A. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL |
2 |
B. |
BEGROTINGSTOELICHTING |
3 |
1) |
Leeswijzer |
3 |
2) |
Beleidsagenda |
6 |
Tabel beleidsdoorlichtingen |
16 |
|
Belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van vorig jaar |
18 |
|
Garantieoverzicht |
20 |
|
3) |
Artikelen |
27 |
• Artikel 1. Duurzame handel en investeringen |
27 |
|
• Artikel 2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water |
37 |
|
• Artikel 3. Sociale vooruitgang |
44 |
|
• Artikel 4. Vrede en veiligheid voor ontwikkeling |
50 |
|
• Artikel 5. Versterkte kaders voor ontwikkeling |
55 |
|
BIJLAGEN |
||
1. Verdiepingshoofdstuk |
60 |
|
2. Moties en toezeggingen in het vergaderjaar 2013/2014 |
63 |
|
3. Subsidieoverzicht |
81 |
|
4. Evaluatie- en onderzoeksoverzicht |
90 |
|
5. Lijst van afkortingen |
93 |
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2015 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten vormen samen de Rijksbegroting voor het jaar 2015. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2015.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2015 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen
Deze leeswijzer gaat in op de totstandkoming van de nieuwe begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de opbouw van de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de overige onderdelen van de begroting.
Algemeen
Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustasius en Saba). Waar deze begroting spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.
Voor de uitvoering van het programma maakt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Groeiparagraaf
Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam verantwoord begroten in de Tweede Kamer behandeld. De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel Budgettaire gevolgen van beleid.
Open data/transparancy
Nederland heeft zich met 56 andere landen aangesloten bij het Open Government Partnership en het Internationale Aid Transparancy Initiative (IATI). Het toegankelijk maken en beschikbaar stellen van informatie horen daarbij. Sinds 2012 publiceert het Ministerie van Buitenlandse Zaken periodiek actuele gegevens over ontwikkelingssamenwerking. Met deze open data kunnen toepassingen of apps worden ontwikkeld. Overheden, hulporganisaties en burgers kunnen met deze apps snel zien hoeveel Nederland aan hulp besteedt in een land of aan een project. Daarnaast is in dit kader een webpagina gelanceerd waarmee inzicht wordt gegeven in de budgetten en activiteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Beleidsagenda
De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlijnen van het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het kabinet. De beleidsagenda wordt afgesloten met een overzichtstabel van de beleidsdoorlichtingen, de belangrijkste beleidsmatige mutaties ten opzichte van de Ontwerpbegroting van 2014 en het garantieoverzicht.
Beleidsartikelen
De beleidsagenda bevat de politieke hoofdlijnen van het buitenlandse handel- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het kabinet. In de beleidsartikelen staat de financiële en beleidsinformatie over de voorgenomen uitgaven. Met verantwoord begroten wordt niet langer gewerkt met operationele doelstellingen. De financiële instrumenten zijn geclusterd naar artikelonderdelen. De indeling per beleidsartikel is als volgt.
A: Algemene doelstelling
Elk beleidsartikel begint met de algemene doelstelling (titel van het beleidsartikel).
B: Rol en verantwoordelijkheid
De rol en de verantwoordelijkheid van de Minister wordt beschreven aan de hand van de volgende categorieën: stimuleren, financieren, regisseren en uitvoeren.
Volgens het uitgangspunt van verantwoord begroten zijn er alleen kwantitatieve indicatoren bij resultaatverantwoordelijkheid. Op de beleidsterreinen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister een stimulerende, faciliterende of regisserende rol en slechts in sommige gevallen een uitvoerende rol. De mogelijkheden voor kwantitatieve effectmeting voor de meeste beleidsterreinen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn dan ook beperkt. Kenmerkend is de internationale context waarin veel spelers en factoren de doelbereiking beïnvloeden. Vaak is er een gezamenlijke inspanning waarbij het weinig zinvol is (een deel van) de resultaten toe te rekenen aan Nederland, dat een deel van de input heeft verzorgd. In artikel 1 is één indicator opgenomen voor het instrument Partners for International Business (PIB), die inzicht geeft in het bereiken van het specifieke resultaat van dit instrument.
C: Beleidswijzigingen
Dit is een overzicht van belangrijke wijzigingen als gevolg van nieuw Kabinetsbeleid, evaluatie of voortschrijdend inzicht. Daar waar sprake is van beleidswijzigingen die in beleidsnotities zijn verschenen, is verwezen naar de betreffende notitie met het kamerstuk.
D1: Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
In het kader van «verantwoord begroten» wordt rijksbreed de financiële inzet op instrumentniveau gepresenteerd. De financiële instrumenten zijn onderverdeeld naar onder andere de volgende categorieën: subsidies, leningen, garanties, bijdragenovereenkomsten, opdrachten, bijdragen aan baten-lastendiensten en bijdragen aan (inter)nationale organisaties.
Dat betekent dat er geen uitputtende opsomming is van de financiële instrumenten per artikelonderdeel. In sommige gevallen zijn de instrumenten nog niet bekend, omdat de programma’s na het verschijnen van de begroting worden gestart en dan duidelijk wordt via welk instrument financiering plaats vindt. De instrumenten worden alleen voor het lopende begrotingsjaar opgenomen. Voor het overzicht van de financiële instrumenten is met ingang van dit jaar een directe aansluiting gezocht met de interne ramingssystematiek. Hierdoor is het gedurende het jaar beter mogelijk om de mutaties bij de tussentijdse begrotingsmomenten weer te geven.
D2: Budgetflexibiliteit
Op artikelniveau wordt aangegeven welk percentage van de begroting juridisch is vastgelegd. Als onderdeel van verantwoord begroten wordt alleen de juridische verplichting voor het begrotingsjaar opgenomen. In dit onderdeel wordt, indien nodig, een kwantitatieve toelichting gegeven.
E: Toelichting op de instrumenten
Hierin wordt per artikelonderdeel inzicht geboden in de financiële instrumenten, zoals in de tabel onder D zijn opgenomen.
Overige onderdelen van de begroting
Na de vijf beleidsartikelen volgen vijf bijlagen: het verdiepingshoofdstuk geeft informatie over de budgettaire begrotingsaansluiting tussen de begroting van 2014 en de begroting van 2015, de lijst met moties en toezeggingen aan de Kamer, het subsidieoverzicht, de evaluatie- en onderzoekstabel en de lijst met afkortingen.
De relatie met de HGIS-nota
De HGIS omvat naast de uitgaven van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ook buitenlanduitgaven van de andere ministeries. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. De HGIS-nota bevat een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven voor het buitenlandbeleid, waaronder een overzicht van de begrotingsontwikkelingen binnen de HGIS en bijlagen die alle buitenlanduitgaven overzichtelijk presenteren, zoals een totaaloverzicht van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp (ODA) kwalificeren.
In de HGIS-nota wordt op hoofdlijnen inzicht gegeven in de internationale klimaatfinanciering 2015.
Hulp, handel en investeringen in een veranderend speelveld
Het karakter van de mondiale economie verandert. Landen raken tot op het bedrijfsniveau verweven met elkaar door de vorming van mondiale waardeketens. De wereldhandel, die tot de jaren negentig vooral uit eindproducten bestond, bestaat tegenwoordig ook uit intermediaire goederen, diensten en kennis en valt samen met buitenlandse directe investeringen. De vooruitgang in informatie- en communicatietechnologie en de afbouw van handelsbarrières stelt bedrijven in staat zich te specialiseren in onderdelen van het productieproces en om per onderdeel de meest gunstige productielocatie te zoeken. Op die manier kunnen bedrijven hun concurrentiekracht versterken, ook het midden- en kleinbedrijf, door slim gebruik te maken van de eigen expertise én van de beste productiefactoren die in het buitenland beschikbaar zijn.
Lage- en middeninkomenslanden kunnen door de vorming van mondiale waardeketens gemakkelijker profiteren van de wereldhandel. Het is niet langer nodig een hele industrie op te zetten. Met het ontplooien van een aantal activiteiten kan een land participeren in de wereldhandel en vanuit die basis zich verder ontwikkelen. Via de aansluiting op mondiale waardeketens heeft het land betere toegang tot buitenlandse kennis, technologie, kapitaalgoederen en halffabricaten die gebruikt kunnen worden voor de binnenlandse productie. Op die manier komen er in de hele wereld snel nieuwe zakenpartners, afzetmarkten én concurrenten bij. Het speelveld van internationale concurrentie is veranderd, zowel in het Noorden als het Zuiden. Het gaat niet meer zozeer om wat je verkoopt, maar om wat je doet.
Veel lage- en middeninkomenslanden in Afrika, Latijns-Amerika en Azië ontwikkelen zich snel. De positieve wisselwerking tussen buitenlandse handel en investeringen, welvaartsverhoging en duurzame en inclusieve groei biedt perspectief op stabiele vooruitgang in zuidelijke regio’s, die ook onderling steeds meer verbonden raken. Het aandeel van lage- en middeninkomenslanden in de wereldhandel is sterk toegenomen en de opkomende markten vormden een drijvende kracht achter het snelle herstel van de wereldhandel, die in 2009 scherp afnam. Deze integratie van opkomende landen in modiale waardeketens biedt veel potentie voor verdere groei en diversifiëring van de economie. De toenemende verwevenheid van economieën betekent ook dat internationale economische betrekkingen complexer worden en dat externe schokken sneller gevoeld worden. Het meest acute voorbeeld hiervan vormt de relatie tussen de EU en Rusland die door de crisis in Oekraïne snel is verslechterd. De over en weer ingestelde sancties raken Nederlandse bedrijven. Het is van groot belang dat zij nieuwe afzetmarkten vinden voor hun producten. Goede internationale relaties helpen bij het verkennen van nieuwe markten. Ook de Nederlandse overheid ondersteunt bedrijven daarin.
Het vermogen om adequaat in te spelen op veranderingen is ook voor lage- en middeninkomenslanden essentieel. De groeiverwachtingen van bijvoorbeeld landen als China, Brazilië en Zuid-Afrika zijn, hoewel nog steeds aanzienlijk, naar beneden bijgesteld. Deze landen staan voor de opgave om structurele hervormingen door te voeren om zich te kunnen blijven ontwikkelen en het transitieproces naar een pad van duurzame en inclusieve groei in goede banen te leiden.
De sociale en economische ontwikkeling in veel delen van de wereld zorgt voor snelle afname van het aantal mensen dat in extreme armoede leeft. Tegelijkertijd zien we armoedepatronen veranderen: armoede komt niet alleen voor in lage inkomenslanden. Sterker nog, de meeste armen wonen tegenwoordig in middeninkomenslanden. Zij kunnen om verschillende redenen onvoldoende profiteren van de toenemende welvaart. Dat kan bijvoorbeeld zijn doordat er maar beperkte werkgelegenheid voor hen ontstaat of omdat, soms op basis van afkomst of gender, niet iedereen effectief toegang heeft tot de arbeidsmarkt of tot financiering. Daarbij is grote inkomensongelijkheid een potentiële bron van sociale onrust. Dit vraagt om speciale aandacht voor de allerarmsten en voor inclusieve groei. Lokale effecten van mondiale vraagstukken zoals klimaatverandering, wat een groot direct effect op voedsel- en waterzekerheid kan hebben, bieden bovendien aanleiding tot gezamenlijke actie van bedrijven, lokale gemeenschappen, overheden en van de internationale gemeenschap om duurzaamheid te verbeteren. Speciale aandacht is er ook voor de recente brandhaarden en humanitaire crises in o.a. Irak, Gaza, Zuid-Soedan, de Centraal Afrikaanse Republiek en Syrië. Goede internationale relaties zijn ook hier van groot belang aangezien een gezamenlijke aanpak nodig is om noden te kunnen verlichten en escalatie te voorkomen. Ten slotte is er een aantal landen en regio’s zoals Mali of Zuid-Soedan waar de randvoorwaarden voor groei en ontwikkeling, in het bijzonder veiligheid en effectieve rechtsorde, onder druk staan.
De huidige sterke positie van Nederland in de wereld is niet vanzelfsprekend: er is een groot adaptief vermogen nodig om de voelbare en toekomstige effecten van veranderingen buiten onze grenzen op te vangen, daar op in te spelen en om kansen te benutten. Nederland is een open land, een handelsland en een land dat met bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties internationaal voorop loopt bij de aanpak van een aantal mondiale vraagstukken. Bijvoorbeeld op de speerpunten water, voedselzekerheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), veiligheid en rechtsorde heeft Nederland veel kennis en ervaring te bieden en zet die ook gericht in als investering in ontwikkeling. De goede reputatie die Nederland onder andere via de hulprelaties heeft opgebouwd als partner voor ontwikkeling, biedt een vertrekpunt voor gelijkwaardige zakelijke relaties met opkomende landen. Hoewel de Europese Unie onze belangrijkste handelspartner en afzetmarkt is, is onze aansluiting op die opkomende landen zowel zakelijk als politiek heel belangrijk. Niet alleen vindt daar de groei plaats in de komende jaren, ook op het internationale (handels)politieke terrein weegt hun stem steeds zwaarder. Daarom moet Nederland een agenda voeren gericht op versterking van het Nederlands verdienvermogen en zich internationaal sterk blijven maken voor de positie van lage- en middeninkomenslanden en zich een goede partner tonen in ontwikkelingssamenwerking die solidair blijft met de allerarmsten. Om Nederland op die manier te positioneren is een moderne en efficiënte netwerkorganisatie vereist, zowel in Den Haag als op de posten. In de begroting van Buitenlandse Zaken (hoofdstuk V Rijksbegroting) worden de doelen en uitgangspunten van het moderniseringstraject van de diplomatie verder toegelicht.
Hieronder wordt nader ingegaan op de accenten in het begrotingsjaar 2015. De begrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dienen in nauwe samenhang te worden bezien. Daarnaast komt de inzet op het Nederlands buitenlandbeleid tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking, die de onderlinge samenhang illustreert en de samenwerking en afstemming tussen de betrokken ministeries bevordert.
De agenda voor hulp, handel en investeringen
Het veranderde internationale speelveld maakt dat hulp en handel steeds meer samengaan en elkaar versterken. Zo is markttoegang pas effectief als er ook gewerkt wordt aan handelsfacilitatie. Zo kan de handel in natuurlijke grondstoffen en mineralen een belangrijke stimulans zijn voor de economie, maar dat moet wel op een duurzame en inclusieve manier gebeuren. Economische vooruitgang is nodig, maar mag niet ten koste gaan van mens en milieu. Ontwikkelingsdoelen blijven onverminderd belangrijk. De klassieke handelsagenda en de ontwikkelingsagenda moeten samenkomen enerzijds omdat ze elkaar versterken, en anderzijds om tijdig goede afwegingen te kunnen maken wanneer belangen botsen. Dat is de leidraad van waaruit beleidscoherentie voor buitenlandse handel en voor ontwikkelingssamenwerking wordt vormgegeven. Het gaat hierbij niet alleen om vooraf bij beleid te letten op de implicaties voor ontwikkelingslanden, maar ook om de effecten van het beleid achteraf. Zo voert Nederland een coherentiecheck uit op Europees beleid en moedigt Nederland de EU aan om de EU impact assessments te herzien door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor de relaties met derde landen. Daarnaast dienen de coherentiepilots die uitgevoerd zijn in Ghana en Bangladesh als aanleiding en voorbeeld om nog sterker in te zetten op coherentie van beleid. Door het combineren van buitenlandse handel en investeringen met ontwikkelingssamenwerking in één portefeuille, is Nederland in een goede positie om lastige thema’s op te pakken. Dit komt bijvoorbeeld concreet tot uiting in de onderhandelingen over TTIP en de EPA’s, en de inzet op de herziening van belastingverdragen met ontwikkelingslanden. Daarin loopt Nederland internationaal voorop. De integrale benadering van ontwikkeling en handels- en investeringsbevordering die centraal staat in de BHOS-agenda wordt door onze internationale partners goed ontvangen en staat ook sterk in de belangstelling van andere landen, zoals Canada en Denemarken.
In de BHOS-agenda zijn drie doelen centraal gesteld, zoals vastgelegd in de beleidsnota Wat de wereld verdient. Ten eerste zet Nederland zich in om extreme armoede binnen één generatie uit te bannen (getting to zero) en richt zich daarbij o.a. op de speerpunten water, voedselzekerheid, vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en veiligheid en rechtsorde. Deze speerpunten zijn onder meer verankerd in de Meerjarige Strategische Plannen (2014–2017) voor de partnerlanden. Ten tweede dragen we zoveel mogelijk bij aan duurzame en inclusieve groei overal ter wereld. Ten derde zetten we ons in voor succes van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in het buitenland.
Dat is een ambitieuze agenda waarin we telkens moeten afwegen waar Nederland op kan inzetten om met beperkte middelen een zo groot mogelijk positief effect te sorteren. Daarbij werkt de overheid in Den Haag en op de posten zoveel mogelijk strategisch samen met het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen en initiatieven van andere overheden en multilaterale organisaties die alle vanuit hun ervaring en expertise een relevante bijdrage kunnen leveren aan ontwikkelingsdoelen door complementair op te trekken. Deze strategische gezamenlijke aanpak geeft meer slagkracht. Een mooi voorbeeld is het publiek-privaat partnerschap Initiatief Duurzame Handel (IDH) waar Nederland bijdraagt aan de verduurzaming van internationale handels- en productieketens, met aandacht voor mens, milieu en economie in ontwikkelingslanden. Het doel is het bereiken van markttransformatie van deze ketens, voornamelijk door duurzame grondstoffen als pre-competitief te zien, waardoor bedrijven, NGO’s, handelaren en producenten de handen ineenslaan en duurzaamheid nastreven. Ook de Dutch Trade and Investment Board is een goed voorbeeld van intensieve publiek-private samenwerking op handelsbevordering en strategische acquisitie van investeringen.
Uitbannen van extreme armoede
Directe armoedebestrijding met aandacht voor de allerarmsten blijft onverminderd belangrijk. Het uitbannen van extreme armoede in een generatie dwingt tot beleidskeuzes. Eén van die keuzes is focus als het gaat om hulp. Voor sommige landen, zoals fragiele staten, (post-)conflictlanden of landen met een te beperkte capaciteit, is het niet mogelijk om zonder hulp effectief armoede te bestrijden en ontwikkeling te bevorderen. Veiligheid en stabiliteit zijn absolute randvoorwaarden voor die ontwikkeling. Onder andere via de 3D-benadering draagt Nederland in conflictgebieden bij aan herstel van stabiliteit en opbouw van instituties, maar ook door in te zetten op Security Sector Reform (SSR) gezien de invloed van het veiligheidsapparaat op de bescherming van de bevolking. Bij de inzet op armoedebestrijding concentreert Nederland zich op de bovengenoemde speerpunten waarop de Nederlandse meerwaarde bewezen is. Die gerichte inzet zorgt voor continuïteit in de uitvoering van de ontwikkelingsagenda en voorkomt bovendien fragmentatie van hulp. Nederland pleit ook internationaal voor een andere aanpak t.a.v. ontwikkelingssamenwerking waarin de nadruk ligt op strategische partnerschappen en op het bijeenbrengen van vraag en aanbod.
De context waarin we met landen samenwerken voor ontwikkeling verandert. Hulpontvangende landen zoals China en Brazilië verstrekken tegenwoordig zelf ook hulp. En via strategische partnerschappen worden met publieke fondsen private geldstromen gemobiliseerd. Deze ontwikkelingen vragen om herbezinning op het begrip «Official Development Assistance» (ODA), omdat het niet meer past bij moderne ontwikkelingssamenwerking. Mede op aandringen van Nederland wordt er in de OESO-DAC gewerkt aan vernieuwing van de ODA-definitie. Bij die vernieuwing is een sterke focus op de allerarmste en fragiele landen belangrijk. ODA moet zich concentreren op die plekken en mensen in de wereld waar het het hardst nodig is. Verder moet ODA meer ruimte bieden aan innovatieve financieringsinstrumenten waarmee private sectorfinanciering kan worden gemobiliseerd, zoals garanties. Juist de eerder genoemde strategische partnerschappen en andere nieuwe vormen van armoedebestrijding kunnen daarvan profiteren. Bij de herziening van de ODA-definitie zouden ook resultaten en beleidscoherentie voor ontwikkeling een belangrijker plaats moeten krijgen.
Ook het komend jaar zal er internationaal veel aandacht zijn voor de opvolging van de Millenniumdoelen. Nederland wil een goede verankering van de speerpunten in de post 2015 Agenda. Het uitbannen van extreme armoede en honger staan terecht centraal in deze agenda. Daarnaast wil Nederland met de nieuwe agenda groeiende ongelijkheid verminderen en mensenrechten bevorderen, met nadruk op vrouwenrechten, SRGR, veiligheid en rechtsorde in bijvoorbeeld fragiele staten. Dat is niet voor alle onderwerpen gemakkelijk. Onder andere de borging van SRGR stuit op weerstand bij thema’s als veilige abortus of toegang tot SRGR-diensten voor jongeren. Om dit toch voor elkaar te krijgen is een consistente inzet van Nederland in samenwerking met gelijkgezinde landen nodig. 2015 wordt een cruciaal jaar voor de opzet van een nieuw subsidiekader dat expliciet fondsen beschikbaar stelt voor het tegengaan van kindhuwelijken en voor veilige abortus. Om bovenstaande te bereiken is inzet op de bevordering van de rechtsorde en effectieve instituties cruciaal.
Dat Nederland belang hecht aan strategische partnerschappen blijkt ook uit het co-voorzitterschap van Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC). In het GPEDC zetten 161 overheden, de private sector en non-gouvernementele organisaties zich gezamenlijk in om armoede binnen één generatie uit te bannen (getting to zero). Het co-voorzitterschap biedt mogelijkheden om de geïntegreerde benadering voor hulp & handel verder vorm te geven en het maatschappelijk middenveld en de private sector intensief te betrekken bij de inspanningen om tot nul armoede te geraken. Het boeken van concrete resultaten door het uitwisselen van best practices, het maken van samenwerkingsafspraken tussen dat brede spectrum aan betrokkenen en het nagaan of de afspraken nageleefd worden staat hierbij centraal. Het GPEDC speelt zo een cruciale rol bij het verwezenlijken van de post 2015 Agenda. MinBHOS zal de samenwerking in het Partnership en met de VN, als co-voorzitter, actief stimuleren.
Bevorderen van duurzame en inclusieve groei
Een langetermijnperspectief op toenemende welvaart vraagt om een groeimodel dat duurzaam en inclusief is, in Nederland en in de rest van de wereld. Ook in landen waar het economisch goed gaat kan snelle groei verhullen dat inkomensongelijkheid toeneemt, dat er te weinig oog is voor de draagkracht van het milieu of dat niet alle groepen in de samenleving gelijke kansen hebben om te profiteren van groei. Inzet op verschillende niveaus is nodig om duurzaamheid en inclusiviteit van groei te bevorderen.
Ten eerste is toegang tot de buitenlandse handel en investeringen een belangrijke katalysator voor groei. Binnen de Doha-ronde van de WTO zet Nederland zich er voor in om wereldwijd handelsbelemmeringen weg te nemen en de belangen van lage- en middeninkomenslanden goed aan bod te laten komen. Bij het akkoord over handelsfacilitatie dat in het kader van deze onderhandelingen eind 2013 in Bali is gesloten, is dit gelukt. Het is in de periode 2014–2016 van belang om de implementatie van het Bali-akkoord soepel te laten verlopen, onder meer door helderheid te verschaffen over de benodigde en de beschikbare technische assistentie voor de implementatie van het akkoord in ontwikkelingslanden. Ook in de onderhandelingen over de Economic Partnership Agreements (EPA’s), die nu in een afrondende fase zijn, heeft Nederland vanuit de rol van honest broker getracht de belangen van de EU en de Afrikaanse regio’s dichter bij elkaar te brengen. Ook in 2015 zal Nederland een faciliterende rol blijven spelen en zich in de EPA-regio’s inzetten voor goede implementatie van de akkoorden, zodat het lokale bedrijfsleven en de consument daadwerkelijk van de voordelen van deze akkoorden geniet. Ook wanneer de EU over bilaterale handels- en investeringsverdragen onderhandelt, zoals nu met de onderhandelingen over het VS-EU vrijhandelsakkoord, maakt Nederland zich er sterk voor de effecten op lage- en middeninkomenslanden te onderzoeken en waar nodig en mogelijk de gevolgen te mitigeren. Op het gebied van investeringsverdragen zal Nederland zich in 2015 inzetten om de eigen bilaterale portfolio te bekijken om te zien welke verdragen in aanmerking komen voor heronderhandeling om deze inhoudelijk te moderniseren en in lijn te brengen met de Europese aanpak. De modernisering betreft dan onder meer het waarborgen van beleidsruimte voor de betrokken staten en een sterkere inzet op duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Naast toegang tot buitenlandse markten is een sterke private sector nodig om inclusieve groei te bevorderen via productieve werkgelegenheid. Stabiliteit is een belangrijke voorwaarde om het ondernemersklimaat te versterken, maar ondersteuning van de private sector in conflictlanden kan via betere basisvoorzieningen en werkgelegenheid ook bijdragen aan duurzame vrede en stabiliteit, het zogenaamde vredesdividend. Daar wil Nederland in 2015 meer nadruk op leggen. Een breed ontwikkelde private sector vergroot bovendien de productiviteit en de veerkracht van de economie om zich aan te passen aan externe veranderingen. Nederland zet zich daarom in de relaties met lage- en middeninkomenslanden in voor markttoegang en ketenverduurzaming, verbeteren van wet- en regelgeving, versterking van economische instituties en actoren en het uitbreiden van de financiële infrastructuur en de fysieke infrastructuur.
Een nieuw instrument voor de ontwikkeling van fysieke infrastructuur in lage- en middeninkomenslanden, het Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle (DRIVE), vervangt in 2015 het programma Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO). Uitgangspunten daarbij zijn ontwikkelingsrelevantie, flexibiliteit en concessionele financiering om optimaal gebruik te maken van de infrastructurele ontwikkelcapaciteit van het bedrijfsleven. Wat betreft versterking van de financiële infrastructuur zet Nederland zich hiervoor in op multilateraal niveau, bijvoorbeeld als geassocieerd lid van het G20 Global Platform for Financial Inclusion. Zelf zorgt Nederland met het Dutch Good Growth Fund (DGGF), dat sinds 1 juli 2014 operationeel is, dat er financiering beschikbaar komt voor Nederlandse en lokale MKB-ondernemers die ontwikkelingsrelevante activiteiten willen ontplooien in lage- en middeninkomenslanden maar daar geen financiering voor kunnen krijgen. Hierdoor maakt het DGGF activiteiten mogelijk die bijdragen aan de lokale ontwikkeling en versterkt het de financiële infrastructuur. Daarnaast werkt Nederland zoveel mogelijk samen met betrokken overheden en bedrijven om een bijdrage te leveren aan economische ontwikkeling. Zo werken we met Nederlandse bedrijven aan sterkere marktinstituties waar dat nodig is, en met belastingdiensten in ontwikkelingslanden om het rendement te vergroten. Ook maakt Nederland zich er in OESO-verband sterk voor om agressieve belastingplanning waardoor overheden belastinginkomsten mislopen, tegen te gaan. De verbinding tussen handel, privatesectorontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking wordt inmiddels ook door de EU gezien als een effectieve strategie. Belangrijke aspecten van de nieuwe strategie die de Europese Commissie op dit gebied volgt zijn versterkte dialoog met het bedrijfsleven en naleving van internationale standaarden voor duurzaam ondernemen.
Om te zorgen dat groei leidt tot grotere welvaart voor een ieder is naast armoedebestrijding specifieke aandacht nodig voor hoge en groeiende ongelijkheid. Dit staat hoog op de internationale politieke agenda. Daarom is de Nederlandse inzet gericht op duurzame en inclusieve groei. Toenemende ongelijkheid en groei gaan op termijn niet goed samen: grote inkomensongelijkheid versmalt de basis voor economische groei en kan bijdragen aan onrust en instabiliteit. Bovendien profiteren bij een hoge ongelijkheid de armste groepen onvoldoende van de toegenomen welvaart. De kansen om te profiteren van groei zijn vaak ongelijk verdeeld. Die kansen, zoals toegang tot zorg, onderwijs, financiële diensten en markten of de mogelijkheid om te werken voor een eerlijk loon, wil Nederland vergroten. De taskforce Vrouwenrechten en Gendergelijkheid zet zich in op activiteiten gericht op o.a. het versterken van vrouwelijk ondernemerschap en het vergroten van werkgelegenheid voor vrouwen. Nederland zet zich daarnaast in voor gelijke kansen door o.a. het bevorderen van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden in internationale ketens en ondersteuning van pleiten en beïnvloeding door maatschappelijke organisaties die opkomen voor achtergestelde groepen.
Een grotere welvaart mag niet ten koste gaan van het klimaat. De Nederlandse overheid zet daarom in op een ambitieus mondiaal klimaatbeleid. 2015 Is met de klimaattop in Parijs een belangrijk jaar. Nederland ondersteunt in het kader van deze onderhandelingen ontwikkelingslanden bij het vergroenen van hun economieën en het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. Deze steun bestaat o.a. uit het verbeteren van de toegang tot hernieuwbare energie, het behoud van bossen en de verduurzaming van handelsketens. Het bedrijfsleven speelt een belangrijke rol bij de financiering van klimaatactiviteiten. Hiertoe wordt zowel internationaal als bilateraal ingezet op het mobiliseren van privaat kapitaal voor bovengenoemde onderwerpen.
Ten slotte kan op het niveau van individuele bedrijven veel bereikt worden om duurzaamheid en inclusiviteit te waarborgen. Betrokkenheid van bedrijven bij deze vraagstukken is essentieel vanwege hun directe impact, omvangrijke netwerk en vaak hoge effectiviteit als het gaat om ketenverduurzaming of het handhaven van arbeidsstandaarden. De Nederlandse inzet gericht op het verduurzamen van de textielsector in Bangladesh is hier een goed voorbeeld van. Nederland zal ook in 2015 in samenwerking met Nederlandse bedrijven blijven inzetten op een veilige werkomgeving en een leefbaar loon voor de textielarbeiders in Bangladesh. Tevens worden schone productiemethodes die het milieu minder belasten, bevorderd. Ook in andere landen in Azië werkt Nederland aan de verbeteringen van arbeidsomstandigheden in de textiel- en kledingsector, onder meer in Pakistan, Vietnam en Cambodja, en doet dat samen met textielbedrijven, sociale partners, overheid, ngo’s, andere donoren en multilaterale instellingen. Maar niet alleen daar is maatschappelijk verantwoord ondernemen de norm. Alle bedrijven dienen zich bewust te zijn van hun potentiële effecten op mens en milieu, rechtstreeks en via hun keten van toeleveranciers en afnemers. De overheid biedt daarvoor een kader: de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Verder agendeert de MVO Sector Risico Analyse MVO-kwesties die in de ketens van (midden- en klein)bedrijven urgent aandacht verdienen en beoogt bedrijven zo aan te sporen tot een proactieve benadering van risico’s. Op basis van deze analyse zal een gesprek gestart worden met de geïdentificeerde sectoren om te bezien hoe de situatie verbeterd kan worden. De inzet is gericht, onder meer in nauw overleg met de SER, op structurele oplossingen in de vorm van MVO-convenanten.
Succes voor het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland
Buitenlandse handel en investeringen zijn enorm belangrijk voor het verdienvermogen van de Nederlandse economie. Een derde van het Nederlands inkomen en van de werkgelegenheid in Nederland wordt gegenereerd door de handel met andere landen. Het strategisch versterken van de positie van Nederland in mondiale waardeketens vereist een integrale benadering op handels- en investeringsbevordering die niet alleen kijkt naar wat Nederland exporteert en waar we investeren, maar ook naar de toegang van Nederlandse bedrijven tot de beste importgoederen, diensten en kennis die wereldwijd beschikbaar zijn en de productie in Nederland concurrerender maken. Onze belangrijkste keten- en handelspartners liggen in de Europese Unie. De groei zal echter de komende jaren vooral plaatsvinden in opkomende landen in Azië, Latijns-Amerika en Afrika waar consumenten- en zakelijke markten snel groeien. Ook daar zal Nederland haar positie moeten versterken.
Het wereldhandelssysteem draagt bij aan versoepeling van het handelsverkeer en het vergroten van rechtszekerheid voor alle internationale actoren in de wereldhandel. Binnen de WTO wil Nederland de integrale benadering, die nodig is om de handel binnen waardeketens te faciliteren, zoveel mogelijk gestalte geven. Naast het opheffen van beleidsmatige handelsbarrières is handelsfacilitatie daar een belangrijk onderdeel van. Het is bovendien in ieders belang om lage- en middeninkomenslanden verder te laten integreren in de mondiale economie. Om dat te bereiken moeten de belangen van lage- en middeninkomenslanden binnen multilaterale onderhandelingen gekend worden. Nederland zet zich in voor een spoedige afronding van de Doha-ronde. Daarbij zullen afspraken gemaakt worden over welke nieuwe onderwerpen die voor Nederland belangrijk zijn er op de WTO-agenda komen, zoals mededinging, energie en duurzaamheid.
Ook op bilateraal niveau zet Nederland zich in voor vrijhandelsakkoorden van de EU met politiek en economisch interessante landen of regio’s. Op dit niveau is vaak meer ruimte om thema’s te agenderen die belangrijk zijn om de handel in mondiale waardeketens goed te faciliteren. Het potentiële economische belang daarvan is groot. Zo zou het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP), afhankelijk van het ambitieniveau, de Nederlandse economie op termijn jaarlijks tussen 1,4 en 4,1 miljard euro kunnen opleveren. De handelspolitieke bevoegdheid ligt al decennia bij de EU. De lidstaten sturen de Europese Commissie bij op lopende dossiers en geven regelmatig een mandaat voor nieuwe onderhandelingen. Nederland legt in de Brusselse besprekingen als groot en open handelsland een aardig gewicht in de schaal, bijvoorbeeld op thema’s als agrofood of chemische producten. Op dit moment wordt onderhandeld met 49 WTO-landen over het Trade in Services Agreement (TiSA), wat een belangrijke stap is door versoepeling van het dienstenverkeer. Daarnaast lopen onderhandelingen over grote verdragen zoals TTIP met de VS en het vrijhandelsakkoord met Japan. Nederland zet in op afronding daarvan in 2015. Het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) met Canada is al vrijwel afgerond. Nederland hoopt dat ook de onderhandelingen met China over investeringsbescherming en -toegang in 2015 of uiterlijk in 2016 zullen worden afgerond.
Goede economische diplomatie wordt steeds belangrijker. De mogelijkheden om internationaal zaken te doen nemen toe, vooral ook voor het midden- en kleinbedrijf, maar de informele kosten stijgen ook. Dit heeft te maken met het toenemend aantal actoren dat bij de handel betrokken is en het toenemend belang om dicht op afzetmarkten te zitten. Elke markt vergt een eigen aanpak en het vinden van zakenpartners vereist tijd en geld. Bovendien is interventie van de Nederlandse overheid vaak noodzakelijk om zaken te doen met opkomende markten maar ook in lage- en middeninkomenslanden. Een goede economische dienstverlening verlaagt de informele kosten van handelen aanzienlijk en opent deuren voor ondernemers en kennisinstellingen. Dat vereist professionaliteit in het handelsbevorderende netwerk, goede publiek-private samenwerking en oog voor de specifieke vragen van bedrijven en ook van de desbetreffende landen. Vraag en aanbod komen ook hier weer samen. Een deel van de dienstverlening aan bedrijven wordt gestandaardiseerd om die kwaliteit te waarborgen. Als het gaat om bedrijfsspecifieke advisering kan beprijzing een manier zijn om kwaliteit van de vraag en van het aanbod te waarborgen. Hier wordt komend jaar aan gewerkt.
Vooral voor het midden- en kleinbedrijf kan er een hoge drempel zijn om internationaal te handelen of in het buitenland te investeren. Het Dutch Good Growth Fund komt tegemoet aan kapitaalbehoefte van kleinere bedrijven die in opkomende landen actief willen worden. Zij hebben daarbij behoefte aan duidelijke informatievoorziening en aan betere toegang tot de regelingen die openstaan voor het hele bedrijfsleven. Daarom is één loket ingesteld dat toegang geeft tot het beschikbare instrumentarium voor internationalisering. In 2015 zal er aan gewerkt worden de informatievoorziening voor het MKB verder te verbeteren. Daarnaast worden extra stimuleringsmaatregelen genomen door de regeling Starters for International Business (SIB) uit te breiden voor het MKB. Ook het publiek-private handelsbevorderende netwerk wordt beter ingericht voor het MKB, waarvoor het initiatief bij de Dutch Trade Board ligt. De Dutch Trade Board zelf is uitgebreid naar de Dutch Trade en Investment Board en rekent strategische acquisitie tot haar takenpakket. Daarin is ook aandacht voor het vestigingsklimaat. In het acquisitiebeleid zal de strategische aanpak waarmee ervaring is opgedaan in de topsectoren Agrifood en Chemie verder worden ontwikkeld en breder worden toegepast met het oog op het versterken van de economische structuur en positie van Nederland in mondiale waardeketens.
Inkomende en uitgaande handelsmissies vormen een effectief instrument om Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen die willen internationaliseren te ondersteunen en om binnenlandse en buitenlandse partijen met elkaar in contact te brengen. Nederlandse missies worden samen met de topsectoren vraaggestuurd vormgegeven. Bekeken wordt of een meer thematische indeling beter aan die vraag voldoet. Tevens wordt met de topsectoren en decentrale overheden een meer strategische aanpak van inkomende missies uitgewerkt. Bovendien bieden de missies een platform om bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en overheden bij elkaar te krijgen rondom thema’s zoals exploitatie van nieuw gevonden energiebronnen. Bijvoorbeeld tijdens de missie naar Mozambique en Tanzania heeft Nederland op deze manier een visitekaartje afgegeven als betrouwbare partner niet alleen op zakelijk gebied en vanwege inhoudelijke expertise, maar ook als het gaat om ontwikkelingsvraagstukken. Op die manier wil Nederland de synergie tussen hulp en handel verder uitdragen in 2015.
Open data/ transparantie
Nederland heeft zich met 56 andere landen aangesloten bij het Open Government Partnership en het Internationale Aid Transparancy Initiative (IATI). Het toegankelijk maken en beschikbaar stellen van informatie horen daarbij. In dit kader is onder meer een webpagina gelanceerd waarmee inzicht wordt gegeven in de budgetten en activiteiten voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Uitfasering onderwijs
De afbouw van verschillende onderwijsactiviteiten die door Nederland werden gefinancierd is bijna afgerond. In 2015 blijft Nederland -in het kader van arbeidsdeling- andere donoren, waaronder de EU en de Nordic+, aansporen om de financiële steun aan onderwijs te handhaven en/of te verhogen. Nederland heeft dit onlangs gedaan en marge van een bijeenkomst van het Global partnership for Education (GPE). Tijdens deze bijeenkomst hebben andere donoren voor de periode 2015–2018 USD 2,1 miljard toegezegd aan het GPE, waaronder USD 500 miljoen van de EU. Dit is een verhoging van 40% in vergelijking met de toezeggingen gedaan in 2011.
Overzichtstabel met geplande beleidsdoorlichtingen
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de voorgenomen beleidsdoorlichtingen voor de periode 2014–2019.
Artikel / Beleidsdoelstelling |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(realisatie) |
(planning) |
||||||||
1 |
Duurzame handel en investeringen |
||||||||
1 |
Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen 1 |
√ |
|||||||
2 |
Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie en economische naambekendheid1 |
√ |
|||||||
3 |
Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden |
√ |
|||||||
4 |
Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met een focus op het MKB |
√ |
|||||||
2 |
Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water |
||||||||
1 |
Toename van voedselzekerheid |
√ |
|
||||||
2 |
√ |
||||||||
3 |
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergroten van de weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering in ontwikkelingslanden |
√ |
|||||||
3 |
Sociale vooruitgang |
||||||||
1 |
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de spreiding van HIV/aids |
√ |
|||||||
2 |
Gelijke rechten en kansen voor vrouwen |
√ |
|||||||
3 |
Versterkt maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden3 |
√ |
|||||||
4 |
Toename van het aantal professionals en versterking van hoger- en beroepsonderwijs-instellingen; en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek 4 |
||||||||
4 |
Vrede en veiligheid voor ontwikkeling |
||||||||
1 |
Humanitaire hulp3 |
√ |
|||||||
2 |
Budget Internationale Veiligheid: Voorkomen en terugdringen van conflictsituaties 5 |
||||||||
3 |
Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie |
√√ |
√ |
||||||
5 |
Versterkte kaders voor ontwikkeling |
||||||||
1 |
Versterkte multilaterale betrokkenheid |
√ |
|||||||
2 |
Overig armoedebeleid2 |
√ |
|||||||
3 |
Bijdrage aan migratie en ontwikkeling |
||||||||
** |
Hier wordt één beleidsdoorlichting voor twee doelstellingen uitgevoerd. |
||||||||
***** |
Is in 2011 doorgelicht en zal later onder de BZ begroting worden meegenomen in de doorlichting consulaire dienstverlening. |
||||||||
Bouwt voort op eerder uitgevoerd effectenonderzoek.
Een nadere toelichting is voorhanden in de evaluatie- en onderzoeksbijlage.
Deze beleidsdoorlichtingen zijn 1 jaar uitgesteld vanwege een meer realistischere planning (splitsing begroting, capaciteit IOB en vertraging andere doorlichting). 1.3 is inmiddels uitgevoerd.
Is in 2011 doorgelicht en is voor huidig kabinet geen prioriteit. In 2012 is de TK hierover geïnformeerd.
BELANGRIJKSTE BELEIDSMATIGE MUTATIES TEN OPZICHTE VAN ONTWERPBEGROTING 2014
Bedragen x EUR 1.000 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
2.795.676 |
2.735.578 |
2.976.433 |
2.800.679 |
2.736.887 |
1 Duurzame handel en investeringen |
– 20.123 |
22.667 |
– 104.558 |
– 49.031 |
– 47.902 |
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water |
– 35.673 |
– 52.549 |
– 54.172 |
– 85.792 |
– 70.792 |
3 Sociale vooruitgang |
30.143 |
– 1.157 |
3.960 |
– 7.353 |
– 2.353 |
4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling |
364.198 |
– 295.000 |
– 295.000 |
– 295.000 |
– 285.000 |
5 Versterkte kaders voor ontwikkeling |
117.676 |
65.626 |
– 34.142 |
140.806 |
– 44.476 |
Stand ontwerpbegroting 2015 |
3.251.897 |
2.475.165 |
2.492.521 |
2.504.309 |
2.286.364 |
Toelichting:
Artikel 1
Door een kasschuif van 2016 naar 2014 en 2015 wordt de raming voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) voor deze jaren aangepast. Daarnaast worden vanwege een BNP-korting op het ODA-budget de uitgaven voor private sectorontwikkeling meerjarig aangepast.
Artikel 2
Vanwege de BNP-korting op het ODA-budget worden de uitgaven voor milieu en klimaat meerjarig aangepast.
Artikel 3
Als onderdeel van het amendement-Voordewind c.s. wordt het budget 2014 voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en een halt aan de verspreiding van HIV/aids verhoogd.
Artikel 4
De uitgaven op dit artikel worden per saldo verhoogd in 2014 en verlaagd vanaf 2015. Dit vloeit voort uit de overheveling van middelen uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar Defensie en Buitenlandse Zaken, een verhoging van onderdeel rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptieartikel ten behoeve van centrale programma’s op het gebied van wederopbouw en een verhoging vanwege het noodhulpfonds. Het budget voor internationale veiligheid (BIV) wordt vanaf 2015 structureel overgeheveld naar de begroting van Defensie. Binnen het Kabinet is afgesproken dat jaarlijks een bedrag van EUR 60 miljoen beschikbaar blijft voor BH&OS en BZ op de terreinen veiligheidssectorhervormingen, vredes- en capaciteitsopbouw en beveiliging van hoog-risico posten. Deze middelen worden vanaf 2015 jaarlijks bij de Voorjaarsnota opgenomen op deze beide begrotingen.
Het noodhulpfonds is flexibel inzetbaar in de periode 2014–2017. Dit betekent dat het beschikbare bedrag in 2014 niet volledig zal worden uitgegeven, maar zal worden verdeeld over de komende jaren. (naar verwachting EUR 100 mln in 2014, EUR 170 mln in 2015 en EUR 150 mln in 2016 en 2017). Tenslotte zijn vanwege de BNP-korting op het ODA-budget de uitgaven vanaf 2015 meerjarig aangepast.
Artikel 5
Op dit artikel zijn de correcties verwerkt als gevolg van de daling van het BNP en het hieraan gekoppelde ontwikkelingssamenwerkingsbudget.
Hoofdstuk XVII |
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Risisco van de Staat, te verlenen garanties, vervallen garanties |
||||||||||||
(bedragen in duizenden euro's) |
||||||||||||
Artikel waarop garantie wordt verantwoord |
Omschrijving garantie |
Soort garantie* |
Risico van de Staat |
Te verlenen garanties |
Te vervallen garanties |
Risico van de Staat |
Te verlenen garanties |
Te vervallen garanties |
Risico van de Staat |
Te verlenen garanties |
Te vervallen garanties |
Risico van de Staat |
ultimo 2013 |
2014 |
2014 |
ultimo 2014 |
2015 |
2015 |
ultimo 2015 |
2016 |
2016 |
ultimo 2016 |
|||
1.04 |
Garantie IS-DGGF |
Kredietgarantie |
nvt |
nvt |
||||||||
5.02 |
Garanties IS-NIO |
Kredietgarantie |
252.062 |
30.000 |
222.062 |
28.432 |
193.630 |
193.630 |
||||
5.02 |
Garanties IS-Raad van Europa |
Deelnemingen |
176.743 |
176.743 |
176.743 |
176.743 |
||||||
5.01 |
Garanties IS-OPCW |
Exploitatie |
0 |
0 |
0 |
0 |
||||||
5.02 |
Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken |
Deelnemingen |
1.854.769 |
95.047 |
1.759.722 |
95.000 |
1.664.722 |
1.664.722 |
||||
TOTAAL |
2.283.574 |
0 |
125.047 |
2.158.527 |
0 |
123.432 |
2.035.095 |
2.035.095 |
Uitgaven en ontvangsten |
(bedragen in duizenden euro's) |
|||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel waarop garantie wordt verantwoord |
Omschrijving garantie |
Soort garantie* |
Saldo Uitgaven en Ontvangsten |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Saldo Uitgaven en Ontvangsten |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Saldo Uitgaven en Ontvangsten |
Uitgaven |
Ontvangsten |
Saldo Uitgaven en Ontvangsten |
2013 |
2014 |
2014 |
2014 |
2015 |
2015 |
2015 |
2016 |
2016 |
2016 |
|||
5.02 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten) |
Garanties IS-NIO |
Kredietgarantie |
– 864 |
860 |
860 |
215 |
215 |
1.000 |
1.000 |
|||
TOTAAL |
– 864 |
860 |
0 |
860 |
215 |
0 |
215 |
1.000 |
0 |
1.000 |
Definitie garanties
Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.
* Soorten garanties
Kredietgarantie: garantie op rente- en aflossingverplichtingen (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
(Her-)verzekering: garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico's (risico gemaximeerd per gebeurtenis).
Garantie voor deelnemingen: garantie op vol- of bijstorten aandelenkapitaal (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Overig, exploitatiegarantie: garantie op minimum van exploitatieniveau (risico gemaximeerd per jaar).
Overig, liquiditeitsgarantie: garantie op minimum van liquiditeitsniveau (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Uitgaven
Betreffen schade-uitkeringen op afgegeven garanties.
Ontvangsten
Betreffen zowel ontvangen premies of provisies e.d. alsook op derden verhaalde (schade)uitkeringen.
Toelichting op garantieoverzicht
DGGF
Er zijn op het moment van schrijven nog geen garanties afgegeven. Alle drie de onderdelen van het DGGF krijgen de mogelijkheid om garanties te verstrekken. Via onderdeel 2 worden geen garanties verstrekt met staatsdekking. Daarom wordt hieronder ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Daarnaast kan er een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen zal, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik worden gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De reserve wordt in de jaren 2014 t/m 2017 gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. Voor onderdeel 2 zal de fondsbeheerder zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF worden vastgesteld. Op het moment dat de verhouding tussen het uitstaande garantieplafond en de omvang van de reserve te veel af gaat wijken van de overeengekomen hefboom wordt jaarlijks bezien of het nodig is om de hoogte van de reserve of het garantieplafond aan te passen. Zowel de toevoeging van middelen aan de reserve als de onttrekking eraan en de (uiteindelijke) besteding van de middelen loopt over de begroting en wordt in de begroting toegelicht.
Onderdeel 1 (uitvoerder RVO)
Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er. Als gezegd kan de bank die de financiering verschaft zowel een Nederlandse bank of financier zijn als een lokale bank. De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen. Er wordt een vergoeding gehanteerd die in lijn is met de Go-faciliteit (Garantie Ondernemingsfinanciering van het Ministerie van Economische Zaken). Het uitgangspunt van deze faciliteit is dat de af te dragen opslag procentueel gelijk dient te zijn aan de door de staat verstrekt garantie. De hefboom voor onderdeel 1 van het DGGF is 1:2. Dat wil zeggen dat voor elke EUR 2,- die aan garanties er wordt uitgezet, er EUR 1,- in de begrotingsreserve voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF wordt gestort, om als reserve hiervoor te dienen.
Onderdeel 3 (Uitvoerder Atradius)
In het algemeen geldt dat de aanvullende EKV die bij Onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt hetzelfde werkt als bij de reguliere EKV. De essentie is dat de politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Leidt één van de gedekte schadeoorzaken tot non-betaling van de vordering, dan kan aanspraak gemaakt worden op de polis. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 worden verzekerd. Het doel is een aanvulling te bieden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. De beheersing van de risico's gebeurt op diverse manieren. Atradius DSB analyseert de risico's zorgvuldig en nauwkeurig en hanteert een ruimer risicoprofiel dan bij de EKV. Uitgangspunt is dat er een goede business case aan de transactie ten grondslag moet liggen. Daarnaast geldt er voor de banken en de exporteurs een eigen risico wat maakt dat zij betrokken zijn en blijven bij de goede afloop van de transactie. De premiestelling is gebaseerd op de OESO-minimumpremies die voor EKV-stelsels overeen zijn gekomen. De premiesystematiek heeft als uitgangspunt dat de premies het risico reflecteren (landenrisico en debiteurenrisico) en er wordt rekening gehouden met uitvoeringskosten. Kostendekkendheid over een langere periode (conform WTO-vereisten) is de basis van de premiesystematiek. De premie wordt periodiek in de begrotingsreserve gestort. Gewerkt wordt met een 1 op 3 verhouding: voor elke euro DGGF-budget geldt een hefboom van 3 euro voor te accepteren risico's.
NIO
De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshallhulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringbank geprivatiseerd en zijn de aandelen NIO in 2000 overgenomen door FMO. In 2010 heeft de staat de aandelen van FMO overgenomen. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. Dit houdt in dat de obligaties die NIO heeft uitgegeven zijn uitgegeven onder staatsgarantie. Bovendien heeft de staat zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Overigens is er nog nooit sprake van geweest dat één van beide garanties zou worden ingeroepen.
Raad van Europa
De Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa is in 1956 opgericht met het doel om de Raad van Europa eigen financiële middelen te geven om zelfstandig activiteiten te kunnen uitvoeren. De bank verstrekt leningen voor uitvoering van projecten aan overheden en andere instanties op de volgende drie gebieden: hulp aan vluchtelingen en migranten, milieubescherming en ontwikkeling van menselijk potentieel. Hieronder vallen bijvoorbeeld onderwijsprojecten. De Ontwikkelingsbank is de oudste internationale financiële instelling van Europa en de enige met een puur sociale roeping. Het oorspronkelijke idee van de bank was om oplossingen te bieden voor de problemen van vluchtelingen na de Tweede Wereldoorlog, maar dit heeft zich geleidelijk uitgebreid naar andere sectoren die bijdragen aan de sociale samenhang in Europa. Humanitaire hulp blijft een prioriteit van de bank. De organisatie valt onder de autoriteit van de Raad van Europa en is financieel autonoom. Het vermogen van de bank is opgebouwd uit donaties van de veertig lidstaten en de aandeelhouders. In totaal beschikt de bank over een kapitaal van 4,8 miljard euro. Sinds 2005 richt de bank zich vooral op Centraal en Oost-Europa. De garantie betreft het Nederlands aandeel in het kapitaal.
Regionale ontwikkelingsbanken
1. IDB:
De Inter-American Development Bank (IDB) is in 1959 opgericht door 19 Zuid-Amerikaanse landen en de VS. De IDB is de oudste en grootste regionale ontwikkelingsbank ter wereld. Centrale doelstellingen zijn duurzame economische ontwikkeling en armoedebestrijding. De IDB-Groep bestaat uit de Bank (IDB), de Investment Corporation (IIC) en het Multilateral Investment Fund (MIF). De Zuid-Amerikaanse landen hebben een meerderheid van de aandelen van 50.01%, de VS hebben 30% en Canada 4%. Sinds 1976 zijn ook 28 «niet-regionale landen» buiten het westelijk halfrond lid (16% van de aandelen). Het aantal leden bedraagt in totaal 48. Het hoofdkantoor is gevestigd in Washington D.C.. De Bank wordt gefinancierd met aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel, in de vorm van garanties, verstrekken. Op basis van het ingelegde kapitaal en de garanties verstrekt de IBD leningen aan de nationale overheden van de klantlanden. Het kapitaal is negenmaal verhoogd. Het meest recente besluit tot een kapitaalverhoging vond in 2010 plaats: van USD 100 miljard naar USD 170 miljard (in vijf termijnen te voldoen). Hiervan is USD 6 miljard oftewel 3,5% paid-in capital en USD 164 miljard oftewel 96,5% garantiekapitaal (callable capital). Omdat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich minder dan voorheen richt op Latijns-Amerika heeft Nederland niet meegedaan met de kapitaalverhoging waardoor het Nederlandse aandeel is afgenomen van 0,338% naar 0,200%. De IDB richt zich specifiek op terreinen (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) die niet voldoende worden gedekt door commerciële banken. De risico’s die zijn verbonden met de uitvoering van langjarige publieke en private investeringsprogramma’s in midden-inkomenslanden en soms fragiele staten (Haïti), zijn beter te beheersen door Internationale Financiële Instellingen. Door de beschikking over garantiekapitaal («callable capital») is de IDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden.
2. AfDB:
De Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB) werd in augustus 1963 opgericht door een groep van 23 Afrikaanse staten in Khartoem, Soedan. Reden voor de oprichting was de wens om kapitaalstromen naar het continent te vergroten. Onvrede over de geografische verdeling van leningen binnen de Wereldbank, en de grote zeggenschap van ontwikkelde landen hierover, speelde hierbij een rol. In september 1964 werd het oprichtingsverdrag van kracht toen inschrijving op 65% van het kapitaal (toen USD 250 mln in totaal) werd bereikt; twintig lidstaten hadden op dat moment ingeschreven. Door de geringe kredietwaardigheid van regionale leden bestonden er grote beperkingen ten aanzien van de toegang van de Bank tot de internationale kapitaalmarkt. In 1979 werd daarom een resolutie uitgewerkt om ook niet-regionale landen tot de Bank toe te laten. Dit stuitte eerst op verzet maar nadat in 1982 ook Nigeria als grote lidstaat met het voorstel had ingestemd, werd goedkeuring bereikt. Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 77 lidstaten: 53 regionale en 24 niet-regionale leden. Naar verwachting wordt dit aantal de komende jaren uitgebreid (nieuwkomers: Zuid-Soedan, Australië en mogelijk ook Turkije). De AfDB-groep bestaat uit de Bank (AfDB) en het Fonds (AfDF). Met de oprichting van het Fonds in 1972 waren de niet-regionale lidstaten al eerder bij de Bankgroep betrokken. De activiteiten van het Fonds namen in augustus 1974 een aanvang met een initiële middelenaanvulling van UA 215 miljoen (tegen de huidige koers ruim USD 350 miljoen). Hoewel het Fonds precies dezelfde doelstellingen nastreeft als de Bank is het bedoeld voor een andere doelgroep. Het Fonds verstrekt enkel concessionele leningen en giften aan de armere lidstaten op het continent (de zogeheten lage-inkomenslanden, 33 in totaal). Tijdens de laatste middelenaanvulling (ADF-12) droeg Nederland voor 4,9% bij. De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) die nog niet voldoende wordt gedekt door commerciële banken. De risico’s die verbonden zijn met de uitvoering van programma’s in bijvoorbeeld fragiele staten, zijn beter te beheersen door Internationale Financiële Instellingen zoals de AfDB. Door haar beschikking over garantiekapitaal («callable capital») is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Dit aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. Dergelijke garantieregeling heeft als voordeel ten opzichte van ingelegd kapitaal dat het geen directe gevolgen heeft voor de rijksuitgaven en het EMU-saldo. Natuurlijk vormt het «callable capital» wel een risico op kasuitgaven, maar dit risico wordt als zeer klein aangemerkt
3. AsDB:
De Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. Bij de oprichting kreeg de AsDB als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de Bank armoedebestrijding. Inmiddels kent de Aziatische Ontwikkelingsbank 67 lidstaten: 48 uit Azië en de Stille Oceaan regio (vooral kleine eiland-economieën) en 19 niet-regionale leden. De AsDB heeft een aandelenkapitaal van USD 163 miljard (2012). Nederland is in grootte de 19e aandeelhouder bij de Bank, met 1,12% van de stemmen. De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de Bank bedraagt USD 1,67 miljard. Hiervan is USD 1,36 miljard gegarandeerd. De grootste aandeelhouders zijn Japan en de VS (beiden met 12,78%), gevolgd door China (5,45%), India (5,36%) en Australië (4,39%). De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Naast deze Europese (+ Canada) kiesgroep, zijn er nog 2 Europese kiesgroepen. De Verenigde Staten zit alleen in een kiesgroep. De overige 8 leden van de Board zijn regionale bewindvoerders. De ASDB-groep bestaat uit de Bank (AsDB) en het Fonds (AsDF). Het Aziatische Ontwikkelingsfonds (AsDF) is opgericht in 1974 en verstrekt leningen tegen concessionele voorwaarden aan de armere Aziatische landen. In het Fonds is Nederland de 11e donor met 2,23% van de stemmen. Het Fonds verkrijgt de middelen hoofdzakelijk uit contributies van de rijkere lidstaten. De onderhandelingen over de middelenaanvullingen vinden iedere drie jaar plaats. De laatste middelenaanvulling (AsDF-XI) is in 2012 afgerond. De AsDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) die nog niet voldoende wordt gedekt door commerciële banken. De risico’s die verbonden met met de uitvoering van programma’s in bijvoorbeeld fragiele staten, zijn beter te beheersen door Internationale Financiële Instellingen zoals de AsDB. Door haar beschikking over garantiekapitaal («callable capital») en de daarmee gepaard gaande AAA-status is de AsDB in staat goedkoper geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit uit te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Dit aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. Een dergelijke garantieregeling heeft als voordeel ten opzichte van ingelegd kapitaal dat het geen directe gevolgen heeft voor de rijksuitgaven en het EMU-saldo. Natuurlijk vormt het «callable capital» wel een risico op kasuitgaven, maar dit risico wordt als zeer klein aangemerkt.
A: Algemene doelstelling
Doel is om de agenda voor hulp, handel en investeringen vorm te geven om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. Daarbij is er aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en de bevordering van de private sector en de randvoorwaarden voor duurzaam en inclusieve groei in ontwikkelingslanden. Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een belangrijke rol weggelegd om het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf te betrekken bij duurzame economische ontwikkeling in de DGGF-landen.
B: Rol en verantwoordelijkheid
De versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en het realiseren van een goede bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven aan duurzame economische ontwikkeling elders in de wereld vraagt een kabinetsbrede inspanning. In het bijzonder werkt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij samen met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.
De Minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
• Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven, marktfacilitatie en markttoegang. Uitgangspunten hierbij zijn het opheffen van marktfalen en het creëren van een gelijk speelveld.
• Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën ten einde de Nederlandse export van grote kapitaalgoederen en dienstentransacties te faciliteren.
• Het financieren van diverse programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap ten behoeve van duurzame en inclusieve groei in lage- en middeninkomenslanden.
• Het financieel ondersteunen van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd, onder andere via het Dutch Good Growth Fund.
Regisseren
• Het met oog voor de Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden, investeringsbeschermingsovereenkomsten en de Europese markttoegangstrategie.
• Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en OESO.
• Het bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.
• Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.
• Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.
• Het actief inzetten op het door de EU afsluiten van een aantal Economische Partnerschapsakkoorden met een aantal Afrikaanse regio’s.
• Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.
• Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met aandacht voor IMVO, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch prioritaire landen.
• Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder via de Dutch Trade and Investment Board.
• Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken.
• Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid en dit verbinden aan het economisch-diplomatieke werk.
• Het versterken van de Nederlandse positie in mondiale waardeketens om export en investeringen optimaal te laten bijdragen aan het Nederland verdienvermogen.
• Het in onderlinge samenhang inzetten van centrale en decentrale programma’s ter versterking van de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei en private sectorontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.
• Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.
• Het invulling geven aan beleidscoherentie voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking door bij beleid vooraf en achteraf te letten op de effecten op ontwikkelingslanden.
• Het bereiken van maximale synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede door inzet van het Dutch Good Growth Fund.
• In de partnerlanden zal Nederland binnen de speerpunten voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheidszorg (alsook vrouwenrechten en gendergelijkheid) en veiligheid en rechtsorde (m.n. in fragiele staten) inzetten op ontwikkeling en zoveel mogelijk samenwerking zoeken met de private sector en maatschappelijke organisaties.
Stimuleren
• Het stimuleren van een actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via o.a. het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en MVO Nederland.
• Het faciliteren en ondersteunen van (Nederlandse) bedrijven met specifieke aandacht voor MKB, om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.
• Het bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
• Het benadrukken van de kansen die internationaal ondernemen biedt en bedrijven daartoe activeren en actief ondersteunen, met speciale aandacht voor het MKB.
• Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangsstrategie.
• Het stimuleren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse investeerders t.b.v. verdere internationalisering van de Nederlandse economie.
• Het stimuleren van toegang van lokale MKB-bedrijven tot (regionale) markten met oog voor duurzame ketenontwikkeling en handelspolitiek en -facilitatie.
• Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes.
• Het stimuleren van goede fysieke infrastructuur en logistiek.
• Het stimuleren van een inclusieve ontwikkelingsagenda door ontwikkeling van verzekeringsinstrumenten en uitbreiding van financiële dienstverlening aan de MKB-sector.
• Het bevorderen van publiek-private samenwerking en inclusief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.
• Het stimuleren dat de EU haar impact assessments herziet door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor derde landen.
Uitvoeren
• Het behandelen van klachten van bedrijven, o.a. over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.
• Het uitvoeren van de controle op de export van strategische goederen met oog voor sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, de Organisation for the prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.
• Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en privatesectorontwikkeling, inclusief het Dutch Good Growth Fund, en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.
• Het in dit verband realiseren van een efficiënte dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven (EénLoket).
C: Beleidswijzigingen
• Om het MKB beter van dienst te zijn bij internationalisering worden extra stimuleringsmaatregelen genomen met name gericht op het beter bereiken van de MKB-er om instrumenten te ontsluiten.
• Ter verbetering van de economische dienstverlening van het postennet worden pilots gedraaid op het gebied van private bijdrages voor en standaardisering van de dienstverlening.
• De lopende economische diplomatieke inzet op prioritaire markten wordt versterkt met inzet op regionale samenwerking.
• De overheid agendeert met de MVO Sector Risico Analyse MVO-kwesties die in de ketens van (MKB)bedrijven urgent aandacht verdienen en beoogt bedrijven zo aan te sporen tot een pro-actieve benadering van risico’s.
• Het Nederlandse co-voorzitterschap van het Global Partnership on Effective Development Cooperation biedt mogelijkheden om het belang van een geïntegreerde benadering voor hulp & handel internationaal verder vorm te geven en het maatschappelijk middenveld en de private sector intensief te betrekken bij de inspanningen om tot nul armoede te geraken.
• De impact van het privatesectorontwikkelingsbeleid wordt vergroot door meer focus, versterking van de synergie tussen de programma’s, verscherpte aandacht voor additionaliteit en eenduidige aansturing van de uitvoeringsorganisaties.
• Een nieuw instrument – DRIVE – voor de ontwikkeling van publieke infrastructuur in lage- en middeninkomenslanden vervangt het Programma Ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO)
D1: Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen in EUR 1.000 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
209.837 |
995.303 |
320.663 |
407.430 |
393.450 |
90.042 |
90.042 |
||
Uitgaven: |
|||||||||
Programma-uitgaven totaal |
373.529 |
443.133 |
514.497 |
573.462 |
724.953 |
425.153 |
425.153 |
||
waarvan juridisch verplicht |
85% |
||||||||
1.1 |
Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
10.499 |
13.896 |
13.494 |
10.695 |
11.222 |
11.222 |
11.222 |
|
Bijdrage (inter)nationale organisaties |
|||||||||
Contributies internationaal ondernemen |
5.670 |
5.670 |
|||||||
Maatschappelijk verantwoord ondernemen |
4.873 |
5.085 |
|||||||
Opdrachten |
|||||||||
waarvan beleidsondersteuning internationaal ondernemen |
3.103 |
2.489 |
|||||||
1.2 |
Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid |
91.047 |
77.142 |
71.714 |
70.599 |
56.563 |
61.263 |
61.263 |
|
Subsidies |
|||||||||
Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen |
4.940 |
4.940 |
|||||||
Partners for International Business (PIB) |
6.300 |
8.400 |
|||||||
Transitiefaciliteit (TF)/ Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Kennisverwerving (DHK) |
13.701 |
15.000 |
|||||||
Package4growth non-ODA |
1.000 |
730 |
|||||||
Package4growth ODA |
5.144 |
||||||||
Overig Programmatische Aanpak |
3.340 |
3.104 |
|||||||
PSO/2g@there |
2.710 |
3.576 |
|||||||
Leningen |
|||||||||
Finance for International Business (FIB) |
5.870 |
3.965 |
|||||||
Bijdragen aan baten-lastendiensten |
|||||||||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland |
27.560 |
26.072 |
|||||||
Versterking economische functie (NBSO's via RVO) |
6.577 |
5.927 |
|||||||
1.3 |
Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden |
271.983 |
252.095 |
279.289 |
342.168 |
357.168 |
352.668 |
352.668 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Landenprogramma's ondernemingsklimaat |
16.832 |
14.000 |
|||||||
Bedrijfsmatige technische bijstand |
1.709 |
1.709 |
|||||||
Subsidies |
|||||||||
Transitiefaciliteit |
3.383 |
1.700 |
|||||||
Marktontwikkeling in het kader van private sector development |
35.294 |
41.759 |
|||||||
Wet en regelgeving |
13.522 |
13.172 |
|||||||
Financiele sectorontwikkeling |
23.502 |
19.572 |
|||||||
versterking privaat ondernemerschap |
58.952 |
51.756 |
|||||||
Infrastructuurontwikkeling |
43.736 |
68.994 |
|||||||
Samenwerking bedrijfsleven en PPP's |
10.476 |
12.950 |
|||||||
Bedrijfsleveninstrumentarium |
5.143 |
6.382 |
|||||||
Technische assistentie DGGF |
10.000 |
15.000 |
|||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
International Labour Organization |
5.167 |
5.167 |
|||||||
Partnershipprogramma ILO |
5.000 |
5.000 |
|||||||
International Finance Corporation |
3.300 |
2.628 |
|||||||
Bijdragen aan baten-lastendiensten |
|||||||||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland |
16.079 |
19.500 |
|||||||
1.4 |
Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB en bij uitzondering en onder condities grootbedrijf |
100.000 |
150.000 |
150.000 |
300.000 |
0 |
0 |
||
programma's Dutch Good Growth Fund |
100.000 |
150.000 |
|||||||
Ontvangsten |
1.833 |
9.315 |
7.267 |
13.463 |
4.815 |
1.815 |
1.815 |
||
1.10 |
Versterkt internationaal handelssysteem met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
1.833 |
9.315 |
7.267 |
13.463 |
4.815 |
1.815 |
1.815 |
D2: Budgetflexibiliteit
Voor het onderdeel versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn de geplande uitgaven volledig juridisch verplicht met uitzondering van beleidsondersteuning. De contributies aan internationale organisaties (WTO en OESO) vloeien voort uit meerjarige internationale afspraken en zijn volledig juridisch verplicht. De programma’s voor versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie en economische naamsbekendheid zijn volledig juridisch verplicht. Voor het onderdeel private sectorontwikkeling is het merendeel juridisch verplicht als gevolg van de meerjarig overeengekomen bijdragen voor bedrijfsleveninstrumenten. De bijdragen aan internationale organisaties zijn eveneens grotendeels juridisch verplicht. Van de middelen voor het Dutch Good Growth Fund is ruim de helft juridisch verplicht.
E: Toelichting op de financiële instrumenten
• De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is beleidsinitiërend en coördinerend op het gebied van de handelspolitiek. Het belangrijkste orgaan hiervoor is de Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek (IRHP). Op basis van de uitkomsten in de IRHP neemt BH&OS deel aan onderhandelingen en officiële besprekingen op bilateraal, communautair en multilateraal niveau (OESO, WTO). Vanuit dit budget worden de jaarlijkse contributies aan de verschillende partijen gefinancierd.
• Activiteiten die liggen op het terrein van de beleidsondersteuning en -onderzoek en evaluatie, alsmede incidentele projecten, zoals de Nederlandse deelname op Wereldtentoonstellingen.
Programma’s ter ondersteuning van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
• RVO is de centrale uitvoeringsorganisatie voor publieke handelsbevordering. Zij voert het financiële instrumentarium uit en faciliteert netwerken en contacten op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook neemt RVO belemmeringen voor het bedrijfsleven weg, via het beschikbaar maken van kennis, informatie en contacten.
• Het instrument Starters International Business (SIB) biedt startende exporteurs de mogelijkheid om samen met de Kamers van Koophandel en andere organisaties een actieplan voor export op te stellen.
• Het instrument Partners for International Business (PIB) ondersteunt de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten. Daarbij geldt als richtlijn, dat clusters van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen), die een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt zien, maar tegen marktbelemmeringen aanlopen, gebruik kunnen maken van de faciliteit.
Indicator |
Referentie Waarde |
Peil Datum |
Realisatie 2013 |
Streef Waarde |
Planning |
Bron |
---|---|---|---|---|---|---|
Convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden) |
12 |
2012 |
14 |
20 |
2015 |
RvO |
• De Transitiefaciliteit (TF) wordt ingezet op voormalige OS-partnerlanden Vietnam, Zuid-Afrika en Colombia om de transitie van een bilaterale ontwikkelingsrelatie naar een wederzijds profijtelijke economische relatie mogelijk te maken. De TF-aanpak op de drie transitielanden zal in de huidige vorm naar verwachting in 2015 aflopen. De ervaringen van de TF zullen worden benut voor de ontwikkeling van een aanpak op de acht Overgangslanden 1. De inzet is om in deze landen hulp en handelsactiviteiten zodanig samen te brengen dat zij leiden tot wederzijds voordeel.
• Met het Programma Strategische Beurzen ondersteunt de overheid de deelname per topsector aan twee internationaal strategische beurzen per jaar.
• Via de regeling Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies of Kennisverwerving (DHK) kunnen Nederlandse bedrijven, die willen exporteren of investeren in opkomende markten, een subsidie ontvangen voor het uitvoeren van demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies of kennisverwerving.
• Met de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) worden investeringen van Nederlandse ondernemingen in opkomende markten gestimuleerd doordat de overheid een garantie verstrekt aan de Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. FMO kan door die garantie financiering verschaffen, daar waar banken of andere kapitaalverschaffers het risico niet kunnen lopen. FOM is daarmee aanvullend aan de markt. Voor de FOM wordt bij de Rijkshoofdboekhouding (RHB) een interne begrotingsreserve aangehouden. Het betreft een kostendekkende regeling. Om een garantie te krijgen moet een premie worden betaald. Daaruit kunnen eventuele schades in latere jaren worden betaald. De begrotingsreserve dient om een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te kunnen vangen. De stand van de interne begrotingsreserve per 31 december 2013 is EUR 102 miljoen.
• Package4Growth (P4G) is omgevormd naar het instrument Finance International Business. De resterende budgetten dienen ter uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.
• Het instrument Finance for International Business (FIB) vergroot de beschikbaarheid van financiering voor Nederlandse MKB ondernemingen die investeren in opkomende markten. Met FIB investeert de overheid mee in specifieke proposities van investeringsmaatschappijen en/of banken. De overheid investeert mee als derde partij en benut zo de financiële expertise van de private financier. FIB en FOM pakken ieder een andere belemmering aan die de kredietverschaffing aan het MKB voor directie buitenlandse investeringen in de weg kan staan.
• Verbetering van wet- en regelgeving via multi- en bilaterale kanalen, bijvoorbeeld bestrijding van landroof.
Toename van de rechtszekerheid, een effectief en transparant belastingstelsel en actieve bestrijding van corruptie leiden onder andere tot een beter investeringsklimaat, hetgeen tot uiting komt in verbeterde scores op de indicatoren van de Doing Business Index en Corruption Perception Index.
• Toegang tot en gebruik van ontwikkelingsrelevante en betrouwbare infrastructuur leidt tot grotere economische bedrijvigheid. Hier wordt onder andere aan bijgedragen door programma’s als Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) en Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties (ORET, in 2008 omgevormd tot ORIO en sindsdien geen nieuwe activiteiten meer), het Infrastructure Development Fund (IDF) van de FMO.
• DRIVE is een nieuw instrument voor de ontwikkeling van publieke infrastructuur in lage- en middeninkomenslanden en vervangt in 2015 het Programma Ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling (ORIO). Uitgangspunten daarbij zijn ontwikkelingsrelevantie, flexibiliteit en concessionele financiering om optimaal gebruik te maken van de infrastructurele ontwikkelcapaciteit van het bedrijfsleven.
• Met het MASSIF programma wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de financiële sector in ontwikkelingslanden. Verbeterde toegang tot kredieten en verzekeringen vergroten de mogelijkheden om economische initiatieven te ontplooien.
• Opbouw van kennis en capaciteit bij het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden leidt onder andere tot toename van ondernemerschap en gekwalificeerd personeel, toename van het aantal bedrijven en toename van de overheidsinkomsten door middel van belastingafdrachten. Hieraan wordt onder andere bijgedragen door middel van het PSI programma.
• Verbeterde toegang van bedrijven in ontwikkelingslanden tot nationale, regionale en internationale markten leidt tot meer handel. Onder andere de inzet van het CBI is hierop gericht.
• Nederland draagt via het Partnerschapsprogramma met de ILO bij aan het bevorderen van de sociale rechtvaardigheid, het creëren van kansen op de arbeidsmarkt en verbetering van economische- en werkomstandigheden, alsook het bevorderen van de sociale dialoog in ontwikkelingslanden.
• Technische assistentie voor het DGGF heeft als doel om een investeringsportefeuille op te bouwen die voldoet aan de eisen op het terrein van revolverendheid en ontwikkelingsrelevantie. Het budget kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor capaciteitsopbouw aan de zijde van lokale ondernemers, waarmee de slagingskans van investeringen/export toeneemt.
• Het DGGF is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De financiering is additioneel aan wat reguliere marktpartijen bieden. Het gaat concreet om drie vormen van ondersteuning:
bevordering van investeringen door Nederlandse bedrijven, met name het midden- en kleinbedrijf, in lage- en middeninkomenslanden;
ondersteuning van investeringen in het midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden en Nederland;
• Ondersteuning van ontwikkelingsrelevante export door Nederlandse bedrijven, met name het midden- en kleinbedrijf, in lage- en middeninkomenslanden.
• Onderdeel van het DGGF is het verstrekken van garanties, waarvoor een kostendekkende premie wordt betaald. Daaruit kunnen eventuele schades in latere jaren worden betaald. Met ingang van 2014 werkt het DGGF met een interne begrotingsreserve. De begrotingsreserve dient om een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te kunnen vangen. Tot op heden is de begrotingsreserve voor het DGGF nog niet gebruikt.
A: Algemene doelstelling
Een toename van voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie; en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en een vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.
B: Rol en verantwoordelijkheid
In afstemming met de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij aan het zeker stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen, voedsel en water beschikbaar blijven voor huidige en toekomstige generaties.
De Minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
• De financiering van diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot moderne energie, klimaatadaptatie en-verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale programma uitvoerders (zoals FMO, RVO), in samenwerking met andere donoren (waaronder DFID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen
• De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.
Regisseren
• Het stimuleren van samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
• Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
Stimuleren
• Het stimuleren van de intensivering van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector.
• Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
C: Beleidswijzigingen
• Binnen het beleid gericht op voedselzekerheid is private sector ontwikkeling een belangrijk middel. Verschillende programma’s richten zich op een goed ondernemingsklimaat, ondernemerschap en marktontwikkeling. De organisatie van het ministerie reflecteerde deze verwevenheid. Sinds 2013 weerspiegelt het organogram van het ministerie de daarnaast toegenomen aandacht voor voedselzekerheid als internationaal publiek goed en de nexus tussen de vijf duurzaamheids IPG’s.
• De beleidsdoorlichting voor private sector ontwikkeling van 2013 leverde goede inzichten op voor verdere verbetering van het programma. Een aantal van de aanbevelingen is, vanwege bovengenoemde onderlinge verwevenheid, relevant voor voedselzekerheid en water. Zo zal beter gekeken worden naar onderlinge (kennis- en netwerk-) uitwisseling tussen programma’s en instrumenten. Effectiviteit, impact en resultaatmeting houden blijvende aandacht.
• Op het moment van schrijven van deze memorie van toelichting wordt, in samenwerking met de Staatssecretaris van Economische Zaken, gewerkt aan actualisering van het voedselzekerheidsbeleid. Deze nieuwe beleidsbrief, die tot stand zal komen na consultatie van belanghebbenden, zal naar verwachting in het najaar van 2014 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
• Binnen de speerpunten water en voedselzekerheid is een integrale en duurzame benadering het uitgangspunt bij de keuze voor te ondersteunen activiteiten. Dit betekent enerzijds dat wordt ingespeeld op klimaatverandering en wordt bijgedragen aan toegang tot hernieuwbare energie en tegengaan van ontbossing. Anderzijds dat in nauwe samenwerking met de private sector, kennisinstellingen en NGO’s activiteiten worden uitgevoerd die zijn gericht op verduurzaming van handelsketens, verhoogde waterproductiviteit in de landbouw, veilige delta’s en verbeterd stroomgebiedbeheer.
• In verband met toenemende urbanisering en de wens Nederlandse kennis te betrekken verschuift de focus binnen het thema water geleidelijk van rurale naar stedelijke gebieden.
Toch zal, conform de wens van de Tweede Kamer, ten minste 50% van de investeringen op gebied van drinkwater en sanitatie in landelijke gebieden blijven worden gerealiseerd. Tevens blijft 50% van het budget voor water gereserveerd voor WASH (motie Voordewind).
D1: Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen in EUR 1.000 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
712.298 |
586.199 |
445.237 |
520.369 |
335.180 |
340.180 |
335.180 |
||
Uitgaven: |
|||||||||
Programma-uitgaven totaal |
666.235 |
546.280 |
564.053 |
632.360 |
665.740 |
680.740 |
685.740 |
||
waarvan juridisch verplicht |
91% |
||||||||
2.1 |
Toename van voedselzekerheid |
342.790 |
299.112 |
303.795 |
328.795 |
348.795 |
358.795 |
363.795 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Landenprogramma's voedselzekerheid |
138.177 |
140.813 |
|||||||
Subsidies |
|||||||||
Internationaal onderwijsprogramma |
32.700 |
32.700 |
|||||||
Duurzame voedselproductie |
56.050 |
51.250 |
|||||||
Marktontwikkeling in het kader voedselzekerheid |
33.735 |
39.332 |
|||||||
Voeding |
16.100 |
17.200 |
|||||||
Bijdragen (inter) nationale organisaties |
|||||||||
Partnerschapsprogramma FAO |
2.500 |
2.500 |
|||||||
versterking ruraal ondernemersklimaat |
19.850 |
20.000 |
|||||||
2.2 |
Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie |
158.018 |
162.161 |
173.157 |
188.157 |
193.157 |
193.157 |
193.157 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Landenprogramma's integraal waterbeheer |
48.884 |
59.611 |
|||||||
Landenprogramma's drinkwater en sanitatie |
48.378 |
51.649 |
|||||||
Subsidies |
|||||||||
Integraal waterbeheer |
32.939 |
19.937 |
|||||||
Drinkwater en sanitatie |
31.960 |
31.960 |
|||||||
Bijdragen (inter) nationale organisaties |
|||||||||
Wereldbank |
10.000 |
||||||||
2.3 |
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering |
165.427 |
85.007 |
87.101 |
115.408 |
123.788 |
128.788 |
128.788 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Landenprogramma's klimaatbeleid |
12.260 |
9 655 |
|||||||
Landenprogramma's milieubeleid; biodiversiteit en bossen |
2.332 |
53 |
|||||||
Landenprogramma's klimaat, energie en milieutechnologie |
300 |
0 |
|||||||
Landenprogramma's themadoorsnijdend |
870 |
0 |
|||||||
Subsidies |
|||||||||
Hernieuwbare energie |
38.554 |
55.554 |
|||||||
Algemeen klimaatbeleid |
20.628 |
1.776 |
|||||||
Bijdragen (inter) nationale organisaties |
|||||||||
Algemene vrijwillige en verplichte bijdragen |
2.566 |
2.566 |
|||||||
GEF |
0 |
10.000 |
|||||||
UNEP |
7.140 |
7.140 |
|||||||
Contributie IZA/IZT |
357 |
357 |
D2: Budgetflexibiliteit
Mede als gevolg van de recente bezuinigingen op het budget voor ontwikkelingssamenwerking zijn de in 2015 geplande uitgaven duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water voor het overgrote deel juridisch verplicht. Nederland zal in 2015 een deel van de financiering voor klimaatmitigatie en -adaptatie via het multilaterale kanaal leiden. De juridische verplichting hiervoor wordt in 2015 vastgelegd.
E: Toelichting op de financiële instrumenten
Het beleid gericht op voedselzekerheid wordt uitgevoerd in bilaterale programma’s in de partnerlanden, via het multilaterale kanaal en door een aantal centraal gefinancierde programma’s. Aansluiting op het bedrijfsleveninstrumentarium is hierbij een belangrijk aandachtspunt, private sectorontwikkeling in veel programma’s een uitgangspunt.
De instrumenten bestaan uit:
• Bijdrage aan de faciliteit waarin kennis en kunde van de Nederlandse private sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties worden gekoppeld aan concrete impact in lage inkomenslanden (Fonds Duurzame Ontwikkeling en Voedselzekerheid (FDOV)).
• Private investeringen worden ook gestimuleerd in het Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP), waar Nederland participeert in het private sector loket. Vanuit dit trustfonds, dat wordt beheerd door de Wereldbank, kunnen bedrijven geld lenen en ondersteuning krijgen voor investeringen in de landbouw- en voedselproducerende sectoren in ontwikkelingslanden.
• Partnerschappen blijven een belangrijk en effectief onderdeel van de Nederlandse inzet. Met een Nederlandse agrarische sector die tot de grootste (in termen van toegevoegde waarde en exportvolume) van de wereld behoort, wereldvermaarde kennisinstituten en veel erkende maatschappelijke organisaties werkt Nederland aan herkenbare resultaten. Met onder meer het Amsterdam Initiative against Malnutrition (AIM) laat Nederland internationaal zien dat samenwerking meer oplevert dan de som der delen.
• Via het Adaptation for Smallholder Agriculture Programme (ASAP) dat wordt uitgevoerd door IFAD, wordt bijgedragen aan het klimaatslimmer maken van veel multilaterale programma’s gericht op landbouwontwikkeling en voedselzekerheid.
• Met de bilaterale programma’s wordt ingezet op vergroting van de voedselzekerheid door te investeren in duurzaam geproduceerd voedsel, productiviteitsverbetering in de kleinschalige voedsellandbouw, verhoging van werkgelegenheid, verbetering van koopkracht en toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel.
• Een groot deel van de middelen wordt ingezet voor bilaterale waterprogramma’s. Daarnaast wordt vanuit de centrale middelen een aantal regionale en mondiale programma’s gefinancierd.
• Via het Fonds Duurzaam Water (FDW) worden samen met de Nederlandse watersector programma’s op het gebied van waterbeheer, waterproductiviteit en drinkwater en sanitatie in verschillende lage en middeninkomenslanden gefinancierd.
• Het regionale programma voor voedsel en water in de Hoorn van Afrika en de Sahel (ICRAF) werkt via een gebiedsgerichte aanpak in vijf landen (Burkina Faso, Ethiopië, Kenia, Mali en Niger) aan verbeterde bodemvruchtbaarheid, verbeterd waterbeheer en economische ontwikkeling, waarbij met lokale organisaties wordt voortgebouwd op succesvolle lokale initiatieven.
• FAO en UNESCO-IHE gaan met NL financiering een wereldwijde database ontwikkelen voor waterproductiviteit in de landbouw en deze informatie toegankelijk maken voor overheden, boeren, kennisinstellingen en bedrijven.
• Samen met de VS en Zweden wordt het Water Grand Challenge programma uitgevoerd om via innovatieve programma’s de water efficiency in de landbouwketen te verbeteren.
• Verbeterde samenwerking tussen landen binnen stroomgebieden en veilige delta’s wordt bewerkstelligd door financiering van het Cooperation International Waters Africa (CIWA) van de Wereldbank.
• In 2015 wordt een nieuwe fase ondersteund van de Organisation pour la Mise en Valeur du Fleuve Senegal (OMVS), de regionale organisatie verantwoordelijk voor het beheer van het stroomgebied van de Senegal rivier.
• Binnen het nieuwe samenwerkingsprogramma met UNESCO/IHE wordt ingezet op waterdiplomatie in de vorm van onderwijs en onderzoek dat bijdraagt aan een verbeterde grensoverschrijdende samenwerking in stroomgebieden.
• Het Water Partnership Programma van de Wereldbank richt zich op innovatie, het beïnvloeden van de mondiale dialoog in de watersector en leverage van investeringen, waarbij aandacht is voor thema’s waar Nederland een toegevoegde waarde heeft, zoals stedelijke delta’s. Op uitnodiging van de Wereldbank zal NL bezien of er inhoudelijk en financieel kan worden bijgedragen aan de ontwikkeling en invulling van het Water Global Practice, dat binnen de Wereldbank verantwoordelijk is voor beleid en uitvoering op het gebied van water.
• Het UNICEF/WASH programma in West-Afrika en het programma van de Water Supply and Sanitation Collaborative Council (WSSCC) leveren een forse bijdrage aan het realiseren van de doelstelling om aan 25 miljoen extra mensen toegang tot drinkwater en sanitatie te verschaffen.
• Bestaande publiek private partnerschappen voor drinkwater en sanitatie, zoals met Vitens-Evides International, de KNVB, Aqua for All en AKVO zullen worden voortgezet. Verdere verduurzaming van de WASH-investeringen zal worden nagestreefd, de ervaringen met de sustainability clause, de jaarlijkse sustainability checks en de sustainability compact zullen worden geëvalueerd.
• In het bilaterale programma in Bangladesh wordt via het Blue Gold Programme gewerkt aan waterbeheer om de voedselproductie en daarmee het inkomen van de boeren te vergroten. In Mali wordt het waterbeheer in het stroomgebied van de Niger verbeterd ten behoeve van landbouw, veeteelt en visserij, met aandacht voor de hele keten van productie tot markt. Het waterprogramma in Benin concentreert zich op watermanagement van de Ouemé river basin en ontwikkeling en implementatie van het Urban Sanitation Master Plan voor verschillende steden. Het programma in Rwanda richt zich op versterking van de instituties en capaciteitontwikkeling voor integraal watermanagement
• De NL inzet op het gebied van duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en klimaat richt zich voornamelijk op regionale en mondiale programma’s. Decentrale milieuprogramma’s worden in 2015 verder afgebouwd.
• Het Initiatief voor Duurzame Handel voert in zes pilotgebieden het Sustainable Land and Water Programme, waarin bedrijven, lokale overheden en de andere gebruikers van land en water in een productiegebied samenwerken om klimaatverandering, bodemdegradatie en waterschaarste duurzaam het hoofd te bieden.
• Er wordt samengewerkt met een aantal gerenommeerde kennisinstellingen, zoals het World Resources Institute in Washington en het Tropenbos Instituut. Nederland is voornemens de bijdrage aan het Climate Knowledge and Development Network voort te zetten. Het netwerk ondersteunt ontwikkelingslanden bij de klimaatonderhandelingen en het plannen van klimaatprojecten in deze landen.
• In het GeoCap programma dragen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen bij aan de kennis en kunde van Indonesië voor de ontwikkeling van haar unieke geothermie potentieel.
• De algemene bijdrage aan het United Nations Environment Program (UNEP) wordt voortgezet.
• Via de Global Environment Facility (GEF) steunt NL de uitvoering van de internationale milieuverdragen voor klimaatverandering, biodiversiteit, duurzaam landgebruik, internationale wateren, chemicaliën en afvalmanagement.
• Nederland zal in 2015 een deel van de financiering voor klimaatmitigatie en -adaptatie via het multilaterale kanaal leiden. Hierbij zullen nieuwe bijdragen aan bestaande fondsen en het nieuw opgerichte fonds Green Climate Fund worden overwogen.
• Middels de hernieuwbare energieactiviteiten wordt ingezet op mitigatie van klimaatverandering door in de armste landen bij te dragen aan transitie naar inclusieve groene groei. Voor een deel is dit gericht op bottom-up marktontwikkeling die bijdraagt aan energievoorziening voor arme mensen, met onder meer het Africa Biogas Partnership programma voor huishoudelijk biogas van HIVOS, en het Energizing Development programma (BMZ) gericht op promotie van schoon koken en elektrificatie van huishoudens en sociale instellingen. Voor een ander deel is dit gericht op het mobiliseren van investeringen door MDBs en private sector, waar mogelijk met Nederlandse kennis en kunde. Via het Wereldbank ESMAP programma worden bijvoorbeeld de toekomstige duurzame energie investeringen van de Wereldbank ontwikkelt, met specifieke aandacht voor Sustainable Energy for All, geothermie, en het ondersteunen van Wereldbank partnerlanden bij uitfasering van fossiele brandstofsubsidies.
• Met het FMO Access to Energy Fund wordt bijgedragen aan innovatieve private investeringen in Subsahara Afrika. In het Scaling-up Renewable Energy Program (een van de Climate Investment Funds) zetten de gezamenlijke multilaterale ontwikkelingsbanken klimaatfinanciering in voor hernieuwbare energie in lage inkomenslanden.
A: Algemene doelstelling
Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale en inclusieve ontwikkeling ten behoeve van een duurzame en rechtvaardige wereld, door het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/Aids; het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen; versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte als voorwaarde voor organisaties om effectief te opereren; en een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek.
B: Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor:
Stimuleren
• Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.
• De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en de integratie van SRGR en gendergelijkheid in de post 2015 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met NGO’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.
Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale vrouwenorganisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.
• De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).
Financieren
• Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten.
• Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden, via onder meer MFS-II, SRGR-fonds, FLOW, VMP en SNV.
• De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via NICHE en de opleiding van professionals via NFP; en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).
C: Beleidswijzigingen
• In 2015 lopen de verschillende subsidie-instrumenten voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld op het terrein van SRGR af. Dit biedt de mogelijkheid om vanaf 2016 te streven naar een geïntegreerd kader voor de verschillende instrumenten (SRGR-fonds, het Keuzen en Kansen fonds, het Key Populations fonds en het Kindhuwelijkenfonds).
• In veel landen neemt de politieke ruimte voor het maatschappelijk middenveld af. In de internationale agenda zal dit meer aandacht krijgen. Daartoe wordt de samenwerking op bilateraal niveau, binnen de EU en internationale fora geïntensiveerd, waarbij coherentie tussen de verschillende initiatieven wordt nagestreefd. In 2015 wordt invulling gegeven aan het beleidskader strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties op het gebied van pleiten en beïnvloeden. Doel is de capaciteit van partners in lage- en lage-middeninkomenslanden te versterken en veranderingsprocessen in gang te zetten die bijdragen aan het vergroten van de politieke ruimte voor organisaties, en daarmee aan inclusieve en duurzame groei.
D1: Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen in EUR 1.000 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
184.754 |
649.161 |
1.589.610 |
653.108 |
317.258 |
374.258 |
322.258 |
||
Uitgaven: |
|||||||||
Programma-uitgaven totaal |
1.115.501 |
1.016.130 |
943.934 |
846.783 |
730.470 |
735.470 |
735.470 |
||
waarvan juridisch verplicht |
95% |
||||||||
3.1 |
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids |
399.752 |
415.874 |
391.784 |
416.784 |
431.784 |
431.784 |
431.784 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Landenprogramma's SRGR & HIV/aids |
83.401 |
89.009 |
|||||||
Subsidies |
|||||||||
Centrale programma's SRGR & HIV/aids |
131.416 |
121.193 |
|||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
SRGR (Unicef) |
15.000 |
10.000 |
|||||||
UNAIDS |
20.000 |
20.000 |
|||||||
SRGR; Strategische Alliantie Internationale NGO's |
6.750 |
1.500 |
|||||||
Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis |
75.000 |
55.000 |
|||||||
UNFPA |
68.000 |
70.000 |
|||||||
WHO-PAHO |
5.891 |
6.713 |
|||||||
Partnershipprogramma WHO |
10.216 |
10.216 |
|||||||
3.2 |
Gelijke rechten en kansen voor vrouwen |
51.694 |
44.832 |
43.510 |
43.417 |
43.386 |
43.386 |
43.386 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen |
6.156 |
5.371 |
|||||||
Subsidies |
|||||||||
Vrouwenrechten en gendergelijkheid |
32.676 |
32.139 |
|||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
UNWOMEN |
6.000 |
6.000 |
|||||||
3.3 |
Versterkt maatschappelijk middenveld |
452.070 |
451.024 |
452.340 |
335.282 |
219.000 |
219.000 |
219.000 |
|
Subsidies |
|||||||||
Vakbondsmedefinancierings programma |
12.000 |
12.000 |
|||||||
SNV programma |
55.000 |
55.000 |
|||||||
Medefinancieringsstelsel |
382.000 |
382.000 |
|||||||
Twinningsfaciliteit Suriname |
2.024 |
3.340 |
|||||||
3.4 |
Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek |
211.985 |
104.400 |
56.300 |
51.300 |
36.300 |
41.300 |
41.300 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Landenprogramma's hoger onderwijs |
4.000 |
4.000 |
|||||||
Landenprogramma's onderwijs algemeen |
17.874 |
2.950 |
|||||||
Subsidies |
|||||||||
Onderzoekprogramma's |
10.650 |
4.363 |
|||||||
Onderwijsprogramma's |
4.373 |
800 |
|||||||
Internationale hoger onderwijsprogramma's |
36.503 |
43.710 |
|||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
Internationale onderwijsinstituten |
1.000 |
477 |
|||||||
Global Partnership for Education |
30.000 |
0 |
D2: Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids zijn bijna volledig juridisch verplicht met uitzondering van verplichte bijdragen. Voor het artikelonderdeel gelijke rechten en kansen voor vrouwen is het merendeel (waaronder UNWOMEN) ook juridisch verplicht. Onder versterkt maatschappelijk middenveld zijn de geraamde uitgaven volledig juridisch verplicht. Het betreft hier meerjarige contracten die lopen tot en met 2015. Voor het onderdeel toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek is het merendeel juridisch vastgelegd. Het betreft lopende programma’s.
E: Toelichting op de financiële instrumenten
• Via de landenprogramma’s en centrale subsidies SRGR en HIV/aids worden de volgende doelstellingen beoogd:
– Jongeren hebben meer kennis en zijn zo in staat gezondere keuzes te maken over hun seksualiteit: seksuele voorlichting op scholen en daarbuiten, toegang tot jeugdvriendelijke zorg en preventieve maatregelen en kansen voor jongeren om hun stem te laten horen en op te komen voor hun rechten.
– Een groeiend aantal mensen krijgt toegang tot aidsremmers, voorbehoedmiddelen en andere levensreddende middelen voor een goede seksuele gezondheid: een ruimere keuze en beter aanbod van voorbehoedmiddelen, een verbeterd aanbod van medische middelen om moedersterfte en problemen op het gebied van seksuele gezondheid te voorkomen en het wegnemen van cultureel bepaalde en kennis gerelateerde obstakels die vrouwen verhinderen voorbehoedmiddelen te gebruiken.
– Publieke en private klinieken bieden betere seksuele en reproductieve zorg aan, waar een toenemend aantal mensen gebruik van maakt: een verbeterde samenwerking tussen publieke en private zorg, een beter geïntegreerde aanpak van HIV en seksuele gezondheid binnen het nationale gezondheidsbeleid in partnerlanden en verbeterde kwaliteit van verloskundige hulp en innovatieve manieren om seksuele gezondheidszorg betaalbaar en toegankelijk te houden.
– Meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden: aankaarten van naleving van mensenrechten van specifieke groepen, zoals seksuele minderheden, drugsgebruikers en sekswerkers; toegang geven tot voorzieningen en middelen voor seksuele gezondheid aan bovengenoemde specifieke groepen, bepleiten van zelfbeschikking van vrouwen en meisjes over hun seksualiteit (met daarbij specifieke aandacht voor het tegengaan van kindhuwelijken) en bevorderen van een rechtenbenadering in beleid en wetgeving in partnerlanden.
• Daarnaast worden bijdragen geleverd aan multilaterale instellingen op gebied van SRGR en HIV/aids zoals:
• Algemene vrijwillige bijdragen aan UNICEF, UNAIDS en UNFPA.
Naast de verplichte contributie aan de WHO ontvangt deze organisatie ook een geoormerkte bijdrage voor het WHO Partnershipprogramma.
• Verbetering van veiligheid, economische zelfredzaamheid en politieke participatie van vrouwen via het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) programma.
• Verbeterde positie van vrouwen in conflictgebieden door uitvoering van het Nederlands Nationaal Actieplan 1325. Dwarsdoorsnijdende thema’s zoals politieke participatie, leiderschap van vrouwen en verbetering van de economische positie van vrouwen worden ondersteund via vredes- en wederopbouwprocessen in zes fragiele staten (Afghanistan, Burundi, Colombia, Democratische Republiek Congo, Sudan en Zuid-Sudan) en het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
• Verbeterde kennis bij diplomaten, militairen en civiele experts om genderaspecten te operationaliseren in hun werk in fragiele staten via de bijdrage aan en organisatie van de Spaans-Nederlandse Training A Comprehensive Approach to Gender in Operations.
• Een algemene vrijwillige bijdrage aan UNWOMEN alsmede een geoormerkte bijdrage aan het UNWOMEN Trustfund Violence Against Women.
• Programma’s van twintig allianties van Nederlandse maatschappelijke organisaties onder het MFS II programma gefinancierd (periode 2011–2015), waarmee het maatschappelijk middenveld wordt versterkt, de capaciteit van maatschappelijke organisaties is versterkt en is bijgedragen aan het realiseren van de MDG’s.
• Capaciteit van NGO’s, private sector en lokale overheden in ontwikkelingslanden vergroot door de bijdrage aan SNV.
• Het vakbondsmedefinancieringsprogramma draagt bij aan betere naleving van arbeidsrechten wat leidt tot versterkte capaciteit van vakbonden, verbeterde sociale dialoog en tot verbeterde arbeidsomstandigheden. Door betere aansluiting bij andere samenwerkingsinspanningen die met ODA-middelen worden gefinancierd wordt de effectieve bijdrage aan duurzame ontwikkeling vergroot.
• De capaciteit van het hoger (beroeps)onderwijs wordt versterkt via het NICHE-programma en het aantal goed-opgeleide mensen in partnerlanden neemt toe via het NFP.
• Kennis over duurzame en inclusieve groei in partnerlanden wordt vergroot via kennisplatforms.
• Verantwoorde afbouw van programma’s voor basisonderwijs.
A: Algemene doelstelling
Vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties; en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Tevens het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.
B: Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
• Financiering van programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde.
• Vanaf 2015 wordt het Budget Internationale Veiligheid overgeheveld naar de begroting van Defensie. Vanuit dit budget worden middelen op het terrein van veiligheidssectorhervormingen en vredes- en capaciteitsopbouw jaarlijks bij Voorjaarsnota overgeheveld naar BH&OS en BZ. Besluitvorming wordt interdepartementaal voorbereid en uitgevoerd. Hiermee is het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten uit het BIV geborgd.
• Naast core bijdragen aan internationale, bij humanitaire hulp betrokken organisaties en het VN-noodhulpfonds, ook ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties per chronische crisis, op basis van een indicatieve planning vooraf.
• Specifieke bijdragen aan acute crises op basis van de ontstane noden, zowel natuurrampen als man-made.
Stimuleren
• Programma’s gericht op veiligheid en rechtsorde in de elf partnerlanden, en in de regio’s van het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika, flankeren door politieke dialoog en waar mogelijk inbedden in een geïntegreerde benadering.
• Stimuleren van bij noodhulp betrokkenorganisaties om gecoördineerd te werken en om vrouwen in humanitaire situaties te betrekken bij beleid en uitvoering en seksueel geweld tegen te gaan. Daarbij sterkte nadruk op het versterken van beschikbare uitvoeringscapaciteit.
Regisseren
• Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en NGO’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.
• Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections en via conditionaliteit van Nederlandse middelen
• Meer interne cohesie tussen EU-instellingen, met name Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, door dialoog over de uitvoering van de Raadsconclusies over de Geïntegreerde Benadering. NL brengt hierbij eigen «best practice» in, en werkt in landen als Mali en CAR nauw met EU samen.
• Bevorderen van een vroegtijdig herstel na crises en post-conflict en het stimuleren van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie en bevorderen van participatie van burgers.
• Nauwere samenwerking en meer coherentie tussen de Nederlandse activiteiten in internationale crisisbeheersingsoperaties en veiligheid en rechtsordeprogramma’s in fragiele staten door gezamenlijk besluitvorming over financiering uit het Budget Internationale Veiligheid.
• Middels NL co-voorzitterschap van het Global Partnership for Effective Development Cooperation aandacht vestigen op conflictsensitieve private sectorontwikkeling. Hiermee kan werkgelegenheid, en daarmee stabiliteit, in fragiele staten bevorderd worden.
C: Beleidswijzigingen
• Meer nadruk op brede justitiële ketenbenadering, en op toegang tot het rechtssysteem voor kwetsbare groepen.
• Meer inzet op een functionerende rechtsorde voor een gunstig ondernemingsklimaat, ook in fragiele staten.
• De inzet op Security Sector Reform wordt geïntensiveerd ondermeer in samenwerking met de AU; effecten van internationale georganiseerde criminaliteit op de stabiliteit van fragiele staten zal worden meegenomen in V&R programmering.
• NL gaat de recent opgezette netwerken beter inzetten t.b.v. concrete crisissituaties, o.a. via strategische partnerschappen en kennisplatform Veiligheid en Rechtsorde. Via het kennisplatform is aansluiting met internationale partners bewerkstelligd, zijn onderzoeksmiddelen toegekend en worden onderzoeksresultaten vertaald naar beleid en uitvoering.
• Het verkleinen van risico’s op rampen wordt nu breed in de hele OS meegenomen; vanuit humanitaire hulp wordt de focus verschoven naar rampenparaatheid.
• Vanaf 2015 wordt het Budget voor Internationale Veiligheid (BIV) opgenomen op de begroting van het Ministerie van Defensie. Jaarlijks wordt bij Voorjaarsnota de inzet voor veiligheidssectorhervormingen, vredes- en capaciteitsopbouw en beveiliging van hoog-risico posten overgeheveld naar Buitenlandse Zaken en Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking.
• Door grote toename van het aantal en de omvang van humanitaire rampen en het afgenomen humanitaire hulpbudget (subartikel 4.1) dat grotendeels aan het begin van het jaar wordt ingevuld, is besloten tot invoering van een nieuw noodhulpfonds tijdens de huidige kabinetsperiode. Het fonds is flexibel inzetbaar tot en met 2017 en additioneel aan het bestaande budget voor humanitaire hulp. Met het fonds kan Nederland adequaat bijdragen aan de huidige en toekomstige grote rampen, inclusief opvang van vluchtelingen in de regio. Dit flexibel in te zetten fonds is additioneel aan het humanitaire hulpbudget, maar de uitgangspunten van het humanitaire beleid, zoals handhaving humanitaire principes en coördinatie zullen ook voor dit fonds gelden.
D1: Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen in EUR 1.000 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
559.660 |
1.197.200 |
366.379 |
440.402 |
324.132 |
488.132 |
324.132 |
||
Uitgaven: |
|||||||||
Programma-uitgaven totaal |
527.379 |
1.049.667 |
394.571 |
394.571 |
394.571 |
404.571 |
414.571 |
||
waarvan juridisch verplicht |
91% |
||||||||
4.1 |
Humanitaire hulp |
233.892 |
217.767 |
205.017 |
205.017 |
205.017 |
205.017 |
205.017 |
|
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
UNHCR |
33.000 |
33.000 |
|||||||
Wereldvoedselprogramma |
36.000 |
36.000 |
|||||||
UNRWA |
13.000 |
13.000 |
|||||||
Noodhulpprogramma's |
130.767 |
123.017 |
|||||||
4.2 |
Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties |
22.798 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Veiligheid voor mensen; Budget Internationale Veiligheid |
22.798 |
||||||||
4.3 |
Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie |
293.487 |
239.102 |
189.554 |
189.554 |
189.554 |
199.554 |
209.554 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
landenprogramma's legitieme en capabele overheid |
6.000 |
5.000 |
|||||||
Landenprogramma's functionerende rechtsorde |
26.000 |
12.000 |
|||||||
Midden Amerika programma |
14.567 |
10.100 |
|||||||
Kunduz Trainings missie |
3.118 |
||||||||
Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en confilictpreventie |
42.989 |
40.879 |
|||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
functionerende rechtsorde |
9.000 |
10.000 |
|||||||
Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie |
47.348 |
36.300 |
|||||||
Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen |
66.612 |
56.000 |
|||||||
Legitieme en capabele overheid |
23.468 |
19.275 |
|||||||
4.4 |
Noodhulpfonds |
0 |
570.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Noodhulpfonds |
570.000 |
||||||||
Ontvangsten |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||||
4.20 |
Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
D2: Budgetflexibiliteit
Het budget voor humanitaire hulp kent een deel dat nog niet juridisch verplicht is. De uitgaven voor dit onderdeel zijn afhankelijk van de actualiteit en de behoefte bij de inzet in noodsituaties. De wereldwijd in te zetten core bijdragen aan internationale bij noodhulp meest betrokken organisaties zijn al wel juridisch vastgelegd. Ook de programma’s voor functionerende rechtsorde en capabele overheid, inclusieve en politieke processen, vredesdividend; werkgelegenheid en basisvoorzieningen en functionerende rechtsorde zijn nagenoeg allemaal juridisch vastgelegd. Het betreft programma’s die in 2014 of eerder zijn gestart.
E: Toelichting op de financiële instrumenten
• Niet-geoormerkte bijdragen aan het wereldwijde VN-noodhulpfonds Central Emergency Response Fund (CERF), UN-OCHA en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) ten behoeve van de snelle beschikbaarheid en flexibiliteit van de humanitaire hulp.
• Ongeoormerkte bijdragen aan UNHCR, UNRWA en WFP, eveneens ten behoeve van snelle beschikbaarheid en flexibiliteit. Bijdragen aan de International Strategy for Disaster Risk Reduction (ISDR) van de VN en het Global Network of Civil Society Organizations for Disaster Reduction (GNDR); deze organisaties houden zich bezig met vermindering van (effecten van) rampen.
• Verlichting van noden bij de grote humanitaire crises. Besluitvorming met betrekking tot bijdragen wordt gebaseerd op de inventarisatie van noden door de VN, het zgn. Consolidated Appeals Process (CAP). De bijdragen kunnen worden ingezet via VN-organisaties, gemeenschappelijke landenfondsen (Common Humanitarian Funds), (Internationale) Rode Kruis of NGO’s.
• Vanaf 2015 is het budget voor Internationale Veiligheid (BIV) opgenomen op de begroting van het Ministerie van Defensie.
• Legitieme en capabele overheid wordt geheel gefinancierd via een aantal grote, internationaal opererende NGO’s en IGO’s op het gebied van corruptie, democratisering, lokaal bestuur en politieke partijen.
• Inclusieve politieke processen en vredesdialoog, wordt voor het overgrote gedeelte uitgevoerd via een mix van nationale en internationale NGO’s. Daarnaast is er een bedrag van circa EUR 4 mln. per jaar gereserveerd voor kennisontwikkeling op het gebied van vrede, veiligheid en rechtstaatontwikkeling.
• Bij de wederopbouw (vredesdividend) is sprake van uitvoering d.m.v. NGO’s. In het geval van Specifieke landenprogramma’s wordt ook vaak gekozen voor voor uitvoering via het multilaterale kanaal (Multi-Donor Trust Funds), met het oog op de noodzakelijke coördinatie ter plekke en het belang van de betrokkenheid van de nationale overheid bij de uitvoering.
• In het geval van rechtstaatontwikkeling is de International Development of Law Organisation (IDLO), dat in 2014 een «branch office» in Den Haag opende, een belangrijke uitvoeringspartner. Daarnaast wordt met centrale middelen met een beperkt aantal multilaterale en niet-gouvernementele organisaties samengewerkt en is op landenniveau een beperkt aantal NGO’s actief in de bilaterale programma’s.
A: Algemene doelstelling
Versterkte kaders voor ontwikkeling en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren; het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland en bijdragen aan migratie en ontwikkeling.
B: Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
• Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
• Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen uit Nederland en ontwikkelingslanden op interessante posities bij multilaterale organisaties.
• Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.
• Het steunen van lokale sport- en culturele organisaties in 6 partnerlanden. Sport en cultuur worden door die organisaties ingezet om de rol van jongeren en vrouwen te versterken in sociale ontwikkeling, water- en sanitatieprojecten, vrede en veiligheid, infrastructuur en projecten gericht op verbetering van sexuele en reproductieve gezondheid en rechten.
• Het ondersteunen van initiatieven die cultuur en sport inzetten voor ontwikkeling, zowel op de posten als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en KNVB WorldCoaches.
• Het ondersteunen van initiatieven op het vlak van migratie en ontwikkeling.
Stimuleren
• Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.
• Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.
• Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.
• Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.
• Beïnvloeding van de formulering en vaststelling van nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelstellingen in het kader van de post-2015 agenda.
• Het toezien op de uitvoering van een nieuwe ontwikkelingsagenda door multilaterale organisaties.
• In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.
• Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.
• Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie en mensenrechten.
• Het stimuleren dat er rekening wordt gehouden met het belang van ontwikkelingslanden binnen het rijksbrede migratiebeleid.
• De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.
Regisseren
De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
C: Beleidswijzigingen
• Inzet op een geïntegreerde agenda voor de ontwikkelingsdoelstellingen post-2015, waarin de drie elementen van duurzaamheid samenkomen.
• Voor sport en cultuur wordt het aantal programmalanden verkleind (van 10 naar 7). Verder wordt de kennisuitwisseling versterkt.
D1: Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen in EUR 1.000 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen |
– 118.106 |
217.552 |
21.217 |
186.586 |
28.672 |
185.672 |
20.672 |
||
Uitgaven: |
|||||||||
Programma-uitgaven totaal |
334.920 |
196.687 |
58.110 |
45.345 |
– 11.425 |
40.430 |
30.029 |
||
waarvan juridisch verplicht |
100% |
||||||||
5.1 |
Versterkte multilaterale betrokkenheid |
227.589 |
191.117 |
159.617 |
159.882 |
135.882 |
135.882 |
135.882 |
|
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
UNDP |
27.500 |
17.500 |
|||||||
UNICEF |
19.000 |
14.000 |
|||||||
UNIDO |
1.950 |
1.950 |
|||||||
Middelenaanvulling multilaterale banken en fondsen |
121.219 |
104.296 |
|||||||
Kapitaalaanvullingen multilaterale banken en fondsen |
5.498 |
5.498 |
|||||||
Speciale multilaterale activiteiten |
6.950 |
7.373 |
|||||||
Assistent-deskundigen programma |
9.000 |
9.000 |
|||||||
5.2 |
Overig armoedebeleid |
99.285 |
– 3.430 |
– 110.507 |
– 123.537 |
– 156.307 |
– 104.452 |
– 114.853 |
|
Bijdragenovereenkomst |
|||||||||
Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling |
12.937 |
12.011 |
|||||||
Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking |
14.800 |
9.350 |
|||||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties |
|||||||||
Schuldverlichting |
48.111 |
48.667 |
|||||||
Unesco |
2.000 |
2.000 |
|||||||
nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNP en/of toerekeningen |
– 81.278 |
– 182.535 |
|||||||
5.3 |
Bijdrage aan migratie en ontwikkeling |
8.046 |
9.000 |
9.000 |
9.000 |
9.000 |
9.000 |
9.000 |
|
Subsidies |
|||||||||
Migratie en ontwikkeling |
3.500 |
3.100 |
|||||||
Ontvangsten |
78.619 |
106.715 |
79.542 |
164.537 |
76.882 |
74.492 |
72.154 |
||
5.20 |
Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen |
59.248 |
55.539 |
48.366 |
43.361 |
45.706 |
43.316 |
40.978 |
|
5.21 |
Ontvangsten OS |
19.371 |
51.176 |
31.176 |
121.176 |
31.176 |
31.176 |
31.176 |
|
5.22 |
Koersverschillen OS |
0 |
pm |
pm |
pm |
pm |
pm |
pm |
D2: Budgetflexibiliteit
Alle uitgaven voor versterkte multilaterale betrokkenheid, overig armoedebeleid en migratie en ontwikkeling zijn volledig juridisch verplicht.
E: Toelichting op de financiële instrumenten
• Bijdragen aan de begroting van de Internationale Financiële Instellingen via middelenaanvulling, kapitaalverhogingen en specifieke programma’s of trustfondsen ter bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden over een breed spectrum aan sectoren, o.a. op terrein van economische en sociale sectoren.
• Nederland ondersteunt een aantal multilaterale systeemorganisaties die, behalve dat zij direct werkzaam zijn op het terrein van armoedebestrijding, ook van groot belang zijn voor het effectief functioneren van het multilaterale kanaal en het versterken van armoedebeleid in ontwikkelingslanden. Het betreft de Wereldbank, UNDP en UNICEF.
• Het Nederlandse multilaterale assistent-deskundigen programma draagt bij aan capaciteitsopbouw van deskundigen in ontwikkelingslanden en aan het versterken van de invloed van ontwikkelingslanden in internationale organisaties.
• Compensatie van de Wereldbank (IDA) en regionale ontwikkelingsbanken voor schuldverlichting geeft ontwikkelingslanden de financiële ruimte een sterker eigen armoedebeleid te voeren.
• Kleinere activiteiten op ambassades en consulaten-generaal op het terrein van cultuur en ontwikkeling.
• Voor cultuur- en sport activiteiten in ontwikkelingslanden en uitwisseling is een bedrag beschikbaar, dat deels via ambassades in Mali, Indonesië, Egypte, Kenya, Zuid-Afrika, Suriname en Palestijnse Gebieden wordt ingezet en deels via Nederlandse cultuur-, sport- en ontwikkelingsorganisaties, zoals het Prins Clausfonds, NSA International en het Hubert Bals Fonds.
• Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
Op dit artikelonderdeel is een negatief bedrag opgenomen waar wijzigingen van het totale ODA-budget als gevolg van BNP-mutaties worden verwerkt evenals aanpassingen in de toerekeningen (o.a. EKI en de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen). In het kader van verantwoord begroten worden de financiële instrumenten opgenomen op de beleidsartikelen. Omdat BNP mutaties een aantal keren per jaar plaatsvinden wordt hiermee geanticipeerd op schommelingen.
• Aan niet-gouvernementele organisaties en interstatelijke organisaties die activiteiten uitvoeren op terrein van migratie en ontwikkeling kunnen subsidies of bijdragen worden verstrekt.
Ontvangsten
• Het betreft hierbij restituties op OS programma’s die een lagere realisatie kennen dan oorspronkelijk voorzien. Vanwege bevoorschotting komt het voor dat hierbij restsaldi ontstaan. Daarnaast worden hierop ook de ontvangsten met betrekking tot aflossingen op begrotingsleningen verwerkt.
In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de Ontwerpbegroting 2014 en de begroting 2015. Alleen mutaties boven EUR 2 miljoen en mutaties met een structurele doorwerking worden toegelicht en de mutaties t/m de eerste suppletoire begroting 2014 zijn eerder al tijdens de Voorjaarsnota toegelicht.
Opbouw uitgaven (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
463.256 |
491.830 |
678.020 |
773.984 |
473.055 |
||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
mutatie amendement 2014 |
– 45.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
44.627 |
52.417 |
– 74.558 |
– 19.031 |
2.098 |
||
nieuwe mutaties 2014 |
– 19.750 |
– 29.750 |
– 30.000 |
– 30.000 |
– 50.000 |
||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
373.529 |
443.133 |
514.497 |
573.462 |
724.953 |
425.153 |
425.153 |
Toelichting artikel 1:
Vanwege kortingen op het ODA-budget, als gevolg van een dalend BNP het afgelopen jaar, wordt het budget voor Duurzame handel en investeringen op het terrein van versterkt privaat ondernemerschap meerjarig verlaagd.
Opbouw ontvangsten (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
9.315 |
5.167 |
8.463 |
4.815 |
1.815 |
||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
mutatie amendement 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
0 |
2.100 |
5.000 |
0 |
0 |
||
nieuwe mutaties 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
1.833 |
9.315 |
7.267 |
13.463 |
4.815 |
1.815 |
1.815 |
Opbouw uitgaven (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
581.953 |
616.602 |
686.532 |
751.532 |
751.532 |
||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
mutatie amendement 2014 |
5.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
– 10.673 |
– 22.549 |
– 4.172 |
– 45.792 |
– 45.792 |
||
nieuwe mutaties 2014 |
– 30.000 |
– 30.000 |
– 50.000 |
– 40.000 |
– 25.000 |
||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
666.235 |
546.280 |
564.053 |
632.360 |
665.740 |
680.740 |
685.740 |
Toelichting artikel 2:
Vanwege kortingen op het ODA-budget, als gevolg van een dalend BNP het afgelopen jaar, wordt het budget voor Duuzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water op het terrein van marktontwikkeling, duurzame voedselproductie en het versterken van het ruraal ondernemingsklimaat meerjarig verlaagd.
Daarnaast worden de Landenprogramma’s voor integraal waterbeheer en drinkwater en sanitatie bijgesteld.
Opbouw uitgaven (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
985.987 |
945.091 |
842.823 |
737.823 |
737.823 |
||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
mutatie amendement 2014 |
33.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
– 379 |
1.321 |
6.438 |
– 4.875 |
125 |
||
nieuwe mutaties 2014 |
– 2.478 |
– 2.478 |
– 2.478 |
– 2.478 |
– 2.478 |
||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
1.115.501 |
1.016.130 |
943.934 |
846.783 |
730.470 |
735.470 |
735.470 |
Opbouw uitgaven (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
685.469 |
689.571 |
689.571 |
689.571 |
689.571 |
||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
mutatie amendement 2014 |
7.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
– 197.802 |
43.350 |
0 |
0 |
0 |
||
nieuwe mutaties 2014 |
555.000 |
– 338.350 |
– 295.000 |
– 295.000 |
– 285.000 |
||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
527.379 |
1.049.667 |
394.571 |
394.571 |
394.571 |
404.571 |
414.571 |
Toelichting artikel 4
Door herprioritering wordt EUR 5 miljoen in 2014 overgeheveld naar de begroting van Buitenlandse Zaken (V). Vanaf 2015 wordt het budget voor Internationale veiligheid structureel overgeheveld naar de begroting van Defensie. Onderdeel van deze overheveling is dat EUR 60 miljoen beschikbaar blijft voor de begrotingen van BZ en BH&OS ter financiering van veiligheidssectorhervormingen, vredes- en capaciteitsopbouw en beveiliging van hoog-risico posten. Dit wordt jaarlijks bij Voorjaarsnota verwerkt.
Voor 2014 is het noodhulpfonds ingesteld. Dit fonds is flexibel inzetbaar in de periode 2014–2017. Dit betekent dat het beschikbare bedrag in 2014 niet volledig zal worden uitgegeven, maar zal worden verdeeld over de komende jaren. (naar verwachting EUR 100 mln in 2014, EUR 170 mln in 2015 en EUR 150 mln in 2016 en 2017)
Opbouw ontvangsten (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
0 |
0 |
|||||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
|||||
mutatie amendement 2014 |
0 |
0 |
|||||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
25.500 |
25.500 |
|||||
nieuwe mutaties 2014 |
– 25.500 |
– 25.500 |
|||||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
0 |
0 |
Toelichting artikel 4:
Als gevolg van de overheveling van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar het Ministerie van Defensie worden ook de ontvangsten overgeheveld.
Opbouw uitgaven (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
79.011 |
– 7.516 |
79.487 |
– 152.231 |
84.906 |
||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
mutatie amendement 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
41.496 |
– 78.571 |
– 178.648 |
– 21.931 |
– 128.290 |
||
nieuwe mutaties 2014 |
76.180 |
144.197 |
144.506 |
162.737 |
83.814 |
||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
334.920 |
196.687 |
58.110 |
45.345 |
– 11.425 |
40.430 |
30.029 |
Op dit artikel zijn de correcties verwerkt als gevolg van de daling van het BNP en het hieraan gekoppelde ODA-budget.
Opbouw ontvangsten (EUR 1.000) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 |
86.715 |
80.117 |
75.675 |
77.337 |
74.947 |
||
mutatie nota van wijziging 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
mutatie amendement 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
nieuwe mutaties 2014 |
20.000 |
– 575 |
88.862 |
– 455 |
– 455 |
||
Stand ontwerpbegroting 2015 |
78.619 |
106.715 |
79.542 |
164.537 |
76.882 |
74.492 |
72.154 |
De stijging van de ontvangsten wordt veroorzaakt door restituties van de Wereldbank, het Global Trade Liquidity Program (GTIP).
Datum |
Omschrijving |
Herkomst |
Stand van Zaken |
---|---|---|---|
12-09-2013 |
Motie Schouw c.s. 19 637, nr. 1717: over het verhogen van het quotum voor hervestiging van 2014 |
Dertigledendebat over het bericht «Het kabinet ziet niets in opvang van vluchtelingen uit Syrie d.d. 12 september 2013 |
Zal door MinV&J behandeld worden |
12-09-2013 |
Motie Schouw c.s. 19 637, nr. 1718: over een meer actieve rol van de regering in de Europese coordinatie van hulp aan Syrie |
Dertigledendebat over het bericht «Het kabinet ziet niets in opvang van vluchtelingen uit Syrië d.d. 12 september 2013 |
Aan voldaan in brief DSH-888/2013, verzonden op 16 oktober 2013 |
12-09-2013 |
Motie Van der Staaij/Van Hijum 19 637, nr. 1716: over voorrang geven aan de meest kwetsbare en bedreigde personen |
Dertigledendebat over het bericht «Het kabinet ziet niets in opvang van vluchtelingen uit Syrië 12 september 2013 |
Zal door MinV&J behandeld worden |
12-09-2013 |
Motie Voordewind 19 637, nr. 1715: over het loskoppelen van 250 Syrische vluchtelingen van het bestaande quotum |
Dertigledendebat over het bericht «Het kabinet ziet niets in opvang van vluchtelingen uit Syrië d.d. 12 september 2013 |
Zal door MinV&J behandeld worden |
12-09-2013 |
Motie Voortman c.s. 19 637, nr. 1712: over ruimhartige opvang van Syrische vluchtelingen in Nederland |
Dertigledendebat over het bericht «Het kabinet ziet niets in opvang van vluchtelingen uit Syrië d.d. 12 september 2013 |
Zal door MinV&J behandeld worden |
03-10-2013 |
Motie de Caluwé/Agnes Mulder 26 234, nr. 142: geen extra regelgeving bovenop de OESO-richtlijnen |
VAO Landroof d.d. 3 oktober 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB-10495/2013, verzonden op 30 september 2013 |
03-10-2013 |
Motie Smaling/Jasper van Dijk 26 234, nr. 146: uitbreiding van het landbouwareaal binnen het speerpunt «Voedselzekerheid" |
VAO Landroof d.d. 3 oktober 2013 |
Ondersteuning beleid |
03-10-2013 |
Motie Van Ojik (gewijzigd) 26 234, nr. 147: aanscherpen van de OESO-richtlijnen met het oog op landrechten van boeren |
VAO Landroof d.d. 3 oktober 2013 |
In behandeling |
11-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 625 nr. 52: uitbreiding van de eis van ontwikkelingsrelevantie voor investeringen uit het Dutch Good Growth Fund |
Notaoverleg Ondernemen voor Ontwikkeling (DGGF) d.d. 11 november 2013 |
Ondersteuning beleid |
11-11-2013 |
Motie Van Ojik 33 625 nr. 56: activiteiten uit het Dutch Good Growth Fund in lijn laten zijn met internationale duurzaamheidsafspraken |
Notaoverleg Ondernemen voor Ontwikkeling (DGGF) d.d. 11 november 2013 |
Ondersteuning beleid |
11-11-2013 |
Motie Van Ojik 33 625, nr. 55: voldoen aan arbeidsvoorwaarden voor steun uit het Dutch Good Growth Fund |
Notaoverleg Ondernemen voor Ontwikkeling (DGGF) d.d. 11 november 2013 |
Ondersteuning beleid |
11-11-2013 |
Motie Van Ojik 33 750 V nr. 13: de inzet van het Budget voor Internationale Veiligheid als uitgangspunt te nemen dat die inzet bijdraagt aan de versterking van de rol van vrouwen in conflictsituaties |
Notaoverleg Budget Internationale Veiligheid d.d. 11 november 2013 |
In behandeling |
28-11-2013 |
Motie Agnes Mulder en de Caluwé 33 750 nr. 30: een visie op het grensoverschrijdende bedrijfsleveninstrumentarium |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DDE over effectieve private sector ontwikkeling, verzonden op 25 april 2014 |
28-11-2013 |
Motie Jan Vos 33 750 nr. 28: Kamer regelmatig informeren over TTIP en nationale maatregelen privacy (de borging van privacy in het handelsakkoord tussen de EU en de VS) |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief IMH-64555/14, verzonden op 7 februari 2014 |
28-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 625 nr. 65: de politieke onafhankelijkheid van maatschappelijke organisaties |
VAO Maatschappelijke Organisaties en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DSO-122/14, verzonden op 13 mei 2014 |
28-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 625 nr. 66: jaarlijkse reflectie op de verhouding tussen de kanalen en de vraag in hoeverre de daarin gemaakte keuzes bijdragen aan een goede uitvoering van de beleidsprioriteiten |
VAO Maatschappelijke Organisaties en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DSO-122/14, verzonden op 13 mei 2014 |
28-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 750 nr. 31: afrekenbare doelen op het terrein van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking in 2014 |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief BIS-034/14, verzonden op 20 maart 2014 |
28-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 750 nr. 33: het beleid ten aanzien van intellectueel eigendom |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief EZ, verzonden op 8 juli 2014. |
28-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 750 nr. 34: bestedingen uit het BIV en het DGGF |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
In behandeling |
28-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 750 nr. 35: de bestrijding van vrouwenbesnijdenis nadrukkelijker als politieke prioriteit benoemen en uitdragen |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DSO-124/14, verzonden op 28 april 2014 |
28-11-2013 |
Motie Sjoerdsma 33 750 nr. 36: de kans voor studenten uit ontwikkelingslanden om in Nederland te studeren |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DSO/030/14, verzonden op 6 mei 2014 |
28-11-2013 |
Motie Van der Staaij 33 750 nr. 43: verankering van voorkombare infectieziekten in het SRGR-beleid |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DSO/GA-054/14, verzonden op 20 maart 2014 |
28-11-2013 |
Motie Van Laar 33 625 nr. 62: het mogelijk maken dat organisaties uit een DAC-land deel uitmaken van een alliantie |
VAO Maatschappelijke Organisaties en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DSO-122/14, verzonden op 13 mei 2014 |
28-11-2013 |
Motie Van Laar 33 750 nr. 29: expliciete aandacht voor vrouwen en meisjes in OS-beleidsdocumenten |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
In behandeling |
28-11-2013 |
Motie Van Ojik 33 750 nr. 42: TTIP en ISDS: onderzoek naar risico’s en de Kamer over resultaten informeren. In Europees verband inzetten om ongewenste gevolgen akkoord aan te pakken/ opname van het ISDS in het handelsakkoord tussen de VS en de EU |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB-231032/14, verzonden op 16 mei 2014 |
28-11-2013 |
Motie Van Ojik en Jasper van Dijk 33 750 nr. 41: de grote verschillen in ontwikkelingsniveau van ACP-landen, in EU-rol van honest broker spelen en aandringen op flexibele opstelling |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief IMH-114339/14, verzonden op 19 maart 2014 |
28-11-2013 |
Motie Voordewind 33 750 nr. 37: een breed convenant met de Nederlandse kledingbranche voor risicolanden |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
In behandeling |
28-11-2013 |
Motie Voordewind 33 750 nr. 38: het streven naar gelijkwaardigheid van de drie domeinen in het speerpunt water |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DME-48485/14, verzonden op 11 februari 2014 |
03-12-2013 |
Motie van Laar 33 750 V, nr. 14: bij elke missie gefinancierd uit het BIV expliciet en voor zover mogelijk aan geven hoe Nederland invulling geeft aan haar betrokkenheid aan wat het perspectief op lange termijn is |
Notaoverleg Budget Internationale Veiligheid d.d. 11 november 2013 |
In behandeling |
17-12-2013 |
Motie Sjoerdsma 26 485 nr. 171: ervoor zorg te dragen dat bedrijven rijksbreed enkel in aanmerking komen voor overheidssteun indien zij handelen conform de OESO-richtlijnen |
VAO MVO-Bangladesh d.d. 17 dec. 2013 |
In behandeling |
17-12-2013 |
Motie Voordewind 26 485 nr. 170: de financiële sector expliciet op te nemen in het mvo-risicosectorenbeleid om duurzaamheid en transparantie in deze sector te bevorderen |
VAO MVO + Bangladesh d.d. 17 dec. 2013 |
Aan voldaan in brief EDT-5430/14, verzonden op 24 juni 2014 |
18-12-2013 |
Motie van Vliet 25 086, nr. 69: alert zijn op fiscale afwikkelingen in andere landen en, fiscale innovatie als uitgangspunt te hanteren |
Plenair SEO-onderzoek d.d. 18 dec. 2013 |
Zal door MinFIN behandeld worden |
18-12-2013 |
Motie Van Vliet 25 087 nr. 70: bij eventuele heronderhandeling over belastingverdragen met derde staten het behoud van de Ned. fiscale positie als uitgangspunt hanteren |
Plenair SEO-onderzoek d.d. 18 dec. 2013 |
Zal door MinFIN behandeld worden |
20-02-2014 |
Motie Jasper Van Dijk, 21 501-02 nr. 1334: over het TTIP-vrijhandelsverdrag mag geen verlaging van Europese standaarden betekenen |
AO RBZ-Handelsraad d.d. 13 februari 2014 / VAO RBZ-Handelsraad d.d. 20 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-16673/14, verzonden op 22 april 2014 |
20-02-2014 |
Motie Klaver en Jan Vos, 21 501-02 nr. 1335: bezien of en hoe Amerikaanse bedrijven NAFTA ISDS zouden kunnen gebruiken om claims in te dienen in Nederland |
AO RBZ-Handelsraad d.d. 13 februari 2014 / VAO RBZ-Handelsraad d.d. 20 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-2014.328124, verzonden op 25 juni 2014 |
20-02-2014 |
Motie Klaver, 21 501-02 nr. 1336: dat de Europese Unie onverkort vasthoudt aan het voorzorgsprincipe in het onderhandelen met de VS over het handelsakkoord |
AO RBZ-Handelsraad d.d. 13 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-16673/14, verzonden op 22 april 2014 |
20-02-2014 |
Motie Klaver/v. Dijk, 21 501-02, nr. 1338: het TTIP-verdrag altijd ter goedkeuring voor te leggen aan het parlement |
AO RBZ-Handelsraad d.d. 13 februari 2014 |
In behandeling |
20-02-2014 |
Motie van Dijk, 21 501-02, nr. 1333; brede consulatie te organiseren over het vrijhandelsverdrag EU-VS (TTIP) en de resultaten aan de Kamer te sturen |
AO RBZ-Handelsraad d.d. 13 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DGBEB-231032/14, verzonden op 16 mei 2014 |
06-03-2014 |
Motie Van Laar en De Caluwé 33 625 nr. 75: het inpassen van de HPV-vaccinatie in de SRGR-programma's |
VAO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 11 maart 2014 |
Aan voldaan in brief DSO/GA-054/14, verzonden op 20 maart 2014 |
06-03-2014 |
Motie Van Laar en Jasper Van Dijk 33 625 nr. 77: continueren van de steun aan maatschappelijke organisaties |
VAO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 11 maart 2014 |
Aan voldaan in brief DSO-075/14, verzonden op 10 april 2014 |
11-03-2014 |
(Gewijzigde) Motie Van Laar en Sjoerdsma 33 625, nr. 76: 5 miljoen euro oormerken voor projecten voor veilige abortus |
VAO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 11 maart 2014 |
In behandeling |
13-05-2014 |
Motie de Caluwé 33 625 nr. 101: het herzien van het meerjarenplan voor Mali |
VAO MJSP's d.d. 13 mei 2014 |
In behandeling |
13-05-2014 |
Motie de Caluwé 33 625 nr. 103: Oeganda waarschuwen voor verdergaande maatregelen van Nederland |
VAO MJSP's d.d. 13 mei 2014 |
Aan voldaan in brief DIE-372092/14, verzonden op 17 juli 2014 |
13-05-2014 |
Motie de Caluwé en Mulder 33 625 nr. 102: één concreet en meetbaar doel per partnerland in de speerpuntenbrief van september |
VAO MSJP's d.d. 13 mei 2014 |
In behandeling |
13-05-2014 |
Motie Van Laar en Mulder 33 625 nr. 100: met Ambassades zoeken naar extra impulsen in de strijd tegen seksueel geweld |
VAO MJSP's d.d. 13 mei 2014 |
In behandeling |
23-06-2014 |
Motie Agnes Mulder 33 916 nr. 4: Het versterken van «enabling environment» |
Notaoverleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
In behandeling |
01-07-2014 |
Gewijzigde motie Leegte (t.v.v. 33 916, nr. 5): De nadruk leggen op het benutten van kansen |
Notaoverleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
Ondersteuning beleid |
01-07-2014 |
Gewijzigde motie Leegte (t.v.v. 33 916, nr. 6): Een platform creëren waar vraag en aanbod elkaar kunnen vinden |
Notaoverleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
In behandeling |
01-07-2014 |
Gewijzigde motie Leegte (t.v.v. 33 916, nr. 7): Overleg plegen over investeringsvoorstellen en gemengde vormen van financiering |
Notaoverleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
Ondersteuning beleid |
01-07-2014 |
Motie Van Laar 33 916 nr. 13: Altijd vooropstellen van ontwikkelingsrelevantie en inclusieve groei |
Nota overleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
Ondersteuning beleid |
01-07-2014 |
Motie Van Laar 33 916 nr. 14:Het lokale maatschappelijk middenveld actief betrekken bij het bedrijfsleveninstrumentarium |
Nota overleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
Ondersteuning beleid |
01-07-2014 |
Motie Van Laar 33 916 nr. 15:Het DRIVE-programma |
Nota overleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
In behandeling |
01-07-2014 |
Motie Van Ojik 33 916 nr. 12: Onafhankelijke controle en monitoring op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
Nota overleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
Ondersteuning beleid |
01-07-2014 |
Motie Van Ojik 33 916 nr.10: Armoedebestrijding expliciet als doel stellen |
Notaoverleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 201 |
Ondersteuning beleid |
01-07-2014 |
Nader gewijzigde motie Leegte en Agnes Mulder (t.v.v. 33 916, nr. 9): Over mogelijkheden om de inzet van het Nederlandse bedrijfsleven bij nationale en internationale instrumenten te vergroten |
Notaoverleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
In behandeling |
03-07-2014 |
(Gewijzigde) Motie Jasper Van Dijk (tvv 26 485, nr. 183): Niet-vrijblijvende afspraken om landroof tegen te gaan |
VAO IMVO d.d. 3 juli 2014 |
In behandeling |
04-07-2014 |
Motie Jan Vos c.s. 26 485 nr.180: Inzicht in de herkomst van door de energiebedrijven gebruikte steenkolen |
VAO IMVO d.d. 3 juli 2014 |
In behandeling |
Datum |
Omschrijving |
Herkomst |
Stand van Zaken |
---|---|---|---|
03-07-2013 |
Informeren over EU-donorconferentie voor Somalië van 16 september a.s., incl. Nederlandse inzet en terugblik op verleende hulp |
AO Somalië d.d. 3 juli 2013 |
Aan voldaan in brief DAF-2013.258459, verzonden op 17 september 2013 |
03-07-2013 |
Overzicht sturen met uitsplitsing van Nederlandse hulp aan Somalië, met daarbij ook informatie over Nederlandse inzet voor remittances en over samenwerking met Turkije m.b.t. Somalië |
AO Somalië d.d. 3 juli 2013 |
Aan voldaan in brief DAF-258459/13, verzonden op 13 september 2013 |
08-07-2013 |
De Kamer ontvangt na het zomerreces maar in ieder geval voor de begrotingsbehandeling de jaarrapportage wapenexport 2012 |
AO Wapenexportbeleid d.d. 3 juli 2013 |
Aan voldaan in brief BEB/IMH 2013.267531, verzonden op 11 november 2013 |
08-07-2013 |
In het volgende jaarverslag komt er meer informatie over afwijkingen van begrote uitgaven |
Wetgevingsoverleg d.d. 13 juni 2013 |
Aan voldaan. In de jaarverslagen is per artikel hierover een passage opgenomen. |
08-07-2013 |
Later dit jaar komt er een beleidsdoorlichting van de Private Sector Ontwikkeling |
Wetgevingsoverleg d.d. 13 juni 2013 |
Aan voldaan in «Kamerbrief inzake Effectieve privatesectorontwikkeling door focus en synergie», verzonden op 25 april 2014 |
08-07-2013 |
De Minister verkent de mogelijkheden van onderzoek door een onafhankelijke (bijv. het OPCW) naar het eindgebruik van het vanuit Nederland geëporteerde glycol |
AO Wapenexportbeleid d.d. 3 juli 2014 |
Aan voldaan in brief DGBEB/IMH-254984/2013, verzonden op 3 september |
08-07-2013 |
De Minister zal de Kamer eenmaal per jaar in een vertrouwelijke brief informeren over de afwikkeling van mogelijke malversaties, met in het jaarverslag informatie over resultaten van terugvorderingen |
Wetgevingsoverleg d.d. 13 juni 2013 |
Aan voldaan in vertrouwelijke brief FEZ-2013/416, verzonden op 8 november 2013 |
08-07-2013 |
De Minister zal de Kamer in een brief informeren over beheer en capaciteit, in vergelijking met andere landen |
Wetgevingsoverleg d.d. 13 juni 2013 |
Aan voldaan in brief FEZ-2013/423, verzonden op 18 oktober 2013 |
08-07-2013 |
Resultaten « tracking cell» voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen in Somalië door militairen van AMISOM |
AO Somalië d.d. 3 juli 2013 |
Aan voldaan in brief DVB/CV-243/13, verzonden op 16 december 2013 |
30-08-2013 |
De Minister onderzoekt mogelijkheden voor meer hulp aan IDP's in Syrië en informeert de Kamer over de uitkomst |
AO Syrië d.d. 30 augustus 2013 |
Aan voldaan in brief DSH-806/2013, verzonden op 20 september 2013 |
18-09-2013 |
De Minister informeert de Kamer periodiek per brief over de voortgang van de post-2015 ontwikkelingsagenda en de Nederlandse inzet daarbij en rapporteert daarin tevens over de resultaten met betrekking tot de MDG's en de Nederlandse financiele bijdrage daaraan |
AO Nederlandse visie op de post-2015 ontwikkelingsagenda d.d. 18 september 2013 |
Aan voldaan in brief DMM/SE-321875, verzonden op 27 november 2013 |
19-09-2013 |
Kamer zal geinformeerd worden over de sector risico analyse; waaronder de vraag naar openbaar maken van de sectoranalyses |
AO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen d.d. 19 september 2013 |
Aan voldaan tijdens technische briefing MVO sector risico analyse |
19-09-2013 |
De Minister zal de Kamer rapporteren over de uitkomst van het gesprek met CEO's van bedrijven over verbetering van de transparantie met betrekking tot land deals |
AO Landroof d.d. 18 september 2013 |
Aan voldaan in brief DDE-685/13, verzonden op 18 december 2013 |
19-09-2013 |
De Minister zal gezette tijden rapporteren naar de Kamer over de voortgang van de uitvoering van het Plan van Aanpak van de Nederlandse textielsector |
AO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen d.d. 19 september 2013 |
In behandeling |
19-09-2013 |
De Minister zal in een volgende brief over Landroof maximaal rapporteren in termen van kwantitatieve ontwikkelingen en doelstellingen |
AO Landroof d.d. 18 september 2013 |
Aan voldaan in brief DME-2014.177758, verzonden op 30 april 2014 |
19-09-2013 |
Voor het kerstreces komt er een brief over het Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven. Hierin wordt ingegaan op het NCP, onderzoeksmandaat van het NCP en inzagerecht |
AO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen d.d. 19 september 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB-353777/13, d.d. 20 december 2013 |
01-10-2013 |
In een volgende brief over MVO zal nader ingegaan worden op naleving van OESO richtlijnen door bedrijven die meegaan met economische missies |
AO Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen d.d. 19 september 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB-2013.5665, verzonden op 4 juli 2013 |
03-10-2013 |
De Minister informeert de Kamer per brief over de Nederlandse positie ten aanzien van de Asian Development Bank |
AO Wereldbank d.d. 3 oktober 2013 |
Aan voldaan in brief DMM/IF-187/2013, verzonden op 5 november 2013 |
23-10-2013 |
De Minister zal schriftelijk terugkomen op vragen CDA over Nederlandse handelsbevordering met sudan |
AO RBZ d.d. 16 oktober 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB/DIO-2013.68911, verzonden op 2 december 2013 |
13-11-2013 |
De reserveringen voor kinderrechten in een overzicht |
AO Maatschappelijke organisaties en ontwikkelingssamenwerking d.d. 13 november 2013 |
Aan voldaan in brief DSO/GA-72/14, verzonden op 28 maart 2014 |
13-11-2013 |
Uitwerking beleidskader |
AO Maatschappelijke organisaties en ontwikkelingssamenwerking d.d. 13 november 2013 |
Aan voldaan in het MO subsidiekader op 13 mei 2014 |
15-11-2013 |
De Kamer ontvangt uiterlijk eind september 2014 een brief over de wijze waarop de 3-D benadering wordt ingevuld |
Notaoverleg Budget Internationale Veiligheid d.d. 11 november 2013 |
In behandeling |
15-11-2013 |
De Minister informeert de Kamer voor het zomerreces per brief over hoe het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid in de Palestijnse Gebieden in het evaluatieprogrammavan het IOB is opgenomen |
Notaoverleg Budget Internationale Veiligheid d.d. 11 november 2013 |
Aan voldaan in brief DAM-340106/14, verzonden op 3 juli 2014 |
15-11-2013 |
De Minister stuurt de kamer voor 1 juni 2014 een brief over ORIO naar naanleiding van de review van het Carnegie Consult |
Notaoverleg Ondernemen voor Ontwikkeling d.d. 11 november 2013 |
Aan voldaan in brief DDE-204/14, verzonden op 25 april 2014 |
05-12-2013 |
Informeren over evaluatie NBSO Houston |
Notaoverleg Modernisering Diplomatie d.d. 25 november 2013 |
Aan voldaan in brief DIO-6670/14, verzonden op 17 juli 2014 |
05-12-2013 |
Preciezer resultaten weergeven van bijvoorbeeld handelsmissies |
Notaoverleg Modernisering Diplomatie d.d. 25 november 2013 |
Aan voldaan met de verzending van de afgelopen kwartaalrapportage BZ-2013.83004 |
11-12-2013 |
Brief met techn uitleg over ISDS incl.appreciatie sociale,ecologische,financiële en rechtspositionele gevolgen voor Nederlandse bedrijven t.o.v. intern bedrijven, waarbij de risico’s in kaart worden gebracht,incl(waar nodig)mitigerende maatregelen/acties |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief IMH-328124/14, verzonden op 25 juni 2014 |
11-12-2013 |
Brief op vragen lid Thieme over China, zuivel en handelsbevordering |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DIO-2013.13699, verzonden op 19 december 2013 |
11-12-2013 |
Brief over Internationaal Verdienvermogen |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 + AO Economische missies en exportbevordering d.d. 19 december 2013 |
Aan voldaan in brief EDT-80225/14, verzonden op 16 mei 2014 |
11-12-2013 |
Brief over samenhangend beleidsverhaal waarin de relatie tussen middelen en doelstellingen uiteen wordt gezet |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DME-177758/14, verzonden op 30 april 2014 |
11-12-2013 |
CEO’s energiebedrijven informeren over Kamermeerderheid voor transparantie over sourcing steenkolen tijdens gesprek 19/12 |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB-355893/13, verzonden op 23 december |
11-12-2013 |
Gendercide: inventarisatie van de situatie in andere landen en inzet mensenrechtenambassadeur bezien |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief TFVG-06/2014, verzonden op 30 april 2014 |
11-12-2013 |
Kamer schriftelijk informeren TK over transactietax, inclusief voorstellen Noorwegen |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 |
Aan voldaan in brief EDT-1739–14, verzonden op 3 maart 2014 |
11-12-2013 |
Nader informeren in voorjaar over motie Smaling (145, AO landroof) over financiering landroof door banken en pensioenfondsen |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 |
In behandeling |
11-12-2013 |
Noodhulp: bij bedragen boven 5 mln Kamer schriftelijk informeren en 1 keer p/j rapporteren zoals gebruikelijk |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 |
Aan voldaan in brief DAM-9082/14, verzonden op 13 januari 2014 |
11-12-2013 |
Onderwijs: Brief over eventuele gaten in budgetten in partnerlanden. Inclusief korte alinea over welke donoren wat doen. Indien mogelijk meenemen in bestaande rapportage |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief, verzonden op 5 februari 2014. |
11-12-2013 |
Onderwijs: in volgende rapportage terugkomen op uitvoering motie van der Staaij |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in OS-EXIT brief |
11-12-2013 |
Palmolie en schendingen landrechten: per brief oordeel over investeringen Rabo, na gesprek met Rabo en andere financiele instellingen |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 |
In behandeling |
11-12-2013 |
Rapporteren over voortgang EITI, per brief, ism MinEZ |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 |
In behandeling |
11-12-2013 |
Rwanda begrotingssteun: indien aanleiding voor heroverwegen steun Kamer informeren via geannoteerde agenda RBZ OS |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief DAF-2014.191761, verzonden op 7 mei 2014 |
11-12-2013 |
Verslag van gesprek met CEO’s energiebedrijven aan TK sturen |
Begrotingsbehandeling BuHa&OS d.d. 28 en 29 november 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB-355893/13, verzonden op 23 december |
11-12-2013 |
Via geannoteerde agenda RBZ Handel verslag over afspraken over privacy in EU, ihkv TTIP onderhandelingen |
Begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 27 en 28 november 2013 |
Aan voldaan in brief IMH-64555/14, verzonden op 7 februari 2014 |
20-12-2013 |
In het TTIP/ISDS onderzoek (motie van Ojik begrotingsbehandeling) wordt een appreciatie van de politieke context meegnomen |
Mondeling Overleg Eerste Kamer Nederlands OS-beleid d.d. 17 december 2013 |
Aan voldaan in brief DGBEB-2014.231032, verzonden op 16 mei 2014 |
20-12-2013 |
De Minister stuurt aanvullende brief over de 0.7% norm (voor verschijnen Kabinetsreactie IBO/ODA) |
Mondeling Overleg Eerste Kamer Nederlands OS-beleid d.d. 17 december 2013 |
Aan voldaan in brief BIS-001/2014, verzonden op 17 februari 2014 |
23-12-2013 |
De Minister presenteert in april 2014 een separate MKB-strategie en zal deze aan de Tweede Kamer sturen |
AO Economische missies en exportbevordering d.d. 19 december 2013 |
Aan voldaan in brief DIO-6240/14, verzonden op 7 juli 2014 |
23-12-2013 |
De Minister zal in overleg treden met de De Minister van V&J over extraterritoriale werking van wetgeving in de VS + het VK inzake corruptie en de Kamer schriftelijk over de uitkomst hiervan informeren |
AO Economische missies en exportbevordering d.d. 19 december 2013 |
Aan voldaan in brief IMH-2014.48893, verzonden op 29 januari 2014 |
16-01-2014 |
Samenwerkingsforum Israel d.d. 8-9 december 2013 |
Toezegging tijdens Vragenuurtje d.d. 14 januari 2014 |
Aan voldaan in brief DAM-35843/14, verzonden op 16 januari 2014 |
23-01-2014 |
Kamerbrief van de Ministers over NL hulp Zuid Sudan en mogelijke politieke inspanningen |
AO-RBZ d.d. 16 januari 2014 |
Aan voldaan in brief DSH-60428/14, verzonden op 13 februari 2014 |
10-02-2014 |
De Kamer ontvangt alsnog een notificatiebrief inzake de afgegeven vergunning voor wapenexport naar Turkmenistan |
AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DVB-059/14, verzonden op 19 maart 2014 |
10-02-2014 |
De Kamer ontvangt de Wapenexportrapportage over het jaar 2013 vóór het zomerreces van 2014 |
AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DVB-2014.304173, verzonden op 25 juli 2014 |
10-02-2014 |
De Kamer wordt medio april geïnformeerd over de gewijzigde EU-Verordening inzake dual-use goederen, waarbij ook ingegaan zal worden op het Nederlandse ambitieniveau inzake harmonisering en verbetering van het Europese wapenexportcontrolebeleid |
AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DVB-185039/14, verzonden op 3 juli 2014 |
10-02-2014 |
In de volgende wapenexportjaarrapportage zal ook een overzicht opgenomen worden van de afgegeven vergunningen voor strategische diensten. |
AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DVB-2014.304173, verzonden op 25 juli 2014 |
10-02-2014 |
Mininister stuurt brief aan Kamer over humanitaire hulp Syrië en de afgelopen Rome conferentie hierover |
AO RBZ d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DSH-76157/14, verzonden op 24 februari 2014 |
12-02-2014 |
De Kamer ontvangt vóór het AO China (9 april 2014) een kabinetsreactie op het AIV-advies «Azië in opmars», waarbij ook het Clingendael rapport over de Aziatische Ontwikkelingsbank zal worden betrokken |
AO Nederlandse positie bij de Aziatische Ontwikkelingsbank d.d. 11 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DAO-143213/14, verzonden op 1 april 2014 |
12-02-2014 |
In de rapportage aan de Kamer in het kader van de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank ook ingaan op de inzet in de richting van de Aziatische Ontwikkelingsbank om deelname van het Nederlandse bedrijfsleven aan de uitvoer |
AO Nederlandse positie bij de Aziatische Ontwikkelingsbank d.d. 11 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DMM-259316/14, verzonden op 18 juni 2014 |
12-02-2014 |
Toezegging 1: OPCW |
Besloten gedeelte AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-131432/14, verzonden op 24 april 2014 |
12-02-2014 |
Toezegging 2: OM |
Besloten gedeelte AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-131432/14, verzonden op 24 april 2014 |
12-02-2014 |
Toezegging 3: Australië groep |
Besloten gedeelte AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-310967/14, verzonden op 11 juni 2013 |
12-02-2014 |
Toezegging 4: Lessons learned |
Besloten gedeelte AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-310967/14, verzonden op 11 juni 2013 |
12-02-2014 |
Toezegging 5: Declaratie |
Besloten gedeelte AO Wapenexportbeleid d.d. 5 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-131432/14, verzonden op 24 april 2014 |
14-02-2014 |
De Kamer ontvangt een verslag van de bijeenkomst van de Commission on the Status of Women in New York (10 – 21 maart 2014) |
AO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 februari 2014 |
Aan voldaan in brief TFVG-21/14, verzonden op 29 april 2014 |
14-02-2014 |
De Kamer ontvangt in september 2014 de resultatenrapportage voortgang speerpunten over het jaar 2013 |
AO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 februari 2014 |
In behandeling |
14-02-2014 |
De Minister informeert de Kamer in het verslag van de RBZ Handelsraad over het afwegingskader inzake vertrouwelijkheid m.b.t. TTIP en zal daarbij ook ingaan op het ISDS-mechanisme in CETA en NAFTA |
AO RBZ Handelsraad d.d. 13 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-114339/14, verzonden op 19 maart 2014 |
14-02-2014 |
De Minister informeert de Kamer per brief over de mogelijkheden om binnen de bestrijding van infectieziekten ook in te zetten op HPV-vaccinatie |
AO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DSO/GA-054/14, verzonden op 20 maart 2014 |
14-02-2014 |
De Minister informeert de Kamer per brief over de Nederlandse inzet op het gebied van vrouwenbesnijdenis |
AO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 februari 2014 |
Aan voldaan in brief DSO-124/14, verzonden op 28 april 2014 |
14-02-2014 |
De Minister informeert de Kamer per brief over het exportcontroleregime inzake dual-use en de consequenties van een eventuele aanpassing van de goederenlijst met het oog op een gelijk speelveld. |
AO RBZ Handelsraad d.d. 13 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-109671/14, verzonden op 14 maart 2014 |
14-02-2014 & 28-03-2014 |
De Minister informeert de Kamer schriftelijk over de uitvoering van de motie over agro-ecologische landbouwpraktijken (Kamerstuk 31 250, nr. 81) en een brief over Voedselzekerheid en Climate Smart Agriculture naar de Kamer, waarin ook ingegaan zal worden op de inspanningen voor de verbetering van de positie van lokale producenten (kleine boeren en boerinnen), gender, goed bestuur en transparantie |
AO Voortgang Speerpunten Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 februari 2014 en AO Meerjarige Strategische Plannen(MJSP's) 2014–2017 d.d. 27 maart 2014 |
In behandeling |
14-02-2014 |
De Minister stuurt het rapport van Ecorys over de te verwachten winst van TIPP voor Nederland naar de Kamer |
AO RBZ Handelsraad d.d. 13 februari 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-104239/14, verzonden op 10 maart 2014 |
14-02-2014 |
De Minister zal in de geannoteerde agenda RBZ Handelsraad periodiek rapporteren over de uitkomst van de consultaties in het kader van het ISDS-mechanisme |
AO RBZ Handelsraad d.d. 13 februari 2014 |
Aan toezegging is voldaan |
06-03-2014 |
De voortgangsrapportage 2013 (medio 2014) bespreekt de mogelijkheden voor stage en leerwerktrajecten voor studenten uit ontwikkelingslanden die naar Nederland zijn gekomen |
AO Migratie en Ontwikkeling d.d. 5 maart 2014 |
Aan voldaan in brief DCM-MA-087/14, verzonden op 27 juni 2014 |
06-03-2014 |
De voortgangsrapportage 2014 (medio 2015) bevat een evaluatie van de strategische landenbenadering; nagegaan wordt of dit door IOB gedaan kan worden, met assistentie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) |
AO Migratie en Ontwikkeling d.d. 5 maart 2014 |
In behandeling |
06-03-2014 |
In de voortgangsrapportage 2013 (medio 2014) wordt de Kamer geïnformeerd over de appreciatie van het rapport over remittances en de gesprekken met de financiële sector over de aanbevelingen; rapport ook naar de Kamer |
AO Migratie en Ontwikkeling d.d. 5 maart 2014 |
Aan voldaan in brief DCM-MA-087/14, verzonden op 27 juni 2014 |
06-03-2014 |
In de voortgangsrapportage 2013 (medio 2014) wordt informatie gegeven over de monitoring van terugkeer projecten door particuliere organisaties en over de resultaten van particuliere diensten |
AO Migratie en Ontwikkeling d.d. 5 maart 2014 |
Aan voldaan in brief DCM-MA-087/14, verzonden op 27 juni 2014 |
14-03-2014 |
Overleggen over mogelijkheid om de noodhulp aan Syrië voor het hele jaar nu reeds toe te zeggen en de Minister verzoeken de Kamer hierover te informeren |
AO RBZ d.d. 12 maart 2014 |
Aan voldaan in AO noodhulp Syrië |
27-03-2014 |
De Minister zal onderzoek doen naar de verhouding in de uitgaven voor noodhulp door het Verenigd Koninkrijk (VK) via multilaterale organisaties en ngo's en de Kamer hierover schriftelijk (in een reeds |
AO noodhulp/informatie noodhulp Syrië |
Aan voldaan in DSH-302076/14, verzonden op 5 juni 2014 |
27-03-2014 |
Wanneer het kabinet later dit jaar besluit tot een additionele bijdrage aan de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR), dan zal de Minister de Kamer daarover per brief informeren |
AO noodhulp/informatie noodhulp Syrië |
Aan voldaan in brief DIE-184324/14, verzonden op 9 mei 2014 |
28-03-2014 |
Bij de (jaarlijkse) herziening van de MJSP’s ook een impactanalyse voor kwetsbare groepen opnemen en ingaan op gender, beleidscoherentie en de inzet op de bestrijding van seksueel geweld binnen de speerpuntenprogramma’s |
AO Meerjarige Strategische Plannen(MJSP's) 2014–2017 d.d. 27 maart 2014 |
In behandeling |
28-03-2014 |
De Kamer ontvangt bij de speerpuntenbrief een cijfermatig overzicht van budgettaire mutaties per speerpunt |
AO Meerjarige Strategische Plannen(MJSP's) 2014–2017 d.d. 27 maart 2014 |
In behandeling |
28-03-2014 |
De Kamer per brief informeren over condities en omvang van hervatting van de steun voor de justitiële sector in Rwanda |
AO Meerjarige Strategische Plannen(MJSP's) 2014–2017 d.d. 27 maart 2014 |
Aan voldaan in brief DAF-2014.191761, verzonden op 7 mei 2014 |
28-03-2014 |
In begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2015 zal de Kamer geïnformeerd worden over de laatste stand van zaken m.b.t. de drie landen waarbij sprake is van problemen bij de uitfasering (Nicaragua, Bolivia,Tanzania) |
AO Meerjarige Strategische Plannen(MJSP's) 2014–2017 d.d. 27 maart 2014 |
In behandeling |
28-03-2014 |
In de resultaatfiches speerpunten, die in september naar de Kamer worden gestuurd, ook ingaan op de Nederlandse inzet op het gebied van coaching van politievrouwen in Mali |
AO Meerjarige Strategische Plannen(MJSP's) 2014–2017 d.d. 27 maart 2014 |
In behandeling |
10-04-2014 |
De Minister zal voortaan in (ter zake doende) resultatenrapportages nadrukkelijker opnemen wat Nederland via de Wereldbank heeft bereikt. |
AO Wereldbank d.d. 9 april 2014 |
In behandeling |
18-04-2014 |
In MVO-toolkit aandacht vragen voor ketenanalyse i.v.m. eventueel gebruik van laogai-componenten |
AO China d.d. 9 april 2014 |
In behandeling |
18-04-2014 |
In resultatenrapportages voorbeelden geven van multilaterale resultaten (mede) toe te schrijven aan NL |
AO Wereldbank d.d. 9 april 2014 |
In behandeling |
18-04-2014 |
Minister V&J zal TK informeren over uitkomsten bezinning op manier om meer systematisch en periodiek belangen op gebied van veiligheid en economisch gebied af te wegen, zoals aangekondigd in kabinetsreactie AIV-advies (ref. Chinese investeringen in NL) |
AO CHina d.d. 9 april 2014 |
In behandeling |
18-04-2014 |
Tijdens handelsmissie naar China aandacht besteden aan inkomend toerisme uit China, daarbij het Australische plan terzake te betrekken en te bekijken of visumvertrekking nog efficiënter kan |
AO China d.d. 9 april 2014 |
Aan voldaan in brief DVB/CV-074/14, verzonden op 13 mei 2014. |
28-04-2014 |
De Kamer ontvangt rond de zomer de resultaten van het onderzoek naar de gevolgen van het opnemen van ISDS in TTIP, waarin ook een reactie op de voorstellen van UNCTAD hieromtrent worden meegenomen |
AO RBZ Handelsraad d.d. 24 april 2014 |
Aan voldaan in per brief IMH-328124/14, verzonden op 25 juni 2014 |
28-04-2014 |
De Minister zal de nieuwe ontwikkelingen en wijzigingen voor de CETA tekst op basis van het trade policy committee van 25 april 2014 naar de Kamer sturen |
AO RBZ Handelsraad d.d. 24 april 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-180867/14, verzonden op 29 april 2014 |
28-04-2014 |
In ambtelijke briefing inzake komende onderhandelingsronde TTIP geïnformeerd worden over uitkomsten vh onderzoek dat de Minister laat uitvoeren naar opbrengsten van TTIP.Hierin zal ook een appreciatie van eerdere onderzoeksrapporten worden meegenomen |
AO RBZ Handelsraad d.d. 24 april 2014 |
Aan voldaan in technische briefing |
28-04-2014 |
De Minister stuurt een verslag van zowel de brede consultatie over TTIP naar aanleiding van de motie-Jasper van Dijk (25 februari jl.) als een verslag van de consultatie over geschillenbeslechting in TTIP (17 april jl.) naar de Kamer |
AO RBZ Handelsraad d.d. 24 april 2014 |
Aan voldaan in brief DGBEB-2014.231032, verzonden op 16 mei 2014 |
22-05-2014 |
De Kamer ontvangt rond de zomer een appreciatie van de resultaten van het onderzoek naar mogelijke concurrentienadelen als gevolg van transparantie inzake de herkomst van steenkolen per energiemaatschappij. |
AO IMVO eerste termijn d.d. 3 april 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-208345/14, verzonden op 27 juni 2014 |
22-05-2014 |
De Kamer ontvangt vóór het zomerreces het aangepaste instellingsbesluit van het NCP (Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen) |
AO IMVO eerste termijn d.d. 3 april 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-2014.303161, verzonden op 2 juli 2014 |
22-05-2014 |
De Minister gaat met Stas EZ, of Stas EZ gaat zelf in overleg met de supermarkten en CBL over de grote hoeveelheid aan keurmerken (eerlijke supermarkt). De Minister rapporteert hierover aan de commissie. |
AO IMVO eerste termijn d.d. 3 april 2014 |
In behandeling |
22-05-2014 |
De Minister stelt problemen rond de winning van neodymium aan de orde bij de windmolensector, of in een brede dialoog met energiebedrijven. De Minister rapporteert hierover aan de commissie. |
AO IMVO eerste termijn d.d. 3 april 2014 |
In behandeling |
02-06-2014 |
MinBHOS gaat in volgende voortgangsrapportage in op stavaza beschuldigingen van seksueel misbruik |
AO Minusma d.d. 21 mei 2014 |
In behandeling |
02-06-2014 |
De Minister zal een Annex toevoegen aan het MJSP die ingaat op de opbouw van de Malinese rechtsstaat (VenR-programma) |
AO Minusma d.d. 21 mei 2014 |
In behandeling |
13-06-2014 |
Eind van de zomer een kamerbrief sturen over de opzet van een conferentie over het begrip Theory of Change in samenwerking met Partos |
AO Subsidiekader «Samenspraak en Tegenspraak» d.d. 12 juni 2014 |
In behandeling |
13-06-2014 |
Eind van de zomer een kamerbrief sturen waarin een voorstel is geformuleerd voor de oprichting van een hefboomfonds |
AO Subsidiekader «Samenspraak en Tegenspraak» d.d. 12 juni 2014 |
In behandeling |
19-06-2014 |
De Kamer wordt geïnformeerd als via Syrische PV, OPCW of Sigrid Kaag antwoord komt op vraag naar gebruik en inzet van door Nederlandse bedrijven geleverd glycol en teflonpompen |
AO Syrische chemische wapenprogramma d.d. 11 juni 2014 |
Aan voldaan in brief DVB-2014.185039, verzonden op 3 juli 2014 |
19-06-2014 |
De Kamer wordt met regelmaat geïnformeerd over de uitvoering van de actiepunten |
AO Syrische chemische wapenprogramma d.d. 11 juni 2014 |
In behandeling |
19-06-2014 |
De Minister zal de kwestie van bewijslast bespreken met Minister van V&J en de Kamer hierover informeren |
AO Syrische chemische wapenprogramma d.d. 11 juni 2014 |
In behandeling |
19-06-2014 |
Vóór de zomer ontvangt de Kamer een brief over dual use, o.a. over het gevolg geven aan denials en over de 5 door de Minister tijdens het AO genoemde actiepunten; en tevens over de afweging van risico's |
Ao Syrische chemische wapenprogramma d.d. 11 juni 2014 |
Aan voldaan in brief DVB-185039/14, verzonden op 3 juli 2014 |
24-06-2014 |
De Minister zal de Kamer per brief informeren over de uitkomst van het onderzoek naar de toepassing van unsolicited proposals binnen DRIVE |
notaoverleg Bedrijfsleveninstrumentarium en initiatiefnota De Caluwé d.d. 23 juni 2014 |
In behandeling |
01-07-2014 |
Technische briefing over Open Data waarin vrijwillige bijdragen aan NGO's inzichtelijk wordt gemaakt. |
Wetgevingsoverleg Jaarverslag 2013 Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 juli 2014 |
In behandeling |
03-07-2014 |
De Kamer ontvangt de speech van de Minister naar aanleiding van de presentatie van het rapport van PAX over mensenrechtenschendingen in de steenkoolsector in Colombia |
AO Tweede Termijn IMVO d.d. 2 juli 2014 |
Aan voldaan in brief IMH-350914/14, verzonden op 15 juli 2014 |
03-07-2014 |
De Kamer ontvangt in het najaar de evaluatie duurzaam inkopen door de overheid |
AO Tweede termijn IMVO d.d. 2 juli 2014 |
Afhandeling door de Minister van Binnelandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
03-07-2014 |
De Minister zegt toe, dat alle beschikbare informatie over de effecten van de toepassing van sancties bij malversaties, zal worden meegenomen in de twee jaarlijkse rapportage hierover aan de Kamer (oktober en mei). |
Wetgevingsoverleg Jaarverslag 2013 Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
Wordt regulier aan voldaan twee keer per jaar |
Subsidieoverzicht Begroting 2015 Hoofdstuk 17 Buitenlandse Handel en OS
Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Uitgangspunt voor het overzicht zijn alle lopende subsidies per 1 juli 2014 en de daarbij behorende kasramingen volgens het managementinformatiesysteem van BZ.
Begrotings- artikel |
Naam subsidie (-regeling) (met hyperlink naar vindplaats) |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
Aantal verleningen in 2013 |
Jaar laatste evaluatie (met hyperlink naar vindplaats) |
Jaar volgende evaluatie |
Einddatum subsidie (-regeling) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
17U0101 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Sudsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
2.540 |
2.761 |
2.534 |
2.388 |
635 |
0 |
0 |
2 |
2007 |
2017 |
2020 |
17U0102 |
Regeling Starters International Business (SIB) |
0 |
2.940 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
480 |
n.v.t. |
2016 |
2018 |
17U0102 |
Partners for International Business (PIB) |
0 |
5.870 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
18 |
n.v.t. |
2016 |
2020 |
17U0102 |
Subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en kennisverwerving (DHK) |
0 |
7.367 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
100 |
n.v.t. |
2016/2017 |
2020 |
17U0102 |
Transitiefaciliteit |
0 |
2.170 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
25 |
n.v.t. |
2015 |
2017 |
17U0102 |
2g@there |
6.922 |
3.831 |
1.275 |
63 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2016 |
2012 |
17U0102 |
Finance International Business (FIB) |
2.025 |
11.345 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2016 |
2020 |
17U0102 |
Package4Growth |
3.272 |
1.684 |
261 |
65 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2016 |
2012 |
17U0102 |
PSOM, presidentsprogramma |
10.669 |
4.364 |
590 |
1.018 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2010 |
2013 |
2013 |
17U0103 |
Transitiefaciliteit |
0 |
1.806 |
8.000 |
3.366 |
0 |
0 |
0 |
24 |
n.v.t. |
2015 |
2017 |
17U0103 |
2g@thereOS |
1.227 |
1.523 |
1.500 |
1.000 |
540 |
0 |
0 |
4 |
n.v.t. |
2016 |
2012 |
17U0103 |
Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid (FDOV) |
4.165 |
7.569 |
10.462 |
10.462 |
14.917 |
2.811 |
250 |
27 |
n.v.t. |
2014 |
2013 |
17U0103 |
Private Sector Investeringsprogramma (PSI) |
24.061 |
16.419 |
38.916 |
58.930 |
27.287 |
14.245 |
4.702 |
250 |
n.v.t. |
2015 |
2014 |
17U0103 |
Schoklandfonds |
27 |
32 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2014 |
2012 |
17U0103 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
123.259 |
82.605 |
86.914 |
51.741 |
32.967 |
20.776 |
0 |
76 |
n.v.t. |
2014/2015 |
2020 |
17U0201 |
Geodata for Agriculture and Water Facility 2013–2014 |
1.250 |
3.683 |
13.037 |
12.255 |
9.075 |
4.165 |
1.735 |
0 |
n.v.t. |
2017 |
2015 |
17U0201 |
Schoklandfonds |
1.493 |
854 |
103 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2014 |
2012 |
17U0201 |
NFP/NICHE |
15.000 |
10.210 |
10.210 |
0 |
0 |
0 |
0 |
327 |
2012 |
2019 |
2020 |
17U0201 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
65.241 |
65.687 |
43.093 |
35.121 |
10.393 |
100 |
0 |
19 |
n.v.t. |
2015 |
2020 |
17U0202 |
Fonds Duurzaam Water (FDW) |
1.575 |
8.505 |
6.792 |
6.196 |
5.000 |
6.750 |
382 |
10 |
n.v.t. |
2016 |
2013 |
17U0202 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
24.398 |
30.163 |
18.742 |
10.865 |
4.200 |
2.170 |
366 |
9 |
2012 |
2018 |
2020 |
17U0203 |
KHED/Daey Ouwens Fonds |
1.290 |
1.500 |
3.160 |
0 |
0 |
0 |
0 |
11 |
n.v.t. |
2018 |
2020 |
17U0203 |
Duurzame Biomassa Mondiaal (DBM) |
1.349 |
1.086 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
35 |
2013 |
Regeling is vervallen per 1/1/2010. |
2010 |
17U0203 |
Schoklandfonds |
0 |
1.070 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2014 |
2012 |
17U0203 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
23.336 |
24.658 |
30.460 |
27.252 |
22.537 |
21.658 |
1.566 |
10 |
n.v.t. |
2014/2015 |
2020 |
17U0301 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subdsideregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
25.871 |
35.343 |
21.508 |
4.699 |
1.824 |
548 |
0 |
6 |
n.v.t. |
2013 |
2020 |
17U0301 |
Coordinatie en afstemming NGO's |
350 |
140 |
10 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
Kader wordt meegenomen in bredere evaluatie. 2018/2019 |
2016 |
17U0301 |
Key Population Fonds |
3.900 |
13.100 |
3.450 |
250 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2016 |
2016 |
17U0301 |
Fonds Keuze en Kansen |
8.850 |
9.150 |
2.000 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2015 |
2015 |
17U0301 |
Fonds Product Development Partnerships 2011–2014 |
19.676 |
16.478 |
3.953 |
295 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2015 |
2015 |
17U0301 |
Opstap Fonds |
1.000 |
4.000 |
1.700 |
300 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
Opstapfonds bestaat uit slechts één activiteit. Er is vooralsnog geen aparte evaluatie van de subsidie voorzien. Mogelijk wordt het meegenomen in een volgende beleidsdoorlichting van SRGR en Aids (laatste doorlichting was in 2013). Een datum voor de volgende beleidsdoorlichting waarin deze subsidie kan worden meegenomen is nog niet bekend. |
2016 |
17U0301 |
SRGR Fonds 2013–2015 |
30.598 |
39.044 |
30.123 |
6.393 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2016 |
2016 |
17U0302 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
7.610 |
7.180 |
5.080 |
1.442 |
171 |
54 |
0 |
15 |
n.v.t. |
2014 |
2020 |
17U0302 |
Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW) |
26.260 |
23.300 |
12.388 |
3.500 |
0 |
0 |
0 |
35 |
n.v.t. |
2016 |
2016 |
17U0303 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
60.014 |
55.000 |
55.867 |
6.761 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2014 |
2020 |
17U0303 |
Personele Samenwerking Ontwikkelingssamenwerking |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2011 |
In 2011 heeft een effectonderzoek plaatsgevonden m.b.t. capaciteitsversterking. Daarin is PSO meegenomen in de case studies. Een volgende evalauatie van PSO is niet voorzien. Er is wel een beleidsdoorlichting gepland oor steun aan het maatschappelijk middenveld in 2016. |
2013 |
17U0303 |
Vakbondsmedefinancieringsprogramma 2013–2016 |
12.719 |
14.830 |
12.252 |
3.678 |
2.451 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2018 |
2017 |
17U0303 |
Medefinancieringsstelsel II |
379.199 |
392.239 |
326.925 |
19.178 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2015 |
2016 |
17U0304 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
6.798 |
5.710 |
1.881 |
700 |
0 |
0 |
0 |
1 |
n.v.t. |
2018 |
2020 |
17U0304 |
Programma Onderzoek en Innovatie |
4.793 |
1.423 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
De subsidieregeling «Programma Onderzoek en Innovatie» is afgesloten, met de introductie van het standaard subsidiekader «ontwikkelingssamenwerking». De activiteiten worden uitgefaseerd en het centrale onderzoeksprogramma wordt omgevormd in lijn met de kennisbrief (kst-32605–61 van 14 november 2011). De subsidieregeling «Onderzoek en Innovatie» bestaat uit een groot aantal diverse activiteiten van verschillende instellingen. Wordt meegenomen in bredere evaluatie. 2018 |
2013 |
17U0304 |
NFP/NICHE |
48.767 |
52.024 |
47.585 |
17.585 |
17.585 |
0 |
0 |
500 |
2012 |
2018 |
2020 |
17U0401 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
22.614 |
14.259 |
7.855 |
350 |
258 |
0 |
0 |
15 |
n.v.t. |
2015 |
2020 |
17U0401 |
Wederopbouw 2012–2015 |
0 |
2.398 |
126 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2013 |
2016 |
17U0403 |
Fonds Politieke Partijen II 2012–2015 |
4.235 |
8.000 |
6.400 |
1.600 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2015 |
2016 |
17U0403 |
Wederopbouw 2012–2015 |
27.974 |
25.521 |
22.832 |
7.737 |
830 |
0 |
0 |
3 |
n.v.t. |
2013 |
2016 |
17U0403 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
17.959 |
25.085 |
16.401 |
8.074 |
1.984 |
0 |
0 |
7 |
n.v.t. |
2013 |
2020 |
17U0501 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
2.846 |
1.899 |
1.277 |
0 |
0 |
0 |
0 |
6 |
n.v.t. |
2018 |
2020 |
17U0501 |
Programma Onderzoek en Innovatie |
828 |
92 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2018 |
2020 |
17U0502 |
Subsidies zonder gepuliceerde beleidsregels en/of plafonds die rechtstreeks onder Subsidieregeling Ministerie van de Buitenlandse Zaken 2006 zijn verstrekt. |
6.126 |
6.040 |
3.806 |
3.207 |
0 |
0 |
0 |
5 |
n.v.t. |
2015 |
2020 |
17U0502 |
Kennis voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking |
10.145 |
8.720 |
385 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2013 |
2017/2018 |
2015 |
17U0502 |
Subsidiebesluit Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking (SBOS) |
3.000 |
4.227 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2015 |
2014 |
17U0503 |
Migratie en Ontwikkelingsprogramma 2011 |
73 |
109 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2012 |
2018 |
2012 |
17U0503 |
Migratie en Ontwikkelingsprogramma 2012 |
724 |
538 |
182 |
28 |
0 |
0 |
0 |
0 |
2012 |
2018 |
2013 |
17U0503 |
Migratie en Ontwikkelingsprogramma 2013 |
750 |
1.108 |
645 |
209 |
98 |
0 |
0 |
4 |
n.v.t. |
2018 |
2014 |
17U0503 |
Migratie en Ontwikkelingsprogramma 2014 |
0 |
68 |
106 |
106 |
70 |
0 |
0 |
0 |
n.v.t. |
2018 |
2015 |
TOTALEN |
1.046.779 |
1.066.730 |
860.783 |
306.813 |
152.822 |
73.276 |
9.001 |
2024 |
Soort onderzoek |
Titel/onderwerp |
Artikel |
Doel-stelling |
Start |
Afronding |
Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|---|
1a |
Beleidsdoorlichting |
|||||
MVO |
1 |
1 |
2017 |
2017 |
– |
|
NL handels en investeringspositie |
1 |
2 |
2017 |
2017 |
– |
|
Private Sector Ontwikkeling |
1 |
3 |
2012 |
2014 |
||
Voedselzekerheid & landbouwontwikkeling |
2 |
1 |
2016 |
|||
Waterbeheer |
2 |
2 |
2017 |
|||
Hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerking |
2 |
3 |
2012 |
2014 |
||
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, Aids |
3 |
1 |
2012 |
2013 |
||
Genderbeleid |
3 |
2 |
2013 |
2014 |
||
Maatschappelijk Middenveld |
3 |
3 |
2016 |
|||
Humanitaire Hulp |
4 |
1 |
2015 |
|||
Beleid Latijns Amerika |
4 |
3 |
2012 |
2013 |
||
Steun aan fragiele staten |
4 |
3 |
2012 |
2013 |
||
Rechtstaatontwikkeling, democratisering en corruptiebestrijding |
4 |
3 |
2015 |
|||
Synthese onderzoek UN organisaties |
5 |
1 |
2016 |
|||
1b |
Effectenonderzoek |
|||||
onderhandelingseffectiviteit inzake Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP) |
1 |
1 |
2015 |
|||
Netherlands Business Support (NBSO) netwerk |
1 |
2 |
2013 |
2014 |
||
Economische diplomatie |
1 |
2 |
2015 |
|||
Faciliteit Opkomende Markten |
1 |
2 |
2016 |
|||
Evaluatie DIO instrumentarium |
1 |
2 |
2016 |
2017 |
– |
|
Investment Climate Facility for Africa |
1 |
3 |
2013 |
2013 |
||
CBI |
1 |
3 |
2013 |
2014 |
||
Health Insurance Fund |
1 |
3 |
2014 |
|||
Initiatief Duurzame Handel |
1 |
3 |
2014 |
2014 |
||
ORET |
1 |
3 |
2013 |
2014 |
||
TradeMark |
1 |
3 |
2014 |
|||
DECP (Employers Cooperation Prog.) |
1 |
3 |
2015 |
|||
FMO-AEF (Access to Energy Fund); FMO-CD (Capacity Development); FMO-IDF (Infrastructure Development Fund); FMO-MASSIF (Access to Finance); FMO-OS (Emerging Market Fund) |
1 |
3 |
2015 |
|||
ORIO (publieke infrastructuur) |
1 |
3 |
2015 |
|||
PSI (Private Sector Investeringen) |
1 |
3 |
2015 |
|||
Publiek Private Partnerschappen |
1 |
3 |
2016 |
|||
CBI (Importbevordering uit OS-landen) |
1 |
3 |
2016 |
|||
PUM (uitzending managers) |
1 |
3 |
2016 |
|||
Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) inclusief Agriterra |
2 |
1 |
2014 |
|||
IDH (Duurzame handel) |
2 |
1 |
2014 |
2014 |
||
Lange termijn effecten en duurzaamheid OS: casestudy voedselzekerheid |
2 |
1 |
2015 |
|||
Solidaridad |
2 |
1 |
2015 |
|||
Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) |
2 |
1 |
2016 |
|||
Geodata for Agriculture & Water |
2 |
1 |
2017 |
|||
Aqua for all programma «Building bridges connecting water» |
2 |
2 |
2014 |
|||
Fonds Duurzame Biomassa |
2 |
3 |
2013 |
|||
Daey Ouwens |
2 |
3 |
2014 |
|||
Energieactiviteiten in Indonesië |
2 |
3 |
2014 |
|||
Energieactiviteiten in Rwanda |
2 |
3 |
2014 |
|||
Energising Development (EnDevII) |
2 |
3 |
2014 |
|||
Access to Energy Fund |
2 |
3 |
2015 |
|||
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh) |
3 |
1 |
2013 |
|||
Key Population Fund |
3 |
1 |
2016 |
|||
SRGR Fonds 2013–2015 |
3 |
1 |
2016 |
|||
Keuzes en Kansen |
3 |
1 |
2015 |
|||
Fonds Product Development Partnerships |
3 |
1 |
2015 |
|||
Evaluatie gender-programma’s (MDG3 fonds, nationale actieplannen n.a.v. VN VR 1325; activiteiten gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen) |
3 |
2 |
2013 |
2014 |
||
FLOW (2011–2015) |
3 |
2 |
2016 |
|||
Women in the Frontline |
3 |
2 |
2016 |
|||
Directe financiering van lokale NGO’s |
3 |
3 |
2013 |
2014 |
||
Evaluatie SNV |
3 |
3 |
2013 |
2014 |
||
Lobby en advocacy activiteiten van NGO’s |
3 |
3 |
2014 |
|||
NCDO/SBOS |
3 |
3 |
2014 |
|||
MFS 2 |
3 |
3 |
2015 |
|||
European Centre for Development Policy Management (ECPDM) |
3 |
4 |
2016 |
|||
Basisonderwijs Oeganda |
3 |
4 |
2014 |
|||
Early Recovery Faciliteit |
4 |
1 |
2016 |
|||
BIV |
4 |
2 |
2016 |
|||
Fonds politieke partijen |
4 |
3 |
2016 |
|||
Chronische crisis |
4 |
3 |
2017 |
– |
||
Nederlandse inzet bij de Wereldbank |
5 |
1 |
2013 |
|||
Radio Nederland Wereldomroep |
5 |
2 |
2015 |
– |
||
Palestijnse gebieden |
5 |
2 |
2016 |
|||
2 |
Overig onderzoek |
|||||
Systematic review maatschappelijk verantwoord ondernemen |
1 |
1 |
2013 |
|||
Publiek Private Partnerschappen |
1 |
2 |
2013 |
|||
Holland Branding 1 |
1 |
3 |
2013 |
Rapport 1 |
||
FMO-A |
1 |
3 |
2013 |
2014 |
||
Schoklandakkoorden |
1 |
3 |
2013 |
2014 |
||
International Centre for Trade & Sustainable Development (ICTSD) |
1 |
3 |
2015 |
|||
Transitiefaciliteit |
1 |
3 |
2015 |
|||
Aid for Trade |
1 |
3 |
2015 |
|||
Fiscal Treaties |
1 |
4 |
2014 |
|||
Tussentijdse evaluatie DGGF |
1 |
4 |
2015 |
|||
Coherentie |
1 |
4 |
2015 |
|||
Systematic review hernieuwbare energie |
2 |
3 |
2013 |
|||
Evaluatie Rio-verdragen |
2 |
3 |
2018 |
|||
Syntheseonderzoek sociale en productieve investeringen |
3 |
3 |
2014 |
|||
Kennisbeleid |
3 |
4 |
2015 |
|||
Kennisbeleid |
3 |
4 |
2015 |
|||
Samenwerkende hulporganisaties |
4 |
1 |
2014 |
|||
Van noodhulp naar wederopbouw |
4 |
3 |
2013 |
|||
Multilateral Effectiveness Review Unicef |
5 |
1 |
2013 |
|||
Multilateral Effectiveness Review UN Women |
5 |
1 |
2014 |
– |
||
Multilateral Effectiveness Review UNHCR |
5 |
1 |
2014 |
– |
||
Exit strategieën |
5 |
2 |
2015 |
Toelichting
In 2014 is de beleidsdoorlichting Private Sector Ontwikkeling afgerond. Effectonderzoek in veel gevallen voorbereidend werk voor een beleidsdoorlichting. Onder begrotingsartikel 1, 2, 3, en 4 vinden ook subsidie evaluaties plaats.
In 2014 zullen in MOPAN verband en in samenwerking met de Canadese evaluatiedienst nog twee reviews worden gedaan. In 2016 is een syntheserapport van de diverse Multilateral Effectiveness Reviews voorzien. Vanaf 2015 zullen er geen afzonderlijke Multilateral Effectiveness Reviews meer worden gedaan omdat de Aid Effectiveness Review van Eval.Net in MOPAN is geïntegreerd.
Overigens worden de VN bijdragen aan de thematische onderwerpen wel in de betreffende evaluaties opgenomen (zie bv SRGR).
De vindplaats van alle afgeronde onderzoeken is rijksoverheid.nl voor de Nederlandstalige rapporten en Government.nl voor de Engelstalige rapporten. De website biedt eveneens een versie van de evaluatieprogrammering met de opbouw van evaluatieonderzoeken per operationele doelstelling binnen een beleidsartikel. Het betreft een weloverwogen evaluatieprogrammering waarin recht wordt gedaan aan zaken als: kosten van het onderzoek in verhouding tot de beleidsuitgaven, fase van het beleidsproces, politieke actualiteit, etc.
ACS |
Association of Caribbean States |
AEF |
Access to Energy Fund |
AgNL |
Agentschap Nederland |
AIM |
Amsterdam Initiative against Malnutrition |
APS |
Algemeen Preferentieel Stelsel |
ASAP |
Adaptation for Smallholder Agriculture Programme |
AU |
Afrikaanse Unie |
BCPR |
Bureau of Crisis Prevention and Recovery |
BH&OS |
Ministerie voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking |
BIV |
Budget Internationale Veiligheid |
BMZ |
German Federal Ministry for Economic Cooperation and Development |
BNP |
Bruto Nationaal Product |
BZ |
Ministerie van Buitenlandse Zaken |
CAP |
Consolidated Appeals Process |
CAR |
Centraal Afrikaanse Republiek |
CBI |
Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden |
CD |
Capacity Development |
CERF |
Central Emergency Response Fund |
CETA |
Comprehensive Economic and Trade Agreement |
CGIAR |
Consultative Group on International Agricultural Research |
CIWA |
Cooperation International Waters Africa |
CSO |
Civil Society Organisation |
DAC |
Development Assistance Committee |
DECP |
Dutch Employers Cooperation Programme |
DFA |
Design, Fashion, Architecture |
DfID |
United Kingdom Department for International Development |
DGGF |
Dutch Good Growth Fund |
DHK |
Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies of Kennisverwerving |
DPKO |
Department of Peacekeeping Operations |
DRC |
Democratische Republiek Congo |
DRIVE |
Developmentally Relevant Infrastructure Investment Vehicle |
DTB |
Dutch Trade Board |
ECDPM |
European Centre for Development Policy Management |
ECHO |
European Commission Humanitarian Aid |
ECN |
Energieonderzoek Centrum Nederland |
EDEO |
Europese Dienst voor Extern Optreden |
EnDevII |
Energising Development |
EKI |
Exportkredietverzekering en Investeringsgaranties |
EKV |
Exportkredietverzekering |
EPA |
European Partnership Agreements (Europese Partnerschapsakkoorden) |
ERP |
Enterprise Resource Planning |
ESMAP |
Energy Sector Management Assistance Program |
EU |
Europese Unie |
FAO |
Food and Agriculture Organization of the UN |
FDOV |
Faciliteit Duurzaam Ondernemen en Voedselzekerheid |
FDW |
Fonds Duurzaam Water |
FIB |
Finance for International Business |
FLOW |
Funding Leadership Opportunities for Women |
FMO |
Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden |
FOM |
Faciliteit Opkomende Markten |
GAFSP |
Global Agriculture and Food Security Program |
GAIN |
Global Alliance for Improved Nutrition |
GAVI |
Global Alliance for Vaccination and Immunization |
GEF |
Global Environment Facility |
Global Alliance for Vaccination and Immunization |
|
GFATM |
Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria |
GFDRR |
Global Facility for Disaster Risk Reduction |
GNDR |
Global Network of Civil Society Organizations for Disaster Reduction |
GPE |
Global Partnership for Education |
GPEDC |
Global Partnership for Effective Development Cooperation |
GPERHCS |
Global Program to Enhance Reproductive Health Commodity Security |
HGIS |
Homogene Groep Internationale Samenwerking |
HIV |
Humaan Immunodeficiëntie Virus |
HIVOS |
Humanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking |
IATI |
International Aid Transparancy Initiative |
ICPD |
International Conference on Population and development |
ICRAF |
International Center for Research in Agroforestry |
ICRC |
International Committee of the Red Cross |
ICTSD |
International Centre for Trade & Sustainable Development |
IDA |
International Development Association |
IDF |
Infrastructure Development Fund |
IDH |
Initiatief Duurzame Handel |
IDLO |
International Development of Law Organisation |
IED |
Inspection and Evaluation Division |
IFAD |
International Fund for Agricultural Development |
IFFIm |
International Finance Facility for Immunization |
IGO |
Intergouvernmentale Organisatie |
ILO |
International Labour Organization |
IMVO |
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
INGO |
Internationale Non-Gouvernementele Organisatie |
IOB |
Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie |
IPG |
Internationale Publieke Goederen |
IRHP |
Interdepartementale Raad voor de Handelspolitiek |
IS-academie |
Internationale Samenwerking-Academie |
ISAF |
International Security Stability Force |
ISDR |
International Strategy for Disaster Risk Reduction |
IO |
Internationale Organisatie |
MASSIF |
Ontwikkelingsfonds voor de financiële sector |
MDG’s |
Milleninium Development Goals (Millennium Ontwikkelingsdoelen) |
MENA |
Middle East and North Africa |
MFS |
Medefinancieringsstelsel |
MKB |
Midden en Klein Bedrijf |
MJSP |
Meerjarig Strategisch Plan |
MVO |
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
NBSO |
Netherlands Business Support Offices |
NCDO |
Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling |
NCEA |
National Certificate of Educational Achievement |
NCP |
Nationale Contact Punt |
NFIA |
Netherlands Foreign Investment Agency |
NFP |
Netherlands Fellowship Programme |
NIMD |
Netherlands Institute for Multiparty Democracy |
NGO |
Non-Gouvernementele Organisatie |
NICHE |
Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions |
ODA |
Official Development Assistance (officiële ontwikkelingshulp) |
OECD |
Organisation for Economic Co-operation and Development |
OESO |
Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
OIOS |
Office of Internal Oversight Services |
OMVS |
Organisation pour la Mise en Valeur du Fleuve Senegal |
OPCAT |
Optional Protocol to the UN Convention against Torture, Inhuman and Degrading Treatment |
ORET |
Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties |
ORIO |
Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling |
OS |
Ontwikkelingssamenwerking |
PAHO |
Pan American Health Organization |
PESP |
Programma Economische Samenwerking Projecten |
PIB |
Partners for International Business |
PIDG |
Private Infrastructure Development Group |
POP |
Programma Ondersteuning Productenorganisaties |
PPIAF |
Public-Private Infrastructure Advisory Facility |
PSD |
Private Sector Development |
PSI |
Private Sector Investment |
PSO |
Praktische Sectororiëntatie |
PSOM |
Programma Samenwerking Opkomende Markten |
PUM |
Programma Uitzending Managers |
P4G |
Package for Growth |
RHB |
Rijkshoofdboekhouding (Ministerie van Financiën) |
RVO |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland |
R&D |
Research & Development |
SBOS |
Subsidiefaciliteit voor Burgerschap en Ontwikkelingssamenwerking |
SIB |
Starters International Business |
SIDA |
Swedish International Development Cooperation Agency |
SNV |
Stichting Nederlandse Vrijwilligers |
SRGR |
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten |
SSA |
Sub Sahara Africa |
SSR |
Security Sector Reform |
TB |
Tuberculose |
TF |
Transitiefaciliteit |
TISA |
Trade in Services Agreement |
TK |
Tweede Kamer |
TTIP |
Transatlantic Trade & Investment Partnership |
UNAIDS |
Joint United Nations Programme on HIV/AIDS |
UNDP |
United Nations Development Programme |
UNEP |
United Nations Environment Program |
UNESCO |
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization |
UNESCO-IHE |
UNESCO- Institute for Water Education |
UNFCCC |
United Nations Framework Convention on Climate Change |
UNFPA |
United Nations Population Fund |
UNHCR |
United Nations High Commissioner for Refugees |
UNICEF |
United Nations Children’s Fund |
UNOCHA |
United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs |
UNOPS |
United Nations Office for Project Services |
UNRWA |
United Nations Relief and Works Agency |
UN SG |
United Nations Secretary-General |
USAID |
United States Agency for International Development |
VN |
Verenigde Naties |
VNVR |
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties |
VR |
Veiligheidsraad |
VS |
Verenigde Staten |
V&R |
Veiligheid & Rechtsorde |
WASH |
Water Sanitation Hygiene |
WFP |
World Food Programme |
WHO |
World Health Organisation |
WSSCC |
Water Supplu and Sanitation Collaborative Council |
WTO |
World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie) |