Kamerstuk 34002-97

Reactie op verzoek van het lid Bashir, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 10 februari 2015, over misbruik fiscale voordelen groene projecten

Dossier: Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015)

Gepubliceerd: 20 februari 2015
Indiener(s): Eric Wiebes (staatssecretaris financiƫn) (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34002-97.html
ID: 34002-97

Nr. 97 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2015

Hierbij reageer ik op het verzoek van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal de heer Bashir (SP) tijdens de regeling van werkzaamheden op dinsdag 10 februari 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 52, item 7). Het lid Bashir, daarin gesteund door een meerderheid in uw Kamer, wil nadere informatie over investeringsaftrekmogelijkheden «waardoor ondernemers op korte termijn liquiditeit hadden en op die manier werden aangezet om over te gaan tot milieuinvesteringen». Volgens het lid Bashir zijn er inmiddels beleggers «met die regelingen vandoor gegaan».

Ik ga er van uit dat het lid Bashir met investeringsaftrekmogelijkheden om over te gaan tot milieuinvesteringen doelt op twee fiscale faciliteiten, te weten de milieuinvesteringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Beide regelingen staan open voor ondernemers, die ook ondernemersrisico dragen, waarbij de VAMIL ook openstaat voor de zogenoemde medegerechtigde, en zijn dus niet bedoeld voor beleggers. Hieronder zal ik dit verder toelichten.

De MIA en de VAMIL zijn generieke regelingen. De MIA staat in beginsel voor iedere Vpb-plichtige en ondernemer in de inkomstenbelasting open en de VAMIL staat daarnaast, zoals opgemerkt, ook open voor de medegerechtigde tot het vermogen van een onderneming. De MIA heeft het karakter van een eenmalige aanvullende aftrekpost. De VAMIL leidt tot een hoge aftrekpost in het eerste jaar en daarmee een lagere winst (willekeurige afschrijving) en tot een lagere aftrekpost en een hogere winst in de latere jaren (omdat er in latere jaren minder kan worden afgeschreven, vanwege de eerder toegepaste VAMIL). Daarmee leidt de VAMIL tot een liquiditeitsvoordeel, doordat kosten in een eerder jaar worden genomen. Door verschuiving van winst tussen verschillende jaren, gaat er geen belastinggrondslag verloren. Een ondernemer in fiscale zin kan bijvoorbeeld een agrariër zijn die zijn landbouwbedrijf als onderneming drijft en in het kader van dat landbouwbedrijf milieuvriendelijke investeringen doet. Het kan echter ook zo zijn dat een belastingplichtige als participant in een speciaal voor het doen van milieuvriendelijke investeringen opgericht samenwerkingsverband als ondernemer wordt aangemerkt. Hiervoor is van belang vast te stellen dat de economische activiteiten van het samenwerkingsverband als een onderneming kunnen worden aangemerkt. Daarnaast is in ieder geval vereist dat de participant aansprakelijk is voor schulden van de onderneming. Veelal wordt gebruik gemaakt van een openbare maatschap om te bewerkstelligen dat een natuurlijk persoon kwalificeert als een ondernemer. Het gaat hierbij om een fiscaal transparante samenwerkingsvorm waarbij de maten (participanten) voor gelijke delen aansprakelijk zijn. Indien het samenwerkingsverband zou worden vormgegeven in de vorm van een commanditaire vennootschap kwalificeert de commandiet (stille vennoot) niet als ondernemer, maar kan wel worden aangemerkt als een zogenoemde medegerechtigde. Een medegerechtigde komt, zoals eerder opgemerkt, niet in aanmerking voor de MIA maar in beginsel wel voor de VAMIL. Hierbij is het van belang tevens te wijzen op de maximum verliesbepaling die geldt voor medegerechtigden, waardoor veelal niet voor deze samenwerkingsvorm wordt gekozen. Wanneer de participant niet kwalificeert als ondernemer of medegerechtigde is overigens sprake van een belegging en kan niet in aanmerking worden gekomen voor de genoemde faciliteiten. De participatie behoort in dat geval tot de grondslag van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3 van de Wet IB 2001).

Hiervoor is aangegeven dat er voordelen zijn verbonden aan het investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen, zoals een extra aftrek door de MIA of een liquiditeitsvoordeel door de VAMIL. Uit bepaalde berekeningen blijkt dat er in het eerste jaar meer kan worden terugontvangen dan aan eigen vermogen wordt ingelegd. Dat is niet het gehele verhaal. De investering wordt niet alleen met eigen vermogen maar veelal ook met vreemd vermogen gefinancierd. De grondslag voor de VAMIL en de MIA is gericht op de totale investering, en daarmee het gehele investeringsbedrag (eigen en vreemd vermogen). Bij een verhouding tussen de inleg van eigen en vreemd vermogen van 1:2 kan de teruggaaf van de Belastingdienst in het eerste jaar inderdaad hoger zijn dan de investering aan eigen vermogen. Met de VAMIL kan namelijk 75% van het investeringsbedrag ineens worden afgeschreven. De MIA bedraagt 36% van het investeringsbedrag. Hierbij moet wel worden bedacht dat de VAMIL alleen tot een liquiditeitsvoordeel in jaar 1 leidt, doordat kosten in een eerder jaar worden genomen. Door verschuiving van winst tussen verschillende jaren, gaat er geen belastinggrondslag verloren. Dat betekent dat er in de latere jaren minder afschrijvingspotentieel beschikbaar is en meer belasting(grondslag).

Tevens zal er door de belastingplichtige een (rente)vergoeding moeten worden betaald voor zijn deel van de kosten van het aangetrokken vreemd vermogen en zal dit (deel van het) vreemde vermogen op termijn ook moeten worden terugbetaald.

Bovendien is de belastingplichtige aansprakelijk voor het aan hem toe te rekenen deel van de schuld van de onderneming. Dit betekent dat hij risico loopt over zowel zijn inleg als over de door de onderneming aangegane schulden.

Eerder heeft het lid Bashir een soortgelijk verzoek gedaan. Tijdens de regeling van werkzaamheden op 13 november 20141 heeft hij gevraagd nader in te gaan op fiscaal aantrekkelijke investeringen zoals genoemd in een artikel op de website van NRC Q.2 Bij brief van 8 december 20143 heb ik hier op gereageerd. Laatstgenoemde brief is door de vaste commissie van Financiën van uw Kamer geagendeerd voor het AO Belastingdienst op 29 april 2015.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes