Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2014
Het lid Bashir van de SP heeft tijdens de regeling van werkzaamheden gevraagd om een brief naar aanleiding van het krantenartikel in het NRC Handelsblad van vrijdag 31 oktober 2014 met als titel «Strop voor fiscus, onderzoek naar investeringen in schepen» (Handelingen II 2014/15, nr. 23, Regeling van Werkzaamheden).
De regeling, waaraan het lid Bashir aan refereert, ziet op de «tijdelijke willekeurige afschrijving» die in de najaarsnota van 2008 is aangekondigd. Deze fiscale stimuleringsmaatregel heeft tot doel om het bedrijfsleven een liquiditeitsimpuls te geven en investeringen van de particuliere sector te ondersteunen.
Bedrijven kunnen door de maatregel investeringen in twee jaar afschrijven (beide 50%) tot de restwaarde. De regeling stelt ondernemers in staat om de belastingvermindering die met afschrijving wordt bereikt naar voren te halen in de tijd. Daartegenover staat dat in latere jaren geen afschrijving meer mogelijk is, zodat de winst dan weer hoger uit valt. De regeling is van toepassing voor zowel VPB- als IB-ondernemers en geldt voor alle bedrijfsmiddelen met uitzondering van onder meer woningen, bedrijfsgebouwen, grond-, weg- en waterbouwkundige werken, personenauto’s, immateriële vaste activa (waaronder software) en in cultuur gebrachte activa (bijvoorbeeld bomen en vee). De aankondiging van deze fiscale maatregel in de najaarsnota van 2008 gold voor investeringen die tussen 1 januari 2009 en 31 december 2009 plaats hebben gevonden. De maatregel is verlengd voor de jaren 2010 en 2011. In 2013 is de maatregel nogmaals van kracht geworden, met dien verstanden dat het slechts van toepassing was voor investeringen die hebben plaatsgevonden in de tweede helft van dat jaar en tevens mocht slechts de helft in het eerste jaar (50% dus) worden afgeschreven.
De Belastingdienst houdt risicogericht toezicht. Indien er sprake is van onjuiste rechtstoepassing, zullen door de Belastingdienst correcties worden opgelegd. Op dit moment is het prematuur om te concluderen of de regels al dan niet zijn nageleefd en of er daadwerkelijk correcties zullen worden aangebracht.
Volgens het artikel dreigt voor de fiscus een strop van 500 miljoen, «onder meer omdat schepen na een paar jaar weer onder een andere, al bestaande regeling kunnen worden ondergebracht».
Gelet op de context van het artikel ga ik ervan uit dat het lid Bashir hier doelt op het «tonnageregime». Dit is een bijzonder regime voor de zeescheepvaart waarbij de fiscale winst op forfaitaire wijze wordt bepaald. Het door het lid Bashir genoemde effect doet zich niet in die mate voor als wordt verondersteld in het genoemde artikel, omdat het tonnageregime pas voor het eerst tien jaar na de investering kan worden toegepast. Op het moment dat kan worden gekozen voor het tonnageregime is het voordeel van de tijdelijke willekeurige afschrijving in de jaren 1 en 2 (nagenoeg geheel) gecompenseerd door de hogere belastinggrondslag in de latere jaren (jaren 3 tot en met 10).
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes