Kamerstuk 34000-X-4

Stand van zaken onderzoeken CARC en chroomhoudende verf en reactie op verzoek van het lid Hachchi over het gebruik van giftige verf bij Defensie

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015

Gepubliceerd: 18 september 2014
Indiener(s): Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-X-4.html
ID: 34000-X-4

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2014

In deze brief informeer ik u over de stand van zaken van de onderzoeken naar Chemical Agent Resistant Coating (CARC) en chroomhoudende verf bij Defensie. De vaste commissie van Defensie (VCD) heeft gevraagd naar de planning van de lopende onderzoeken (ingezonden 10 september jl.). Tijdens de regeling van werkzaamheden op 11 september jl. heeft uw Kamer voorts gevraagd om een reactie op recente berichten dat het om meer medewerkers gaat dan tot nu toe werd aangenomen.

Planning van de onderzoeken

Zoals gemeld in mijn brief van 27 juni jl. (Kamerstuk 33 750 X, nr. 66) en mijn antwoorden op de vragen van de leden Van Dijk en Ulenbelt (beiden SP) van 22 augustus jl. (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2767), is onderzoek gaande, te weten een historisch onderzoek en een onderzoek naar de huidige veiligheid op voormalige POMS-sites. Beide onderzoeken probeer ik, met inachtneming van de vereiste zorgvuldigheid en waar mogelijk, te versnellen.

Onderzoek huidige veiligheid

De GGD Zuid Limburg is voortvarend te werk gegaan met het onderzoek naar de huidige veiligheid op de locaties Eygelshoven en Brunssum. Het personeel, werkzaam op deze plaatsen, is en wordt geïnformeerd. Met het oog op de onrust onder het personeel van de overige locaties, en een aanvullend verzoek van de gemeenten Twenterand en Almelo, heb ik de GGD’s Groningen, Drenthe en Twente inmiddels gevraagd om ook die locaties direct te onderzoeken. De onderzoeken vinden nu dus parallel plaats. Naar verwachting kunnen de eerste onderzoeksresultaten nog dit jaar bekend worden gemaakt.

Historisch onderzoek

Ook het historisch onderzoek is in volle gang. In oktober zal Defensie de gegevens en rapporten, die in het archief en elders zijn aangetroffen, op internet publiceren. Dit zou betekenen dat al op korte termijn kan worden gestart met het beoordelen van de beschikbare informatie door een onafhankelijk instituut. Hierover ben ik momenteel in gesprek met het RIVM. Ook ervaringen van oud-medewerkers worden bij het onderzoek betrokken. Op dit moment is overigens nog niet bekend hoe lang het RIVM nodig heeft voor de beoogde beoordeling. Zodra de uitkomsten van het RIVM-onderzoek bekend zijn, zal Defensie uiteraard direct bezien wat deze betekenen voor de individuele (oud-)medewerkers. In de tussentijd ontvangen mensen met problemen niet alleen hulp van de gebruikelijke zorginstanties maar, waar nodig, ook van Defensie.

NB: In verschillende media, waaronder NRC Handelsblad van 3 september jl., worden op grond van één of meerdere rapporten alvast conclusies getrokken. Ik acht het van belang de onderzoeksresultaten af te wachten alvorens hierop te reageren.

Verbreding van de onderzoeken

Ook op andere defensielocaties dan de POMS-sites is chroomhoudende verf gebruikt. Dat was reeds bekend. Vanaf het einde van de jaren negentig heeft Defensie onderzoek gedaan, en laten doen, naar blootstelling aan chroomverbindingen en de wijze van bescherming. Deze onderzoeken hebben geleid tot verdere aanscherping van de veiligheidsmaatregelen en aangepaste werkwijzen om het vrijkomen van deze stoffen te beperken. Hierover is de Kamer onder meer geïnformeerd in de brief van 7 november 2001 (Kamerstuk 28 000 X, nr. 18).

Ook nu wordt er op verschillende locaties nog gewerkt met CARC en chroom VI. Het betreft werkzaamheden aan vliegtuigen, enkele wapensystemen en oud-defensiematerieel. Voor vliegtuigen, civiel en militair, is chroom VI-houdende verf een noodzakelijk middel om corrosie tegen te gaan en zo te voldoen aan de luchtwaardigheidseisen. Op dit moment zijn er geen goedgekeurde alternatieven. Wel is er wereldwijd onderzoek hiernaar gaande, zoals onder meer gemeld in het Jaarverslag Defensie 2012 (Kamerstuk 33 605 X, nr. 1 van 15 mei 2013, blz. 124).

Sinds 2001 zijn de maatregelen, om het risico van blootstelling te voorkomen, verder verscherpt. Dit betreft zowel maatregelen aan de bron, bijvoorbeeld het gebruik van afzuiginstallaties en straal- en spuitcabines, als het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Tevens is voorgeschreven dat aan de maatregelen uitvoering moet worden gegeven naar de laatste stand der techniek, ongeacht de kosten.

Bovenstaande neemt niet weg dat er ook op de andere Defensielocaties onrust is ontstaan onder (voormalig) personeel. Voorts hebben enkele bonden van militair personeel mij op 12 september jl. verzocht om het onderzoek uit te breiden naar alle defensielocaties waar met chroomhoudende verven of primers werd of wordt gewerkt. Inmiddels heb ik besloten conform te handelen.

(Oud-)medewerkers die met CARC of chroom VI hebben gewerkt, kunnen zich laten registreren bij het meldpunt van het ABP Zorgloket. Dit geldt dus ook voor (oud-)medewerkers op ander locaties dan de POMS-sites. Tot dusver hebben 515 mensen zich gemeld. Hiervan heeft ongeveer 20 procent medische klachten van uiteenlopende aard. De melders worden zo veel mogelijk op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de onderzoeken. Eind augustus is tevens met enkele melders gesproken. In oktober zal Defensie gespreksbijeenkomsten organiseren voor alle (oud-)medewerkers.

Ten slotte

In verband met de beoogde verbreding van de onderzoeken, en het in goede banen leiden hiervan, heb ik besloten een taskforce CARC en chroom VI in te stellen. Commodore b.d. F. Groen leidt deze taskforce. De taskforce richt zich volledig op het begeleiden van de onderzoeken en de communicatie naar de betrokkenen.

Ik acht het cruciaal dat de onderzoeken voortvarend en grondig worden uitgevoerd. De (oud-)medewerkers van Defensie hebben hier recht op.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert