden, en gewezen deelnemers en gewezen (ex)partners bouwen geen aanspraken meer op. Daardoor is het UPO voor hen minder relevant. Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman volgt deze redenering, maar vraagt zich af waarom gewezen deelnemers toch niet (iets) frequenter geïnformeerd zouden moeten worden over de ontwikkelingen rond hun pensioenaanspraken. Dit (frequentere) inzicht lijkt voor gewezen deelnemers eveneens nuttig. Het biedt beter inzicht in de actuele persoonlijke financiële situatie, en financiële vooruitzichten. Relevante informatie moet actief en voldoende frequent beschikbaar gesteld worden, ook voor gepensioneerden. Kan de regering hierop ingaan?
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman mekt voorts op het van groot belang te vinden dat de jaarlijkse – thans vormvrije – pensioenopgave van het pensioenfonds in stand wordt gehouden. Is dat op grond van het wetsvoorstel inderdaad de bedoeling?
Het lid van de fractie 50PLUS/Klein stelt dat het feit dat ook pensioengerechtigden nu een UPO gaan ontvangen, betekent dat pensioengerechtigden met uitkeringen bij verschillende pensioenuitvoerders de informatie van deze uitvoerders makkelijker kunnen vergelijken en optellen. Dit is een voordeel, maar het is genoemd lid niet duidelijk hoe dit vorm gegeven moet worden. Pensioengerechtigden hebben namelijk een andere informatiebehoefte dan de andere deelnemers. Het bedrag dat gepensioneerden in enig jaar aan pensioen hebben ontvangen is bijvoorbeeld belangrijke informatie die nu niet is opgenomen in het UPO. Betekent dit dat er twee verschillende UPO’s gaan ontstaan? Eén voor gepensioneerden en één voor de andere deelnemers? Kan de regering dit toelichten?
In het verlengde daarvan ligt de volgende vraag van het lid van de fractie 50PLUS/Klein. Voor een totaaloverzicht van het te verwachten pensioeninkomen in de toekomst kan een beroep worden gedaan op de website van het pensioenregister (mijnpensioenoverzicht.nl). De keuze is nu gemaakt dat het UPO een jaarlijks pensioenoverzicht wordt dat terugkijkt. Gepensioneerden hebben nu geen toegang tot het pensioenregister. Hoe borgt de regering dat gepensioneerden wel alle relevante informatie ontvangen over het toekomstige pensioen?
Het verstrekken van een UPO aan gepensioneerden zonder te kijken naar de toekomst heeft naar de mening van het lid van de fractie 50PLUS/Klein geen toegevoegde waarde en werkt enkel kostenverhogend. Wat is de reden dat dit toch geëist wordt van de pensioenuitvoerders?
Het lid van de fractie 50PLUS/Klein is voorstander van het handhaven van het mogelijk te bereiken pensioeninkomen in het UPO. Naar zijn mening zet het vermelden van dit gegeven deelnemers eerder aan tot handelen, dan alleen maar laten zien wat een deelnemer tot nu toe heeft opgebouwd, of een verwijzing naar het pensioenregister. Kan de regring toelichten wat de reden ervan is dat zij enerzijds het doel heeft dat men goed geïnformeerd is, zodat men tijdig kan handelen, en anderzijds essentiële informatie hiervoor niet meer in het UPO opneemt?
De leden van de VVD-fractie denken dat het gelaagd communiceren kan bijdragen aan de begrijpbaarheid. Ook het zogenaamde handelingsperspectief kan waardevol zijn voor de deelnemers. Wel vragen deze leden of het nodig is of het inkomen vergeleken moet worden met de uitgaven. Is dit een wettelijke verplichting?
Genoemde leden vinden het goed dat zaken als koopkracht en inflatie mee worden genomen. Bovendien vinden ze de zogenaamde scenario’s (optimistisch, verwacht en pessimistisch) een waardevolle toevoeging. Zijn er maximale bandbreedtes van deze (optimistische en pessimistische) scenario’s? Of mogen uitvoerders dit volledig zelf bepalen? Wanneer kan de regering de lagere regelgeving (inclusief rekenregels) hier over verwachten? Wie gaat deze regels bepalen?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de kosten van het vaker toesturen van informatie naar het pensioenregister door de pensioenuitvoerders. Kan de regering hierop ingaan?
Deze leden vragen voorts waarom er toch voor wordt gekozen om de pensioengerechtigden onder te brengen pensioenregister. Hoe verhoudt de langzame ingroei zich tot de kosten en vooral het relatief korte tijdsaspect?
De leden van de PvdA-fractie hebben nog een aantal vragen over het pensioenregister.
Waarom is het wenselijk om het pensioeninkomen op huishoudniveau zichtbaar te maken?
Is er een uitputtende lijst van belangrijke gebeurtenissen in het leven, die wordt opgenomen in het pensioenregister?
Kan de regering bevestigen dat deelnemers – in het kader van het bevorderen van het handelingsperspectief – geen commerciële aanbiedingen krijgen via het pensioenregister?
De leden van de D66-fractie constateren dat het pensioenregister als gevolg van voorliggend wetsvoorstel nog meer in belang toeneemt en een centrale rol krijgt in de informatievoorziening over de pensioenopbouw. Dat roept bij deze leden vragen op ten aanzien van de governance van het pensioenregister. Acht de regering het ook voor de toekomst nog passend dat het register gezamenlijk wordt beheerd door de Sociale Verzekeringbank en de pensioenuitvoerders? Graag ontvangen zij een nadere toelichting van de regering ter zake. Zij vragen de regering daarbij ook te reflecteren op alternatieve governancemodellen, zoals een zelfstandig bestuursorgaan. Wat zijn daarvan de voor- en nadelen?
Hoeveel actieve deelnemers zijn reeds aangesloten op het register, hoeveel procent is dat van alle actieve deelnemers en hoe vaak wordt het pensioenregister momenteel geraadpleegd (aantal unieke bezoekers, frequentie van bezoek)?
De leden van de D66-fractie begrijpen voorts dat pensioengerechtigden niet in één keer allemaal in het pensioenregister opgenomen kunnen worden vanwege de hoge uitvoeringskosten, maar dat dit stapsgewijs zal plaatsvinden. Zit er een vooraf bepaalde volgorde in de wijze waarop pensioengerechtigden worden opgenomen in het pensioenregister? Hoe ziet de exacte tijdsplanning eruit?
Genoemde leden constateren dat het op termijn mogelijk is om het pensioeninkomen ook op huishoudniveau zichtbaar te maken. Wat is de reden dat dit niet direct zichtbaar kan zijn, wat moet er veranderen om dat zichtbaar te maken en op welke termijn verwacht de regering dat te realiseren?
De leden van de D66-fractie ondersteunen het belang dat de gegevens vaker worden geactualiseerd dan nu het geval is. Is de regering het met hen eens dat de pensioenuitvoerders in «real time» de laatste gegevens naar het pensioenregister zouden moeten sturen in plaats van dat periodiek te doen?
De leden van de PvdA-fractie vinden het belangrijk dat deelnemers zich bewust zijn van de risico’s van hun pensioen en wat deze risico’s voor effect op de koopkracht kunnen hebben. In hoeverre sluit de nieuw ontwikkelde rekenmethodiek aan bij de belevingswereld en wensen van deelnemers? Op welke manier wordt gecommuniceerd over de risicofactoren?
De leden van de D66-fractie steunen de poging om het pensioeninkomen inzichtelijker te maken voor de deelnemer door te informeren over de koopkracht en de risico’s die van invloed kunnen zijn op de uitkomst. Hiervoor moet nog een uniforme rekenmethodiek worden ontwikkeld. Wie zal deze rekenmethodiek ontwikkelen en op welke termijn verwacht de regering de Tweede Kamer over de uitkomst te informeren? Heeft de regering ook onderzoek laten doen naar de wijze waarop voor veel deelnemers abstracte begrippen als koopkracht en inflatie op een simpele en begrijpelijke wijze gecommuniceerd kunnen worden?
Wanneer scenario’s worden ontwikkeld, bestaat altijd een kans dat het uiteindelijke pensioeninkomen voor de deelnemer toch nog lager uitvalt dan in het slecht(st)e scenario is geraamd. Deelnemers kunnen dan het gevoel hebben dat zij minder krijgen dan hen is beloofd. Op welke wijze zal worden geborgd dat deelnemers zich hiervan voldoende bewust zijn?
In dit licht vragen de leden van de D66-fractie ook naar de juridische waarde van het pensioenregister en het UPO. In hoeverre kunnen deelnemers aan berekeningen daadwerkelijk (juridisch afdwingbare) rechten aan ontlenen?
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman merkt op de visie van DNB te delen, dat voor het bereiken van een duurzaam pensioenstelsel het noodzakelijk is dat de kloof tussen wat deelnemers van hun pensioen verwachten en wat aan pensioen gerealiseerd kan worden, wordt weggenomen. Communicatie kán hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Genoemd lid onderschrijft derhalve in algemene zin de ambitie van het wetsvoorstel, maar vraagt zich wel met de Raad van State wel af hoe reëel die ambitie is. Kán de (gewezen) deelnemer wel «voldoende inzicht» geboden worden, en welke «zekerheid» kan hij hieraan ontlenen?
De gewezen deelnemer zal namelijk vooral graag willen weten, zo merkt het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman op, of zijn nominale pensioen welvaartsvast is. Hij zal vooral willen weten wat hij in koopkracht mag verwachten op het moment dat hij de toegezegde pensioenuitkeringen geniet. Die koopkracht echter, is afhankelijk van tal van onzekere factoren, zoals rendement, indexatie en inflatie, en dat over een langere termijn. Kortom: wat is de waarde van het inzicht dat geboden kan worden, en welke grenzen zijn daaraan verbonden? Is de regering het ermee eens, dat de mogelijkheid van het bieden van reëel inzicht zeker niet overschat moet worden, en hoe dan ook «problematisch» zal blijven, en dat daar bij de pensioencommunicatie met de (gewezen) deelnemer óók goed op zal moeten worden gewezen?
Scenario’s van het te bereiken pensioen kunnen volgens het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman inderdaad helpen om de risico’s inzichtelijk en persoonlijk relevant te maken. Via drie bedragen, gebaseerd op een «optimistisch», «verwacht» en «pessimistisch» scenario krijgen deelnemers op het uitgebreide pensioenregister inzicht in de koopkracht en risico’s van hun toekomstig pensioeninkomen. Deze bedragen zijn netto afgeronde bedragen die indicatief zijn. Een «uniforme rekenmethodiek» om tot deze scenario’s te komen wordt vastgelegd in lagere regelgeving. Kan nader ingegaan worden op deze rekenmethodiek, en deze lagere regelgeving? Deelt de regering de visie dat voorkomen moet worden dat deze uniforme rekenmethodiek te duur en te complex wordt? De pensioenfederatie heeft op dat risico gewezen. Hoe gaat de regering dit risico vermijden?
De leden van de VVD-fractie constateren dat met het wetsvoorstel een uitzondering wordt gemaakt op de geheimhoudingsplicht voor de zogenaamde statistische gegevens door DNB. Kan de regering aangeven over welke gegevens dit gaat?
De leden van de D66-fractie constateren dat pensioenfondsen de mogelijkheid zullen hebben naar de rechter te gaan om publicatie van individuele statistieken, zoals de dekkingsgraad, tegen te houden. Kan de regering aangeven of zij in het algemeen vindt dat de belangen van de pensioendeelnemers (inzicht krijgen in deze statistieken van zijn pensioenuitvoerder) zwaarder wegen dan de eventuele wens van een pensioenuitvoerder om die gegevens niet te publiceren?
De leden van de VVD-fractie steunen het kabinet in het voorstel om niet bij een voorgenomen besluit tot korten te communiceren (in reactie op het voorstel van De Nederlandsche Bank (DNB)). Kan de regering aangeven hoe er gecommuniceerd wordt over voorwaardelijke en onvoorwaardelijke kortingen? En ook over eventuele indexatie en herindexatie?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) ervoor pleit om de term «bevordert» ten aanzien van de algemene eisen te vervangen voor de term «zorgt». De regering stelt in de memorie echter dat zij ter zake geen resultaats- maar een inspanningsverplichting voor de pensioenuitvoerder ziet. Graag ontvangen genoemde leden een nadere, uitgebreidere toelichting van de regering. En welke waarborgen zijn er voor deelnemers in dit licht?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre de nieuwe regelgeving (of maatregelen) bij een groep pensioendeelnemers getest is. En wat zijn de resultaten? Is de regering voornemens om te evalueren of voorgenoemde maatregelen ook daadwerkelijk hebben bijgedragen?
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot of volgens het kabinet de kloof tussen wat deelnemers verwachten en wat wordt gerealiseerd met dit wetsvoorstel wordt weggenomen? Communicatie kan een belangrijke bijdrage leveren, maar wat is er volgens de regering nog meer nodig?
De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de lagere regelgeving bekend wordt gemaakt.
De leden van de CDA-fractie merken op graag de concept gedelegeerde regelgeving te willen ontvangen met de nota naar aanleiding van het verslag. Is de regering bereid daaraan tegemoet te komen?
De leden van de CDA-fractie vragen tot slot wat op dit moment de beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel is. Zij kunnen zich moeilijk voorstellen dat 1 januari 2015 een realistische termijn is. Kan de regering nog aangeven welke vormen van overgangsrecht er nog toegepast zullen worden?
Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen een toelichting op de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Houdt de regering vast aan de eerder gecommuniceerde inwerkingtreding per 1 januari 2015? Zo ja, waarom acht de regering deze implementatietermijn realistisch? Heeft hierover overleg plaatsgevonden met de pensioensector?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen voorts of de regering mede gezien de beoogde snelle inwerkingtreding van het wetsvoorstel kan aangeven in welke fase de voorbereiding verkeert van de op grond van dit wetsvoorstel benodigde (wijziging van) lagere regelgeving. Kan de Kamer al inzicht krijgen in de (wijzigingsbesluiten van de) desbetreffende algemene maatregelen van bestuur (amvb’s)? Kan de regering toelichten welke van de in het wetsvoorstel aangekondigde amvb’s bij de Kamer zullen worden voorgehangen?
Ook het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman constateert dat een aantal onderdelen van het wetsvoorstel nog nader uitgewerkt zal worden in lagere regelgeving. Pensioen is een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Worden sociale partners bij de nadere invulling van lagere regelgeving betrokken? Welke regelingen worden nog voorgehangen bij de Kamer? Hoe staat het met de voorbereiding van deze regelingen, en kan de Kamer hier nog vooraf kennis van nemen?
Genoemd lid vraagt verder hoe omgegaan zal worden met de communicatieverplichtingen over het grootste «risico», en de meest bepalende factor voor de hoogte van het pensioen en de pensioenopbouw: de overheid zelf. Daarover valt weinig te lezen in de memorie van toelichting.
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman merkt op dat wijzigingen in belastingtarieven, het Witteveenkader (fiscaal begunstigd pensioen opbouwen), de verhoging van de AOW-leeftijd en de aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen zéér grote invloed hebben op de hoogte van het pensioen en de vooruitzichten van pensioenopbouw. Mensen hebben er volgens het genoemde lid óók recht op, beter dan nu het geval is, actief, «correct», «evenwichtig», «duidelijk» en vooral voor de deelnemer begrijpelijk en hanteerbaar, geïnformeerd te worden over de (mogelijke) gevolgen van het overheidsbeleid voor de pensioenopbouw en -uitkering. Ook hier is volgens het aan het woord zijnde lid sprake van een «brengplicht» van informatie. Deze lijkt zeker voor verbetering vatbaar.
Het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman merkt voorts op graag nadere informatie te krijgen over de financiële lasten en baten die gepaard gaan met dit wetsvoorstel. Implementatie- en uitvoeringskosten kunnen voor kleine pensioenuitvoerders al gauw oplopen. Kan de regering hier nader op ingaan?
Genoemd lid is er voorstander van een goede voorlichtingscampagne te organiseren met betrekking tot de gevolgen van dit wetsvoorstel voor de informatievoorziening aan de burgers over hun pensioen. Hoe denkt de regering hierover?
Tot slot vraagt het lid van de fractie 50PLUS/Baay-Timmerman nog eens in te gaan op de beoogde invoeringsdatum voor dit wetsvoorstel (1 januari 2015). Samenloop met andere trajecten, zoals uitvoering van het aangepaste Witteveenkader, de implementatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en het wetsvoorstel tot aanpassing van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen zorgen voor een buitengewoon ambitieus project «werk in uitvoering». Is een voldoende zorgvuldige implementatie van wet- en regelgeving volgens dit krappe tijdpad nog wel mogelijk? Is een latere invoeringsdatum, en ruimere implementatietermijn, niet verstandiger?
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over de artikelen van de Pensioenwet die door dit wetsvoorstel worden gewijzigd.
Artikel 46, eerste lid
De leden van de CDA-fractie vragen waarom ervoor wordt gekozen om wel de gewezen partner, maar niet de huidige partner het informatierecht op verzoek toe te kennen. En waarom krijgen de kinderen van de deelnemer, op wie een wezenpensioen van toepassing is geen informatierecht jegens de pensioenuitvoerder?
Artikel 46a, eerste lid
De leden van de CDA-fractie vinden het een zeer ongelukkige keuze dat de informatie over het nabestaandenpensioen (zij begrijpen niet waarom hier partnerpensioen in het wetsartikel staat) niet op het UPO vermeld staat, maar op de website. Zij verzoeken de regering ervoor te zorgen dan het UPO juist informatie bevat over nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Is de regering hiertoe bereid?
Artikel 46a, tweede lid
Slechts deelnemers hebben kennelijk recht op inzage in het financiële crisisplan en in het herstelplan en het geactualiseerde herstelplan. De leden van de CDA-fractie vinden dat toch wel enigszins inconsistent. Juist als informatie op de website van invloed zou moeten zijn op de keuze voor een baan of niet, dan zou een toekomstige deelnemer toch moeten weten of het pensioenfonds in crisis is of niet. De leden van de CDA- fractie verzoeken dus de regering deze elementen over te hevelen van het tweede lid naar het eerste lid van artikel 46a. Is de regering hiertoe bereid?
Artikel 48
Dit artikel verplicht de pensioenuitvoerder op zijn website het pensioenreglement, de uitvoeringsovereenkomst en/of het uitvoeringsreglement beschikbaar te stellen. Worden daaronder niet alleen de huidige documenten verstaan, maar ook de documenten zoals die in het verleden golden? Deze vraag is natuurlijk van belang voor bijvoorbeeld een gewezen deelnemer, die graag wil weten welk reglement van toepassing was ten tijde van de opbouw van zijn pensioen. Graag een verheldering op dit punt.
Het zou in de ogen van de leden van de CDA-fractie ook goed zijn als deze documenten ergens centraal beschikbaar zijn. Vooral wanneer regelingen overgaan in een centrale regeling of een pensioenregeling in een groter fonds wordt opgenomen ontstaan namelijk nogal eens waardeoverdrachten die achteraf verschrikkelijk moeilijk te controleren zijn. Ziet de regering voor deze problematiek een oplossing?
Artikel 49
De lichtzinnigheid waarmee besloten wordt om informatie gewoon maar elektronisch te kunnen verschaffen, verbaast de leden van de CDA-fractie. Niet omdat deze leden niet met e-mail overweg zouden kunnen, maar vanwege het feit dat pensioenoverzichten vaak jaren later gebruikt worden als bewijsmateriaal. En e-mails worden notoir slecht opgeslagen, prints zijn niet altijd rechtsgeldig en overheidsboxen hebben een beperkte geldigheid.
En, zo merken de leden van de CDA-fractie nog op, dan hebben zij het nog niet over situaties van overlijden, waarbij de nabestaanden niet bij de mail kunnen, en over situaties waarbij de overzichten naar de verkeerde adressen gestuurd zijn.
De leden van de CDA-fractie voelen dus wel wat voor de suggestie van Adfiz om een centraal register op te zetten, waar deze digitale stukken in een centrale database opgeslagen worden en dus beschikbaar gesteld worden. Het gaat hier immers voor velen om aanspraken die tienduizenden of honderdduizenden euro’s waard zijn. Is de regering bereid om zo’n opslag te creëren samen met de pensioenuitvoerders, bijvoorbeeld bij het pensioenregister, zodat iedereen zijn stukken kan terugvinden?
Hetzelfde geldt ook voor de pensioenreglementen. Deze wijzigen zeer frequent.
Artikel 51
Graag vernemen de leden van de CDA-fractie wat precies een pessimistisch scenario, een realistisch scenario en een optimistisch scenario is. Welke rendementspercentages worden hiermee verondersteld?
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
De waarnemend griffier van de commissie, Weeber