Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2015
In het Belastingplan 2015 (Kamerstuk 34 002) is de afvalstoffenbelasting per 1 januari 2015 uitgebreid tot afvalstoffen die worden verbrand in een inrichting waar huishoudelijk afval, gemengd bedrijfsafval of gemengd sorteerresidu (hierna: gemengde afvalstoffen) mag worden verbrand. Daarnaast is de afvalstoffenbelasting tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2015 door uw Kamer aangevuld met een heffing voor afvalstoffen waarvoor toestemming wordt verkregen om ze buiten Nederland te brengen om te worden verbrand. Deze toestemming wordt op verzoek van de exporteur verleend door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Het belastbaar feit is het verkrijgen van die toestemming. De belasting die op basis van de ILT-beschikking is verschuldigd wordt door de exporteur op aangifte betaald, na afloop van de geldigheidstermijn van de beschikking. Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2015 is de afvalstoffenbelasting verder aangevuld met een vrijstelling voor zuiveringsslib. In deze brief schets ik u de stand van zaken in dit dossier.
Gezien de benodigde voorbereidingstijd treedt de heffing voor te exporteren afvalstoffen in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Tijdens de parlementaire behandeling heb ik op verzoek van uw Kamer aangegeven te streven naar inwerkingtreding met ingang van 1 juli 2015. In overleg met ILT en de Vereniging Afvalbedrijven is de afgelopen maanden door de Belastingdienst gewerkt aan de invoering van deze heffing en zijn mogelijke knelpunten verkend. Inmiddels is duidelijk dat inwerkingtreding op 1 juli 2015 mogelijk is. Daarbij passen wel enkele kanttekeningen.
Allereerst is van belang dat de Belastingdienst de aangeven hoeveelheden kan controleren op basis van de ILT-beschikking. Uit de beschikking moet dus blijken voor welke hoeveelheid afvalstoffen toestemming wordt verkregen om deze buiten Nederland te verbranden. Het is daarom in het belang van de exporteur dat hij in zijn verzoek (kennisgeving) aan ILT expliciet aangeeft welke hoeveelheid van de geëxporteerde stroom zal worden verbrand. ILT kan deze opgegeven hoeveelheid dan in de beschikking vermelden. Bij inwerkingtreding met ingang van 1 juli 2015 kunnen zich hierbij overgangsproblemen voordoen. De belasting is immers verschuldigd voor beschikkingen die vanaf die datum worden afgegeven. Het kan daarbij voorkomen dat een kennisgeving die al voor 1 juli 2015 of net na de inwerkingtreding is ingediend op dit punt onvoldoende specifiek is, doordat de exporteur nog niet vertrouwd is met de nieuwe regeling. Om in dergelijke gevallen een oplossing te bieden zal worden aangesloten bij de bestaande ILT-procedure rond kennisgevingen. ILT kan namelijk, als daarvoor vanuit milieuoogpunt aanleiding bestaat, de exporteur de gelegenheid bieden de kennisgeving aan te vullen voordat de beschikking wordt afgegeven. Langs deze lijn zal ILT de exporteur in voorkomende gevallen ook de ruimte bieden om een kennisgeving alsnog te specificeren. Op deze manier kan worden voorkomen dat voor een grotere hoeveelheid afvalstoffen dan bedoeld toestemming wordt verkregen voor overbrenging naar het buitenland ter verbranding, waardoor een hoger belastingbedrag verschuldigd wordt.
Zoals hiervoor is aangegeven is de belasting bij export verschuldigd op het moment dat de geldigheidsduur van de ILT-beschikking is verlopen. Voor beschikkingen die in het tweede halfjaar van 2015 worden afgegeven zal dit tijdstip zich, gezien de gebruikelijke looptijd, in de meeste gevallen pas voordoen in 2016. Dat neemt niet weg dat de belasting in voorkomende gevallen ook in de tweede helft van 2015 al op aangifte zal kunnen worden betaald, bijvoorbeeld in geval de beschikking voortijdig wordt beëindigd door de aanvrager. De Belastingdienst en ILT zijn in nauw overleg om eventuele knelpunten in de uitvoering tijdig op te sporen en zo mogelijk te voorkomen.
In het Belastingplan 2015 is verder voorzien in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur bepaalde afvalstoffen bij export van de heffing uit te zonderen, indien deze afvalstoffen in de binnenlandse situatie evenmin in de heffing worden betrokken. Vanuit Europeesrechtelijk perspectief ligt zo’n vrijstelling ook in de rede. Op dit moment bestaat er echter nog onvoldoende zicht op, welke afvalstromen dit zou moeten betreffen. In de binnenlandse situatie worden afvalstoffen niet in de heffing betrokken, als zij worden verbrand in een installatie waarin blijkens de vergunning geen gemengde afvalstoffen mogen worden verband. Het is niet mogelijk deze regeling één op één over te nemen in de situatie van export, omdat de Nederlandse autoriteiten vaak geen zicht hebben op het type installatie waarin de afvalstoffen uiteindelijk zullen worden verbrand en het soort vergunning dat de buitenlandse autoriteiten voor die installatie hebben verleend. Onderzocht wordt of het mogelijk is aan te sluiten bij de aard van de afvalstoffen waarvoor toestemming wordt verleend tot overbrenging naar het buitenland. Hierbij gaat het om de vraag of uit de kennisgeving blijkt op welke soorten afvalstoffen de aanvraag betrekking heeft en in welke mate de over te brengen hoeveelheid uit elk van deze soorten bestaat, of deze gegevens ook worden vermeld in de ILT-beschikking, en of het wenselijk en mogelijk is daarbij aan te sluiten voor een eventuele vrijstelling. Wanneer op deze punten duidelijkheid is verkregen zal worden bezien in hoeverre bepaalde afvalstromen bij algemene maatregel van bestuur bij export van de heffing kunnen worden uitgezonderd. Daarbij zal ook worden overwogen in hoeverre terugwerkende kracht wenselijk en mogelijk is. Ook op dit punt is in de overgangssituatie van belang dat een eerder ingediende kennisgeving zo nodig door de exporteur kan worden aangevuld, zodat de beschikking op dit punt voldoende specifiek is.
Bij het overleg met de sector en ILT is gebleken dat er punten zijn waar nog nader naar moet worden gekeken. Dit betreft met name de situatie dat er een discrepantie bestaat tussen de in de kennisgeving vermelde hoeveelheid afvalstoffen en de werkelijk geëxporteerde hoeveelheid. Wijziging van hoeveelheden en samenstelling van een eenmaal afgegeven beschikking is niet mogelijk. Als het gaat om een grotere hoeveelheid afvalstoffen of een andere samenstelling dan vermeld in de beschikking van ILT, zal een nieuwe kennisgeving moeten worden gedaan, waarna ILT een nieuwe beschikking kan afgeven. De heffing van afvalstoffenbelasting kan daarbij dan aansluiten. Het kan echter ook voorkomen dat door omstandigheden beduidend minder afvalstoffen zijn geëxporteerd of dat een beschikking zelfs niet of nauwelijks is gebruikt. Als de beschikking in het geheel niet is gebruikt kan ILT deze intrekken, maar dat is niet meer mogelijk bij een eenmaal gebruikte beschikking. Bezien zal worden of er een eenvoudig uitvoerbare oplossing mogelijk is om te voorkomen dat in die situatie belasting moet worden betaald over de volledige hoeveelheid afvalstoffen zoals oorspronkelijk vermeld in de beschikking. Daarbij staat uit oogpunt van handhaafbaarheid voorop dat de belasting wordt geheven op basis van de hoeveelheid afvalstoffen zoals vermeld in een beschikking van ILT.
Een punt waarover ook in de binnenlandse situatie nog onduidelijkheid bestaat is de heffing van afvalstoffenbelasting voor zuiveringsslib dat ter verwijdering wordt afgegeven bij een inrichting en daar wordt verbrand in een installatie waarin gemengde afvalstoffen mogen worden verbrand. De wet voorziet zoals gezegd in de mogelijkheid om het verbranden van zuiveringsslib vrij te stellen. Daarbij is eveneens voorzien in inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Deze regeling treedt nog niet in werking, omdat de Europese Commissie nog geen (voorlopig) standpunt heeft ingenomen over de mogelijke staatssteunaspecten van een vrijstelling voor zuiveringsslib. Mocht een vrijstelling voor zuiveringsslib geen staatssteun vormen, dan ligt het in de rede dat de vrijstelling zowel in de binnenlandse situatie als bij export zal gelden, zo mogelijk met terugwerkende kracht vanaf de ingangsdatum van de heffing.
Alle partijen zijn zich ervan bewust dat bij de introductie van de heffing bij export een goede communicatie naar de betrokken ondernemers cruciaal is. De Belastingdienst en ILT zullen daaraan de komende periode de nodige aandacht besteden. Uiteraard zal dit gebeuren in overleg met de Vereniging Afvalbedrijven, die een belangrijke rol speelt bij de voorlichting binnen de branche over de nieuwe heffing bij export. Mogelijke knelpunten kunnen via deze weg ook snel aan de orde worden gesteld. Mocht aanvullende wetgeving wenselijk blijken dan kan deze worden meegenomen bij de komende belastingplancyclus.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes