Vastgesteld 29 september 2014
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 18 september 2014 inzake de stand van zaken onderzoeken CARC en chroomhoudende verf en reactie op verzoek van het lid Hachchi over het gebruik van giftige verf bij Defensie (Kamerstuk 34 000 X, nr. 4).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 september 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De griffier van de commissie, Van Leiden
1
Sinds wanneer bent u bekend met deze problematiek?
9
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van deze problematiek door de tijd heen?
Defensie werkt al jaren met chroomhoudende verven, net als bijvoorbeeld de civiele luchtvaart. Vanaf de jaren 80 is de aandacht voor de arbeidsomstandigheden en veiligheidsmaatregelen bij het werken met gevaarlijke stoffen toegenomen. In de jaren 90 is het bewustzijn hieromtrent binnen Defensie verder gegroeid en is het werken met gevaarlijke stoffen ook onderdeel geworden van controles van de Arbeidsinspectie. Uit archiefstukken valt te herleiden dat de Arbeidsinspectie in 1993 en 1994 handhavend heeft opgetreden vanwege de arbeidsomstandigheden op de vliegbasis Twenthe en in 2001 betrokken is geweest bij het Hoger Onderhoudsbedrijf van de Landmacht. Eind jaren 90 zijn er verschillende onderzoeken bij Defensie uitgevoerd, ondermeer bij de Luchtmacht en de voormalige POMS-sites. Staatssecretaris Van Hoof heeft uw Kamer hierover geïnformeerd onder andere in oktober 1998 (Kamerstuk 26 200 X, nr. 5) en november 2001 (Kamerstuk 28 000 X, nr. 18). Sinds die tijd is binnen Defensie voortdurend gewerkt aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden om te voldoen aan de normen.
Het historisch onderzoek is noodzakelijk om te komen tot een goede reconstructie door de jaren heen.
2
Welke maatregelen zijn genomen sinds de problematiek bekend is?
3
Wanneer en hoe zijn de maatregelen geïmplementeerd?
10
Hoe vaak, wanneer en op welke plekken is in het verleden onderzoek gedaan?
Op meer defensielocaties is onderzoek gedaan naar chroom VI. Onderzoeken zijn onder andere uitgevoerd in 1998 bij vliegbasis Twenthe door TNO en in 2012 bij de Luchtmacht in verband met de haalbaarheidstoets chroom VI in het kader van de verlaging van de MAC-waarden1. Ook bij de Landmacht is onderzoek gedaan naar de gezondheidsomstandigheden rondom chromaatgerelateerde werkzaamheden. Zo is in 1998 onderzoek gedaan naar dergelijke werkzaamheden aan voertuigen. In 2000 is arbeidsgezondheidskundig onderzoek uitgevoerd bij spuiters en preserveerders, de risicogroepen in verband met blootstelling aan chroom VI. Er werden toen geen gezondheidsklachten gesignaleerd die in verband konden worden gebracht met het werken met gevaarlijke stoffen.
In ieder geval vanaf 1998 zijn verschillende maatregelen genomen om de blootstelling aan chromaathoudende verven te beperken en zo mogelijk te voorkomen. Zo zijn chromaatvrije verfsystemen ingevoerd. Daarnaast dienen persoonlijke beschermingsmiddelen, die hiervoor op de persoon zijn uitgereikt, te worden gebruikt. Het schuren en slijpen aan voertuigen, waarop mogelijk chroomhoudende verven zijn aangebracht, is beperkt tot het hoogstnoodzakelijke. Bij het bewerken van (oudere) voertuigen waarop mogelijk chroomhoudende verven zijn aangebracht, zijn persoonlijke beschermingsmiddelen in combinatie met ruimtelijke en bronafzuiging verplicht. Ook is besloten het personeel extra te beschermen door het verstrekken van en voorschrijven van wegwerpoveralls bij schuur- en spuitwerkzaamheden, alsmede toereikende adembescherming voor het schuren en slijpen. Voor het spuiten en lassen zijn specifieke adembeschermingsmiddelen met actieve koolfiltering voorgeschreven of heeft men adembescherming gebruikt met externe versluchttoevoer en filtering.
Momenteel is het historisch onderzoek gaande. Dit moet leiden tot een totaaloverzicht van de onderzoeken en de genomen maatregelen.
4
Hoe vaak, wanneer en van welke locaties zijn klachten binnengekomen bij het Ministerie van Defensie?
5
Wanneer is de eerste klacht bij uw ministerie binnen gekomen?
In augustus 2013 heeft Defensie een claim ontvangen met betrekking tot gezondheidsklachten ten gevolge van het werken met CARC. Nadat eind maart 2014 het meldpunt is geopend, hebben zich tot en met 18 september jl. in totaal 515 (oud-)medewerkers laten registreren bij het meldpunt. Ongeveer 20 procent van hen heeft hierbij gezondheidsklachten van uiteenlopende aard gemeld. (Oud-)medewerkers die met CARC en chroomhoudende verf hebben gewerkt, kunnen zich nog steeds laten registreren bij het meldpunt.
De meldingen tot op heden zijn als volgt verdeeld over de verschillende defensielocaties: 495 meldingen van de voormalige POMS-sites (Brunssum, Eygelshoven, Vriezeveen, Coevorden en Ter Apel), twee van De Peel, twee uit Den Helder, één van Kamp Nieuw Millingen, drie van voormalig vliegkamp Valkenburg, één van vliegkamp De Kooy, vijf van Veenhuizen, één van vliegbasis Eindhoven, één van vliegbasis Twenthe en één van vliegbasis Volkel. Van de 22 meldingen die betrekking hebben op locaties buiten de POMS-sites, hebben drie personen gezondheidsklachten gemeld.
6
Wat heeft u en/of uw ministerie met de klachten gedaan?
Defensie registreert de gezondheidsklachten van de melders. De melders worden op de hoogte gehouden over de voortgang van het onderzoek. In oktober zal Defensie gespreksbijeenkomsten organiseren voor alle (oud-)medewerkers. Zodra de uitkomsten van het RIVM-onderzoek bekend zijn, zal Defensie uiteraard direct bezien wat deze betekenen voor de individuele (oud-)medewerkers. In de tussentijd ontvangen mensen met problemen niet alleen hulp van de gebruikelijke zorginstanties maar, waar nodig, ook van Defensie.
7
Hoelang nadat het bekend was, vond u het nodig de Kamer te informeren over de berichten?
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 1 is de Kamer al sinds 1998 op de hoogte gesteld van de risico’s van het werken met chroomhoudende verven. Nadat er vanaf eind maart meldingen bij het meldpunt en in juni nieuwe claims bij Defensie binnen zijn gekomen, heb ik op 27 juni jl. (Kamerstuk 33 750 X, nr. 66) uw Kamer geïnformeerd over een onderzoek naar chroomhoudende verf.
8
Waarom heeft u nog geen reactie gegeven op de onthullingen dat chroom-6 gevolgen voor vruchtbaarheid en DNA heeft en graag een appreciatie van deze wetenschappelijke bevindingen?
De kankerverwekkende eigenschap van chroom VI vormt een zeer ernstig gezondheidsrisico, dat is algemeen bekend. Door het International Agency for Research on Cancer is chroom VI als een kankerverwekkende stof voor de mens geclassificeerd.
Over de gezondheidsrisico’s van chroom VI in relatie tot de voortplanting is minder bekend. Er is momenteel een beperkt aantal onderzoeken dat specifieke effecten bij de mens kan relateren aan blootstelling. In de context van het Organic Psycho Syndroom (OPS, schildersziekte) wordt ook niet uitgesloten dat het werken met oplosmiddelen schadelijke effecten kan hebben op de voortplanting.
Het Agency for Toxic Substances and Disease Registry (ATSDR)2 bericht over enkele onderzoeken naar werknemers die zijn blootgesteld aan chroom VI en de invloed hiervan op de voortplanting. Deze studies tonen een verband aan tussen blootstelling aan chroom VI en de kwaliteit en kwantiteit van sperma en complicaties bij zwangerschap of geboorte. In het rapport van het ATSDR wordt opgemerkt dat de kwaliteit van deze onderzoeken onvoldoende was om conclusies over de invloed van chroom VI op de voortplanting bij mensen te onderbouwen. In dierexperimenteel onderzoek wordt de invloed van chroom VI op de voortplanting wel duidelijk aangetoond.
Om uiteindelijk tot een compleet en gevalideerd beeld te komen zal ik het RIVM vragen welke gezondheidseffecten causaal in verband staan met de blootstelling aan chroom VI en CARC.
11
Hoe vaak en wanneer zijn schadevergoedingen uitgekeerd?
Bij het Dienstencentrum Juridische Dienstverlening is zowel in de lopende zaken als in de archieven nagegaan in welke zaken Defensie aansprakelijk is gesteld voor een aandoening die wordt veroorzaakt door chroom VI. Tot voor kort werden zaken niet op de term chroom VI of chroomhoudende verf geregistreerd. Daarom is gezocht op OPS/CTE, beter bekend als schildersziekte. Uit het systeem, dat terug gaat tot (de lopende zaken in) 2004, kwamen veertien zaken naar voren.
In deze dossiers wordt gesteld dat de (oud-)medewerkers hebben gewerkt met bepaalde (oplos)middelen, waardoor de aandoening is ontstaan. Het aansprakelijkheidsonderzoek is gericht op de blootstelling aan bestanddelen/ oplosmiddelen in het algemeen en niet specifiek op chromaten en de eventuele gevolgen daarvan. In zes van de veertien zaken wordt op enig moment tevens melding gemaakt van chromaten, waaronder chroom VI. In vijf van de zes zaken heeft Defensie de aansprakelijkheid erkend. Dit is gebeurd tussen 1999 en 2011. Bij geen van deze gevallen is er sprake van aansprakelijkheid voor gezondheidsschade ten gevolge van enkel één bestanddeel in verf of andere (vloei)stoffen waarmee is gewerkt, dus ook niet voor chroom VI. In één geval is een causaal verband betwist en is de zaak tot op heden aangehouden. Een schikking is gebruikelijk als niet is uit te sluiten dat er geen causaal verband is tussen de blootstelling aan bestanddelen/oplosmiddelen en de gezondheidsschade. Beide partijen hebben dan belang bij een schikking om zo langdurige juridische procedures te voorkomen.
Het is niet uit te sluiten dat er verder in het verleden nog zaken zijn behandeld waarin personeel is blootgesteld aan chroom VI. Ook is niet uit te sluiten dat er zaken niet in het systeem zijn teruggevonden, omdat tot voor kort de term chroom VI of chroomhoudende verf niet werd geregistreerd.