Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2014
Tijdens het wetgevingsoverleg over personeel op 3 november jl. is de motie-Hachchi (Kamerstuk 34 000 X, nr. 23) over het schrappen van de aanwijzing over extern optreden aangehouden. Ik heb daarbij toegezegd nog een keer kritisch te kijken naar nut en noodzaak van deze aanwijzing1.
Het communicatiebeleid van Defensie is erop gericht de zichtbaarheid van en de kennis over de defensieorganisatie in samenleving en politiek te vergroten. Hierin wordt ruimte gegeven aan het defensiepersoneel om, vanuit de functionele verantwoordelijkheid, toe te lichten hoe Defensie zich voorbereidt op bijvoorbeeld inzet van de krijgsmacht voor nationale en internationale taken en het verloop van deze inzet.
Defensie is net als andere departementen gebonden aan de rijksbrede aanwijzingen over externe contacten van rijksambtenaren. De aanwijzingen zijn bedoeld om invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid (volledige en juiste informatie), de wettelijke kaders voor meningsuiting door ambtenaren en de wettelijke geheimhoudingsplicht voor informatie waarvan men in verband met zijn functie kennis heeft genomen.
De interne aanwijzing SG van Defensie is dan ook een uitvloeisel van de rijksbrede aanwijzingen. Dit staat een ontspannen contact tussen Defensie en parlement niet in de weg. Defensie wijst in deze aanwijzing haar medewerkers immers niet alleen op de rijksbrede aanwijzingen en wettelijke restricties die gelden, maar ook op de mogelijkheden die ze hebben om hun verhaal te vertellen aan de buitenwereld tijdens werkbezoeken, open dagen en vele ander momenten van informeel contact. Dit voorziet in een behoefte van het personeel.
Intrekking van deze aanwijzing ligt niet in de rede. Ik moet de motie derhalve ontraden.
De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert