Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2015
Op 16 januari jl. heeft de vaste commissie voor Defensie mij verzocht om informatie over de opdracht van de commissie-Vreeman. Met deze brief geef ik het verwachte tijdschema en schets ik de stand van zaken sinds mijn laatste brief van 18 december jl.1
Meldpunt
Tot nu toe hebben zich bij het meldpunt ongeveer 1.400 mensen gemeld die met chroomhoudende verf werken of dat in het verleden hebben gedaan. Ongeveer 400 van hen hebben medische klachten, die uiteenlopen van vermoeidheid en hoge bloeddruk tot kanker.
Opdracht commissie-Vreeman en coulanceregeling
Samen met de centrales van overheidspersoneel legt Defensie momenteel de laatste hand aan de opdracht van de paritaire commissie onder voorzitterschap van de heer Vreeman. Hetzelfde geldt voor de coulanceregeling waarover u op 18 december jl. op hoofdlijnen bent geïnformeerd. Ik verwacht u voor het einde van deze maand nader te kunnen informeren over de vastgestelde opdracht en de details van de coulanceregeling.
Reactie op berichtgeving NOS
Op 29 januari jl. heeft de NOS opnieuw bericht over het gebruik van chroomhoudende verf bij Defensie. De NOS heeft bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), de voormalige Arbeidsinspectie, op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) de correspondentie met Defensie over gevaarlijke stoffen opgevraagd. Het Ministerie van SZW heeft 74 documenten aan de NOS overgelegd, die de periode 1998 tot en met 2014 beslaan.
Uit deze documenten blijkt een overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit op Maritiem Vliegkamp De Kooy in december 2008. De Arbeidsinspectie heeft toen geconstateerd dat de werknemers bij spuitwerkzaamheden werden «blootgesteld aan een hoge concentratie chroom(VI)-verbindingen» doordat «de aanwezige ventilatiesysteem en afzuigsystemen niet adequaat» functioneerden. De werkzaamheden zijn toen direct stilgelegd. Ook zijn er maatregelen getroffen om het risico van blootstelling te beperken. In augustus 2010 heeft de Arbeidsinspectie de overtreding opgeheven. Sinds eind 2012 worden deze spuitwerkzaamheden op De Kooy in het geheel niet meer uitgevoerd.
De nu gepubliceerde documenten van de Inspectie SZW maken vanzelfsprekend integraal deel uit van het lopende RIVM-onderzoek naar chroomhoudende verf bij Defensie. Daarmee is de toezegging van de Minister van SZW in het algemeen overleg over arbeidsomstandigheden op 30 oktober jl. gestand gedaan2.
Met het oog op de ontsluiting van documenten uit de archieven, is het denkbaar dat meer oude voorvallen opnieuw aandacht krijgen. Zoals uiteengezet in mijn brief van 18 september jl.3 zijn de maatregelen sinds 2001 verscherpt. Dit sluit voorvallen met chroomhoudende verf na 2001 echter niet uit. Graag onderstreep ik dat alle voorvallen, dus ook na 2001, in het RIVM-onderzoek worden meegenomen.
Nieuwe voorvallen
Ondanks de toegenomen aandacht bij Defensie voor het werken met gevaarlijke stoffen, zijn nieuwe voorvallen evenmin uit te sluiten. Het is dan vooral van belang dat die direct worden gemeld. Maatregelen moeten in dat geval onverwijld kunnen worden getroffen. Zo is er recent een melding geweest van een voorval in het inzetgebied in Mali tijdens onderhoudswerkzaamheden aan de rotorbladen van een Apache-helikopter.
Onder de coating van de rotorbladen van de Apache kan zich chroomhoudende primer (grondverf) bevinden. In Nederland worden werkzaamheden aan het verfsysteem van de rotorbladen daarom alleen uitgevoerd onder geconditioneerde omstandigheden door gespecialiseerd personeel, dat hiermee rekening houdt. In Mali moest het verfsysteem echter ter plekke worden bijgewerkt omdat de voorlijsten van deze rotorbladen door lokale omstandigheden tot op het metaal waren afgesleten. Voor het aanbrengen van nieuwe (chroomvrije) verf moest de ondergrond worden geschuurd, waarbij chroomaathoudend schuurstof van de oude primer is vrijgekomen. Het personeel droeg tijdens de werkzaamheden persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals overall, handschoenen en gelaatsmaskers, en heeft daardoor geen risico gelopen. Chroomhoudende schuurstof is echter in de hangaar achtergebleven omdat er geen afzuiging werd gebruikt. Ander personeel, dat die bewuste dag in de hangaar is geweest, is daardoor mogelijk indirect in aanraking gekomen met chroomdeeltjes. Het gaat dus om een korte periode. De arbodienst heeft de risico’s als beperkt aangemerkt.
Het helikopterdetachement heeft, in overleg met de arbodienst, onverwijld een plan van aanpak opgesteld om de hangaar schoon te maken, betrokken personeel te registreren en het bewustzijn van het hele detachement over het werken met chroomhoudende verf te verhogen. De werkzaamheden in Mali zullen voortaan op een afgescheiden locatie worden uitgevoerd, waardoor de risico’s verder worden beperkt.
Voorlichtingsbijeenkomsten
In mijn brief van 18 december jl.4 heb ik u geïnformeerd over de vijf voorlichtingsbijeenkomsten, die vanaf augustus jl. zijn gehouden voor (oud-)medewerkers van de POMS-locaties. In januari 2015 heeft Defensie vijf voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor het huidige en voormalige personeel van de defensielocaties waar nu nog chroomhoudende verf wordt toegepast. In totaal zijn er nu dus tien voorlichtingsbijeenkomsten geweest, die in totaal door ongeveer 1.700 mensen zijn bezocht.
In de voorlichtingsbijeenkomsten in januari hebben (oud-)medewerkers ervaringen gedeeld en (kritische) vragen gesteld. Daarbij zijn ook opmerkingen gemaakt over de omstandigheden in het algemeen, vooral in geval van een verouderde locatie die op renovatie wacht (deze renovatie is overigens gepland). Er werden ook zorgen geuit over de huidige veiligheid van het werken met chroomhoudende verf. De betrokken leidinggevenden hebben direct gereageerd op de signalen. Ook is gerapporteerd dat voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen op de locaties beschikbaar zijn. De voorraad van deze middelen binnen Defensie is voorts toereikend.
Bij iedere voorlichtingsbijeenkomst zijn bedrijfsmaatschappelijk werkers aanwezig. Zij zijn beschikbaar voor iedereen die daaraan behoefte heeft, zowel actief dienende medewerkers als postactieven, burgers en militairen. (Voormalige) medewerkers kunnen ook zelf contact opnemen met het bedrijfsmaatschappelijk werk.
Onderzoeken
Zoals bekend, voert het RIVM onderzoek uit naar de blootstelling van (oud-)medewerkers van Defensie aan chroomhoudende verf en de gevolgen daarvan voor hun gezondheid. Om dit onderzoek mogelijk te maken, heeft Defensie de afgelopen maanden alle in de archieven teruggevonden relevante documenten beschikbaar gesteld en openbaar gemaakt. Het doorzoeken van de archieven gaat nog voort. Het onderzoek van het RIVM bevindt zich momenteel in de beginfase. Onderzoekers van het RIVM houden gesprekken met alle belanghebbenden om de onderzoeksvragen helder te krijgen. Het RIVM legt deze vervolgens voor aan de paritaire commissie.
Tijdens het debat over het onderzoek naar giftige stoffen bij Defensie van 11 november jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 22, item 26) heb ik u toegezegd een aantal vragen vanuit de Kamer door te geleiden naar het RIVM. Dat is inmiddels gebeurd. Het betreft de volgende twee vragen:
(1) of Defensie chroomhoudende verf heeft gebruikt terwijl men wist dat dat levensgevaarlijk was;
(2) of chroomhoudende verf gevolgen heeft voor nakomelingen, en zo ja welke.
De onderzoeken van de GGD's op de voormalige POMS-locaties zijn in volle gang. Zoals ik heb gezegd in het debat van 11 november jl., is naar aanleiding van de eerste onderzoeksresultaten van de GGD Zuid Limburg besloten om aanvullend onderzoek te verrichten. Er is met de GGD’s afgesproken dat de onderzoeksresultaten in het eerste kwartaal van dit jaar beschikbaar zullen zijn.
De arbodienst van Defensie, het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG), voert onderzoek uit op de tien defensielocaties waar nu nog met chroomhoudende verf wordt gewerkt. Het doel van dit onderzoek is te bepalen of alle maatregelen die zijn getroffen om veilig met chroomhoudende verf te werken, afdoende zijn. Daartoe worden de arbeidsprocessen gecontroleerd en worden metingen verricht. Ook wordt beoordeeld of de juiste veiligheidsmaatregelen zijn voorgeschreven en of deze correct worden toegepast, inclusief het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik in april 2015.
Zoals uiteengezet tijdens het debat van 11 november jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 22, item 26) wordt intern tevens een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop het veilig werken met gevaarlijke stoffen in het algemeen is geregeld. De nadruk ligt daarbij op de zogenaamde CMR-stoffen: carcinogeen (kankerverwekkend), mutageen (veranderingen in erfelijke eigenschappen inducerend) of reprotoxisch (schadelijk voor de voortplanting of het nageslacht). Daarbij wordt ook de werking van het veiligheidsmanagementsysteem van Defensie bezien. Dit systeem heeft tot doel zeker te stellen dat risico’s zijn geïnventariseerd en geanalyseerd, en dat de daaruit volgende beschermende maatregelen zijn genomen om een veilige bedrijfsvoering en operationele taakuitvoering zeker te stellen. De eerste resultaten van dit onderzoek verwacht ik eveneens in april 2015.
Ten slotte
Defensie neemt de zorg voor haar medewerkers zeer serieus. Daarom heb ik direct opdracht gegeven tot genoemde onderzoeken. Ik weet dat personeelsleden ongerust zijn en dat zij behoefte hebben aan informatie. Daarom wordt (oud-)medewerkers aanbevolen zich te melden bij het ABP, voor zover dat nog niet is gebeurd. Op die manier kan Defensie betrokkenen op de hoogte houden van de voortgang van het onderzoek.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert