Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2015
In de Ontwerpbegroting 2016 van het Ministerie van Economische Zaken (EZ), die op Prinsjesdag (dinsdag 15 september) aan de Kamer wordt voorgelegd, zullen enkele wijzigingen in de beleidsinformatie worden doorgevoerd. In deze brief informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, over deze wijzigingen.
De EZ-begroting van 2015 (Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 1) (en het jaarverslag 2014 (Kamerstuk 34 200 XIII, nr. 1)) bevat totaal 105 prestatie-indicatoren en kengetallen verdeeld over de 7 beleidsartikelen. Voor de ontwerpbegroting 2016 zijn de huidige indicatoren en kengetallen heroverwogen. Indien voor de beleidsdoelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. Bij de doelstellingen waarbij EZ een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein.
Hierna informeer ik u per beleidsdossier over de aanpassingen in de beleidsinformatie (prestatie-indicatoren en kengetallen).
Bedrijfsleven en innovatie
Op het beleidsterrein van bedrijfsleven en innovatie (beleidsartikelen 12, 13 en 19) wordt jaarlijks de Monitor Bedrijvenbeleid uitgebracht. De Monitor Bedrijvenbeleid is een jaarlijkse uitgave van EZ en brengt uitvoerig de stand van het bedrijvenbeleid in beeld. Met ingang van de begroting 2016 wordt een aantal kengetallen niet langer in de begroting opgenomen, maar zullen deze gerapporteerd worden in de Monitor Bedrijvenbeleid. Het betreft de volgende kengetallen:
– Aantal bij Patent Cooperation Treaty (PCT) aangevraagde octrooien – per miljard euro BBP;
– Aantal bij PCT aangevraagde octrooien – positie Nederland in EU;
– Aantal bij Office for Harmonisation in the Internal Market (OHIM) aangevraagde handelsmerken – per miljard euro BBP;
– Aantal bij OHIM aangevraagde handelsmerken;
– Aandeel innoverende bedrijven – industrie (EU-gemiddelde);
– Aandeel innoverende bedrijven – diensten (EU-gemiddelde);
– Aandeel innoverende bedrijven dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke partijen – Researchinstellingen (EU-gemiddelde);
– Aandeel innoverende bedrijven dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke partijen – Universiteiten (EU-gemiddelde);
– Aantal S&O-arbeidsjaren;
– Ondernemersquote Nederland;
– Ondernemersquote EU15- gemiddelde;
– Investeringsquote van bedrijven Nederland;
– Positie in de ranglijst voor digitale economieën.
Om dubbelingen te voorkomen worden bovenstaande kengetallen niet opgenomen in de begroting 2016. Er is derhalve geen sprake van informatieverlies.
Daarnaast worden in beleidsartikel 12 (Een sterk innovatievermogen) de klanttevredenheidsindicatoren voor de TO2 instituten MARIN, Deltares, NLR en TNO vervangen door de nieuw ontwikkelde indicatoren voor kennisbenutting. Kennisbenutting sluit beter aan bij het doel van de financiering van de kennisinstellingen: kennis toepasbaar maken voor bedrijven en publieke instellingen. Informatie over de klanttevredenheid wordt wel opgenomen in de Monitor Bedrijvenbeleid.
In artikel 19 (Toekomstfonds) worden in de Ontwerpbegroting 2016 twee nieuwe indicatoren toegevoegd:
1) Volume verstrekte leningen voor onderzoeksinfrastructuur (in miljoen euro) en
2) Volume uitgelokte cofinanciering in onderzoeksinfrastructuur (in miljoen euro).
Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in onderzoeksinfrastructuur. Het volume van de leningen (passend binnen de criteria) die verstrekt worden is een indicatie van de bijdrage van de regeling aan nieuwe onderzoeksinfrastructuur of het verbeteren van bestaande onderzoeksinfrastructuur. Het streven is dat deze leningen minimaal een gelijk volume aan cofinanciering met zich meebrengen.
Na verdere uitwerking van de andere onderdelen van het onderzoeksdeel Toekomstfonds worden hiervoor aanvullende indicatoren opgenomen.
Energie, Telecom en Mededinging
Voor de beleidsartikelen 11 (Goed functionerende economie en markten) en 14 (Een doelmatige en duurzame energievoorziening) zijn drie punten van belang.
De eerste wijziging betreft het schrappen van de indicator «penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens». Deze indicator heeft niet langer toegevoegde waarde voor uw Kamer, omdat deze indicator bedoeld was om bij te dragen aan het bepalen van een afschakelmoment voor de FM. Nu met een score van circa 3% in 2015 duidelijk is dat de voor die afschakeling benodigde 50% in 2016 niet realistisch is, kan de indicator komen te vervallen. De indicator heeft daarmee overigens wel degelijk zijn nut gehad. In het kader van het nieuwe beleid voor de Nederlandse etherradio zal – in samenspraak met de sector – bezien worden wat goede indicatoren zijn om in de toekomst alsnog een realistisch afschakelmoment voor de FM te kunnen bepalen.
De tweede wijziging betreft het niet meer in de begroting opnemen van de kengetallen «percentage consumenten dat stappen heeft ondernomen na bezoek ConsuWijzer» en «klanttevredenheid ConsuWijzer». Deze kengetallen zijn nog uit de tijd dat de Consumentenautoriteit een ambtelijke dienst van EZ was. Inmiddels is de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een zelfstandig bestuursorgaan. Dit cijfer past daarom niet goed meer in de EZ begroting. De informatievoorziening van Consuwijzer zal nu geheel via ACM lopen.
Het derde punt heeft betrekking op de kengetallen «concentratiegraad in de retailsector electriciteit – HHI», «concentratiegraad in de retailsector electriciteit – C3», «concentratiegraad in de retailsector gas – HHI» en «concentratiegraad in de retailsector gas – C3». De markten zijn inmiddels concurrerend. Deze kengetallen blijven dit jaar echter nog behouden. De kengetallen zullen voor de begroting 2017 aangepast worden, in samenspraak met ACM.
Agro en Natuur
In de beleidsartikelen 16 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens) en 17 (Groen onderwijs van hoge kwaliteit) zullen vier wijzigingen worden doorgevoerd. De eerste wijziging heeft betrekking op het kengetal »% handelssaldo agrarisch ten opzichte van totaal handelssaldo Nederland». Dit kengetal zal meer concreet worden gemaakt door de omvang van de agrarische export in een bedrag in euro’s te vermelden.
De tweede wijziging heeft betrekking op de indicatoren «realisatie normen fosfaat en stikstof». Daadwerkelijke sturing/afrekening vindt plaats op basis van gedetailleerde rapportages die één keer per 4 jaar bij de Europese Commissie worden aangeboden. Om deze reden zal in de plaats van deze indicatoren een verwijzing naar deze rapportages opgenomen worden. Daarnaast is er nog de jaarlijkse derogatierapportage en één keer per 4 jaar de evaluatie van de meststoffenwet. De informatie komt dan tot uw Kamer via deze stukken.
De derde wijziging betreft het niet meer in de begroting opnemen van de indicatoren «voorzorgsniveau schol en tong». Deze indicatoren passen niet meer bij de doelstellingen van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserij beleid, gericht op onder andere Maximale Duurzame Opbrengst en de aanpak van teruggooi vis (discards). EZ acht deze indicatoren daarom niet langer relevant voor uw Kamer. EZ zal hiervoor in de plaats een link naar The International Council for the Exploration of the Sea (ICES) adviezen in de begroting opnemen. Deze link geeft ook informatie omtrent de ontwikkeling van visstanden.
De vierde wijziging heeft betrekking op de indicator «stand van duurzame condities van alle in 1982 voorkomende soorten». De indicator zal uitgebreid worden met vier soortgroepen: reptielen, amfibieën, libellen en hogere planten. Daarnaast zal de indicator in de begroting 2016 uitgaan van het aantal niet bedreigde soorten in plaats van het aantal bedreigde soorten.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp