Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2014
Bij de regeling van werkzaamheden van 12 november 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 23, item 5) heeft het lid Van Vliet (fractie Van Vliet) verzocht om een brief over de maatschappelijke gevolgen van inkomenspolitiek, naar aanleiding van een artikel uit het Financieele Dagblad van die dag («Nivelleren gaat nog twee jaar door»). Uit het artikel zou blijken dat er door het inkomensbeleid een groeiende kloof ontstaat tussen alleenstaanden en tweeverdieners. Mede namens de Staatssecretaris van Financiën reageer ik met deze brief op het verzoek.
In het artikel van het Financieele Dagblad worden uitkomsten van berekeningen van adviesbureau PwC gepresenteerd waarin tweeverdieners er tussen 2013 en 2016 fors in besteedbaar inkomen op achteruit gaan ten opzichte van alleenstaanden. Ik kan de cijfers uit het Financieele Dagblad niet plaatsen. Dit komt allereerst doordat de achterliggende berekeningen niet openbaar zijn gemaakt en de uitkomsten voor zover bekend aanzienlijk afwijken van berekeningen van het CPB. Het CPB heeft overigens nog geen raming gemaakt voor 2016. Daarnaast suggereren de cijfers van PwC tussen 2013–2016 een forse inkomensstijging voor grote groepen tweeverdieners (tot 100.000 aan inkomen) van 4% tot zelfs 9%1. De ontwikkeling voor alleenstaanden blijft daar 5–6 procentpunt op achter. Mogelijk is dit de aanleiding voor het verzoek van het lid Van Vliet. Een dergelijk verschil in de ontwikkeling tussen alleenstaanden en tweeverdieners is echter niet zichtbaar in de cijfers die het CPB heeft gepubliceerd. Zoals tabel 1 op de volgende pagina laat zien, is de koopkrachtontwikkeling voor tweeverdieners tussen 2013–2015 aanzienlijk lager dan in de berekeningen van PwC. Tabel 1 laat ook zien dat in deze jaren de koopkrachtontwikkeling van alleenstaanden niet substantieel afwijkt van tweeverdieners. Van een kloof in de koopkrachtontwikkeling tussen alleenstaanden en tweeverdieners is in deze jaren geen sprake. Overigens laat tabel 1 zien dat de koopkrachtontwikkeling van alleenverdieners in deze jaren lager ligt dan bij andere huishoudtypes. Het kabinet heeft in de Miljoenennota aangegeven in de toekomst bijzondere aandacht te hebben voor de positie van alleenverdieners met kinderen.
2014 |
2015 |
|
---|---|---|
Alleenstaanden |
1 ¾ |
¼ |
Tweeverdieners |
1 ¼ |
½ |
Alleenverdieners |
½ |
0 |
Bron: CPB
Het lid Van Vliet geeft aan met het verzoek een constructieve bijdrage te willen leveren aan het nadenken over een evenwichtige samenleving. Het kabinet hecht veel waarde aan een evenwichtig inkomensbeleid, en ook uw Kamer heeft hier veel aandacht voor. De vraag of de fiscaliteit en toeslagen evenwichtig neerslaan bij verschillende leefvormen is de afgelopen jaren dan ook op verschillende momenten gevoerd. Zo heeft de vaste commissie voor Financiën over het onderwerp leefvormneutraliteit in 2011 een rondetafeloverleg gehouden met deskundigen. De commissie Van Dijkhuizen concludeert dat dit rondetafelgesprek overigens geen eenduidige richting heeft opgeleverd, maar vooral de verschillen heeft blootgelegd. Er is geen gemeenschappelijke definitie van «leefvormneutraliteit» en de commissie is in haar advies niet verder ingegaan op een uitwerking van een leefvormneutraal belastingstelsel. De Staatssecretaris van Financiën heeft in de brief van 16 september over «Keuzes voor een beter belastingstelsel» aangegeven dat het kabinet bij de stelselherziening inzet op een minder complex stelsel dat bijdraagt aan meer werkgelegenheid en economische groei(Kamerstuk 32 140, nr. 5). Het kabinet wil bij uw Kamer zoeken naar draagvlak voor een stelselherziening en gaat daarover met uw Kamer in gesprek. Uiteraard zullen daarbij de inkomensgevolgen worden betrokken.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher